Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996IR0371

    Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's getiteld 'De universele dienst in de telecommunicatiesector in het perspectief van een volledig geliberaliseerde omgeving - Een essentieel element van de informatiemaatschappij'"

    CdR 371/96 fin

    PB C 116 van 14.4.1997, p. 33–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51996IR0371

    Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's getiteld 'De universele dienst in de telecommunicatiesector in het perspectief van een volledig geliberaliseerde omgeving - Een essentieel element van de informatiemaatschappij'" CdR 371/96 fin

    Publicatieblad Nr. C 116 van 14/04/1997 blz. 0033


    Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's getiteld 'De universele dienst in de telecommunicatiesector in het perspectief van een volledig geliberaliseerde omgeving - Een essentieel element van de informatiemaatschappij'"

    (97/C 116/04)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's over "De universele dienst in de telecommunicatiesector in het perspectief van een volledig geliberaliseerde omgeving" (COM(96) 73 def.);

    gezien het besluit van de Commissie d.d. 13 maart 1996 om het Comité van de Regio's hierover te raadplegen overeenkomstig artikel 198 C, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

    gezien zijn besluit van 8 maart 1996 om sub-commissie 3 "Telecommunicatie" met de voorbereiding van het advies terzake te belasten;

    gezien het door sub-commissie 3 op op 11 december 1996 goedgekeurde ontwerp-advies (CdR 371/96 rev. - rapporteur: de heer Nash),

    heeft tijdens zijn 16e zitting van 15 en 16 januari 1997 (vergadering van 15 januari) het volgende advies met algemene stemmen goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. De onderhavige Mededeling heeft betrekking op het EU-beleid om de telecommunicatiesector vanaf 1 januari 1998 volledig voor concurrentie open te stellen. Volgens de EU-Instellingen moeten als tegenwicht van deze liberalisering regels worden opgesteld om een universele dienstverlening te garanderen.

    1.2. De Commissie beseft dat zij met haar beleid inzake de informatiemaatschappij de ontwikkeling van een "twee-standenmaatschappij" moet zien te voorkomen; er mag geen tweedeling ontstaan tussen degenen die toegang hebben tot de nieuwe mogelijkheden en er gemakkelijk mee overweg kunnen en degenen die er niet ten volle gebruik van kunnen maken.

    1.3. In het door haar in 1992 opgestelde overzicht van de telecommunicatiesector pleitte de Commissie voor een volledige liberalisering van deze sector. In 1993 en 1994 werden hierover politieke afspraken gemaakt, in het licht waarvan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's () zich op het standpunt hebben gesteld dat deze liberalisering alleen doorgang kan vinden als tegelijkertijd regels worden opgesteld om een universele dienstverlening te garanderen.

    1.4. De Mededeling heeft daarom een drieledig doel:

    - te beschrijven wat de universele dienstverlening in de telecommunicatiesector thans inhoudt, waarbij wordt ingegaan op de regelgeving in kwestie en op het bestaande niveau van de universele dienstverlening in de lid-staten;

    - aandacht te besteden aan praktische kwesties en in verband hiermee oplossingen en maatregelen voor de verdere ontwikkeling van de universele dienstverlening voor te stellen;

    - aan te geven welke plaats de universele dienstverlening in de informatiemaatschappij dient te krijgen.

    2. De behoefte aan een in Europees verband uitgewerkt concept van universele dienstverlening en de redenen waarom de Gemeenschap een verplichting tot openbare dienstverlening invoert

    2.1. De Commissie wijst in dit verband op het volgende:

    - In het verleden was de universele dienstverlening in de telecommunicatiesector niet op Europees niveau geharmoniseerd. Prioriteiten werden op nationaal niveau vastgesteld, wat tot uiteenlopende resultaten leidde;

    - Als niet iets aan de verschillende ontwikkelingsniveaus wordt gedaan, komt de in het EG-Verdrag omschreven doelstelling inzake de versterking van de economische en sociale samenhang in het gedrang;

    - Voor de ontwikkeling van de interne markt is een minimumpakket van diensten van cruciaal belang;

    - Krachtens het Verdrag van Maastricht moet de Gemeenschap zorgen voor een blijvend hoog niveau van consumentenbescherming. Dankzij de door de liberalisering vrijgekomen marktkrachten zal de consument een ruimere keus en een betere service krijgen.

