This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52010AE0261
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Communication from the Commission to the Council and the European Parliament — 2008 Environment Policy Review’ COM(2009) 304 final
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Evaluatie van het milieubeleid 2008 (COM(2009) 304 definitief)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Evaluatie van het milieubeleid 2008 (COM(2009) 304 definitief)
PB C 347 van 18.12.2010, p. 84–86
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 347/84 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Evaluatie van het milieubeleid 2008
(COM(2009) 304 definitief)
(2010/C 347/13)
Rapporteur: Daniel RETUREAU
De Europese Commissie heeft op 24 juni 2009 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de
„Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Evaluatie van het milieubeleid 2008”
COM(2009) 304 final.
De gespecialiseerde afdeling, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 28 januari 2010 goedgekeurd.
Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 februari 2010 gehouden 460e zitting (vergadering van 17 februari) het volgende advies uitgebracht, dat met 118 stemmen vóór en 4 stemmen tegen, bij 10 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Samenvattend meent het Comité dat de communautaire instellingen en de lidstaten de problematiek van klimaatverandering en duurzame ontwikkeling zeer serieus hebben genomen. Er blijft echter nog veel te doen; zo moeten uiteindelijk gemeenschappelijke standpunten worden aangenomen en internationale, in cijfers uitgedrukte verbintenissen op papier worden gezet. Daartoe is een herziening nodig van het beleid inzake steun aan de ACS-landen en meer in het algemeen de ontwikkelingslanden. Dit geldt ook voor de voornaamste handelspartners, waaronder in de eerste plaats de Verenigde Staten.
1.2 De totale ecologische voetafdruk van goederen dient te worden onderworpen aan minimumnormen. Het EU-beleid behoort een combinatie van wetgeving en vrijwillige instrumenten en initiatieven te blijven, om zo een gedragswijziging te bewerkstelligen en te zorgen voor een toenemend besef van de nieuwe problemen die wij als mensheid voortaan het hoofd moeten bieden; aspecten als „informatie” en „educatie” dienen op het niveau van het maatschappelijk middenveld tot ontwikkeling te worden gebracht.
1.3 Het geïntegreerde beleid klimaat/energie begint zijn doelmatigheid te bewijzen; het moet worden voortgezet door het uit te breiden naar andere broeikasgassen en andere sectoren (in de eerste plaats het vervoer in al zijn vormen) en door internationale samenwerking te bevorderen.
1.4 Wetgeving zoals REACH en milieuaansprakelijkheid zullen een voorname rol blijven spelen en worden aangevuld met initiatieven van het bedrijfsleven, burgers en consumenten.
1.5 In veel van de richtlijnen die de laatste jaren werden goedgekeurd, wordt gepleit voor een nauwgezette follow-up, zodat kan worden nagegaan of de EU-bepalingen naar behoren worden omgezet en de nationale wetgeving efficiënt is; daarbij moet vooral aandacht worden besteed aan de handhaving.
1.6 Het verslag is bijzonder volledig en nuttig, maar het Comité vraagt zich af of het ook onder het publiek wordt verspreid.
2. Voornaamste punten uit het verslag van de Commissie
2.1 Wat de Europese burgers betreft, werd het jaar 2008 gekenmerkt door een ongekende bewustwording van de mondiale klimaatveranderingscrisis, die van nu af aan voor hen een zeer hoge politieke prioriteit heeft.
2.2 Dit onderstreept de noodzaak ons te richten op de ontwikkeling van een economie met een laag koolstofverbruik en een zuinig beheer van natuurlijke hulpmiddelen. Aanvullende inspanningen worden overwogen om deze uitdagingen aan te gaan.
2.3 De economie werd zwaar getroffen door een crisis zonder weerga; de financiële crisis heeft het investeringsklimaat in de reële economie verstikt en geleid tot aanzienlijke werkloosheid en een enorme toename van de overheidsschulden, vanwege overheidsleningen en participaties in banken en kredietinstellingen.
