Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AE0649

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het Europees landbouwmodel: productkwaliteit en consumentenvoorlichting als concurrentiefactoren” (verkennend advies)

    PB C 18 van 19.1.2011, p. 5–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.1.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 18/5


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het Europees landbouwmodel: productkwaliteit en consumentenvoorlichting als concurrentiefactoren” (verkennend advies)

    2011/C 18/02

    Rapporteur: Carlos TRÍAS PINTO

    Het Spaanse voorzitterschap heeft op 20 januari 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over

    „Het Europees landbouwmodel: productkwaliteit en consumentenvoorlichting als concurrentiefactoren” (verkennend advies).

    De afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 maart 2010 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 april 2010 gehouden 462e zitting (vergadering van 28 april 2010) het volgende advies uitgebracht, dat met 116 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1   Er moet meer aandacht uitgaan naar het beleid inzake kwaliteit en consumentenvoorlichting, die immers sleutelfactoren zijn om het concurrentievermogen van de Europese agrovoedingssector en het imago van de landbouw te verbeteren. De volgende stappen zijn in dit verband noodzakelijk:

    de sociale, milieu-, gezondheids- en dierenwelzijnsaspecten van de landbouwproductie moeten worden gepromoot, daarbij gebruik makend van nieuwe, op informatie- en communicatietechnologieën (ICT) gebaseerde instrumenten;

    er moet meer samenhang worden gebracht in de bestaande accrediteringsmechanismen via richtsnoeren voor verduidelijking, harmonisatie en vereenvoudiging;

    de kanalen voor dialoog tussen producenten, bedrijfsleven, handelaars en consumenten moeten worden versterkt; ook moeten efficiënte strategieën voor communicatie met de burger worden uitgewerkt.

    1.2   Concreet stelt het EESC de volgende stappen voor:

    1.2.1   Hulpmiddelen

    Het gebruik van ICT als communicatiemiddel. ICT maken wel deel uit van het dagelijkse leven, maar worden nog niet gebruikt bij het aankopen van producten. Door in de winkel zelf gebruik te maken van deze technologieën kan de informatie voortdurend worden bijgewerkt (landbouwproducten blijven maar korte tijd in de schappen), krijgt de consument toegang tot de informatie en is deze overal beschikbaar.

    Traceerbaarheid als garantie voor betrouwbare informatie. De productieketen bestaat uit een heleboel schakels die verantwoordelijk zijn voor de verschillende sociale en milieuaspecten van de integrale kwaliteit. Traceerbaarheid maakt het niet alleen mogelijk na te gaan wie de verschillende verantwoordelijken zijn, maar ook welke behandelingen het product heeft ondergaan en welke indicatoren van toepassing zijn.

    1.2.2   Instrumenten

    Er moeten criteria voor integrale kwaliteit worden opgenomen in de bestaande vrijwillige regelingen, zoals de EU-milieukeur, mocht die worden uitgebreid tot landbouwproducten, en in kwaliteitscriteria als de beschermde benaming van oorsprong of de beschermde geografische aanduiding.

    Er zou een nieuw model voor vrijwillige certificering voor sociale en milieuaspecten moeten komen, zodat de consument snel en eenvoudig betrouwbare informatie kan krijgen over de integrale kwaliteit van een product.

    1.2.3   Strategieën

    Promotie van Europese kwaliteit. Het EESC stelt voor om slagvaardiger voorlichtingscampagnes over Europese landbouwproducten te voeren, waarbij wordt belicht dat deze producten voldoen aan hoge kwaliteits- en diversiteitsnormen.

    Meer geïntegreerde maatregelen. De overheid heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking om sociaal en ecologisch duurzame landbouwproducten te promoten: overheidsopdrachten, gedifferentieerde belastingheffing, voorlichtingscampagnes en productiestimulansen.