    2.2. Het Comité van de Regio's acht het een goede zaak dat in Europees verband een concept van universele dienstverlening wordt uitgewerkt; vooral de ontwikkeling van een minimumpakket van diensten voor alle gebruikers verdient bijval. Wel moet de bescherming van de consument op de geliberaliseerde markt de hoogste prioriteit krijgen.

    2.3. De Commissie heeft terecht besloten aan dienstverleners in de telecommunicatiesector een aantal verplichtingen op te leggen om ervoor te zorgen dat de dienstverlening aan alle gebruikers boven een bepaald niveau blijft.

    3. Reikwijdte van de voorstellen

    3.1. De voorstellen zijn gebaseerd op de richtlijn Spraaktelefonie (95/62/EG) () en hebben betrekking op een spraaktelefoniedienst via een vaste verbinding waarover ook met een fax en een modem kan worden gewerkt, de diensten van een telefonist, nooddiensten en een dienst inlichtingen (die mede adressen van abonnees verstrekt) alsmede openbare betaaltelefoons.

    3.2. Verder wordt gebruikers de mogelijkheid gegeven niet alleen gebruik te maken van de spraaktelefoniedienst, maar van alle diensten die via de huidige telecommunicatienetwerken kunnen worden geleverd.

    3.3. Het Comité juicht deze verplichtingen toe en vindt het ook een goede zaak dat de gebruikers toegang zullen hebben tot openbaar gemaakte informatie over de kosten en prijzen van diensten, over de kwaliteit hiervan en over de mate waarin de kwaliteitsdoelstellingen zijn gehaald.

    3.4. Verder wordt er in de Mededeling terecht op gewezen dat gebruikers over een efficiënte, betrouwbare en betaalbare dienst moeten kunnen beschikken: met een duidelijk voorgeschreven (en bewaakt) niveau van dienstverlening m.b.t. de tijd die het kost om een aansluiting te krijgen, de kwaliteit van transmissie en ontvangst van gesprekken en de termijn waarbinnen storingen worden verholpen.

    3.5. Gezien echter het tempo waarin de telecommunicatiesector zich ontwikkelt, moet er zo snel mogelijk een bredere definitie van universele dienstverlening komen. Uiteraard kan de verplichting tot universele dienstverlening niet los worden gezien van de noodzakelijke investeringen in de geliberaliseerde sector. Niettemin geldt: hoe breder de definitie van universele dienstverlening, des te geringer de kans op regionale verschillen.

    3.6. Het gevaar is groot dat particuliere dienstverleners in de race om een plaats op de geliberaliseerde markt te veroveren vooral in dichtbevolkte welvaartscentra geavanceerde telecommunicatievoorzieningen zullen verzorgen en in de armere, minder dichtbevolkte gebieden slechts een aantal minimumdiensten zullen aanbieden.

    3.7. Het is weliswaar mogelijk dat de universele dienstverlening in deze armere gebieden op een later tijdstip wordt uitgebreid tot andere voorzieningen, maar dan zou het voor hen wel eens te laat kunnen zijn om de opgelopen achterstand in te halen en nog een plaats op de markt te veroveren. Als de beoogde schaal van de geplande activiteiten niet wordt uitgebreid, is er een duidelijk risico dat de toch al grote economische verschillen tussen de EU-regio's alleen maar groter worden.

    3.8. Het Comité dringt er daarom bij de Commissie op aan om waar nodig ook het aanbieden van huurlijnen en van een digitaal netwerk voor geïntegreerde diensten (ISDN - Integrated Services Digital Network) onder de verplichting tot universele dienstverlening te laten vallen. Overigens zou het begrip universele dienst zeker niet mogen uitsluiten dat compenserende maatregelen worden genomen voor dienstverleners in plattelandsgebieden, ook wanneer de dienstverlening verder gaat dan de hier bedoelde minimumdiensten.

    4. Betaalbaarheid: kosten voor de consument

    4.1. Hoewel exploitanten met drastisch verminderde kosten te maken hebben gekregen, betalen gebruikers vaak nog steeds dezelfde prijzen.

    4.2. In Denemarken bedragen de aansluitings- en abonnementskosten bijvoorbeeld resp. 212 en 27 ecu, terwijl men in Luxemburg resp. maar 65 en 11 ecu hoeft te betalen. Dergelijke verschillen bestaan tussen de meeste lid-staten.

