Pasirinkite eksperimentines funkcijas, kurias norite išbandyti

Šis dokumentas gautas iš interneto svetainės „EUR-Lex“

Dokumentas 52006SC0109

Aanbeveling voor een advies van de Raad overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland, 2005-2009

/* SEC/2006/0109 def. */

52006SC0109

Aanbeveling voor een advies van de Raad overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland, 2005-2009 /* SEC/2006/0109 def. */


NL

Brussel, 1.2.2006

SEC(2006) 109 definitief

Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 9, lid 3, van

Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland, 2005-2009

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Achtergrond

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, gaat uit van gezonde openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke en duurzame groei die bevorderlijk is voor de werkgelegenheidschepping. In 2005 is het pact voor de eerste maal gewijzigd. Het heeft weliswaar zijn nut bewezen bij het verankeren van begrotingsdiscipline, maar er werd een hervorming van het pact nodig geacht om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing ervan te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid [1], die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten stabiliteits- of convergentieprogramma's en jaarlijkse actualiseringen daarvan aan de Raad en de Commissie moeten voorleggen (de lidstaten die de eenheidsmunt reeds hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's indienen en de lidstaten die de eenheidsmunt nog niet hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) convergentieprogramma's indienen). Het eerste convergentieprogramma van Estland is in mei 2004 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 5 juli 2004 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door hogervermeld Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

In de programma's moeten de lidstaten aangeven wat hun middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie is, met welke beleidsmaatregelen zij deze doelstelling willen verwezenlijken en daaraan willen vasthouden, en welke economische veronderstellingen eraan ten grondslag liggen. Volgens het gewijzigde pact moet de middellangetermijndoelstelling voor individuele lidstaten worden gedifferentieerd teneinde rekening te houden met de economische en budgettaire heterogeniteit in de Unie, alsook met het begrotingsrisico voor de houdbaarheid van de openbare financiën. Andere elementen van de hervorming zijn dat moet worden gestreefd naar een meer symmetrische aanpak van het begrotingsbeleid gedurende de gehele cyclus door een sterkere begrotingsdiscipline in economisch goede tijden, terwijl "grote structurele hervormingen" met een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn in aanmerking moeten worden genomen bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de middellangetermijndoelstelling of van het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze doelstelling.

Rekening houdende met de najaarsprognoses 2005 van haar diensten, de gedragscode [2], de algemeen aanvaarde methode voor de schatting van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi, alsmede met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn vervat in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008, heeft de Commissie het onlangs ingediende geactualiseerde convergentieprogramma van Estland onderzocht en, op basis van de onderstaande evaluatie, een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen.

Evaluatie

(1) De recentste actualisering van het convergentieprogramma van Estland, dat betrekking heeft op de periode 2005-2009, is ingediend op 1 december 2005 [3]. Het geactualiseerde programma is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode vastgelegde modelstructuur en gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's [4].

(2) Na de eerste vruchten te hebben geplukt van de doortastende hervormings- en stabilisatie-inspanningen in het midden van de jaren negentig, kreeg Estland in de nasleep van de Russische crisis van 1998 een tijdelijke terugslag te verwerken met een groeidip in 1999. Dankzij grootscheepse structurele hervormingen in de financiële sector en het bedrijfsleven, die de economie gevoeliger maakten voor marktwerking en de internationale openheid ervan vergrootten, trok de groei vanaf 2000 weer snel aan. In het afgelopen decennium heeft de jaarlijkse reële BBP-groei gemiddeld circa 6% bedragen en daarmee het EU-gemiddelde van 1,7% ver overtroffen. Een hoog extern tekort van 10,5% van het BBP in 2004 vormt de voornaamste macro-economische onevenwichtigheid.

