Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012IP0420

    Resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 over de afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: welke strategie om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (2012/2077(INI))

    PB C 419 van 16.12.2015, p. 10–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.12.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 419/10


    P7_TA(2012)0420

    Afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten

    Resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 over de afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: welke strategie om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (2012/2077(INI))

    (2015/C 419/03)

    Het Europees Parlement,

    gezien zijn resolutie van 7 september 2010 inzake billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa (1),

    gezien de mededeling van de Commissie over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (COM(2012)0148),

    gezien het Groenboek van de Commissie over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (COM(2011)0436),

    gezien de horizontale regeling voor afzetbevordering, die werd vastgelegd in Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 (2) en de uitvoeringsverordening daartoe, Verordening (EG) nr. 501/2008 van de Commissie van 5 juni 2008 (3),

    gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (4),

    gezien de studie die in 2011 namens de Commissie werd uitgevoerd genaamd „Evaluation of Promotion and Information Actions for Agricultural Products” (Beoordeling van afzetbevorderings- en voorlichtingsacties voor landbouwproducten) (5),

    gezien het verslag van de Commissie betreffende de toepassing van Verordening van de Raad (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (SEC(2010)1434),

    gezien de conclusies van de Raad van 15/16 december 2011 betreffende de toekomst van het beleid inzake afzetbevordering in de landbouw,

    gezien de op 12 oktober 2011 ingediende wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor de hervorming van het GLB (COM(2011)0625/3, COM(2011)0627/3, COM(2011)0628/3, COM(2011)0629, COM(2011)0630/3, COM(2011)0631/3), en het voorstel voor een integrale-GMO-verordening,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (NAT/560),

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (NAT/525) (6),

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0286/2012),

    A.

    overwegende dat de Commissie in maart 2012 een mededeling over voorlichting en afzetbevordering heeft gepubliceerd, die naar verwachting eind dit jaar gevolgd zal worden door wetsvoorstellen;

    B.

    overwegende dat de agrolevensmiddelensector een sterke en vitale sector voor economische groei en innovatie in alle lidstaten kan worden, met name in plattelandsgebieden en op regionaal niveau, en kan zorgen voor hogere landbouwinkomens en meer werkgelegenheid en groei;

    C.

    overwegende dat voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen in de jaren 80 werden ingevoerd met als doel de landbouwoverschotten weg te werken en later ook werden gebruikt als instrument om crisissituaties in de voedingsindustrie aan te pakken, zoals de uitbraak van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) — beter bekend als de gekkekoeienziekte — in 1996 en de dioxinecrisis in 1999;

    D.

    overwegende dat voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen in deze tijd een grotere en constantere rol moeten spelen en ertoe moeten bijdragen dat producten rendabeler worden, dat de mededinging op externe markten eerlijker wordt en dat de consumenten meer en beter worden voorgelicht;

    E.

    overwegende dat dit soort steun momenteel gefinancierd wordt in het kader van Verordening (EG) nr. 3/2008, beter bekend als de „horizontale regeling voor afzetbevordering”; overwegende dat een door de Commissie aangevraagde beoordelingsstudie van het afzetbevorderingsbeleid in 2011 tot de conclusie kwam dat een consistente en alomvattende strategie van de Unie inzake voorlichting en afzetbevordering ontbrak;

    F.

    overwegende dat Verordening (EG) nr. 1234/2007 betreffende de integrale gemeenschappelijke marktordening (iGMO), die momenteel herzien wordt in het kader van het hervormingsproces van het GLB, steun verleent aan specifieke afzetbevorderingsmaatregelen voor de wijn-, fruit- en groentesector als onderdeel van bredere programma's; overwegende dat afzetbevorderingsmaatregelen voor producten die worden gedekt door de voedselkwaliteitsregelingen momenteel gefinancierd worden in het kader van het beleid voor plattelandsontwikkeling;

    G.

    overwegende dat de wijnconsumptie in de Europese Unie constant daalt en dat er geen Europese maatregelen voor de interne bevordering van dit product bestaan;

    H.

    overwegende dat de uitgaven voor de horizontale regeling voor afzetbevordering in de begroting van 2012 ongeveer 56 miljoen euro bedragen, wat neerkomt op circa 0,1 % van de totale GLB-uitgaven;

