Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003AE0751

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie betreffende de invoering van de Europese ziekteverzekeringskaart" (COM(2003) 73 def.)

    PB C 220 van 16.9.2003, p. 46–49 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52003AE0751

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie betreffende de invoering van de Europese ziekteverzekeringskaart" (COM(2003) 73 def.)

    Publicatieblad Nr. C 220 van 16/09/2003 blz. 0046 - 0049


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie betreffende de invoering van de Europese ziekteverzekeringskaart"

    (COM(2003) 73 def.)

    (2003/C 220/11)

    De Raad heeft op 17 februari 2003 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over de voornoemde mededeling.

    De gespecialiseerde afdeling "Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap", die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 28 mei 2003 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Dantin.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 18 en 19 juni 2003 gehouden 400e zitting (vergadering van 18 juni) het volgende advies uitgebracht, dat met 79 stemmen vóór en één stem tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1. Samenvatting

    1.1. Het Comité staat positief tegenover de invoering van een Europese ziekteverzekeringskaart, aangezien hierdoor het vrije verkeer zal worden bevorderd en het Europese burgerschap zal worden versterkt.

    1.2. Dit gehele proces moet uiteindelijk uitmonden in één enkele kaart die op nationaal en Europees niveau kan worden gebruikt. Om te vermijden dat de kaart ongewild verloopt, moet de instantie die de kaart heeft afgegeven, deze automatisch verlengen zolang de verzekerde rechthebbende is; de andere optie is dat de kaart dezelfde geldigheidsduur krijgt als de nationale kaart.

    1.3. Deze kaart, die naast het Europese paspoort en de euro symbool zal staan voor het Europese burgerschap en de identificatie van de burger met de Europese Unie zal versterken, moet een "Europees" aanzicht krijgen.

    1.4. Tijdens fase 2 en met name fase 3 moet streng worden toegezien op de bescherming van de persoongegevens.

    2. Inleiding

    2.1. De coördinatie van de wettelijke ziekteverzekeringsstelsels wordt geregeld in Verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971(1) betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen.

    2.2. Tijdens de in januari 1967 gehouden 59e zitting heeft het Economisch en Sociaal Comité een advies over de hierboven vermelde verordening aangenomen(2).

    2.3. In de tussentijd zijn de verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 (waarin de uitvoeringsbepalingen voor (EEG) nr. 1408/71 zijn vastgesteld) herhaaldelijk aangepast aan wijzigingen in de nationale wetgeving, aan door de lidstaten afgesloten bilaterale overeenkomsten en aan de opeenvolgende uitbreidingen.

    2.4. Tijdens de Europese Raad van Edinburg(3) in 1992 werd erkend dat voor een vereenvoudiging van de coördinatieregels een volledige herziening van de wetgeving noodzakelijk was, en werd met name aangedrongen op de presentatie van een "Actieplan voor het vrije verkeer van de werknemers"(4).

    2.5. In het advies van 28 mei 1998(5) spreekt het Comité zich uit voor herziening van verordening (EEG) nr. 1408/71 en verklaart het zich akkoord met de maatregelen ter vereenvoudiging en verbetering van de coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels.

    2.6. Krachtens de inmiddels gewijzigde en vereenvoudigde verordening (EEG) nr. 1408/71 krijgt een persoon die tijdelijk verblijft in een andere lidstaat dan die waar hij rechthebbende is, net als de burgers van dat land toegang tot "dringend noodzakelijke" of "noodzakelijke" zorgen.

    2.7. Om toegang tot deze zorgen te krijgen en in aanmerking te komen voor terugbetaling van kosten, moet de betrokkene verschillende formulieren voorleggen (E 111, E 128, E 110, E 119) die hij bij de nationale sociale-zekerheidsinstelling van zijn land van herkomst kan aanvragen. Het formulier verschilt naar gelang van de reden van zijn verblijf in het buitenland (als toerist, gedetacheerd werknemer of student, wegvervoerder of werkzoekende).