(3) In de actualisering wordt de reële BBP-groei voor 2005 geraamd op 6,5%, trekt deze in 2006 nog iets verder aan tot 6,6% om in 2007 tot 2009, de laatste jaren van de programmaperiode, weer af te vlakken tot 6,3%. In het algemeen lijkt het macro-economische scenario dat aan de actualisering ten grondslag ligt, uitgesproken voorzichtig in vergelijking met de evaluatie en de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie. In het licht van de berekeningen die de diensten van de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode op basis van het programma hebben verricht, blijft de potentiële BBP-groei relatief hoog, maar vertoont deze op middellange termijn wel een licht dalende trend. Daarom leiden de voorzichtige vooruitzichten voor de reële BBP-groei tot een negatieve output gap in de gehele programmaperiode, maar geven de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie voor 2005 en 2006 juist een positieve output gap en voor 2007 slechts een beperkte onbenutte capaciteit in de economie te zien. Verwacht wordt dat de werkgelegenheidsgroei in de komende jaren op een hoog niveau blijft en dat de inflatie terugloopt van 3,5% in 2005 naar 2,6% in 2006 en bescheiden blijft in 2008 en 2009 met 2,7%. Gezien de feitelijke HICP-stijging van 4,1% in 2005, die toe te schrijven is aan toetredingsgerelateerde basiseffecten en hoge energieprijzen, lijkt de prognose voor 2006 aan de optimistische kant. De prognose voor 2007 is wel in overeenstemming met die van de Commissie. Volgens de ramingen is het externe tekort teruggelopen tot 9% van het BBP in 2005, tegen 13,4% in 2003. Hebben de openbare financiën met hun regelmatige overschotten in het verleden nog een positieve invloed uitgeoefend op deze voornaamste onevenwichtigheid in de Estse economie, in de komende jaren valt volgens het programma weinig verdere steun uit deze hoek te verwachten. Met zijn currency board, die Estland zich in het kader van het ERM II-mechanisme eenzijdig heeft opgelegd, heeft het land de wisselkoers binnen dit mechanisme in 2005 volkomen stabiel gehouden. Als gevolg van het geloofwaardige monetaire kader zijn de geldmarktrente en rentetarieven voor bankkrediet in heel 2005 op een laag, stabiel niveau gebleven.

(4) In zijn advies van 17 februari 2005 heeft de Raad de in het vorige geactualiseerde convergentieprogramma over de periode 2004-2008 gepresenteerde begrotingsstrategie onderschreven. Wat de uitvoering van de begroting in 2005 betreft, wordt het overheidsoverschot voor 2005 in de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie geraamd op 1,1% van het BBP, tegen een streefcijfer van 0,0% in het vorige geactualiseerde convergentieprogramma. Dankzij een combinatie van hoge groei en verbeteringen in de belastinginning is het feitelijke overschot over 2005 veel hoger uitgevallen en op zo´n 2,5% van het BBP uitgekomen.

(5) Het Estse begrotingskader is erop gericht de openbare financiën gezond te houden op basis van een duurzame hoge groei en een stijgende werkgelegenheid. Daartoe dient de overheidsbegroting in evenwicht te zijn en gelden er nominale uitgavenplafonds voor de centrale overheid. Na de overschotten van 0,3% en 0,1% van het BBP in respectievelijk 2005 en 2006 wordt in het programma voor de jaren vanaf 2007 gemikt op een overheidssaldo van 0,0%. De streefcijfers voor het overheidsoverschot voor 2005 en 2006 vallen iets hoger uit dan in de vorige actualisering, maar houden slechts ten dele rekening met het meevallende resultaat in 2005. Er wordt gerekend op een geleidelijke daling van de uitgaven- en de inkomstenquote in de laatste jaren van de programmaperiode. In vergelijking met het vorige programma bevestigt de actualisering van december 2005 in grote lijnen de voorgenomen begrotingsstrategie van begrotingen die elk jaar in evenwicht zijn, maar valt het macro-economische scenario veel gunstiger uit.

(6) In het licht van de berekeningen die de diensten van de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode op basis van het programma hebben verricht, loopt het structurele saldo (overschot) in de komende vier jaar geleidelijk terug: van circa 0,5% van het BBP in 2005 naar 0,0% in 2009. De actualisering noemt als middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie als bedoeld in het stabiliteits- en groeipact, een begroting die structureel gezien, dat wil zeggen conjunctuurgezuiverd en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, in evenwicht is. Aangezien de MTD van het programma ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 2% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge biedt die ruim genoeg is om een buitensporig tekort te voorkomen. Wat de passendheid van de MTD van het programma betreft, kan worden vastgesteld dat deze binnen de marge ligt die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode wordt aangegeven voor de lidstaten die tot de eurozone en tot ERM II behoren, en ambitieuzer is dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

(7) Ook na 2005 kunnen de begrotingsresultaten veel beter uitvallen dan de prognoses in het programma aangeven. Het onderliggende economische scenario voor 2006-2009 is uitgesproken voorzichtig. Ook lijken de opwaartse risico´s gezien het feit dat Estland al vaker de begrotingsdoelstellingen heeft overtroffen, per saldo iets te overheersen.