    4.3. De Commissie is bezorgd over deze en soortgelijke verschillen en wijst er daarom op dat "het van wezenlijk belang [is] ervoor te zorgen dat de noodzakelijke, verdergaande, maar tevens geleidelijke tariefaanpassingen niet ten koste van de gebruikers gaan".

    4.4. Het Comité deelt de bezorgdheid van de Commissie en vindt dat zij exploitanten er op zijn minst expliciet toe moet verplichten diensten tegen betaalbare prijzen aan te bieden.

    4.5. Het Comité is het verder met de Commissie eens dat de nationale regelgevende instanties ter bescherming van kwetsbare gebruikersgroepen en van thuisgebruikers in het algemeen waar nodig speciale tariefpakketten, prijsstops en andere methoden moeten invoeren om de effecten van het aanpassingsproces op aansluitings-, maandelijkse abonnements- en gesprekskosten te verzachten. Vooral achteropgeraakte en dunbevolkte EU-regio's zouden hierbij gebaat zijn.

    4.6. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan om in de periode tot 1 januari 1998, als het voortgangsverslag moet uitkomen, zonodig maatregelen te nemen indien de betaalbaarheid van de diensten grote verschillen te zien geeft. Dit is van cruciaal belang om in deze tijdsspanne al te grote prijsverhogingen te voorkomen.

    4.7. In het kader van de universele dienstverlening moeten de exploitanten in kwestie worden verplicht voor alle gebruikers gespecificeerde nota's op te stellen en te zorgen voor flexibele betaalwijzen, zoals het in termijnen voldoen van de aansluitingskosten.

    5. Nationale eenheidstarieven

    5.1. De Commissie wijst er terecht op dat het een fundamentele verantwoordelijkheid van de regelgevende instanties is om ervoor te zorgen dat de universele dienstverlening voor alle groepen gebruikers betaalbaar is, en dat "in een geliberaliseerde omgeving elke aanpak voor uniforme prijsstelling betaalbaarheid dient te garanderen en te verbeteren".

    5.2. De oprukkende concurrentie kan ertoe leiden dat nieuwkomers op de markt zich vooral op stedelingen richten en hun lagere prijzen bieden dan de "zittende" exploitant.

    5.3. Dit is een uiterst zorgwekkend vooruitzicht; de "zittende" exploitant kan zich namelijk gedwongen zien een dubbel tarievenstelsel in te voeren: lage prijzen in steden, relatief hoge prijzen in plattelands- en dunbevolkte regio's.

    5.4. In verband hiermee stelt de Commissie: "De kwesties van omvang en betaalbaarheid van de universele dienst, en van telecommunicatiediensten in het algemeen, zijn van kritiek belang voor de minder begunstigde regio's van de Gemeenschap". Verder wijst zij erop dat zij ervoor zal blijven ijveren dat de verschillen tussen EU-regio's dankzij een combinatie van liberalisering en gebruik van nieuwe technieken eerder kleiner dan groter zullen worden.

    5.5. De Commissie geeft toe dat de invloed van de liberalisering op achteropgeraakte regio's moeilijk is in te schatten en waarschuwt voor het gevaar dat als gevolg van het verschillende tempo waarin de EU-regio's zich voorzien van de diensten die nodig zijn voor de opkomende informatiemaatschappij, sommige gebieden blijven achterlopen en de economische en sociale verschillen tussen de betrokken regio's groter worden.

    5.6. Het Comité deelt deze bezorgdheid van de Commissie, maar vindt dat een veel meer praktijkgerichte aanpak nodig is om te voorkomen dat de minder begunstigde regio's ook in dit opzicht een achterstand zullen oplopen.

    5.7. De Structuurfondsen en andere initiatieven kunnen goede diensten bewijzen bij het verbeteren van de dienstverlening op telecommunicatiegebied in Ierland, Griekenland, Portugal, Spanje en Zuid-Italië. Het Comité juicht het structureel gebruik van deze instrumenten in dit verband toe.

    5.8. Ook in andere regio's zouden dergelijke programma's echter nodig kunnen blijken.

    5.9. Het Comité verzoekt de Commissie daarom uit te zoeken of er ook ander EU-regio's zijn die wat hun telecommunicatie-infrastructuur betreft een ernstige achterstand hebben opgelopen, en hierover zo spoedig mogelijk een rapport op te stellen; indien nodig zou zij deze regio's ter verbetering van de betrokken voorzieningen financiële middelen ter beschikking moeten stellen.

