EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010BP0171

Raming van de inkomsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2011 – Afdeling 1 – Parlement Resolutie van het Europees Parlement van 18 mei 2010 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2011 (2010/2005(BUD))
BIJLAGE

PB C 161E van 31.5.2011, p. 258–265 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 161/258


Dinsdag 18 mei 2010
Raming van de inkomsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2011 – Afdeling 1 – Parlement

P7_TA(2010)0171

Resolutie van het Europees Parlement van 18 mei 2010 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2011 (2010/2005(BUD))

2011/C 161 E/33

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 314, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), en met name artikel 31 daarvan,

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 maart 2010 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure van 2011 – Afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX (3),

gezien het verslag van de secretaris-generaal aan het Bureau met het oog op de opstelling van het voorontwerp van raming van het Parlement voor het begrotingsjaar 2011,

gezien het voorontwerp van raming, opgesteld door het Bureau op 19 april 2010, overeenkomstig artikel 23, lid 6, en artikel 79, lid 1, van het Reglement van het Parlement,

gezien het ontwerp van raming, opgesteld door de Begrotingscommissie overeenkomstig artikel 79, lid 2, van het Reglement van het Parlement,

gelet op artikel 79 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7–0134/2010),

A.

overwegende dat het Parlement van plan is, voor de uitvoering van zijn taken op grond van het Verdrag, om zijn prerogatieven ten volle te gebruiken en te ontwikkelen en dat hiervoor een versterking nodig zal zijn op een aantal prioritaire terreinen en tegelijk een strikte aanpak wat het gebruik van de beschikbare middelen betreft,

B.

in verband hiermee overwegende dat de begrotingssituatie met betrekking tot rubriek 5 (administratieve uitgaven) voor 2011 meer dan ooit een voorzichtige en gedisciplineerde aanpak van de begroting van het Parlement wettigt, om de politieke doelstellingen en de financiering hiervan op elkaar af te stemmen,

C.

overwegende dat twee jaar geleden een proefproces inzake nauwere samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie is gestart en dat dit voor de procedure 2011 wordt behouden,

D.

overwegende dat het voorrecht van de plenaire vergadering om de raming en de definitieve begroting aan te nemen, in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag en het Reglement, volledig van kracht blijft,

E.

overwegende dat op 24 maart 2010 en 13 april 2010 twee vooroverlegvergaderingen tussen delegaties van het Bureau en de Begrotingscommissie hebben plaatsgevonden tijdens welke een aantal kernpunten zijn besproken,

Algemeen kader en de begroting als geheel

1.

stelt vast dat de omvang van de begroting 2011 die door het Bureau wordt voorgesteld, 1 710 547 354 EUR bedraagt, oftewel 20,32 % van rubriek 5 van het meerjarig financieel kader (MFK); stelt vast dat het voorgestelde verhogingspercentage 5,8 % bedraagt ten opzichte van de begroting 2010, inclusief gewijzigde en aanvullende begroting (GAB) nr. 1/2010;

2.

is zich ten volle bewust van de uitdagingen die in het verschiet liggen, maar is van mening dat het groeipercentage en de uiteindelijke omvang van de begroting in de onderhavige ramingen moeten worden aangepast; besluit dat de totale omvang van de begroting in deze fase 1 706 547 354 EUR bedraagt, hetgeen overeenkomt met een verhogingspercentage van 5,5 % en een percentage van 20,28 % van rubriek 5; wil ook over diverse kwesties verduidelijking, wil de voorgestelde maatregelen verder onderzoeken, en wil ook kijken waar besparingen mogelijk zijn, alvorens in het najaar van 2010 de definitieve begroting vast te stellen;

3.