    2.   Inleiding

    2.1   Bij het zien van de gevolgen van de klimaatverandering, de geleidelijke uitputting van natuurlijke hulpbronnen en de almaar groeiende kloof tussen arm en rijk, raakt onze samenleving steeds meer doordrongen van de grote maatschappelijke en milieu-uitdagingen waarvoor ze staat.

    2.2   Paradoxaal genoeg komt deze geleidelijke bewustwording nauwelijks tot uitdrukking in wat tegenwoordig milieubewust en verantwoord koopgedrag wordt genoemd, wat helaas duidelijk maakt dat er een steeds grotere kloof is tussen denken (1) en doen van de consument.

    2.3   Maar we mogen niet uit het oog verliezen dat het erg complex is om in tijden van grote economische onzekerheid variabelen als maatschappelijke en milieueffecten definitief in de traditionele prijs-productverhouding (2) te introduceren, zeker wanneer dat invloed heeft op het bedrag dat de consument betaalt. En toch kunnen we er niet omheen dat de sociaal-economische crisis in de tijd is samengevallen met de milieucrisis, en dat de ene niet los kan worden gezien van de andere. In de woorden van Jacques Delors: „de essentie van de waardencrisis is dat we in een wereld leven waarin alles voor geld te koop is”. Er is dus een herwaardering van onze waarden nodig.

    2.4   Gelukkig beschikken we in het hart van de Europese Unie over een productiesysteem voor agrovoedingsmiddelen dat is gebaseerd op strenge gezondheids-, milieu-, sociale en dierenwelzijnsnormen, dat kan worden bestempeld als een systeem voor integrale kwaliteit, dat onze producten ontegensprekelijk een toegevoegde waarde geeft ten opzichte van producten uit de rest van de wereld, maar waaraan ook concurrentierisico's zijn verbonden.

    2.5   Heel wat van de aspecten die bepalend zijn voor de integrale kwaliteit zijn al opgenomen in de regelgeving of maken deel uit van de methoden van de Europese agrovoedingssector; de desbetreffende producten en producenten voldoen dus al aan de vereisten ter zake. Helaas geldt dat niet voor het merendeel van de importproducten uit derde landen. Dat verschil maakt dat de kloof tussen de prijzen van Europese landbouwproducten en landbouwproducten uit derde landen steeds dieper wordt, wat de concurrentiepositie van de EU-producenten verzwakt.

    2.6   Dit streven naar kwaliteit, het resultaat van een aloude traditie en hard werken gericht op uitmuntendheid, dient dan ook niet langer te worden gezien als een bedreiging van onze concurrentiepositie – een geluid dat vandaag steeds vaker is te horen – maar als een extra ontwikkelingskans. Daarvoor is het nodig dat we naar nieuwe strategieën kijken die de onderscheidende kenmerken van ons productiemodel beter tot hun recht laten komen en de consument ertoe brengen de voorkeur te geven aan Europese producten, waarbij speciale nadruk zou moeten worden gelegd op het beleid inzake voorlichting van de consument. Zo dient een breed scala aan informatiekanalen te worden geopend en moeten m.n. krachtige, op ICT (informatie- en communicatietechnologieën) gebaseerde instrumenten voor opleiding en voorlichting van de consument (3) worden ontwikkeld.

    2.7   Tegelijkertijd moet worden nagedacht over de technische en economische ondersteuning die nodig is om multifunctionele landbouw dichterbij te brengen, de levensvatbaarheid van Europese landbouwondernemingen veilig te stellen – wat rechtvaardige producentenprijzen impliceert - en het behoud van stabiele en kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen te verzekeren; dit is nl. van essentieel belang voor het voortbestaan van het model.

    2.8   Voorts wil het EESC nog beklemtonen dat de verbetering van de concurrentiepositie via een beleid dat de kwaliteit van landbouwproducten stimuleert en via voorlichting van de consument, hand in hand moet gaan met maatregelen voor een beter evenwicht in de waardeketen van agrovoedingsmiddelen, waar misbruik van monopolieposities de prijsverhoudingen scheeftrekt (4).