    2.8. Toen de Europese Raad van Barcelona in maart 2002 zijn goedkeuring gaf aan het actieplan om de belemmeringen van de geografische mobiliteit tegen het jaar 2005 uit de weg te ruimen, besloot hij tevens een Europese ziekteverzekeringskaart in te voeren. Die kaart zal "alle formulieren vervangen die momenteel nodig zijn voor medische behandeling in een andere lidstaat" en zal "de procedures vereenvoudigen, zonder de bestaande rechten en plichten te wijzigen".

    2.9. De staatshoofden en regeringsleiders hebben de Commissie tijdens hun bijeenkomst in Barcelona verzocht hun politieke besluit technisch uit te werken.

    De Commissie heeft daarop deze mededeling opgesteld die o.m. tot doel heeft het werk van de Administratieve Commissie voor de Sociale Zekerheid van Migrerende Werknemers (CASSTM), die de besluiten op dit gebied moet voorbereiden, te vergemakkelijken.

    3. Belangrijkste punten van de mededeling

    3.1. De mededeling is het resultaat van overleg met de lidstaten en van een eerste, diepgaand overleg met de CASSTM, dat na de Europese Raad van Barcelona heeft plaatsgevonden.

    3.1.1. In de mededeling wordt eerst een momentopname gemaakt van de zeer uiteenlopende situaties in de lidstaten, waarna een overzicht volgt van de communautaire maatregelen die het pad voor de Europese ziekteverzekeringskaart mee moeten effenen: het eEurope 2005-actieplan, het Netc@rds-project en het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

    3.1.2. Om ervoor te zorgen dat de kaarten overal in de EU herkenbaar en bruikbaar zijn, moeten ze gemeenschappelijke kenmerken vertonen. Het gaat hierbij vooral om de aard van de informatie, het model, de geldigheidsduur en het gebruik van de kaart door de verzekerde, de zorgverlener en de sociale-zekerheidsinstelling.

    3.1.3. In een eerste fase moeten op de kaart met het oog leesbare gegevens staan, die nodig zijn, indien iemand in een andere lidstaat dan waar hij bij de ziekteverzekering is aangesloten, medische verzorging nodig heeft en in aanmerking wil komen voor terugbetaling van de daarmee gepaard gaande kosten.

    3.1.4. Aangezien de Europese Raad van Barcelona een duidelijk signaal ten gunste van de mobiliteit van de Europese burger wilde geven, heeft de Commissie in haar mededeling een scenario voorgesteld dat op de volgende drie pijlers rust:

    - vrije keuze van het soort kaart;

    - soepele modaliteiten voor de invoering ervan;

    - een driestappenplan: eerst de juridische en technische voorbereiding, vervolgens vanaf 2004 een lanceringsfase die in twee delen uiteenvalt (vervanging van formulier E 111, vervanging van de resterende formulieren voor tijdelijk verblijf) en tot slot de invoering van een elektronische drager.

    4. Algemene opmerkingen

    4.1. De Europese ziekteverzekeringskaart is een ambitieus project ten dienste van een echt Europa van de burgers. Er bestaat bovendien duidelijk behoefte aan. Om de kaart ingang te doen vinden, moet ze makkelijk en efficiënt in het gebruik zijn. Dit impliceert dat de invoering goed moet worden voorbereid; een gedegen juridische en technische voorbereiding is in dit verband van essentieel belang.

    4.2. Dit initiatief is in het Comité positief ontvangen en kan op de steun van zijn leden rekenen, te meer daar het aansluit op een aantal onderwerpen die het Comité in zijn initiatiefadvies "Gezondheidszorg" in het kader van het vrije verkeer van patiënten aansnijdt (omvang en samenstelling van de stromen, determinanten voor mobiliteit, maatschappelijk profiel van het transnationale patiëntenbestand, financiële gevolgen van patiëntenmobiliteit, impact van de uitbreiding, enz.)(6).