    I.

    overwegende dat voor de begroting ook rekening moet worden gehouden met de meest recente doelstellingen van het voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid, die niet alleen betrekking hebben op het herstellen van het vertrouwen van de consument na crisissituaties, maar ook op het rendabeler maken van producten, bewerkstelligen van een eerlijkere mededinging op externe markten en het meer en beter voorlichten van consumenten;

    J.

    overwegende dat de uitgaven voor alle andere afzetbevorderings- en voorlichtingsmaatregelen van het GLB, met name in het kader van de integrale GMO en het beleid inzake plattelandsontwikkeling, tussen de 400 en 500 miljoen euro per jaar bedragen, wat nog steeds minder is dan 1 % van de totale uitgaven voor het GLB, en duidelijk te weinig, vooral om het concurrentievermogen van Europese producten op de wereldmarkt te verbeteren;

    K.

    overwegende dat een van de sterke punten van de Unie wat betreft voedselproductie de verscheidenheid en specificiteit van haar producten is, die met verschillende geografische gebieden en verschillende traditionele methodes verbonden zijn en unieke smaken bieden, met de gevarieerdheid en authenticiteit waarnaar de consumenten steeds vaker op zoek zijn, zowel binnen de EU als daarbuiten;

    L.

    overwegende dat het afzetbevorderingsbeleid een belangrijk GLB-instrument is dat kan bijdragen aan het concurrentievermogen en de levensvatbaarheid van de landbouw- en levensmiddelensector op lange termijn;

    M.

    overwegende dat de EU onlangs een lijst van goedgekeurde voedings- en gezondheidsclaims heeft gepubliceerd die in december 2012 van kracht wordt en aldus een einde maakt aan jaren van onzekerheid voor de voedingsindustrie, omdat ze de afzetinstrumenten biedt die essentieel zijn om de aandacht van de consument te trekken en hem beter in staat te stellen om bewuste keuzes te maken;

    N.

    overwegende dat het concurrentievermogen van de landbouw- en levensmiddelensector van de EU op wereldniveau nog kan groeien indien de EU in staat is de Europese levensmiddelendiversiteit en het Europese productiemodel, dat aan hoge normen inzake kwaliteit, veiligheid, dierenwelzijn en ecologische duurzaamheid, enz. onderworpen is, te promoten en zo andere landbouwgrootmachten ertoe aanmoedigt dit model over te nemen, zodat er gelijke productievoorwaarden en eerlijke concurrentieverhoudingen ontstaan;

    O.

    overwegende dat de toenemende globalisering van de handel ontegenzeglijk een aantal uitdagingen meebrengt, maar tegelijkertijd ook nieuwe markten opent en nieuwe groeikansen biedt;

    P.

    overwegende dat de Raad, in zijn conclusies van december 2011 betreffende het beleid voor afzetbevordering voor landbouwproducten verklaart dat er ook voorlichtings- en afzetbevorderingsacties moeten komen ter stimulering van het potentieel van de lokale landbouw en de distributie via korte kanalen, en dat deze acties moeten worden ingepast in plattelandsontwikkelingsprogramma's, zoals de Commissie al had voorgesteld;

    Q.

    overwegende dat het noodzakelijk en belangrijk is voldoende middelen uit te trekken voor een beleid dat de afzet van Europese landbouwproducten en levensmiddelen bevordert en bijdraagt tot het concurrentievermogen van de landbouw- en levensmiddelensector door voordeel te trekken uit de diversiteit, de toegevoegde waarde en de kwaliteit van de producten ervan;

    R.

    overwegende dat er een onlosmakelijke band bestaat tussen de Europese landbouw en de levensmiddelenindustrie, die 70 % van de landbouwgrondstoffen verwerkt en als levensmiddelen verkoopt; dat 99 % van de Europese levensmiddelen- en drankenbedrijven kmo's zijn, waarvan 52 % op het platteland is gevestigd, wat hen tot een drijvende economische en sociale kracht in het Europese plattelandsmilieu maakt;

    S.