herinnert aan zijn standpunt dat zijn uitgaven, op grond van de in 2006 overeengekomen en sinds 2007 geldende oorspronkelijke MFK-bedragen, rond de traditionele 20 %-grens moeten komen te liggen, rekening houdend met de behoeften van de andere instellingen en de beschikbare marge; merkt in verband hiermee op dat het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's meer dan 10 miljoen EUR hebben gevraagd voor 2010 alleen; herhaalt dat de Europese Dienst voor extern optreden ook gevolgen voor rubriek 5 kan hebben; herhaalt zijn standpunt dat het Bureau en de Begrotingscommissie moeten samenwerken om het maximum in kwestie opnieuw te evalueren alvorens een interinstitutionele dialoog over dit onderwerp wordt gestart; stelt voor dat hiervoor een werkgroep wordt opgezet, die haar werkzaamheden voor eind juli 2010 dient te beginnen;

4.

wenst verduidelijking over de financiële programmering voor rubriek 5 halverwege de looptijd en de geplande marges van 109 miljoen EUR voor 2011, 102 miljoen EUR voor 2012 en 157 miljoen EUR voor 2013; is van mening dat het nuttig zou zijn informatie te krijgen over de werkhypothesen van het Parlement voor het zesde verslag van de secretarissen-generaal (oktober 2009) wat begroting en posten betreft in vergelijking met het nu voorliggende voorstel voor een raming; wil graag verduidelijking over de vraag welke significante (potentiële) projecten en personeelsontwikkelingen al in deze programmering voor de komende 2-3 jaar zijn opgenomen; onderstreept tegelijk het feit dat de financiële programmering slechts een niet-bindend indicatief planningsinstrument is en dat de begrotingsautoriteit de uiteindelijke beslissingen neemt;

5.

is het niet oneens met de principeredenering dat 1 % van de begroting een redelijke reserve voor onvoorziene uitgaven is, maar stemt toch in met het voorstel van het Bureau om, rekening houdend met de erg beperkte situatie in rubriek 5, deze reserve vast te stellen op 14 miljoen EUR;

6.

begrijpt dat, wat de bij het Hof van Justitie aanhangige salarissenzaak betreft, het totale „effect” voor het Parlement in 2011, dat kan oplopen tot ongeveer 12 miljoen EUR, als uitspraak wordt gedaan ten gunste van de Commissie, in het voorstel is opgenomen als provisie, gespreid over diverse begrotingslijnen;

7.

herhaalt zijn diverse keren eerder geformuleerde vraag dat in de fase van de ramingen in het voorjaar een volledig voorstel voor een begroting wordt ingediend en verwacht bijgevolg slechts kleine of technische wijzigingen in de zogenaamde nota van wijzigingen in het najaar;

8.

herhaalt nogmaals veel belang te hechten aan nauwe samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie, om samen de budgettaire gevolgen te verduidelijken van de besluiten die zullen worden genomen; benadrukt ook het feit dat het gebruik binnen elk beslissingsorgaan van financiële memoranda met een duidelijke presentatie van alle budgettaire gevolgen voor de leden van cruciaal belang is;

Specifieke kwesties

Met het Verdrag van Lissabon samenhangende zaken

9.

is tevreden met en hecht zijn goedkeuring aan de financiering van de suggesties van het Bureau in verband met de maatregelen op dit gebied, namelijk de instelling van een specifieke reserve voor de 18 leden, ten bedrage van 9,4 miljoen EUR;

10.

stemt in met de focus van het Bureau op een uitbreiding van de expertise om tot de doelstelling van uitmuntendheid op wetgevingsgebied bij te dragen;

11.

steunt in verband hiermee het idee om naar een adequate combinatie van interne en externe expertise voor de secties beleidsondersteuning te zoeken, volgens de soort informatie die nodig is voor de dossiers die worden behandeld, maar wil graag meer uitleg over de vraag of en hoe op flexibele wijze een beroep op de voorgestelde uitbreiding van de personeelsformatie kan worden gedaan en wil graag meer informatie over de uitvoeringsgraden en de vraag van de commissies naar deze expertise in het verleden;

12.