2.4 Het verslag van de Commissie bestaat uit een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement; het EECS wordt niet formeel geraadpleegd over periodieke voortgangsverslagen, maar verzoekt over het algemeen om deze verslagen te ontvangen. Zo kan het de daadwerkelijke uitvoering van de wetgeving en communautaire richtsnoeren volgen.
2.5 Het jaarverslag van 2008 over het milieubeleid heeft als verdienste dat het de balans opmaakt van communautaire initiatieven en hun doeltreffendheid, met name ten aanzien van de afspraken inzake de reductie van broeikasgassen die in Kyoto zijn gemaakt en de verwachte uitkomsten van de conferentie van Kopenhagen van december 2009. Het Comité heeft hierover advies uitgebracht (1).
2.6 Volgens de Commissie, en afgaande op de verwachtingen, ziet het er naar uit dat de EU haar doelstellingen van broeikasgasreductie ingevolge het Kyoto-protocol inzake de strijd tegen de klimaatverandering, zal bereiken. De EU en haar lidstaten – in ieder geval het merendeel – zouden zich aan hun reductieafspraken hebben gehouden. De doelstellingen zouden zelfs kunnen worden overtroffen dankzij de unilaterale inspanningen van enkele lidstaten die aanvullende maatregelen overwegen.
2.7 De verschillende terreinen waarop het communautaire milieubeleid van toepassing is, passeren in het verslag de revue. We mogen echter niet vergeten dat de mededeling slechts een samenvatting is, het volledige verslag beslaat meer dan 200 bladzijden en is opgenomen in de bijlage.
2.8 Op basis van volledige, op 2006 betrekking hebbende cijfers, waren in juni 2008 de emissies van broeikasgassen in de EU-15, 2,7 % lager dan in het referentiejaar (1990), bij een economische groei van ongeveer 40 % in dezelfde periode. Gezien het beleid en de maatregelen die op dit moment van kracht zijn, moet het mogelijk zijn om in 2010 te komen tot een totale reductie van 3,6 % vergeleken met het referentiejaar, ofwel halverwege de periode 2008-2012, waarvoor wij een reductie van 8 % hebben afgesproken. Een aanvullende reductie van 3 %, die de totale reductie op 6,6 % zou brengen, moet voortvloeien uit de emissierechten die uit hoofde van de Kyoto-mechanismen van derde landen zijn gekocht. Nog eens 1,4 % wordt verwacht van de koolstofputten.
2.9 Dit alles moet het mogelijk maken de doelstelling van Kyoto te halen of zelfs te overtreffen, aangezien in de prognoses van de lidstaten nog geen sprake is van vastgestelde plafonds voor de toewijzing van communautaire emissiequota voor de ruilperiode 2008-2012, waarvan een aanvullende reductie van 3,3 % aan emissies wordt verwacht, vergeleken met het referentiejaar.
3. Opmerkingen
3.1 De verwachtingen van de Commissie in het verslag over 2008 berusten op betrekkelijk oude, volledige gegevens en vanaf 2006 op onvolledige gegevens. Meer gegevens waren in 2008 echter nog niet beschikbaar, en de Commissie heeft rekening gehouden met alle relevante informatie waarop zij tot op het moment van publicatie de hand kon leggen. Ondanks het teleurstellende resultaat van de milieuconferentie van Kopenhagen moet de EU vast houden aan haar doelstelling inzake de beperking van de uitstoot tegen 2012; daarnaast moet zij haar inspanningen met het oog op verdere beperkingen tegen 2020 voortzetten.