    overwegende dat GLB-steun voor het ontwikkelen van korte voorzieningsketens en lokale markten wordt gefinancierd door het beleid voor plattelandsontwikkeling, wat inderdaad de beste benadering is, aangezien dergelijke initiatieven kleinschalig en erg lokaal zijn en lokale tewerkstelling creëren;

    T.

    overwegende dat unieke traditionele Europese producten een aanzienlijk groeipotentieel hebben en aantrekkelijk zijn voor consumenten op grotere derde markten, en dat deze producten baat zouden hebben bij doelgerichte en intensievere afzetbevorderingsprogramma's en voor werkgelegenheid en groei in regionale gebieden zouden kunnen zorgen;

    U.

    overwegende dat een van de doelstellingen van de wetgevingsvoorstellen die momenteel ter tafel liggen in verband met de GLB-hervorming voor de periode na 2013 is ervoor te zorgen dat dit beleid volledig kan bijdragen tot de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie;

    V.

    overwegende dat Verordening (EG) nr. 1234/2007 betreffende de integrale GMO regels bevat voor de financiering van de schoolfruit- en schoolmelkprogramma's; overwegende dat volgens het huidige voorstel om de gemeenschappelijke marktordening te herzien (COM(2011)0626), het medefinancieringspercentage door de EU voor de schoolfruitregeling verhoogd zou moeten worden van 50 % tot 75 % van de kosten (en van 75 % tot 90 % in convergentieregio's);

    W.

    overwegende dat de schoolfruit- en schoolmelkprogramma's ook educatieve doelstellingen nastreven, onder andere leerlingen een beter idee geven van de manier waarop voedsel geproduceerd wordt en hoe het leven op een boerderij eruit ziet;

    X.

    overwegende dat de diverse afzetbevorderingsprogramma's, mits zij effectief worden uitgevoerd, ervoor helpen zorgen dat de Europese landbouwproducten in Europa en de hele wereld erkend worden en dat de consument zich meer bewust wordt van de hoge normen inzake voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieubescherming waaraan de Europese landbouwers voldoen en die voortdurend gecontroleerd en verbeterd worden;

    Y.

    overwegende dat Verordening (EG) nr. 814/2000 ernaar streeft burgers het Europese landbouwmodel te helpen begrijpen en het bewustzijn bij de burgers over deze kwesties te vergroten; overwegende dat er vandaag waarschijnlijk meer onwetendheid en misverstanden over de landbouw zijn dan tijdens eender welke andere periode in de geschiedenis van Europa, en dat een belangrijke factor waarvan het publiek zich het minst bewust is de aanzienlijke stijging van de productiekosten in de landbouw is als gevolg van de door de EU opgelegde verplichtingen inzake voedselveiligheid en -hygiëne, sociaal welzijn van werkenden, instandhouding van het milieu en dierenwelzijn, verplichtingen die in veel gevallen niet gelden voor de rechtstreekse concurrenten van de EU op de landbouwmarkten; overwegende dat een van de belangrijke factoren waarover in de publieke opinie de meeste misverstanden bestaan is dat men zich niet bewust is van de aanzienlijke bijdrage die de landbouw levert aan het terugringen van de broeikasgasemissies, en van de lange lijst van collectieve voordelen die de landbouw oplevert.

    Algemene benadering

    1.

    verwelkomt de mededeling van de Commissie over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen", die een eerste stap moet vormen naar de opwaardering van Europese producten in de ogen van zowel de Europeanen als de consumenten in andere werelddelen en naar verhoging van de rentabiliteit ervan;

    2.

    steunt de vier belangrijkste doelstellingen die in de mededeling werden bepaald, namelijk te zorgen voor een grotere Europese toegevoegde waarde in de voedingssector, een aantrekkelijker en trefzekerder beleid, een eenvoudiger beheer en meer synergie tussen de verschillende afzetbevorderingsinstrumenten;

    3.

    is van oordeel dat er evenveel aandacht moet worden geschonken aan het afzetbevorderingsbeleid voor de interne als aan dat voor de externe markt, aangezien beide voordelen opleveren voor producenten en consumenten;

    4.

    benadrukt dat het EU-afzetbevorderingsbeleid intern, op plaatselijk en regionaal niveau en op groeiende wereldmarkten legitiem en belangrijk blijft;

    5.