juicht toe dat het Bureau rekening heeft gehouden met de bezorgdheid die ontstaan was over de verhouding tussen AD's en AST's en daarom 3 van de oorspronkelijk voorgestelde AST-posten heeft laten vallen; hecht zijn goedkeuring aan de kredieten voor 19 nieuwe AD5- en 13 nieuwe AST1-posten voor de secties beleidsondersteuning, zoals het Bureau die thans voorstelt;

13.

is het ermee eens dat een versterking voor externe onderzoeken nodig is en verwelkomt het tussen het Bureau en de Begrotingscommissie bereikte akkoord om het extra bedrag vast te stellen op 1,7 miljoen EUR;

14.

neemt kennis van het voorstel de bibliotheek uit te breiden met 28 posten, waarvan 13 voor de briefingdienst voor de leden (voorheen arbeidscontractanten); kan het eens zijn met de financiering en de opname van deze 13 posten in zijn personeelsformatie, op voorwaarde dat de garantie wordt gegeven dat deze zullen worden opgevuld via algemene vergelijkende onderzoeken en ook dat er een overeenkomstige verlaging komt van de financiële enveloppe voor contracten; is van mening dat verdere verhoging van zowel de financiële als de personele middelen van de bestaande informatiediensten gepaard moet gaan met de ontwikkeling van een gebruikersvriendelijk systeem waarmee de leden gemakkelijk toegang krijgen tot alle intern geproduceerde documenten; besluit de kredieten voor de 15 extra posten in de raming op te voeren, maar plaatst de helft van het bedrag daarvoor in de reserve in afwachting van:

nadere uitleg over de wijze waarop deze posten zullen worden gebruikt om de expertisediensten voor de leden te verbeteren;

concrete informatie over de maatregelen die het Bureau en de administratie hebben genomen om een intern kennisbeheersysteem op te zetten, met het voorgenomen tijdschema voor de uitvoering daarvan en vermelding van alle bezuinigingen die de rationalisatie van informatiebronnen oplevert;

15.

is van mening dat moet worden gegarandeerd dat het bestaan van de bovengenoemde diensten voor indirecte ondersteuning bekend is en dat deze diensten zichtbaar zijn, onder andere via de website van het Parlement, zodat de leden er de voordelen van kunnen genieten;

16.

herinnert aan zijn resolutie over de richtsnoeren waarin het al om een evaluatie verzocht, inclusief een gedetailleerd financieel memoranda met de totale kosten die het resultaat van de voorgestelde verhoging van de vergoedingen voor parlementaire medewerkers zouden zijn; besluit derhalve de betrokken kredieten in de reserve te plaatsen;

Uitbreiding

17.

is tevreden met het feit dat de provisies voor uitbreiding ook betrekking hebben op Kroatië en keurt de desbetreffende kredieten en personeelsmaatregelen goed;

Algemene personeelsformatie

18.

neemt kennis van het feit dat naast de verzoeken om 68 posten in verband met Lissabon en 62 in verband met uitbreiding (waarvan 11 posten voor de fracties), 17 posten worden gevraagd om het tweede jaar te voltooien van het driejarenplan voor DG INLO dat is vastgesteld in de procedure 2010 en 30 posten voor andere terreinen die zelfs niet konden worden gedekt nadat 20 mogelijke herschikkingen voor 2011 waren geïdentificeerd, zodat het totaal komt op 180 nieuwe posten; vraagt gedetailleerdere informatie over de posten die sinds het begin van de zittingsperiode zijn herschikt of overgeheveld, met een raming van de herschikkingen en overhevelingen voor 2010 en, indien mogelijk, voor 2011; besluit de kredieten voor deze nieuwe posten in de raming op te voeren, maar plaatst het bedrag dat betrekking heeft op de opvoering van 30 nieuwe posten voor „andere terreinen” in de reserve totdat het de gevraagde informatie heeft ontvangen en geanalyseerd;

19.