(8) In het licht van bovenstaande risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie te volstaan om de MTD van het programma in de gehele programmaperiode te verwezenlijken. Aangezien de MTD ambitieuzer is dan de minimumbenchmark, zou de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge moeten bieden die ruim genoeg is om gedurende de gehele programmaperiode te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Aangezien het resultaat in 2005 waarschijnlijk beter zal uitvallen dan verwacht, kan het beoogde begrotingsoverschot van niet meer dan 0,1% van het BBP het risico van een procyclisch effect in goede tijden in zich dragen.

(9) Estland heeft de laagste brutoschuld in de EU. Deze ligt ruim onder de referentiewaarde van het Verdrag. Volgens de actualisering en de prognoses 2005-2007 van de diensten van de Commissie loopt de schuldquote over de gehele programmaperiode nog verder terug tot amper 2,8% van het BBP eind 2009.

(10) Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, lijkt Estland een gering risico te lopen gezien de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing. De brutoschuld ligt momenteel op een zeer laag niveau en blijft in de gehele prognoseperiode onder de referentiewaarde van 60%. De Estse strategie waarbij aan de houdbaarheid een centrale plaats wordt toegekend in het begrotingsbeleid, zoals de op kapitaaldekking gerichte hervorming van het pensioenstelsel, levert een positieve bijdrage aan de vooruitzichten voor de openbare financiën. De huidige situatie van begrotingsoverschotten draagt bij aan beperking van de verwachte budgettaire gevolgen van de vergrijzing. Door het middellangetermijnstreven om de begroting in evenwicht te houden, dreigt er weinig gevaar voor de houdbaarheid van de openbare financiën.

(11) De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Met name hebben de grote overheidsoverschotten in 2005 bijgedragen aan een aanzienlijke daling van het externe tekort tot onder de 10% van het BBP. Een voorzichtig begrotingsbeleid wordt genoemd als hoeksteen van de Estse beleidsmix in de programmaperiode, die met name bedoeld is om een verdere daling van het externe tekort tot een duurzaam niveau in de hand te werken. Verder bevat de actualisering maatregelen om een op groei en werkgelegenheid gerichte allocatie van middelen te bevorderen en daarbij met name de omvang van de overheidssector in de economie te beperken en de fiscale druk te verschuiven van directe naar indirecte belastingheffing.

(12) In het nationale hervormingsprogramma van Estland, dat op 15 oktober 2005 is ingediend, worden de volgende uitdagingen genoemd die aanzienlijke gevolgen voor de openbare financiën hebben: i) houdbare openbare financiën; ii) een begrotingsbeleid dat bevorderlijk is voor groei en werkgelegenheid; iii) een stabiel macro-economisch klimaat. De gevolgen voor de begroting van de in het nationale hervormingsprogramma beschreven maatregelen komen volledig tot uiting in de budgettaire prognoses van het convergentieprogramma. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën sluiten aan bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. Met name schetst het convergentieprogramma maatregelen om de pensioenhervorming van 2002 tot een goed einde te brengen, de consumptie en de milieubelastingen te verhogen en tegelijk de belastingen op arbeid te verlagen en de begrotingsmiddelen systematisch te verschuiven naar investeringen, O&O en beroepsopleiding. In het convergentieprogramma worden deze maatregelen aangevuld met wijzigingen in de institutionele regelingen voor de openbare financiën. Met name wordt de laatste hand gelegd aan een computergestuurd budgetteringssysteem dat alle vakministeries verbindt met het wakend oog van het ministerie van Financiën, wordt het proces van strategische planning verder geformaliseerd en wordt gewerkt aan nieuwe wetgeving om het financieel beheer op lokaal overheidsniveau te verbeteren.

Al met al is de begrotingssituatie gezond en is de begrotingsstrategie een goed voorbeeld van een begrotingsbeleid dat strookt met het pact. Wel zou het in het licht van de bovenstaande evaluatie en een begrotingsresultaat dat in 2005 waarschijnlijk veel beter uitvalt dan de raming in het programma, voor Estland aanbeveling verdienen te streven naar een hoger begrotingsoverschot in 2006 en de daaropvolgende jaren om de externe onevenwichtigheid verder te corrigeren.

Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 9, lid 3, van

Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland, 2005-2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid [5], en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1) Na de eerste vruchten te hebben geplukt van de doortastende hervormings- en stabilisatie-inspanningen in het midden van de jaren negentig, kreeg Estland in de nasleep van de Russische crisis van 1998 een tijdelijke terugslag te verwerken met een groeidip in 1999. Dankzij grootscheepse structurele hervormingen in de financiële sector en het bedrijfsleven, die de economie gevoeliger maakten voor marktwerking en de internationale openheid ervan vergrootten, trok de groei vanaf 2000 weer snel aan. In het afgelopen decennium heeft de jaarlijkse reële BBP-groei gemiddeld circa 6% bedragen en daarmee het EU-gemiddelde van 1,7% ver overtroffen. Een hoog extern tekort van 10,5% van het BBP in 2004 vormt de voornaamste macro-economische onevenwichtigheid. De budgettaire ontwikkelingen werden bepaald door een over het algemeen voorzichtige begrotingsstrategie die gezonde begrotingsoverschotten resulteerde.

(2) In zijn advies van 17 februari 2005 heeft de Raad de in het vorige geactualiseerde convergentieprogramma over de periode 2004-2008 gepresenteerde begrotingsstrategie onderschreven. Wat de uitvoering van de begroting in 2005 betreft, wordt het overheidsoverschot voor 2005 in de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie geraamd op 1,1% van het BBP, tegen een streefcijfer van 0,0% in het vorige geactualiseerde convergentieprogramma. Dankzij een combinatie van hoge groei en verbeteringen in de belastinginning is het feitelijke overschot over 2005 veel hoger uitgevallen en op zo´n 2,5% van het BBP uitgekomen.

(3) Op [14 februari 2006] heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland voor de periode 2005-2009 behandeld. Het geactualiseerde programma is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode vastgelegde modelstructuur en gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's [6].

(4) Volgens het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, zal de reële BBP-groei, die in 2005 6,5% bedroeg, nog iets verder aantrekken tot 6,6% in 2006, om in de laatste jaren van de programmaperiode weer af te vlakken tot gemiddeld 6,3%. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario uit te gaan van uitgesproken voorzichtige groeihypothesen. In het licht van de berekeningen die de diensten van de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode op basis van het programma hebben verricht, blijft de potentiële BBP-groei relatief hoog, maar vertoont deze op middellange termijn wel een licht dalende trend. Daarom leiden de voorzichtige vooruitzichten voor de reële BBP-groei tot een negatieve output gap in de gehele programmaperiode, maar geven de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie voor 2005 en 2006 juist een positieve output gap te zien. De in het programma opgenomen kortetermijnprognoses voor de inflatie lijken ook aan de lage kant.

(5) Het Estse budgettaire middellangetermijnkader is erop gericht de openbare financiën gezond te houden op basis van een duurzame hoge groei en een stijgende werkgelegenheid. Na de overschotten van 0,3% en 0,1% van het BBP in respectievelijk 2005 en 2006 wordt in het programma voor de jaren vanaf 2007 gemikt op een overheidssaldo van 0,0%. Vanwege de minieme rentelast valt het primaire saldo slechts iets hoger uit. De streefcijfers voor het overheidsoverschot voor 2005 en 2006 vallen iets hoger uit dan in de vorige actualisering, maar houden slechts ten dele rekening met het meevallende resultaat in 2005: een overschot van circa 2,5% van het BBP dat voornamelijk te danken is aan een uitbundige economische groei en verbeteringen in de belastinginning. Er wordt gerekend op een geleidelijke daling van de uitgaven- en de inkomstenquote in de laatste jaren van de programmaperiode. In vergelijking met het vorige geactualiseerde programma bevestigt de actualisering van december 2005 in grote lijnen de voorgenomen begrotingsstrategie van jaarbegrotingen die in evenwicht zijn, maar valt het macro-economische scenario veel gunstiger uit.