    is echter van mening dat de doelstellingen van het afzetbevorderingsbeleid van de EU duidelijker moeten worden en naar behoren moeten worden gedefinieerd; benadrukt dat afzetbevorderingsactiviteiten betrekking moeten hebben op alle landbouwlevensmiddelen die voldoen aan Europese kwaliteitsnormen, aangezien dat zal bijdragen tot de doeltreffendheid van die activiteiten en beantwoordt aan de behoeften van de consument; benadrukt ook dat steun aan een landbouw die voor voedselzekerheid, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en een dynamisch platteland zorgt, goed is voor de groei en de werkgelegenheid;

    6.

    benadrukt dat er op de interne markt algemene en constante afzetbevordering nodig is om ervoor te zorgen dat de Europese burgers geïnformeerd worden over de kenmerken en de meerwaarde van de Europese landbouwproducten die zij op de markt aantreffen;

    7.

    benadrukt dat het marktaandeel van Europese landbouwproducten op de externe markt gehandhaafd en vergroot moeten worden en dat er op de nieuwe, opkomende markten moet worden gezocht naar nieuwe afzetmogelijkheden voor deze producten, met meer samenhang tussen het afzetbevorderings- en het handelsbeleid van de EU;

    8.

    meent dat een duidelijke definitie door de Commissie van de doelstellingen van het afzetbevorderingsbeleid van de EU, in combinatie met de vaststellingen van objectieve richtsnoeren voor de lidstaten, een noodzakelijke eerste stap vormt naar meer beleidssamenhang en synergie tussen de verschillende afzetbevorderingsinstrumenten en absoluut essentieel is voor het waarborgen van een transparantere selectie van programma's op nationaal niveau; wijst erop dat de activiteiten van de Unie op dit vlak nationale initiatieven, alsook initiatieven uit de particuliere sector moeten aanvullen;

    9.

    is van mening dat de begroting voor verbeterde voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen aanzienlijk verhoogd moet worden, rekening houdend met de meest recente doelstellingen van het voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid, met name voor de horizontale regeling voor afzetbevordering; is ook van mening dat voor die regeling een aparte begrotingslijn moet worden gecreëerd;

    10.

    benadrukt dat de Europese landbouwsector slechts kans van slagen heeft als hij zijn marktaandeel weet te vergroten en ervoor kan zorgen dat de zeer concurrerende levensmiddelenindustrie haar belangrijke plaats binnen de economie en de handel in de EU behoudt;

    11.

    benadrukt de noodzaak van brede consumentenvoorlichtingscampagnes in de EU en op externe markten over de productkwaliteitsnormen en certificatiestelsels;

    12.

    benadrukt dat horizontale maatregelen voor afzetbevordering in het kader van Verordening (EG) nr. 3/2008 moeten bijdragen tot de ontwikkeling van lokale markten en korte voorzieningsketens en tot nieuwe impulsen voor de interne markt en intensivering van de afzetbevordering van Europese producten op externe markten;

    13.

    is ingenomen met het voorstel van de Commissie om een vierde soort afzetbevorderingsmaatregel in te voeren die betrekking heeft op technische bijstand; acht dit essentieel voor een effectief afzetbevorderingsbeleid, vooral op externe markten;

    14.

    is zich bewust van het potentieel van het „paraplu”-systeem voor voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen;

    15.

    beveelt aan de generieke aard van voorlichtings- en afzetbevorderingsactiviteiten te handhaven;

    Lokale, regionale, interne en externe markt

    16.

    verklaart dat het voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid van de EU drie hoofddoelen moet hebben: op de plaatselijke en regionale markten moet het de verscheidenheid en versheid van producten onder de aandacht brengen, alsook de korte afstand tussen producenten en consumenten, teneinde voor economische heropleving en sociale opwaardering van het plattelandsleven te zorgen; op de interne markt moet het optimaal gebruik maken van de voordelen van de Europese ruimte zonder grenzen en haar 500 miljoen consumenten, teneinde de productie op te voeren en de consumptie van Europese producten te stimuleren; op externe markten moet het profijt trekken uit de hoge normen die het Europese productiemodel kenmerken, teneinde een grotere meerwaarde voor de landbouwlevensmiddelensector te verkrijgen;