    3.   Consumenten, kwaliteit en sociaalecologische aspecten

    3.1   Het EESC heeft al bij eerdere gelegenheden gepleit voor een economisch, sociaal en milieubeleid op basis van duurzame ontwikkeling. Dit streven naar duurzaamheid kan ook leiden tot versterking van het al bestaande Europese landbouwmodel, door de huidige betekenis van kwaliteit, die in essentie is gebaseerd op de klassieke intrinsieke aspecten van een product (smaak, uiterlijk, grootte, enz.), te herzien en uit te breiden met externe criteria, zoals sociale, milieu-, gezondheids-, veiligheids- en dierenwelzijnsaspecten. We zouden in dit verband gebruik willen maken van de term „integrale kwaliteit”, een kwaliteit die gebaseerd is op nieuwe indicatoren voor excellentie.

    3.1.1   Hieronder volgt een niet-uitputtende en niet beperkende lijst van mogelijke criteria en indicatoren (5):

     

    Milieu-impact:

    soort irrigatie

    energieverbruik

    afstand van de plaats van productie

    soort afval

    afvalbeheer

     

    Sociale aspecten:

    naleving van de nationale wetgeving

    verhouding tussen consumentenprijs en aankoopprijs bij de producent

    soort arbeidsovereenkomst (van bepaalde of onbepaalde duur)

    aanwerving van gehandicapten

    gelijkheid mannen/vrouwen

     

    Dierenwelzijn:

    teeltmethoden en soort huisvesting

    soort voer

    vervoerssysteem

    slachtmethode

    3.2   Met dit nieuwe kwaliteitskader zullen de Europese producten zich kunnen onderscheiden van de producten uit derde landen. Eerstgenoemde voldoen al aan een groot deel van de nieuwe kwaliteitseisen, omdat de bestaande Europese regelgeving, net zoals de wetgeving van de lidstaten, veel strenger is dan die van de overige productielanden. Het probleem zit hem in het feit dat de meeste aspecten waarvoor regelgeving bestaat, niet bekend zijn bij de consument, waardoor ze ook niet zijn koopgedrag kunnen beïnvloeden, zeker niet wanneer hij daarnaast ook nog eens twijfelt aan de waarheid van wat hem wordt gezegd. Om de vraag naar deugdelijke producten te stimuleren moeten we inzetten op betere consumenteneducatie en -voorlichting.

    3.3   Voedselveiligheid is hier nog niet aan de orde gekomen omdat het een factor is die veel meer is dan een criterium van excellentie. Voedselveiligheid is nl. een cruciaal element in de eerbiediging van het recht van de Europese burger op gezondheid. Het EESC is dan ook ontsteld over de laksheid van het beleid, dat het mogelijk maakt dat nog steeds voedingsmiddelen worden ingevoerd die niet volledig traceerbaar zijn (wat te wijten is aan de twijfelachtige manier waarop de Commissie en de lidstaten de voedingswetgeving interpreteren) of die zijn behandeld met in de EU verboden synthetische middelen. Door dergelijke producten op de markt te brengen draait men de consument een rad voor ogen en verzwakt men de concurrentiepositie van de Europese producenten.

    4.   Traceerbaarheid als kwaliteitsgarantie

    4.1   Op verschillende plaatsen in de wereld worden momenteel initiatieven genomen (6) van uiteenlopende aard, waarbij producten gedurende hun hele levenscyclus worden gevolgd. Er zijn al wat ervaringen opgedaan met initiatieven die deels een verplicht (bijv. voor rundvlees in de EU) en deels een vrijwillig karakter hebben (verschillende distributieketens of programma's waarbij wordt gekeken naar de koolstofvoetafdruk).

    4.2   Het EESC wijst op een nieuwe aanwending van – in een eerste fase vrijwillige - traceringsinstrumenten op het terrein van kwaliteit waarbij ten behoeve van de informatieverschaffing aan de consument ook productgerelateerde sociaalecologische aspecten of indicatoren in het traceringssysteem worden geïntegreerd. Voorgesteld wordt om dit krachtige en betrouwbare instrument, vergezeld van de bijbehorende certificaten, te gebruiken om de consument in staat te stellen om op basis van gegevens waarvan hij weet dat ze juist en actueel zijn een bewuste koopbeslissing te nemen.

