Επιλέξτε τις πειραματικές λειτουργίες που θέλετε να δοκιμάσετε

Το έγγραφο αυτό έχει ληφθεί από τον ιστότοπο EUR-Lex

Έγγραφο 51998PC0025

    Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3295/94 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden

    /* COM/98/0025 def. - ACC 98/0018 */

    PB C 108 van 7.4.1998, σ. 63 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998PC0025

    Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3295/94 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden /* COM/98/0025 def. - ACC 98/0018 */

    Publicatieblad Nr. C 108 van 07/04/1998 blz. 0063


    Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3295/94 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (98/C 108/10) COM(1998) 25 def. - 98/0018(ACC)

    (Door de Commissie ingediend op 29 januari 1998)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Overwegende dat overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad (1) uit de in de eerste jaren van de toepassing ervan opgedane ervaring conclusies dienen te worden getrokken om de werking van de bij die verordening ingestelde regeling te verbeteren;

    Overwegende dat het in de handel brengen van nagemaakte goederen die inbreuk maken op productoctrooien of, voorzover zij betrekking hebben op productoctrooien, op aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen, waarin bij Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (2), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, respectievelijk op aanvullende beschermingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen, waarin bij Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (3) is voorzien, de houders van bedoelde productoctrooien, respectievelijk certificaten ernstig benadeelt en een oneerlijke en illegale handelsactiviteit vormt; dat het op de markt brengen van dergelijke goederen zoveel mogelijk dient te worden verhinderd en dat daartoe maatregelen dienen te worden genomen waarmee deze onwettige activiteit doeltreffend kan worden bestreden zonder evenwel de vrijheid van de rechtmatige handel te beknotten; dat deze doelstelling overigens aansluit bij de in die richting op internationaal vlak ondernomen acties;

    Overwegende dat het om een volmaakte afgrendeling aan de buitengrenzen van de Gemeenschap te waarborgen, dienstig is de douaneautoriteiten in staat te stellen om nagemaakte goederen, door piraterij verkregen goederen en daarmee gelijkgestelde goederen in ongeacht welke douanesituatie te onderscheppen; dat wat genoemde goederen betreft, zowel het in een vrije zone of in een vrij entrepot plaatsen als het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en het onder een schorsingsregeling plaatsen ervan dient te worden verboden; dat het bovendien dienstig is de douaneautoriteiten in staat te stellen op te treden zodra genoemde goederen de Gemeenschap worden binnengebracht;

    Overwegende dat de douaneautoriteiten met betrekking tot goederen die onder een schorsingsregeling, in vrije zones, respectievelijk in vrije entrepots zijn geplaatst, die tijdelijk zijn opgeslagen of waarvoor kennisgeving van wederuitvoer is gedaan, slechts dan optreden indien bij een controle goederen worden aangetroffen waarvan wordt vermoed dat zij zijn nagemaakt of door piraterij zijn verkregen;

    Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (4), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3288/94 (5), een communautaire regeling inzake merken werd ingesteld, waarbij aan de houders van die merken het recht wordt verleend om, langs de weg van één enkele procedure, Gemeenschapsmerken te verkrijgen die een uniforme bescherming genieten en in de gehele Gemeenschap rechtsgevolgen hebben;

    Overwegende dat het om het communautaire karakter van het Gemeenschapsmerk te versterken, dienstig is om op administratief gebied de douanebescherming van bedoeld merk te vergemakkelijken;

    Overwegende dat het dienstig is ten behoeve van de houders van dergelijke merken in een regeling te voorzien waarbij kan worden volstaan met slechts één door de bevoegde autoriteit van één van de lidstaten vastgestelde beschikking tot optreden, welke voor één of meer andere lidstaten bindend is;

    Overwegende dat het met het oog op een uniforme toepassing van een dergelijke beschikking in de betrokken lidstaten dienstig is voor genoemde beschikking één enkele geldigheidsduur vast te stellen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 3295/94 wordt als volgt gewijzigd:

    1. De titel komt als volgt te luiden:

    "Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 houdende vaststelling van een aantal maatregelen betreffende het binnenbrengen in de Gemeenschap alsook de uitvoer en wederuitvoer uit de Gemeenschap, van goederen welke inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten".

    2. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a) lid 1, letter a, tweede streepje, komt als volgt te luiden:

    "- worden aangetroffen bij een controle op goederen onder douanetoezicht overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (*), die geplaatst zijn onder een schorsingsregeling overeenkomstig artikel 84, lid 1, onder a), van genoemde verordening, waarvoor kennisgeving van wederuitvoer is gedaan of welke overeenkomstig artikel 166 van die verordening in een vrije zone of in een vrij entrepot zijn geplaatst;

    (*) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.";

    b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

    i) onder a) wordt het volgende vierde streepje toegevoegd:

    "- goederen waardoor, in de lidstaat waar het verzoek om douaneoptreden wordt ingediend, volgens de wetgeving van die lidstaat inbreuk wordt gemaakt op een productoctrooi of op een aanvullend beschermingscertificaat, waarin bij Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad (*), respectievelijk bij Verordening (EG) nr. 1610/96 van de Raad (**) is voorzien;

    (*) PB L 182 van 2.7.1992, blz. 1.