    17.

    stelt voor dat de Commissie korte voorzieningsketens ontwikkelt in de lokale en regionale markten en zo nieuwe kansen schept voor landbouwers en andere producenten in plattelandsgebieden en voor beroepsverenigingen van landbouwers en/of landbouwers en andere bedrijven op het platteland, en dat zij een breed scala aan instrumenten ontwerpt om de ontwikkeling van plattelandsgebieden te stimuleren; acht het voorts wenselijk dat de Commissie gidsen opstelt om landbouwers te helpen om meer en beter te investeren in de kwaliteit en de specifieke waarde van hun producten; is van mening dat ook moet worden gedacht over investeren in informatieverspreiding via de media (met name internet);

    18.

    stelt de Commissie voor op het niveau van de interne markt meer steun te verlenen aan de inspanningen van Europese producenten om de capaciteit te verwerven die nodig is om te voldoen aan de hogere verwachtingen van de consument op het gebied van kwaliteit, hygiëne en kennis inzake de oorsprong van verse producten en wanneer die het best kunnen worden geconsumeerd, om aldus de verscheidenheid van producten en levensmiddelen te bevorderen en de mogelijkheid te bieden om kennis te maken met nieuwe producten of nieuwe manieren om traditionele producten te presenteren en te gebruiken;

    19.

    verzoekt daarom om uitbreiding van op specifieke markten of producten gerichte programma's, waarbij de afzetbevorderingsinstrumenten de nadruk moeten leggen op de specifieke kenmerken van productienormen, en altijd de aandacht moeten vestigen op het Europese productiemodel en meer in het bijzonder de Europese kwaliteitsstelsels; acht het ook van belang dat meerlandenprogramma's worden aangemoedigd die betrekking hebben op diverse producten, omdat die enerzijds een ware Europese dimensie geven aan het programma en anderzijds meer specifiek behoefte hebben aan Europese steun; is in dit verband van mening dat voorrang moet worden gegeven aan landen die productieprogramma's uitvoeren waarin rekening wordt gehouden met de marktomstandigheden en het marktpotentieel en tegelijkertijd de Commissie de mogelijkheid geven om de steun voor het aangewezen gebied aan te passen;

    20.

    dringt erop aan dat afzetbevorderingsmaatregelen aantrekkelijker worden gemaakt voor beroepsorganisaties dankzij meer samenwerking tussen lopende nationale en sectorale activiteiten en betere coördinatie met politieke activiteiten, met name vrijhandelsovereenkomsten;

    21.

    acht het noodzakelijk te zorgen voor meer flexibiliteit in de programma's, zodat zij kunnen worden aangepast aan de marktschommelingen die zich tijdens de uitvoeringsfase voordoen; meent dat met het oog daarop ook minder details moeten worden geëist bij de indiening van programma's;

    22.

    meent dat er een betere programmabeoordeling moet komen waarbij gebruik wordt gemaakt van een strak beoordelingssysteem met specifieke indicatoren, zoals stijging van het marktaandeel en groei van de werkgelegenheid; is van mening dat het selectieproces korter moet worden en dat moet worden gedacht aan de mogelijkheid om voorschotten uit te keren aan organisaties;

    23.

    feliciteert de Commissie met de goede resultaten die met het huidige voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid voor landbouwproducten zijn behaald, maar verzoekt om vereenvoudiging en verbetering van dat beleid, waarbij het bijzonder belangrijk is dat de administratieve lasten worden verlicht, in de allereerste plaats door het aantal rapporten dat de Commissie verlangt, te verminderen; acht het wenselijk dat de Commissie een eenvoudig en volledig handboek opstelt dat potentiële begunstigden helpt om aan de aan dit beleid verbonden regels en procedures te voldoen;

    24.

    vestigt de aandacht van de Commissie op het feit dat het produceren van kwaliteitslevensmiddelen voor de externe markten op zich niet volstaat om een goede marktpositie te waarborgen en dat het daarom van vitaal belang is te investeren in afzetbevorderingsprogramma's; is van mening dat die programma's vooraf moeten worden gegaan door marktstudies in derde landen, die eventueel kunnen worden gecofinancierd; meent dat ook moet worden gedacht aan de mogelijkheid om proefprojecten te steunen in derde landen die als potentiële nieuwe markten zijn geïdentificeerd;