    4.3   Vastgesteld moet worden via welke mechanismen bedoelde aspecten en de daaraan gerelateerde indicatoren zichtbaar kunnen worden gemaakt, wat kan variëren van de klassieke etiketten - of het nu gaat om het aangeven van een waardeschaal (zoals op het etiket inzake energie-efficiëntie), logo's (milieukeur, oorsprongsbenaming) of claims (herbruikbaar product) - tot ICT-toepassingen.

    5.   Mogelijke toepassingen van ICT bij het informeren van de consument over de kwaliteit van landbouwproducten

    5.1   Het etiket is vooralsnog de belangrijkste bron van productinformatie voor de consument. Hoewel het etiket van kapitaal belang is voor het verschaffen van transparante informatie, is het wel zo dat steeds meer informatie wordt samengeperst op een beperkte oppervlakte – op basis van vrijwilligheid of omdat de regelgeving het voorschrijft – wat ten koste gaat van de zichtbaarheid en begrijpelijkheid ervan, niet alleen door de overvloed aan gegevens, maar ook door de complexiteit van sommige van die gegevens (een duidelijk voorbeeld is de code op eieren, die de kweekmethode, het land van herkomst en het registratienummer van de producten aangeeft).

    5.2   Een ander belangrijk punt is dat landbouwproducten zich kenmerken door een hoge rotatie (korte tijd in de schappen), zowel door de hoge seizoensgevoeligheid als door de verscheidenheid aan leveranciers in de loop van het jaar of zelfs in de loop van een verkoopseizoen.

    5.3   Aan de andere kant zijn veel mensen al gewend aan ICT-toepassingen, die zich bovendien enorm hebben ontwikkeld, zowel wat betreft het omzetten en opslaan van informatie (bijv. QR-codes (7) als de kosten. Wat de informatieverschaffing aan de consument via ICT betreft, moet zowel worden gedacht aan het geschikt maken van persoonlijke toestellen die de consument al in zijn bezit heeft (bijv. mobiele telefoons), als aan het gebruik van apparaten in de winkel zelf (toetsschermen, LCD's), als aan het internet, zowel vóór als na de aankoop.

    5.4   In landen als Italië wordt al volop gebruik gemaakt van deze technologieën om de consumentenvoorlichting te verbeteren en de productkwaliteit te garanderen:

    de „campagna amica”-markten tonen aan dat het mogelijk is het verschil tussen de producentenprijs en de aankoopprijs zover terug te dringen dat gezinnen niet overdreven diep in hun beurs hoeven te tasten en de landbouwer toch een redelijk inkomen krijgt;

    „Tac salva mozzarella” is het eerste systeem waarmee het mogelijk is na te gaan of mozzarella gemaakt is met verse melk of dat er integendeel oud, ingevroren of gekoeld stremsel is gebruikt. Deze nieuwe technologie is een praktisch instrument om telers en consumenten te beschermen tegen vervalsing van levensmiddelen.

    5.5   Op basis van het bovenstaande stelt het EESC voor om onderzoek te doen naar de mogelijke toepassingen van ICT voor het verbeteren van de informatieverschaffing aan de consument, en dan met name die ICT-toepassingen die nuttig zijn op het moment dat de koopbeslissing wordt genomen, wat meestal in de winkel zal zijn.

    6.   Etikettering en de nieuwe indicatoren voor excellentie

    6.1   Uitbreiden van het toepassingsgebied van de EU-milieukeur (Europese bloem) naar landbouwproducten

    6.1.1   De EU-milieukeur staat voor milieukwaliteit. De milieueisen waaraan een product of dienst moet voldoen om in aanmerking te komen voor de milieukeur, worden bepaald aan de hand van een analyse van de levenscyclus van dat product, zodat men er zeker van is dat het product gedurende zijn hele levensduur aan bepaalde milieueisen voldoet.