3.2 Veel van de richtlijnen die de afgelopen jaren zijn goedgekeurd vragen om nauwgezet toezicht voor een dergelijke omzetting in nationaal recht en de doeltreffende waarborging ervan, met name wat betreft de controle van de uitvoering. Sommige landen zijn er niet in geslaagd de doelstellingen waartoe zij zich hadden verbonden, te verwezenlijken. Uit het verslag blijkt duidelijk welke problemen en obstakels nog moeten worden overwonnen en op welke vlakken vooruitgang is geboekt. Het gaat om een volledig en gedetailleerd verslag waarin ook nieuwe indicatoren worden voorgesteld om de totale ecologische voetafdruk van producten en activiteiten te bepalen. De tekst verdient daarom op ruime schaal te worden verspreid en ook toekomstige verslagen moeten onder de aandacht van het publiek worden gebracht, zodat een mentaliteitsverandering ontstaat in de productie- en distributiesector en bij de consument.
3.3 Het Comité is niet volledig overtuigd van het argument dat de crisis zelf een kans biedt om op duurzamere productie- en consumptiepatronen over te schakelen. De koopkracht van een toenemend aantal gezinnen wordt sterk aangetast door de werkloosheid en door de sluiting van bedrijven, die in sommige gevallen hun productie hebben verplaatst naar een derde land. Werkgelegenheid en huisvesting, in het bijzonder voor jongeren, blijven op korte termijn grote zorgen waarvoor oplossingen dienen te worden gevonden.
3.4 Onzekere banen, in deeltijd uitgevoerd en van beperkte duur, lijken schering en inslag te worden, wat een onevenwichtige situatie veroorzaakt die de veranderingen in de consumptiepatronen van huishoudens en bedrijven weinig ten goede komt. Deze laatste neigen er vaak toe hun meest verontreinigende productie uit de EU te verplaatsen, in plaats van te investeren in andere productiewijzen, wat vooral voor het midden- en kleinbedrijf ook moeilijker is, nu krediet schaarser is geworden.
3.5 Het verslag gaat slechts kort in op de gevolgen van de crisis, die nog allesbehalve zijn opgelost op een wijze die het milieu ten goede komt. De klap is ook hard aangekomen in de landen buiten de EU-27, in het bijzonder in ontwikkelingslanden. Een doelmatig beleid ten aanzien van deze landen valt op korte termijn niet te verwachten, nu de officiële ontwikkelingshulp naast andere vormen van hulp snel afneemt. Een snelle en consequente gedragsverandering is absoluut noodzakelijk om deze landen, die de middelen en technologie ontberen om de klimaatverandering te bestrijden, te hulp te schieten.
3.6 Een halfslachtig „business as usual”-herstel, met het vertrouwde economische bestel, zal een veiliger en beter milieu niet dichterbij brengen. Vooralsnog geven de financiële markten en de industrie verre van bemoedigende signalen af; politieke vastberadenheid is onontbeerlijk, alsmede een sterkere mobilisering van Europese burgers en objectieve, dus niet nodeloos sensatiebeluste berichtgeving in de media.
Voor de nieuwe industrielanden (China, Brazilië, India…) zijn de oude consumptiepatronen van geïndustrialiseerde landen met een markteconomie nog altijd een begeerde doelstelling. Noch de regeringen, noch de burgers hebben veel begrip voor de beperkingen die men hun wil opleggen op het gebied van milieuverontreiniging en verandering van levens- en consumptiepatronen. Zij ervaren de verplichtingen die de strijd tegen de klimaatverandering met zich meebrengt als een soort historisch onrecht, jegens hen begaan, op een moment dat zij hun bevolking van armoede proberen te bevrijden en de gezondheidszorg en het onderwijs trachten te stimuleren door middel van een industrialisering die berust op onderaanneming voor transnationale bedrijven.
3.7.1 Zij vragen om hulp en overdracht van technologieën. Dit behoort zeer serieus in overweging te worden genomen, indien men verder wil gaan op de weg die met de klimaatakkoorden is ingeslagen.