    4.2.1. Dankzij dit initiatief zal de burger gemakkelijker kunnen profiteren van de essentiële voordelen van de coördinatie van de wettelijke ziekteverzekeringsstelsels, die al meer dan dertig jaar geregeld wordt door verordening (EEG) nr. 1408/71. Patiënten die in het land waar zij tijdelijk verblijven ter plaatse de dokter moeten betalen, zullen die kosten veel sneller terugbetaald krijgen van het stelsel waarbij zij aangesloten zijn. Bovendien krijgen de organen die in dat land de gezondheidszorg financieren, de garantie dat die patiënt wel degelijk verzekerd is in zijn land van herkomst, en dat zij erop kunnen vertrouwen dat de organen van de andere staat hun vorderingen zullen terugbetalen.

    4.3. Om geen misverstand te laten bestaan over de wijzigingen t.o.v. verordening (EEG) nr. 1408/71, moeten de volgende aspecten duidelijk in de mededeling worden aangegeven:

    - indien wordt overgegaan tot gelijkschakeling van rechten tussen alle categorieën, in de zin dat iedereen recht heeft op "medisch noodzakelijke zorgen", zal "geplande geneeskundige verzorging" nooit gedekt zijn;

    - waar de formulieren (E 111 en volgende) gelden voor hoofdverzekerden en medeverzekerden, daar is de kaart strikt persoonsgebonden.

    5. Bijzondere opmerkingen

    5.1. Kaartmodel

    5.1.1. De lidstaten moeten zelf beslissen of zij deze gegevens op hun nationale kaart willen aanbrengen, dan wel een nieuwe kaart willen uitgeven. Het feit dat de Europese kaart in een eerste fase met het oog leesbare gegevens moet bevatten, zal integratie van Europese en nationale kaart (of deze nu met chip of magneetstrip is) ingewikkeld maken, aangezien de nationale kaarten vaak al aan beide kanten bedrukt zijn.

    5.1.2. Gezien de huidige omstandigheden en de verschillen tussen de lidstaten lijkt het voorstel om een Europese ziekteverzekeringskaart in te voeren, een soepele en adequate reactie op het besluit van de Europese Raad van Barcelona.

    5.1.3. De hierboven beschreven situatie is evenwel maar voorlopig. Op termijn moeten er kaarten voor dubbel (nationaal en Europees) gebruik worden afgegeven, met een geldigheidstermijn die automatisch afloopt wanneer de betrokkene zijn rechten verliest.

    5.1.4. Wat de op de kaart te vermelden gegevens betreft, is het Comité het eens met de voorstellen van de Commissie. Het dringt er evenwel op aan dat deze kaart, die naast het Europese paspoort en de euro symbool zal staan voor het Europese burgerschap en de identificatie van de burger met de Europese Unie zal versterken, een "Europees" aanzicht moet krijgen en op zijn minst moet worden voorzien van een Europees logo, ter bevordering van de herkenbaarheid.

    5.2. Geldigheidsduur

    5.2.1. Een van de grootste manco's van de bestaande formulieren (met name E 111) is de beperkte, aan de datum van afgifte gekoppelde geldigheidsduur.

    5.2.2. Deze beperkte geldigheidsduur moge dan voor burgers die zich occasioneel naar een ander EU-land verplaatsen geen noemenswaardige problemen opleveren, voor burgers die frequent, en soms voor langere tijd in een andere lidstaat verblijven liggen de zaken een stuk moeilijker.

    5.2.3. Aangezien het formulier niet automatisch wordt verlengd en de houder ervan niet verwittigd wordt wanneer het einde van de geldigheidstermijn in zicht komt, gebeurt het maar al te vaak dat iemand een verlopen formulier op zak heeft.

    5.2.4. Om die reden moet de geldigheidsduur van de Europese ziekteverzekeringskaart in elk geval gelijklopen met die van de nationale kaart. Beide kaarten worden dan op hetzelfde moment verlengd, zodat wordt voorkomen dat men zich verplaatst met een verlopen kaart. Een andere optie is dat de kaart op verzoek van de houder automatisch wordt verlengd door de instantie die de kaarten afgeeft.