    6.1.2   Zodra het door de Commissie geplande onderzoek is gerealiseerd (8) (vóór 31 december 2011) zal het EESC zich ter zake uitspreken en in ieder geval naar de volgende twee punten kijken:

    De wenselijkheid van het toevoegen van weer een nieuw keurmerk aan de toch al volle etiketten op landbouwproducten.

    De mogelijke verwarring met de inhoud van het etiket voor biologische producten (Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten).

    6.1.3   Wat vóór uitbreiding pleit is dat het bloemmotief via andere producten al bekend is bij de consument en de criteria voor toekenning van de milieukeur ruimer zijn dan de criteria in verband met biologische productie.

    6.1.4   Het EESC stelt de Commissie voor om in het kader van het geplande onderzoek na te gaan in hoeverre het mogelijk is om, bij wijze van proef, voor voedingsmiddelen ook sociaal-economische criteria in de regeling te integreren (zoals dierenwelzijn, gelijke kansen, enz.), zonder het in Verordening (EG) nr. 1980/2000, dat de milieukeur regelt, vastgestelde kader te overschrijden.

    6.2   Integreren van sociale en milieuaspecten in bestaande kwaliteitsnormen

    6.2.1   Zoals bekend, en het EESC heeft daar al herhaaldelijk op gewezen, bestaan er tal van kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten uit de EU en een grote hoeveelheid etiketten en certificaten van private actoren, die onder meer de volgende gemeenschappelijke doelstellingen hebben:

    garanderen van de veiligheid en kwaliteit van producten aan de consument;

    creëren van een grotere toegevoegde waarde om de concurrentiepositie van de verschillende marktdeelnemers (fabrikanten, verwerkers en groothandelaren) te verbeteren.

    6.2.2   Gezien de grote verscheidenheid aan zowel publieke als private regelingen die tegenwoordig binnen het actiekader van de Europese Unie bestaan, verwateren de genoemde doelstellingen en bestaat zelfs het risico dat precies het tegenovergestelde wordt bereikt van wat oorspronkelijk werd beoogd:

    verwarring bij de consument omdat hij onbekend is met de verschillende regelingen;

    wantrouwen bij de consument ten aanzien van certificaten en/of de informatie op etiketten;

    geschillen tussen fabrikanten die aan certificerings- en/of etiketteringssystemen deelnemen en fabrikanten die dat niet doen, en zelfs tussen fabrikanten die aan verschillende certificerings- en/of etiketteringssystemen deelnemen;

    gebrek aan bescherming van lokale producten met EU-certificaat tegen producten uit derde landen.

    6.2.3   In dit opzicht zou het interessant zijn wanneer de EU acties stimuleerde die zijn gericht op vermindering en vereenvoudiging van het aantal kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten uit de EU.

    6.2.4   Het EECS stelt de Commissie voor om van een dergelijke unificatie van regelingen en/of criteria gebruik te maken voor het bevorderen van de integratie van sociale en milieucriteria – als minimaal te vervullen criteria – in de bestaande officiële certificeringsregelingen (of deze met het oog daarop te herzien), zoals het etiket voor biologische productie, de benaming van oorsprong (BO), de beschermde geografische aanduiding (BGA) en de gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS).

    6.2.5   Ook bij enkele regels voor het in de handel brengen van producten is integratie van deze „indicatoren voor excellentie” op zijn plaats, vooral wanneer zulks al gedeeltelijk het geval is (bv. de facultatieve gereserveerde vermeldingen zoals „producten uit de bergen” of „CO2-arme” producten (9).