(6) Gedurende de programmaperiode zal het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele overschot (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) jaarlijks met gemiddeld 0,1% van het BBP teruglopen. Het programma noemt als middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie een begroting die structureel gezien in evenwicht is, en wil een structureel saldo aanhouden dat in de gehele programmaperiode aan de MTD van het programma beantwoordt. Aangezien de MTD van het programma ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 2% van het BBP), zou de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge moeten bieden die ruim genoeg is om een buitensporig tekort te voorkomen. Wat de passendheid van de MTD van het programma betreft, kan worden vastgesteld dat deze binnen de marge ligt die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode wordt aangegeven voor de lidstaten die tot de eurozone en tot ERM II behoren, en ambitieuzer is dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

(7) Ook na 2005 kunnen de begrotingsresultaten veel beter uitvallen dan de prognoses in het programma aangeven. De onderliggende economische vooruitzichten voor 2006-2009 zijn uitgesproken voorzichtig. Ook lijken de opwaartse risico´s gezien het feit dat Estland al vaker de begrotingsdoelstellingen heeft overtroffen, per saldo iets te overheersen.

(8) In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de begrotingsstrategie te volstaan om gedurende de gehele programmaperiode een structurele begrotingssituatie te bewerkstelligen die in het kader van het pact als passend kan worden aangemerkt. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie verschaft tevens een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om gedurende de gehele programmaperiode te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Aangezien het resultaat in 2005 waarschijnlijk beter zal uitvallen dan verwacht, kan het beoogde begrotingsoverschot van niet meer dan 0,1% van het BBP het risico van een procyclisch effect in "goede tijden" in zich dragen.

(9) De schuldquote ligt met circa 4,6% van het BBP eind 2005 ruim onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP en is daarmee de laagste in de EU. Volgens het programma zal de schuldquote in de programmaperiode nog met 1,8 procentpunt dalen.

(10) Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, lijkt Estland een gering risico te lopen gezien de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing. De brutoschuld ligt momenteel op een zeer laag niveau en blijft in de gehele prognoseperiode onder de referentiewaarde van 60%. De Estse strategie waarbij aan de houdbaarheid een centrale plaats wordt toegekend in het begrotingsbeleid, zoals de op kapitaaldekking gerichte hervorming van het pensioenstelsel, levert een positieve bijdrage aan de vooruitzichten voor de openbare financiën. De huidige situatie van begrotingsoverschotten draagt bij aan beperking van de verwachte budgettaire gevolgen van de vergrijzing. Door het middellangetermijnstreven om de begroting in evenwicht te houden, dreigt er weinig gevaar voor de houdbaarheid van de openbare financiën.

(11) De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Met name hebben de grote overheidsoverschotten in 2005 bijgedragen aan een aanzienlijke daling van het externe tekort tot onder de 10% van het BBP. Een voorzichtig begrotingsbeleid wordt genoemd als hoeksteen van de Estse beleidsmix in de programmaperiode, die met name bedoeld is om een verdere daling van het externe tekort tot een duurzaam niveau in de hand te werken. Verder bevat de actualisering maatregelen om een op groei en werkgelegenheid gerichte allocatie van middelen te bevorderen en daarbij met name de omvang van de overheidssector in de economie te beperken en de fiscale druk te verschuiven van directe naar indirecte belastingheffing.

(12) In het nationale hervormingsprogramma van Estland, dat op 15 oktober 2005 in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is ingediend, worden de volgende uitdagingen genoemd die aanzienlijke gevolgen voor de openbare financiën hebben: i) houdbare openbare financiën; ii) een begrotingsbeleid dat bevorderlijk is voor groei en werkgelegenheid; iii) een stabiel macro-economisch klimaat. De gevolgen voor de begroting van de in het nationale hervormingsprogramma beschreven maatregelen komen volledig tot uiting in de budgettaire prognoses van het convergentieprogramma. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën sluiten aan bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. Met name schetst het convergentieprogramma maatregelen om de pensioenhervorming van 2002 tot een goed einde te brengen, de consumptie en de milieubelastingen te verhogen en tegelijk de belastingen op arbeid te verlagen en de begrotingsmiddelen systematisch te verschuiven naar investeringen, O&O en beroepsopleiding. In het convergentieprogramma worden deze maatregelen aangevuld met wijzigingen in de institutionele regelingen voor de openbare financiën. Met name wordt de laatste hand gelegd aan een computergestuurd budgetteringssysteem dat alle vakministeries verbindt met het wakend oog van het ministerie van Financiën, wordt het proces van strategische planning verder geformaliseerd en wordt gewerkt aan nieuwe wetgeving om het financieel beheer op lokaal overheidsniveau te verbeteren.