merkt op dat in het voorstel van het Bureau thans ook 1 AD5- en 1 AST1-post zijn opgenomen voor de Euromediterrane Parlementaire Vergadering en 3 AD5-posten en 1 AST1-post voor risicobeheer, maar dat de geplande 3 miljoen EUR extra voor DG ITEC uit het voorstel verdwenen zijn;

20.

neemt er voorts nota van dat het Bureau 56 extra posten voor de fracties heeft opgenomen;

21.

hecht zijn goedkeuring aan de maatregelen en posten voor 2011 die worden voorgesteld voor het tweede jaar van het driejarenprogramma van DG INLO dat vorig jaar is goedgekeurd;

22.

wil graag meer informatie over de toewijzing van kredieten voor arbeidscontractanten en een overzicht van de nettokosten of -besparingen in de enveloppe voor arbeidscontractanten die het gevolg van de toegestane uitbreidingen van zijn personeelsformatie zijn, met name met betrekking tot de internalisering van diverse functies op het gebied van veiligheid, ICT en bibliotheek;

Vastgoed

23.

benadrukt het feit dat een redelijk vastgoedbeleid nauw verbonden is met de procedure 2011 en ook met de algemene kwestie van een duurzame begroting;

24.

is verheugd dat het Bureau met zijn besluit van 24 maart 2010 gevolg heeft gegeven aan het verzoek van het Europees Parlement om een vastgoed- en gebouwenbeleid voor de middellange en lange termijn; spreekt in eerste instantie zijn bezorgdheid uit over de mogelijkheid om parallel alle lopende en geplande vastgoedoperaties uit te voeren die het gevolg van de vastgoedstrategie op middellange tot lange termijn kunnen zijn; ziet niet hoe de vele projecten passen in het kader van het MFK en vraagt de nodige verduidelijkingen;

25.

neemt in verband hiermee kennis van het voorstel van het Bureau om 85,9 miljoen EUR bestemmingsontvangsten (bestemd voor gebruik op het gebied van het vastgoedbeleid van het Parlement) te gebruiken voor de kantoren van de leden in Brussel; herinnert eraan dat de begrotingsautoriteit overeenkomstig artikel 179, lid 3, van het Financieel Reglement moet worden geraadpleegd over ieder onroerendgoedproject dat aanzienlijke financiële gevolgen voor de begrotingsuitgaven kan hebben; herinnert er voorts aan dat het Financieel Reglement met betrekking tot overdrachten bepaalt dat overgedragen bestemmingsontvangsten als eerste moeten worden gebruikt; is in dit verband verheugd dat het Parlement dankzij de restitutie van 85,9 miljoen EUR door de Belgische staat de mogelijkheid krijgt om vastgoedprojecten te vervroegen en zo een deel van de vastgoedstrategie voor de middellange termijn eerder uit te voeren;

26.

kan het er niet mee eens zijn dat deze bestemmingsontvangsten voor dit specifieke vastgoedproject worden gereserveerd;

27.

wenst dat de voor de vastgoedplanning voor de middellange termijn vereiste middelen in de toekomst in de begroting worden opgevoerd; wenst verder dat er voor grote vastgoedprojecten een aparte begrotingslijn wordt gecreëerd om een financiële planning voor de middellange termijn voor vastgoedprojecten te vergemakkelijken en de transparantie te vergroten;

28.

neemt kennis van het feit dat in het voorstel van het Bureau een provisie voor de rechtstreekse voorfinanciering van de eerste fase van de bouw van het nieuwe KAD ten bedrage van 10,2 miljoen EUR is opgenomen in de begrotingslijn voor erfpacht; erkent dat deze vrijwillige voorfinanciering zou helpen om de financieringskosten te beperken, maar besluit, rekening houdend met de uiterst krappe situatie voor 2011, voor dit doel een lager bedrag – 6,2 miljoen EUR – in de raming op te voeren; is bereid dit bedrag in de herfst van 2010 te verhogen op basis van een geactualiseerde begrotingssituatie en van de ontwikkelingen op het gebied van het vastgoedbeleid van het Parlement;

Veiligheid

29.