    6.2.6   Wat particuliere certificaten betreft, zou de EU een aantal minimumnormen moeten vaststellen waaraan alle certificaten moeten voldoen, waarin tevens sociale en milieu-indicatoren zouden moeten worden opgenomen; ook zou zij de harmonisering en unificatie van verschillende soorten certificaten moeten bevorderen. Bij het laatste zou de COSMOS-norm (http://www.cosmos-standard.org) als voorbeeld kunnen dienen. Deze norm is opgesteld door verschillende certificeringsinstellingen in Europa om een uniek referentiekader te creëren voor het certificeren van natuurlijke en milieuvriendelijke cosmetische producten dat is gebaseerd op een paar eenvoudige regels gericht op preventie en veiligheid op alle productieniveaus, vanaf het verwerven van de grondstoffen tot het eindproduct. Deze certificeringsnorm treedt in april 2010 in werking.

    6.3   Creëren van een nieuw certificeringsmodel waarin sociaalecologische aspecten zijn meegenomen

    6.3.1   Er zou een nieuw model voor vrijwillige certificering moeten worden bevorderd waarin ook sociale en milieuaspecten worden meegenomen, waardoor tegelijkertijd de garantie kan worden gegeven dat de gecertificeerde landbouwproducten gedurende hun hele levenscyclus zo weinig mogelijk milieueffecten hebben en dat aan sociale eisen als gelijke behandeling, rechtvaardige beloning en evenwicht op het niveau van de waardeketen wordt voldaan.

    6.3.2   Implementatie van dit model zou betekenen dat er weer nieuwe informatie op het etiket komt. Daar staat tegenover dat dit symbool de consument laat zien welke producten (en/of fabrikanten) uit maatschappelijk en milieuoogpunt excelleren. De invoering van regelingen volgens dit model wordt momenteel door verschillende organismen bestudeerd, zowel publieke als private.

    6.3.3   Bij de ontwikkeling van het nieuwe model moet worden uitgegaan van de vereisten van de ISO-normen 1402 X. Dit houdt o.m. in dat de informatie nauwkeurig, verifieerbaar, relevant en betrouwbaar moet zijn. Ook moet worden nagedacht over de mogelijke uitgangspunten:

    wordt er gekozen voor een kwalitatieve (logo of ander waardensysteem) of kwantitatieve (verhouding indicatoren/waarden) benadering;

    kan worden volstaan met een verklaring of is certificering noodzakelijk;

    zijn de indicatoren bindend (ja/nee), gebaseerd op een puntensysteem, of gecombineerd;

    hoe de transparantie te verzekeren.

    7.   Promoten van Europese producten (Europese kwaliteit)

    7.1   Hoewel het EECS zich al heeft uitgesproken over het niet gebruiken van een label inzake de EU-voorschriften (NAT 413 (10), is het nodig de kwaliteitswaarden (uitgebreid tot omgevingsaspecten) van Europese landbouwproducten te promoten om hun concurrentiepositie ten aanzien van producten uit derde landen te verbeteren.

    7.2   Het EESC verzoekt de Commissie om voor de agrovoedingssector het gebruik van specifieke communicatiemiddelen en symbolen te bevorderen om de aandacht te vestigen op de kwaliteitswaarde van Europese producten. Dat dient te gebeuren op basis van consensus tussen de betrokken partijen. In dit verband, en rekening houdend met de verschillen, wijst het Comité op reeds bestaande middelen en symbolen die in andere sectoren worden gebruikt om de consument te helpen kwaliteitsproducten te onderscheiden, zoals het energie-efficiëntie-etiket (etikettering en classificatie van producten volgens hun energie-efficiëntie, wat bij fabrikanten een duidelijke beweging in de richting van meer energiezuinige producten teweeg heeft gebracht) of de-markering (als bewijs dat een uit een derde land ingevoerd product voldoet aan de veiligheidsvoorschriften van Europese wetgeving en daardoor geschikt is voor verkoop in Europa).

    7.3   Daarnaast moet voor het bekend maken van bedoelde (merendeels verplichte) kwaliteit ook meer gebruik worden gemaakt van informatiecampagnes waarbij een krachtige slagzin wordt gebruikt en wordt verteld waarin het product zich kwalitatief onderscheidt van andere producten. Het kan gaan om algemene (voor bv. biologische of milieuvriendelijke producten) of om specifieke (voor een bepaalde product of een bepaalde groep producten) campagnes.