3.8 De kwestie van het vervoer van het ene einde van de wereld naar het andere via versnipperde productieketens en naar consumptielocaties die zeer ver van elkaar verwijderd zijn, dient te worden bestudeerd en er moeten passende maatregelen worden genomen. Het terugboeken van de daadwerkelijke milieu- en klimaatkosten is op dit moment een belasting voor de consument, zowel uit het oogpunt van kosten als van verontreiniging. Het Comité ondersteunt derhalve de inspanningen om het MARPOL-verdrag te herzien en de verontreiniging door schepen te beperken; daarnaast moeten ook algemene regelingen worden ingevoerd voor de financiële markten en met het oog op de verbetering van de vervoerslogistiek en de bevordering van duurzame productie.
3.9 Het Comité deelt de mening van de Commissie dat de regeringen hun economische herstelplannen moeten gebruiken om een doelmatiger energiegebruik te bewerkstelligen, zulks door de ecologische infrastructuur te ontwikkelen en eco-innovatie te bevorderen.
3.10 Een krachtig milieubeleid kan ertoe bijdragen dat er een „groener” herstel wordt ingezet, met een verminderde koolstofvoetafdruk en een aangepast verbruik van ondernemingen en huishoudens.
3.11 Het snelle verlies aan biodiversiteit in de wereld (uitsterven van vele planten- en diersoorten, waarvan sommige, zoals bijen en vogels, zwaar worden getroffen, terwijl zij essentieel zijn voor de landbouwproductie) moet een aansporing zijn om beleid in gang te zetten dat de verdwijning van soorten afremt; dit geldt in het bijzonder voor:
— |
het beheer van de bossen en de stopzetting van het kappen van oerbossen en regenwouden; |
— |
gangbare landbouwmethoden (het staat vast dat de huidige gewasbeschermingsmiddelen de gezondheid van bijen en het voedsel van vogels aantasten). |
3.12 Het Comité stemt in met de uitwerking van nieuwe indicatoren die rekening houden met de biodiversiteit en het klimaat, naar het voorbeeld van de voor EUROSTAT vastgestelde indicatoren inzake de prioritaire gebieden van het Zesde Milieuactieprogramma.
3.13 CO2 is niet het enige broeikasgas. Er dient scherp te worden gelet op NOx (stikstofoxiden) en op alles wat de ozonlaag kan aantasten en de atmosfeer kan opwarmen.
3.14 Het Comité dringt aan op de bewustmaking en actieve deelname van burgers, toegespitst op goede praktijken aangaande gebruikte producten, op het beperken en scheiden van huishoudelijk afval; onontbeerlijk is ook de bewustmaking van ondernemingen, die de strijd tegen de klimaatverandering deel moeten laten uitmaken van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
3.15 Over de meeste programma’s en wetgeving die in het verslag aan de orde komen is op een bepaald moment door het EESC advies uitgebracht (2). Ook heeft het EESC een permanente waarnemingspost voor duurzame ontwikkeling ingesteld om op doelmatiger wijze bij te dragen aan strategieën ter bestrijding van de klimaatverandering, aan de follow-up van communautair beleid en communautaire wetgeving, en aan de controle op de doeltreffendheid daarvan.
Brussel, 17 februari 2010
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Mario SEPI
(1) PB C 128, 18.5.2010, blz. 116.
(2) EESC-adviezen: PB C 128, 18.5.2010, blz. 122; PB C 318, 23.12.2009, blz. 97; PB C 317, 23.12.2009, blz. 75; PB C 318, 23.12.2009, blz. 92; PB C 306, 16.12.2009, blz. 42; PB C 277, 17.11.2009, blz. 67; PB C 277, 17.11.2009, blz. 62; PB C 318, 23.12.2009, blz. 88; PB C 218, 11.9.2009, blz. 55; PB C 218, 11.9.2009, blz. 50; PB C 218, 11.9.2009, blz. 46; PB C 175, 28.7.2009, blz. 34; PB C 218, 11.9.2009, blz. 59; PB C 306, 16.12.2009, blz. 39; PB C 204, 9.8.2008, blz. 66.