    25.

    pleit voor acties om de ontwikkeling van Europese verenigingen en bedrijven te stimuleren en deze aan te moedigen deel te nemen aan wereldfora en concurrerend te zijn dankzij kwaliteit en door prioriteit toe te kennen aan specialisatie en verscheidenheid; meent dat landbouwers en coöperaties daarin moeten worden bijgestaan, onder meer door middel van technische bijstand aan producenten, om hun strategieën uit te voeren en hun exportvermogen te benutten;

    26.

    wenst dat het mogelijk wordt gemaakt ook de oorsprong van producten zonder kwaliteitsbenaming te promoten en hun kenmerken en kwaliteiten onder de aandacht te brengen;

    27.

    meent dat er voor het voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid voor Europese producten een eigen label moet komen dat die producten binnen en buiten de EU identificeert;

    28.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de consument zich meer bewust wordt van het feit dat de Europese landbouwnormen de strengste ter wereld zijn op gebieden als kwaliteit, veiligheid, dierenwelzijn, ecologische duurzaamheid, enz., en dat dit gevolgen heeft voor de eindprijs van het product; meent dat de consumenten transparante informatie moeten krijgen over hoe zij Europese producten en de eigenschappen daarvan kunnen herkennen, zodat zij niet het risico lopen nagemaakte producten te kopen en in staat worden gesteld om te besluiten wat zij willen kopen;

    Oorsprong en kwaliteit

    29.

    gelooft dat kwaliteitsproducten producten zijn die zijn verbonden aan een specifieke productiemethode, geografische oorsprong, traditie of culturele context, en merkt op dat er al regelingen bestaan om deze te beschermen zoals de beschermde oorsprongsbenaming (BOB), de beschermde geografische aanduiding (BGA), biologische labels en gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS); dringt aan op een nieuwe regeling voor lokale landbouw en directe verkoop ten behoeve van lokale kwaliteitsproducten die bedoeld zijn voor consumptie in de regio waarin ze geproduceerd worden;

    30.

    is van mening dat de vermelding van de Europese oorsprong moet prevaleren als belangrijkste identiteit in alle afzetbevorderings- en voorlichtingsactiviteiten, zowel op de interne markt als in derde landen; meent dat kan worden overwogen om in derde landen daarnaast ook de nationale oorsprong te vermelden in gevallen waarin die identiteit sterk is en wanneer dat bijdraagt tot het accentueren van de diversiteit van het levensmiddelenaanbod;

    31.

    benadrukt dat het voor particuliere merken absoluut noodzakelijk is dat er een evenwicht wordt gevonden tussen generieke en merkgebonden bevordering, dat de afzetbevorderingscampagnes in derde landen doeltreffender zal helpen maken; deelt het standpunt van de Commissie dat merken een hefboomeffect kunnen hebben op dit soort activiteiten, en dat het logisch is de generieke bevordering aan te vullen met het samenbrengen van economische spelers via de bevordering van producten en merken, waardoor de impact op importeurs en dus op de consumenten groter wordt; is van mening dat het opnemen van particuliere handelsmerken in de bevorderingsactiviteiten er anderzijds toe zal leiden dat het bedrijfsleven meer belang heeft bij deelname, en dat niet moet worden vergeten dat het per slot van rekening de bedrijven zijn die meebetalen aan deze maatregelen;

    32.

    wijst erop dat kwaliteitsregelingen landbouwers, voor zover deze georganiseerd zijn, toelaten maatregelen voor aanbodbeheersing en prijsstabilisatie toe te passen, waardoor hun kansen om een fatsoenlijk inkomen uit de landbouw te verdienen, stijgen en dat deze regelingen dus het meest geschikt zijn om de „Europese toegevoegde waarde” te verhogen, in overeenstemming met de prioriteiten van de Commissie;

    33.

    acht het noodzakelijk dat producten die aan kwaliteitsnormen zijn onderworpen beter beschermd worden tegen de handelspartners van de EU; verzoekt om volledige opname van geografische aanduidingen en om betere bescherming daarvan in het kader van bilaterale en interregionale handelsovereenkomsten en op WTO-niveau;