    8.   Naar de integratie van maatregelen (geïntegreerd productbeleid)

    8.1   Al in het „Groenboek geïntegreerd productbeleid” van 7 februari 2001 wordt gesproken over het integreren van alle mogelijke maatregelen die de overheid tot haar beschikking heeft voor het stimuleren van milieuvriendelijke producten: van groene overheidsaankopen, via fiscale voordelen tot consumentenvoorlichting. In de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid, komt het onderwerp opnieuw aan de orde, nu vanuit het oogpunt van industrieproducten, maar nagenoeg zonder verwijzing naar industriële grondstoffen afkomstig uit de landbouw.

    8.2   Er zou onder meer dieper moeten worden ingegaan op de mogelijkheden die groene overheidsaankopen bieden (waarbij tegenwoordig alles is geconcentreerd op het concept biologische of geïntegreerde landbouw en het criterium dierenwelzijn), op het stimuleren van verantwoorde productie (subsidiëren van maatschappelijk verantwoorde en milieuvriendelijke producten) en op het informeren van de consument. Wat het laatste punt betreft, moet met nadruk worden gewezen op de noodzaak van het integreren van „indicatoren voor excellentie” zodat de consument weet dat hij een product van hoge kwaliteit in handen heeft. Veel consumenten associëren het begrip „kwaliteit” nog met het uiterlijk en de intrinsieke eigenschappen van een product. Ook zijn er consumenten die menen dat alles wat uit de biologische landbouw komt uit sociaal en milieuoogpunt uitstekend is, wat echter niet altijd het geval is.

    8.3   Alleen door het bevorderen van de wisselwerking tussen deze elementen waarin vraag en aanbod samenkomen, kan een einde worden gemaakt aan de dichotomie van ethische opstelling en feitelijk gedrag, waarvan zowel bij consumenten als bij fabrikanten en distributeurs sprake is.

    8.4   Tot slot stelt het EESC voor om in een effectbeoordeling na te gaan welke voor- en nadelen de hier besproken maatregelen voor het communautaire landbouwmodel zouden hebben.

    Brussel, 28 april 2010

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    (1)  Blijkens de Eurobarometer van juli 2009 zeggen vier van de vijf Europeanen dat ze rekening houden met de milieueffecten van de producten die ze kopen en is een meerderheid vóór maatregelen om producten milieuvriendelijker te maken.

    (2)  Een aankoopbesluit wordt ook bepaald door aspecten die intrinsiek zijn aan het product, zoals uiterlijk, prestige, voedingswaarde e.d., én door persoonlijke factoren, zoals beschikbare tijd, afstand, enz.

    (3)  In ruime zin, dus ook potentiële consumenten en zelfs scholieren zouden tot de doelgroep moeten behoren.

    (4)  Mededeling COM(2009) 591 „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa”

    (5)  Deze opsomming is enkel bij wijze van voorbeeld; er worden verschillende soorten indicatoren voor verschillende aspecten van het begrip integrale kwaliteit gegeven. Er zullen specifieke indicatoren nodig zijn, afhankelijk van het soort product en de behandelingen die het heeft ondergaan.

    (6)  www.tracefood.org of www.foodtraceability.eu

    (7)  De QR-code (Quick Reference) is een streepjes- of matrixcode waarin gegevens zijn opgeslagen die kunnen worden gelezen via een draagbaar toestel met camera of een webcam.

    (8)  Zoals aangegeven in artikel 6 van de ontwerpversie van het voorstel tot herziening van de verordening betreffende een communautair systeem van milieukeuren (Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 2 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair systeem van milieukeuren (COM(2008)0401 – C6-0279/2008 – 2008/0152(COD)).

    (9)  Mededeling COM(2009) 234 over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten

    (10)  PB C 218 van 11.9.2009.


    Top