hecht belang aan de grondige evaluatie van het beveiligingsbeleid die door het Bureau is aangekondigd en herinnert in verband hiermee aan het feit dat het gehecht is aan een voorzichtig gebruik van de middelen en met name aan een kostenefficiënt evenwicht tussen intern personeel en externe medewerkers; vraagt het Bureau de operationele en financiële gevolgen van een nieuwe strategie grondig te onderzoeken, om in de voorstellen die zullen worden gedaan tot een goed evenwicht te komen tussen veiligheid enerzijds en toegankelijkheid en openheid anderzijds; wijst er met klem op dat het Parlement een zo open en toegankelijk mogelijke instelling moet blijven; wenst daarom meer informatie te ontvangen van de administratie over het zgn. „Wiertzproject”, opdat het de gevolgen daarvan voor de toegankelijkheid van het Parlement voor het publiek kan beoordelen;

ICT-strategie

30.

is tevreden met de meer gestructureerde aanpak van ICT en de uitwerking van een algemene strategie op dit gebied; herhaalt ook zijn steun voor een toereikende internalisering van functies, om de afhankelijkheid van externe aanbieders te verminderen; stelt evenwel vast dat al drie jaar op rij nieuwe posten zijn toegekend; is daarom van mening dat deze kwestie moet worden opgehelderd;

31.

merkt op dat 5 miljoen EUR is bestemd voor een project inzake de IT-mobiliteit van de leden, met name om de kosten te dekken van mobiele communicatie; wil graag meer informatie, gezien het relatief hoge bedrag;

Kwesties in verband met het milieu

32.

is tevreden met de bescheiden verhoging van de financiering voor de uitvoering van de EMAS-maatregelen en de maatregelen om de CO2-emissies te beperken, die over de hele begroting zijn verspreid, en onderstreept voorts het feit dat het veel belang aan deze kwestie hecht;

33.

neemt kennis van de evolutie van de belangrijkste prestatie-indicatoren op dit gebied sinds 2006, die zijn opgenomen in de Environmental Management Review voor 2008, met name een inkrimping van de koolstofafdruk met 12,9 %, een daling van het elektriciteitsverbruik met 0,8 %, een toename van het gebruik van gas/olie/verwarming met 7,4 % in 2008, na een daling met 17,5 % in 2007, een toename van de emissies door mobiliteit/transport met 8,8 %, een stijging van het percentage gerecycleerd afval van 49,8 % in 2006 naar 55,4 % in 2008, een toename van het waterverbruik met 18,1 % en een daling van het papierverbruik met 16,9 %;

34.

is tevreden met de begrotingsbijlage over milieubeheer, waarin een goed technisch overzicht van de begrotingslijnen in kwestie wordt gegeven; zou graag willen dat in dit verband en in dezelfde bijlage wordt voorzien in de opname in de jaarverslagen van EMAS van meer informatie over de koolstofafdruk van elk van de gebouwen van het Parlement in Straatsburg, Brussel en Luxemburg en over de verplaatsingen en het vervoer in het kader van de zittingen, om de huidige resultaten van de inkrimping van de koolstofafdruk van het Parlement te tonen, evenals het gunstige effect op het milieu als gevolg van de desbetreffende investeringen, alsook de besparingen op langere termijn;

35.

spreekt zijn steun uit voor de uitvoering van maatregelen om de koolstofafdruk van het Parlement nog verder in te krimpen; is in verband hiermee tevreden met de lopende onderzoeken naar de energiebesparingsaspecten van gebouwen en naar mogelijkheden op het gebied van koolstofcompensatieregelingen voor verplaatsingen; steunt voorts stimulansen voor het gebruik van openbaar vervoer in plaats van auto's en de beschikbaarheid van meer fietsen in Straatsburg;

36.