In het licht van de bovenstaande evaluatie is de Raad van oordeel dat over het geheel genomen de begrotingssituatie gezond is en de begrotingsstrategie een goed voorbeeld is van een begrotingsbeleid dat strookt met het pact. Wel tekent de Raad daarbij aan dat het in het licht van een begrotingsresultaat dat in 2005 waarschijnlijk veel beter uitvalt dan de raming in het programma, voor Estland aanbeveling zou verdienen te streven naar een hoger begrotingsoverschot in 2006 en de daaropvolgende jaren om de externe onevenwichtigheid verder te corrigeren.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

| 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |

Reëel BBP(Verandering in %) | CP dec 2005 | 7,8 | 6,5 | 6,6 | 6,3 | 6,3 | 6,3 |

| COM nov 2005 | 7,8 | 8,4 | 7,2 | 7,4 | n.b. | n.b. |

| CP nov 2004 | 5,6 | 5,9 | 6,0 | 6,0 | 6,0 | n.b. |

HICP-inflatie(%) | CP dec 2005 | 3,0 | 3,5 | 2,6 | 2,6 | 2,7 | 2,7 |

| COM nov 2005 | 3,0 | 4,1 | 3,3 | 2,6 | n.b. | n.b. |

| CP dec 20041 | 3,3 | 3,2 | 2,5 | 2,8 | 2,8 | n.b. |

Output gap(% van het potentiële BBP) | CP dec 20052 | 0,1 | -0,4 | -0,6 | -0,7 | -0,5 | -0,1 |

| COM nov 20053 | -0,2 | 0,5 | 0,1 | -0,1 | n.b. | n.b. |

| CP dec 20042 | -0,9 | -1,3 | -1,7 | -1,2 | -1,0 | n.b. |

Overheidssaldo(% van het BBP) | CP dec 2005 | 1,7 | 0,3 | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |

| COM nov 2005 | 1,7 | 1,1 | 0,6 | 0,4 | n.b. | n.b. |

| CP dec 2004 | 1,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |

Primair saldo(% van het BBP) | CP dec 2005 | 1,9 | 0,5 | 0,3 | 0,2 | 0,1 | 0,1 |

| COM nov 2005 | 1,9 | 1,3 | 0,8 | 0,5 | n.b. | n.b. |

| CP dec 2004 | 1,3 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,1 | n.b. |

Conjunctuurgezuiverd saldoStructureel saldo4(% van het BBP) | CP dec 2005 | 1,7 | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,1 | 0,0 |

| COM nov 2005 | 1,8 | 1,0 | 0,6 | 0,4 | n.b. | n.b. |

| CP dec 2004 | n.b. | n.b. | n.b. | n.b. | n.b. | n.b. |

Bruto overheidsschuld(% van het BBP) | CP dec 2005 | 5,4 | 4,6 | 4,4 | 3,3 | 3,0 | 2,8 |

| COM nov 2005 | 5,5 | 5,1 | 4,0 | 3,1 | n.b. | n.b. |

| CP dec 2004 | 4,8 | 4,6 | 4,3 | 3,1 | 2,9 | n.b. |

Noten:1 Het geactualiseerde convergentieprogramma van december 2004 bevat geen HICP-gegevens, maar gegevens op basis van een nationale CPI-definitie. De verschillen zijn niet noemenswaardig.2 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.3 Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 7,2%, 7,1%, 6,7% en 6,5% in de periode 2004-2007.4 Omdat er in het programma geen eenmalige en andere tijdelijke maatregelen worden vermeld, is het conjunctuurgezuiverde saldo gelijk aan het structurele saldo.Bronnen:Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie. |

[1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd: op : http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

[2] Advies van het Economisch en Financieel Comité over de specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma's, door de Raad (Ecofin) op 11 oktober 2005 bekrachtigd.

[3] De Engelse vertaling van het programma is ingediend op 2 januari 2006.

[4] Het programma bevat de meeste verplichte en facultatieve gegevens die de nieuwe gedragscode voorschrijft.

[5] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

[6] Het programma bevat de meeste verplichte en facultatieve gegevens die de nieuwe gedragscode voorschrijft.

--------------------------------------------------

Į viršų