    (**) PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30.",

    ii) letter c) komt als volgt te luiden:

    "c) houder van het recht: de houder van een onder a) bedoeld fabrieks- of handelsmerk, productoctrooi of certificaat, dan wel van een van de onder b) bedoelde rechten alsmede elke andere persoon die gemachtigd is dit merk, productoctrooi, certificaat en/of deze rechten te gebruiken, of hun vertegenwoordiger;",

    iii) de volgende letters e) en f) worden toegevoegd:

    "e) Gemeenschapsmerk: het merk zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad (*);

    f) certificaat: het aanvullende beschermingscertificaat waarin bij Verordening (EEG) nr. 1768/92, respectievelijk in Verordening (EG) nr. 1610/96 is voorzien.

    (*) PB L 11 van 4.1.1994, blz. 1.";

    c) lid 3 komt als volgt te luiden:

    "3. Met nagemaakte of door piraterij verkregen goederen worden naar gelang van het geval gelijkgesteld: mallen of matrijzen die specifiek zijn bestemd voor de vervaardiging van een namaakmerk of van een goed dat van een dergelijk merk is voorzien, voor de vervaardiging van een goed dat inbreuk maakt op een productoctrooi of op een certificaat, dan wel voor de vervaardiging van een door piraterij verkregen goed, mits het gebruik van deze mallen of matrijzen inbreuk maakt op de rechten van de houder van het recht volgens de communautaire wetgeving of volgens de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek om douaneoptreden geschiedt.";

    d) lid 4, eerste alinea, komt als volgt te luiden:

    "Deze verordening is niet van toepassing op goederen die met toestemming van de houder van een fabrieks- of handelsmerk van dat merk zijn voorzien, of die door een productoctrooi, een certificaat, auteursrecht of een naburig recht dan wel een recht dat betrekking heeft op een tekening of model zijn beschermd en die met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd, maar zonder diens toestemming in een situatie als bedoeld in lid 1, onder a), verkeren.".

    3. Artikel 2 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 2

    Goederen waarvan na beëindiging van de in artikel 6 omschreven procedure is vastgesteld dat zij zijn nagemaakt of door piraterij zijn verkregen, mogen niet in de Gemeenschap worden binnengebracht, in het vrije verkeer worden gebracht, worden uitgevoerd, worden wederuitgevoerd, onder een schorsingsregeling worden geplaatst dan wel in een vrije zone of in vrij entrepot worden geplaatst.".

    4. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a) aan lid 1 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

    "Wanneer de verzoeker houder is van een Gemeenschapsmerk, kan zijn verzoek, afgezien van het optreden van de douaneautoriteiten van de lidstaat waar het wordt ingediend, het optreden van de douaneautoriteiten van een of verscheidene andere lidstaten beogen.";

    b) de leden 3 en 4 komen als volgt te luiden:

    "3. In alle verzoeken, met uitzondering van die bedoeld in lid 1, tweede alinea, moet het tijdvak worden aangegeven gedurend welk om optreden van de douaneautoriteiten wordt verzocht.

    In verzoeken bedoeld in lid 1, tweede alinea, moet(en) de lidsta(a)t(en) worden aangegeven waar om optreden van de douaneautoriteiten wordt verzocht.

    4. Van de verzoeker kan een vergoeding worden verlangd voor de in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte administratieve kosten.

    Van de verzoeker of van diens vertegenwoordiger kan bovendien, in elke lidstaat waar de op een optreden rechtgevende beschikking van toepassing is, een vergoeding worden verlangd voor de uit de tenuitvoerlegging van genoemde beschikking voortvloeiende kosten.

    Het bedrag van deze vergoeding mag niet in wanverhouding staan tot de verleende dienst.";

    c) in lid 5 wordt de volgende derde alinea ingevoegd:

    "Voor de in, lid 1, tweede alinea, bedoelde verzoeken wordt dat tijdvak op één jaar gesteld, hetwelk, op verzoek, van de houder van het recht, door de dienst welke oorspronkelijk de beschikking heeft vastgesteld, kan worden verlengd.";

    d) het volgende lid 9 wordt toegevoegd:

    "9. De bepalingen van de leden 1 tot en met 8 zijn op de verlenging van de beschikking over het oorspronkelijke verzoek mutatis mutandis van toepassing.".

    5. Artikel 5 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 5

    1. De beschikking tot inwilliging van het verzoek van de houder van het recht wordt onverwijld meegedeeld aan de douanekantoren van de lidstaat die betrokken kunnen zijn bij in het verzoek omschreven goederen waarvan wordt vermoed dat zij zijn nagemaakt of door piraterij zijn verkregen.