merkt op dat het bedrag op de begrotingslijn voor verplaatsingskosten van de leden hoger is dan dat op de begrotingslijn voor salarissen; onderstreept dat vergoedingen, met name de reisvergoedingen, op verantwoordelijke wijze moeten worden gebruikt en wijst erop dat, zonder dat de huidige regels worden veranderd en door waar mogelijk andere vervoermiddelen van en naar de vergaderplaatsen van het Parlement dan het vliegtuig in business class te gebruiken, de koolstofafdruk van het Parlement kan worden verkleind en tegelijk kan worden bespaard; verzoekt het Bureau om, zoals tijdens het laatste vooroverleg is overeengekomen, tijdig voor de eerste lezing van het Parlement een studie voor te leggen waarin vooral wordt ingegaan op de werking van het nieuwe stelsel en de mogelijke bezuinigingsmaatregelen;

37.

herinnert eraan dat de begrotingen van de Europese instellingen van de begrotingsautoriteit geld hebben gekregen dat specifiek bestemd was voor de financiering van een subsidie voor openbaar vervoer voor het personeel, als milieumaatregel, als gevolg van een initiatief van de heer Barroso; wil graag actuele informatie over de situatie wat het Parlement betreft;

38.

vraagt dat waar mogelijk en wenselijk milieumemoranda worden gevoegd bij de financiële memoranda die binnen de instelling worden gebruikt;

39.

is van mening dat de regels inzake overheidsopdrachten beter moeten worden aangepast om waar dat mogelijk en passend is de opname van milieu- en sociale clausules te vergemakkelijken;

Meerjarenprojecten en andere uitgavenposten

40.

is ingenomen met de overeengekomen verhoging met 2,6 miljoen EUR om 110 bezoekers per jaar te financieren die de leden kunnen uitnodigen in plaats van de huidige 100; is van mening dat het wellicht passend is de tijd te nemen om de werking van het nieuwe bezoekerscentrum te evalueren alvorens verdere verhogingen in overweging te nemen; is van mening dat de voor de organisatie van de bezoeken verantwoordelijke diensten ook rekening moeten houden met het feit dat leden bezoekersgroepen eventueel in verschillende grootten over het jaar uitgesplitst willen zien;

41.

keurt de 3 miljoen EUR goed die in de begroting zijn opgenomen voor de opening van het bezoekerscentrum en de werkingskosten voor een volledig standaardjaar; wijst erop dat het startjaar ook vanuit financieel oogpunt moet worden geëvalueerd, inclusief de genoemde werkingskosten;

42.

neemt kennis van het besluit van het Bureau om vergoedingen in te voeren voor ambtsdragers met gevolgen voor de begroting ten bedrage van 400 000 EUR; merkt evenwel op dat het principe waarover is gediscussieerd, omstreden was; is in dit verband ingenomen met het feit dat de leden bewijsstukken moeten overleggen om extra kosten die zij bij de uitvoering van hun taken maken, vergoed te krijgen;

43.

neemt kennis van het voorstel van het Bureau om 2,5 miljoen EUR op te nemen voor het Huis van de Europese Geschiedenis, in verband met onderzoeken als gevolg van de resultaten van de architectuurwedstrijd die momenteel wordt geëvalueerd; herhaalt zijn verzoek van vorig jaar om een duidelijk overzicht van de geplande kosten voor het gehele project, met inbegrip van de administratieve kosten, en wel uiterlijk bij de opstelling van het voorontwerp van raming voor de begrotingsprocedure 2011; herinnert ook aan het akkoord met het Bureau uit het vooroverleg in 2009; wijst erop dat het verslag van het comité van deskundigen van het Huis van de Europese Geschiedenis 11 punten bevat die verdere kosten meebrengen: (1)„een academisch adviesorgaan bestaande uit deskundigen en museumspecialisten”, (2)„institutionele onafhankelijkheid van de instelling”, (3)„uitgebreid museumpedagogisch aanbod”, (3)„ontmoetingsplaats voor jonge academici”, (5)„permanente evaluatie”, (6)„tijdelijke exposities en reizende tentoonstelling”, (7)„relevante evenementen met betrekking tot Europa”, (8)„eigen publicaties”, (9)„uitgebreid online aanbod”, (10)„opzetten van een eigen museumcollectie”, (11)„voortdurende organisatie van tentoonstellingen en infrastructuur van het museum”; benadrukt derhalve dat met spoed moet worden vastgesteld hoeveel het project in totaal gaat kosten;