    5.3. De verzekerde en andere actoren

    5.3.1. Om ervoor te zorgen dat de Europese kaart echt tot eenvoudiger procedures leidt, stelt de Commissie in de mededeling de volgende twee maatregelen voor. Voor de invoering hiervan is evenwel een wijziging van verordening (EEG) nr. 1408/71 en toepassingsverordening (EEG) nr. 574/72 nodig:

    - gelijkberechtiging van alle categorieën verzekerden, in de zin dat iedereen recht heeft op "noodzakelijke zorgen". Deze gelijkschakeling is één van de voorwaarden voor de invoering van de kaart. Het EESC dringt erop aan dat deze wijziging zo snel mogelijk wordt doorgevoerd zodat een einde komt aan het bestaande onderscheid tussen "noodzakelijke" en "dringend noodzakelijke" zorgen, waarmee zorgverleners vanuit praktisch en ethisch oogpunt moeilijk uit de voeten kunnen;

    - afschaffing van de verplichting om naar een sociale-zekerheidsorgaan van de plaats van verblijf te stappen, alvorens een beroep te doen op een zorgverlener.

    5.3.2. Voor het ogenblik is het Comité het door de bank genomen eens met de voorgestelde vereenvoudigingen. In een advies over de Commissievoorstellen tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 zal het Comité omstandig op deze materie ingaan.

    5.3.3. De spelregels voor contacten tussen de verschillende actoren worden niet in detail beschreven. Zo bestaat er onduidelijkheid over de interactie tussen zorgverlener en betaalorgaan, en tussen patiënt (kaarthouder) en zorgverlener in de periode waarin de niet-elektronische versie nog in omloop is.

    De Europese ziekteverzekeringskaart kan alleen met succes worden ingevoerd en echt ingeburgerd geraken, indien voor deze problemen een bevredigende oplossing wordt gevonden.

    5.4. Tijdschema

    5.4.1. Het voorgestelde tijdschema, met name voor fasen 1 en 2, is realistisch, maar ambitieus. De termijnen die afhankelijk van de nationale situatie worden gehanteerd, lijken op het eerste gezicht willekeurig. Positief is de flexibiliteit die de Commissie heeft ingebouwd, door tijdens de tweede fase een overgangsperiode van 18 maanden toe te staan, waarbinnen beide dragers (formulier + kaart) naast elkaar in omloop mogen zijn. Gezien de uiterlijke termijn (2008) moet worden aangegeven op welke manier, in welke omstandigheden en op welke termijn de kandidaat-lidstaten in dit systeem zullen stappen.

    5.4.2. In fase 3 moet de elektronische drager worden ingevoerd. In de mededeling zegt de Commissie hierover dat op deze drager een "functionaliteit kan worden opgenomen in verband met de persoonlijke gezondheidstoestand". Het EESC wijst erop dat in de opdracht die de Europese Raad van Barcelona aan de Commissie heeft gegeven, sprake was van een Europese ziekteverzekeringskaart en niet van een gezondheidskaart. Met dit voorstel loopt de Commissie derhalve zowel wat de vorm als de inhoud betreft op de feiten vooruit.

    5.5. Gegevensbescherming

    5.5.1. Zowel de kaart die tijdens de tweede fase wordt geïntroduceerd, als de elektronische variant zullen een aantal persoonsgegevens bevatten. Er moet streng op worden toegezien dat deze gegevens beveiligd zijn en niet gecombineerd worden met data uit andere gegevensbestanden.

    Brussel, 18 juni 2003.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    R. Briesch

    (1) PB L 149 van 5.7.1971.

    (2) PB C 64 van 5.4.1967.

    (3) Europese Raad van Edinburg, 11 en 12 december 1992; conclusies van het voorzitterschap (SN 456/92).

    (4) COM(97) 586 def.

    (5) PB C 235 van 27.7.1998, blz. 82.

    (6) Momenteel is een advies over "Gezondheidszorg" in voorbereiding (SOC/140).

    Top