    2. Wanneer een verzoek overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, wordt ingediend, is artikel 250, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 mutatis mutandis van toepassing op de beschikking tot inwilliging van het verzoek alsook op de beschikkingen waarbij die beschikking tot inwilliging wordt verlengd, respectievelijk ingetrokken.

    De dienst die genoemde beschikkingen heeft vastgesteld, doet daarvan, in de vorm van een gewaarmerkt eensluidend afschrift, mededeling aan de dienst van de douaneautoriteiten van de lidsta(a)t(en) waarvoor de verzoeker om een optreden van de douaneautoriteiten heeft verzocht.

    De aldus geadresseerde lidsta(a)t(en) bevestigt (bevestigen) onverwijld de ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde beschikkingen.

    Het in artikel 3, lid 5, derde alinea, bedoelde tijdvak vangt aan op de vaststellingsdatum van de beschikking waarbij het verzoek wordt ingewilligd. De lidstaten die van genoemde beschikking mededeling ontvangen, kunnen de tenuitvoerlegging ervan opschorten zolang de in artikel 3, lid 4, tweede alinea, bedoelde vergoeding niet is betaald en de in artikel 3, lid 6, bedoelde zekerheid niet is gesteld.".

    6. Artikel 7, lid 2, komt als volgt te luiden:

    "2. Waar het goederen betreft waarvan wordt vermoed dat zij op een productoctrooi, op een certificaat of op een recht met betrekking tot een tekening of model inbreuk maken, kan de eigenaar, de importeur of de geadresseerde van de goederen tegen zekerheidstelling vrijgave of opheffing van de tegenhouding van de betrokken goederen verkrijgen, mits:

    - de in artikel 6, lid 1, bedoelde douanedienst of het aldaar bedoelde douanekantoor binnen de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde termijn over de inschakeling van de in artikel 6, lid 1, bedoelde, voor de beschikking ten principale bevoegde autoriteit is ingelicht;

    - bij het verstrijken van de termijn de daartoe aangewezen autoriteit geen conservatoire maatregelen heeft uitgevaardigd, en

    - alle douaneformaliteiten zijn vervuld.

    De zekerheid moet toereikend zijn om de belangen van de houder van het recht te beschermen. Het stellen van die zekerheid doet geen afbreuk aan de overige, de houder van het recht ter beschikking staande rechtsmiddelen. Indien de zaak anders dan op initiatief van de houder van het productoctrooi, van de houder van het certificaat, respectievelijk de houder van het recht op een tekening of een model aan de autoriteit die bevoegd is om ten principale te beschikken, is voorgelegd, wordt deze zekerheid vrijgegeven indien genoemde houder binnen een termijn van 20 werkdagen te rekenen vanaf de dag dat hem van de opschorting van de vrijgave respectievelijk van de tegenhouding is kennisgegeven, van zijn recht tot het aanspannen van een geding geen gebruik heeft gemaakt. Indien lid 1, tweede alinea, wordt toegepast, kan deze termijn op ten hoogste 30 werkdagen worden gesteld.".

    7. In artikel 8, lid 1, komt het inleidende zinsdeel als volgt te luiden:

    "Onverminderd de overige rechtsmiddelen die de houder van het recht ter beschikking staan, nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de bevoegde autoriteiten:".

    8. In artikel 9 komen de leden 1 en 2 als volgt te luiden:

    "1. De inwilliging van een overeenkomstig artikel 3, lid 2, ingediend verzoek verschaft de houder van het recht slechts recht op schadeloosstelling onder de in het recht van de lidstaat waar het verzoek is ingediend, geboden voorwaarden ingeval de nagemaakte of door piraterij verkregen goederen door vrijgave of door uitblijven van een maatregel tot tegenhouding overeenkomstig artikel 6, lid 1, aan de controle van een douanekantoor mochten ontsnappen of, indien het verzoek overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, werd ingediend, onder de in het recht van de lidstaat waar genoemde goederen aan de controle van een douanekantoor zijn ontsnapt, geboden voorwaarden.

    2. Douanekantoren of ander bevoegde autoriteiten zijn bij de uitoefening van hun bevoegdheden op het gebied van de bestrijding van nagemaakte, respectievelijk door piraterij verkregen goederen voor de schade die de betrokkenen bij de in artikel 1, lid 1, onder a), en in artikel 4 bedoelde handelingen door hun optreden hebben geleden, slechts aansprakelijk onder de in het recht van de lidstaat waar het verzoek is ingediend, geboden voorwaarden of, indien het verzoek overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, werd ingediend, onder de in het recht van de lidstaat waar de schade is voorgevallen, geboden voorwaarden.".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    (1) PB L 341 van 30.12.1994, blz. 8.

    (2) PB L 182 van 2.7.1992, blz. 1.

    (3) PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30.

    (4) PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1.

    (5) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 83.

    Επάνω