    5.10. Bovendien moet - desnoods wettelijk - worden geregeld dat bij de liberalisering van de sector een billijk gedeelte van de particuliere investeringen in dunbevolkte, achteropgeraakte regio's terechtkomt.

    6. Gebruikers met een handicap of speciale behoeften

    6.1. Mensen met een handicap of speciale behoeften vormen een bijzondere groep waarmee rekening moet worden gehouden.

    6.2. Het Comité is daarom ingenomen met het standpunt van de Commissie dat deze mensen tegen betaalbare prijzen een gelijkwaardig dienstverleningsniveau moet kunnen worden geboden als andere gebruikers.

    6.3. Op dit gebied zou echter nog meer vooruitgang mogelijk zijn als bepaalde basisfaciliteiten worden aangeboden, zoals teksttelefoons voor doven (thuis en in openbare gelegenheden) en gratis abonnementen en gereduceerde tarieven voor ouderen, werklozen en gepensioneerden. Aan charitatieve vrijwilligersorganisaties als de Samaritans of opvangcentra voor mishandelde vrouwen zouden kostenvrije telefoonlijnen ter beschikking moeten worden gesteld.

    Regeling voor kleingebruikers

    6.4. Voor sommigen, vooral ouderen en mensen met een handicap of speciale behoeften, is de telefoon van essentieel belang, zelfs als zij er maar weinig gebruik van maken. De Commissie zou zich er daarom sterk voor moeten maken dat regelingen voor kleingebruikers die nu al in sommige lid-staten worden toegepast, ook in de overige lid-staten worden ingevoerd.

    7. Kwaliteitsnormen voor de dienstverlening

    7.1. Het Comité gaat akkoord met de in de richtlijn Spraaktelefonie vervatte normen en met de eis dat regelmatig verslag wordt uitgebracht van de mate waarin exploitanten hieraan voldoen.

    7.2. De Commissie is terecht van mening dat sancties moeten worden opgelegd (waaronder het eventuele intrekken van vergunningen) aan exploitanten die wat de dienstverlening betreft voortdurend in gebreke blijven.

    7.3. Ook deelt het Comité de mening van de Commissie dat in communautair verband minimumdoelstellingen voor de kwaliteit van de dienstverlening moeten worden vastgesteld; deze kunnen dan dienen als referentiekader voor nationale doelstellingen.

    8. Rol van de gebruiker bij het toezicht op dienstverleningsniveaus, prijzen en betaalbaarheid

    8.1. Bij het toezicht op dienstverleningsniveaus, prijzen en betaalbaarheid is volgens het Comité niet alleen voor consumentenorganisaties, maar ook voor lokale en regionale overheden een rol weggelegd. Aangezien deze overheden het dichtst bij de bevolking staan, hebben zij het beste zicht op de manier waarop de dienstverlening in "hun" gebied van dag tot dag functioneert.

    8.2. Het Comité dringt er daarom bij de Commissie op aan lokale en regionale overheden te betrekken bij het toezicht op het doen en laten van exploitanten in de geliberaliseerde telecommunicatiesector.

    8.3. Het Comité is ingenomen met het voorstel; het dringt erop aan dat ter bescherming van consumentenbelangen in Europees verband een comité van toezicht wordt opgericht waarin ook afgevaardigden van lokale en regionale overheden zitting hebben.

    9. Ontwikkeling van universele en geavanceerde dienstverlening

    9.1. Universele dienstverlening wordt terecht aangemerkt als een wezenlijk onderdeel van de wereldwijde informatiemaatschappij. Het Comité is het ook eens met de verklaring van de G7-ministers dat "toezien op de universele levering van en toegang tot de diensten een van de acht kernpunten vormt voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijke visie op de informatiemaatschappij".

    9.2. Wat de ontwikkeling van de universele dienstverlening op het gebied van telecommunicatie in de informatiemaatschappij betreft, geeft de Commissie nu nog geen antwoorden, maar stelt zij daarentegen een aantal vragen, zoals:

    9.3. Moet de universele dienstverlening in de telecommunicatiesector ook in de toekomst alleen door ondernemingen in die sector worden gefinancierd, of dient naar andere vormen van financiering (bijvoorbeeld meer directe financiering door de overheid of het stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen overheid en bedrijfsleven) te worden uitgekeken?