    34.

    wijst erop dat de kadervoorschriften inzake financiering voor de afzetbevordering van producten waarvoor kwaliteitsnormen gelden moeten worden gewijzigd met het oog op meer financiële inspanningen van de EU;

    35.

    merkt op dat de inwerkingtreding van goedgekeurde informatie betreffende het verband tussen specifieke stoffen die in voedingsmiddelen gevonden worden en een betere gezondheid de afzetbevordering van producten om gezondheidsredenen transparanter zullen maken;

    36.

    is ingenomen met de toenemende vraag naar biologische producten en verzoekt om actievere stimulering van de productie en afzetbevordering ervan;

    37.

    benadrukt de noodzaak van bevordering van lokale producten van berg- en eilandgebieden en van verhoging van de financiële steun van de EU daarvoor;

    38.

    roept de Commissie op in haar externe afzetbevorderingsactiviteiten meer nadruk te leggen op de verbintenis van de Europese landbouw voor duurzamere landbouwmethoden, diversiteit en kwaliteit, alsook op de hogere kosten die dit met zich brengt, en ervoor te zorgen dat de afzetbevorderingsprogramma's en logo's van de EU meer bekendheid krijgen;

    39.

    is voorstander van het verlenen van technische bijstand aan kleine en middelgrote ondernemingen, met name om deze te helpen hun eigen marketingstrategieën uit te stippelen en hun doelmarkten te analyseren;

    40.

    beveelt aan dat er een internetplatform wordt gecreëerd voor de uitwisseling van potentiële projecten en goede praktijken als middel om het opzetten van reclamecampagnes met een Europese invalshoek aan te moedigen;

    41.

    benadrukt dat met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gestreefd naar betere prestaties op het gebied van organisatie van de productie, duurzaamheid en kwaliteit van de landbouwproducten; meent derhalve dat het afzetbevorderingsbeleid het mogelijk moet maken het volledige potentieel van de levensmiddelensector te ontplooien teneinde de economische groei en de werkgelegenheid in Europa te stimuleren;

    42.

    verzoekt de Commissie met klem om in haar toekomstige wetgevingsvoorstellen voor de bevordering van de smaken van Europa waar nodig verschillende beheersregelingen vast te stellen voor de interne en de externe markt en voor multinationale of crisisprogramma's;

    43.

    acht het noodzakelijk een Europese voorlichtings- en afzetbevorderingsstrategie uit te stippelen die nauwkeuriger is afgestemd op de doelmarkten en die producten of boodschappen aanbiedt die onder de aandacht moeten worden gebracht, daarbij rekening houdend met vrijhandelsovereenkomsten en met de markten die het rendabelst zijn, teneinde versnippering van middelen te voorkomen;

    Schoolfruit- en schoolmelkregelingen

    44.

    verwelkomt het voorstel van de Commissie om tegen de achtergrond van de aanhoudende economische crisis de medefinancieringspercentages door de EU van de schoolfruitregeling te verhogen;

    45.

    vraagt de Commissie stappen te zetten om alle lidstaten aan te moedigen meer nadruk te leggen op het educatieve karakter van de schoolfruit- en schoolmelkregelingen en die regelingen volledig te integreren in de tweede pijler van de landbouwsteun;

    Acties in verband met voorlichtingscampagnes over kwaliteitswijnen

    46.

    verzoekt de Commissie na te gaan of er op de EU-markt voorlichtingscampagnes voor volwassenen kunnen worden gelanceerd over verantwoord drinken van Europese kwaliteitswijnen; is van mening dat in die campagnes de aandacht moet worden gevestigd op matige consumptie van deze wijnen, en daarnaast op de culturele wortels van dit product, de kwalitatieve eigenschappen ervan en de specifieke kenmerken van de Europese wijnen;

    o

    o o

    47.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    (1)  PB C 308 E van 20.10.2011, blz. 22.

    (2)  PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1.

    (3)  PB L 147 van 6.6.2008, blz. 3.

    (4)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

    (5)  http://ec.europa.eu/agriculture/eval/reports/promotion/fulltext_en.pdf.

    (6)  PB C 43 van 15.2.2012, blz. 59.


    Top