Horizontale vraagstukken

44.

is zeer tevreden met de opname van een eerste analyse waarin vaste en variabele kosten in het begrotingsvoorstel worden geïdentificeerd; erkent de methodologische moeilijkheden waarmee dit gepaard gaat, maar is ervan overtuigd dat de genoemde concepten verder moeten worden onderzocht; herinnert er in verband hiermee aan dat het wacht op een reactie van de bevoegde organen ten aanzien van de vraag hoe het concept van een „zero-based” begrotingsbeleid, waarbij dit onderscheid tussen vaste en variabele kosten wordt gemaakt, in het kader van de begrotingsprocedure van het Parlement kan worden toegepast; verlangt diepgaander onderzoek naar de vaste kosten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen permanente vaste kosten, vaste kosten voor bepaalde tijd en terreinen waarop bezuinigingen mogelijk zijn; verlangt diepgaander onderzoek naar de variabele kosten, waarbij een duidelijk verband wordt gelegd tussen kosten en doelstellingen, beleid en acties en waarbij prioriteiten worden onderscheiden en in volgorde van belangrijkheid worden weergegeven;

45.

wijst erop dat de drempels voor de verschillende procedures voor overheidsopdrachten momenteel strenger zijn voor de Europese instellingen dan degene die zijn vastgesteld in de desbetreffende Europese richtlijnen betreffende overheidsopdrachten en dat deze situatie leidt tot extra administratieve kosten en gebruik van personeel die kunnen worden voorkomen door de drempels beter op elkaar af te stemmen;

46.

steunt activiteiten met een sociale, culturele of taaldimensie voor personeelsleden en hun gezin, maar keurt individuele subsidies die in het kader hiervan worden gegeven, af en wijzigt bijgevolg de toelichting bij de desbetreffende begrotingslijn;

47.

steunt krachtig verdere inspanningen om de instelling geschikter te maken voor personen met een handicap, zowel wat de nodige aanpassingen van de infrastructuur als wat maatregelen op het gebied van personeel betreft;

Slotsom

48.

onderstreept dat een uitvoeriger behandeling van de afzonderlijke begrotingslijnen, met een analyse van de uitvoeringspercentages, moet plaatsvinden vóór de stemming over de ontwerpbegroting in het najaar; zal daarom op dat moment dit onderzoek verrichten en de uiteindelijke begrotingsbeslissingen nemen;

49.

neemt de raming voor het begrotingsjaar 2011 aan en herinnert eraan dat het standpunt van het Parlement over de door de Raad gewijzigde ontwerpbegroting zal worden vastgesteld in oktober 2010, overeenkomstig de stemprocedure die is vastgelegd in het Verdrag;

50.

hecht zijn goedkeuring aan de bijgevoegde gezamenlijke conclusies van de begrotingstriloog van 25 maart 2010;

*

* *

51.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de raming te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0087.


Dinsdag 18 mei 2010
BIJLAGE

GEZAMENLIJKE CONCLUSIES VAN DE BEGROTINGSTRILOOG VAN 25 MAART 2010

BEGROTINGSTRILOOG

25 maart 2010

Conclusies

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben nota genomen van de bezorgdheid die de griffier van het Hof van Justitie en de secretarissen-generaal van de Rekenkamer, het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité in hun brief aan de secretarissen-generaal van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben geuit over de nieuwe begrotingsprocedure, met name wat betreft het bemiddelingscomité. Zij stellen voor dat deze instellingen worden verzocht hun opmerkingen over de gevolgen van het standpunt van de Raad en van de amendementen van het Europees Parlement rechtstreeks schriftelijk aan het bemiddelingscomité te richten.


Top