    9.4. Moet het kader dat nu op communautair niveau tot stand wordt gebracht slechts als vangnet fungeren als mocht blijken dat de markt alléén geen garantie kan bieden voor een betaalbare dienstverlening, of dient het een bredere toepassing te krijgen en ook te worden gebruikt bij pogingen om de ontwikkeling van markten en technieken te sturen?

    9.5. Wat het antwoord op deze uiterst belangrijke vragen betreft, stelt de Commissie terecht dat de toekomstige ontwikkeling van de universele dienstverlening vooral dient af te hangen van de vraag van gebruikers en van de technologische ontwikkeling. Ter bescherming van de belangen van achteropgeraakte EU-regio's moeten de Unie, de lid-staten en de regio's echter, indien nodig, financieel bijspringen. Zoals gezegd zou een technologische achterstand deze regio's ernstige, moeilijk te herstellen schade toebrengen.

    9.6. Het is een goede zaak dat de Commissie nu alvast op grond van het bestaande kader eist dat de lid-staten doelstellingen vaststellen voor de invoering van bepaalde geavanceerde telefoonfaciliteiten (die momenteel geen onderdeel vormen van de universele dienstverlening) in de hele Gemeenschap.

    10. De informatiemaatschappij

    10.1. Het Comité is ingenomen met het besluit van de Commissie om de totstandkoming van de informatiemaatschappij te stimuleren. Het is vooral toe te juichen dat de nadruk wordt gelegd op onderwijs en opleiding in de informatiemaatschappij. De aandacht gaat in dit verband met name uit naar door de beroepsbevolking aan te leren, voor het informatietijdperk noodzakelijke vaardigheden waarmee werkgelegenheid en concurrentievermogen kunnen worden bevorderd.

    10.2. De Commissie zou voor onderwijsinstellingen die van de gangbare of van geavanceerde telecommunicatiediensten gebruikmaken, gereduceerde tarieven moeten helpen invoeren.

    10.3. Het financieren van zulke gereduceerde tarieven kan worden beschouwd als onderdeel van een pakket door de lid-staten te nemen onderwijsmaatregelen. Lokale en regionale overheden en de lid-staten zouden dan ook het uitwerken van prioriteiten op onderwijsgebied op zich moeten nemen en hiervoor geld moeten uittrekken.

    10.4. Desalniettemin staat het Comité achter de in de Mededeling "Op weg naar de informatiemaatschappij" () vastgestelde prioriteiten en is het van mening dat de Gemeenschap zich vooral moet richten op het stimuleren van projecten; daartoe dient zij informatie te verschaffen en de bekendheid met initiatieven t.b.v. de informatiemaatschappij te vergroten.

    10.5. Verder stemt het Comité ermee in dat de Gemeenschap financiële steun verleent aan projecten om ofwel de vereiste infrastructuur tot stand te brengen, de bekendheid met de initiatieven in kwestie te vergroten en vaardigheden en diensten te ontwikkelen, ofwel de nodige O& O-activiteiten te stimuleren waardoor nieuwe concepten ontstaan die van wezenlijk belang zijn voor de totstandkoming van de informatiemaatschappij.

    11. Openbare toegang tot diensten in de informatiemaatschappij

    11.1. Het is een goede zaak dat de Commissie zich er sterk voor maakt dat de diensten in de informatiemaatschappij openbaar toegankelijk zijn. Het is vooral toe te juichen dat scholen, hogescholen, universiteiten, ziekenhuizen, openbare gelegenheden, bibliotheken en andere openbaar toegankelijke gebouwen worden aangesloten op deze diensten.

    11.2. De Commissie wijst er terecht op dat openbare en "gemeenschaps"-toegang van groot belang kan zijn voor achteropgeraakte regio's als de ontwikkeling van de informatiemaatschappij alleen aan de markt wordt overgelaten. Daarom is het goed dat de Commissie de ontwikkelingen inzake de openbare toegang van non-profit- en vrijwilligersorganisaties tot de informatiemaatschappij op de voet zal volgen.

    11.3. Het Comité staat ten volle achter het voornemen van de Commissie om vooral in achteropgeraakte EU-regio's voortdurend toezicht te houden op de uitbreiding van de openbare toegang tot de informatiemaatschappij.

    12. Toekomstige onderwerpen

    12.1. Ook het Comité vindt dat de door de Commissie genoemde kwesties nader bestudeerd moeten worden; dit geldt met name voor "openbare toegang", een begrip dat meer dient te betekenen dan het stimuleren van fysieke verbindingen en ook adequate opleiding, ondersteuning en investering in apparatuur zou moeten omvatten.

    12.2. Het Comité is het met de Commissie eens dat lage tarieven van wezenlijk belang zijn voor een wijdverbreid gebruik van on-line-informatie en -diensten; deze lage tarieven zouden desnoods met behulp van nieuwe wetgeving moeten worden afgedwongen.

    13. Conclusies

    13.1. Het Comité kan zich goed vinden in de Mededeling van de Commissie. Het is vooral ingenomen met de nadruk die de Commissie legt op de rol van de EU-regio's in de thans op gang komende revolutie van de telecommunicatiesector, en met haar voornemen om ervoor te zorgen dat achteropgeraakte regio's deze keer niet de boot zullen missen.

    13.2. Samenvattend heeft het Comité over de Commissiemededeling het volgende op te merken:

    13.2.1. Bij de beleidsvorming inzake de universele dienstverlening moet de bescherming van de belangen van de consument de hoogste prioriteit krijgen.

    13.2.2. Om, bij wijze van eerste stap, achteropgeraakte regio's te helpen, dient het aanbieden van huurlijnen en van ISDN-faciliteiten waar nodig onderdeel te worden van de verplichting tot universele dienstverlening.

    13.2.3. De Commissie moet exploitanten ertoe verplichten, hun diensten tegen betaalbare prijzen aan te bieden.

    13.2.4. Het Comité is het met de Commissie eens dat de nationale regelgevende instanties, ter bescherming van kwetsbare gebruikersgroepen en van thuisgebruikers in het algemeen, waar nodig speciale tariefpakketten, prijsstops en andere methoden moeten invoeren om de effecten van het aanpassingsproces op aansluitings-, maandelijkse abonnements- en gesprekskosten te verzachten.

    13.2.5. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan om in de periode tot 1 januari 1998, als het voortgangsverslag moet uitkomen, zonodig maatregelen te nemen indien de betaalbaarheid van de diensten grote verschillen te zien geeft.

    13.2.6. De Structuurfondsen hebben in sommige landen een zeer belangrijke rol gespeeld bij het verbeteren van telecommunicatienetwerken. Het Comité verzoekt de Commissie daarom uit te zoeken of er ook andere EU-regio's zijn die wat hun telecommunicatie-infrastructuur betreft een ernstige achterstand hebben opgelopen, en hiervan zo spoedig mogelijk verslag uit te brengen; indien nodig zou zij deze regio's ter verbetering van de betrokken voorzieningen financiële middelen ter beschikking moeten stellen.

    13.2.7. Bovendien moet de Commissie er zonodig voor zorgen dat een billijk gedeelte van de investeringen in dunbevolkte, achteropgeraakte EU-regio's terechtkomt.

    13.2.8. Mensen met een handicap of speciale behoeften moeten kunnen beschikken over bijzondere diensten (zoals teksttelefoons voor doven); ook moeten t.a.v. deze groepen onder meer regelingen voor kleingebruikers worden ingevoerd.

    13.2.9. Bij het toezicht op de dienstverlening moeten naast consumentenorganisaties ook lokale en regionale overheden worden betrokken.

    13.3. Ten slotte juicht het Comité het toe dat de ontwikkeling van de informatiemaatschappij kritisch wordt gevolgd. Het beschouwt de invoering van een universele dienstverlening als een cruciale eerste stap op weg naar een billijke, evenwichtige Unie en zal graag een bijdrage leveren aan de discussie over de verdere ontwikkeling van de informatiemaatschappij.

    Brussel, 15 januari 1997.

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Pasqual MARAGALL i MIRA

    () Een actieplan COM(94) 347 def.; PB nr. C 210 van 14. 8. 1995, blz. 109.

    () PB nr. L 321 van 30. 12. 1995, blz. 6; PB nr. C 108 van 1. 5. 1996, blz. 62.

    () COM(95) 244 def.

    Top