Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995PC0724

    Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen

    /* COM/95/0724 def. - SYN 95/0359 */

    PB C 104 van 10.4.1996, p. 18–20 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51995PC0724

    Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen /* COM/95/0724 DEF - SYN 95/0359 */

    Publicatieblad Nr. C 104 van 10/04/1996 blz. 0018


    Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (96/C 104/11) (Voor de EER relevante tekst) COM(95) 724 def. - 95/0359(SYN) (Door de Commissie ingediend op 15 februari 1996)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Handelende in samenwerking met het Europees Parlement overeenkomstig de procedure van artikel 189 C,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Overwegende dat de aansprakelijkheidsregels in geval van ongevallen vallen onder het op 12 oktober 1929 te Warschau ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer of onder dit Verdrag zoals gewijzigd door het op 28 september 1955 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag, ongeacht welk Verdrag van toepassing is; dat het Verdrag van Warschau over de gehele wereld ten behoeve van luchtreizigers en luchtvervoerders wordt toegepast en dient te worden gehandhaafd;

    Overwegende dat de regels inzake de aard en de beperking van de aansprakelijkheid bij overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van een reiziger onderdeel vormen van de vervoersvoorwaarden vervat in de tussen de luchtvervoerder en de luchtreiziger gesloten overeenkomst van luchtvervoer; dat er bij de Verordeningen (EEG) nr. 2407/92 (1), (EEG) nr. 2408/92 (2), zoals laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en (EEG) nr. 2409/92 (3) van de Raad een interne luchtvaartmarkt in het leven is geroepen waarbinnen harmonisatie van de regels inzake de aard en de beperking van de aansprakelijkheid wenselijk moet worden geacht;

    Overwegende dat de door het Verdrag vastgestelde aansprakelijkheidsgrens naar de heden ten dage geldende economische en sociale maatstaven te laag ligt; dat de Lid-Staten deze aansprakelijkheidsgrens bijgevolg op uiteenlopende wijze hebben verhoogd, hetgeen tot verschillende vervoersvoorwaarden in de Gemeenschap heeft geleid;

    Overwegende dat het Verdrag van Warschau voorts alleen op het internationaal vervoer van toepassing is; dat er op de interne luchtvaartmarkt niet langer onderscheid tussen binnenlandse en internationale vluchten wordt gemaakt; dat het daarom juist is, bij binnenlands en internationaal verkeer dezelfde hoogte en aard van de aansprakelijkheid te hebben;

    Overwegende dat de huidige lage aansprakelijkheidsgrenzen vaak tot langdurige gerechtelijke procedures leiden, die het imago van het luchtvervoer schaden;

    Overwegende dat de gemeenschappelijke maatregelen op luchtvervoergebied ook in het belang van de gebruikers een hoog beschermingsniveau moeten beogen;

    Overwegende dat de te treffen maatregelen tot harmonisatie van de vervoersvoorwaarden met het oog op de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder en ter verzekering van een doeltreffende bescherming van de luchtreiziger, gezien het subsidiariteitsbeginsel, het best van de Gemeenschap kunnen uitgaan;

    Overwegende dat de grenzen van de aansprakelijkheid van de luchtvervoerders bij overlijden, verwonding of ander lichamelijk letsel van een reiziger moeten worden afgeschaft;

    Overwegende dat teneinde te vermijden dat slachtoffers van onvermijdelijke ongevallen ongedekt blijven, luchtvervoerders zich bij rechtsvorderingen wegens overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van reizigers in de zin van artikel 17 van het Verdrag tot een bedrag van 100 000 ecu niet zouden mogen beroepen op artikel 20, lid 1, van het Verdrag;

    Overwegende dat aan reizigers of hun rechtverkrijgenden zo spoedig mogelijk een bedrag ineens dient te worden uitgekeerd, teneinde de onmiddellijke financiële nood te kunnen lenigen;

    Overwegende dat de schadevergoedingsgerechtigden duidelijkheid omtrent hun rechtspositie in geval van een ongeval moet worden verschaft, dat zij van tevoren volledig over de geldende regels moeten worden ingelicht; dat het noodzakelijk is langdurige rechtsgedingen of vorderingsprocedures te vermijden; dat het bovendien juist is de reiziger de mogelijkheid te geven zich te wenden tot het gerecht van de Lid-Staat waarin deze reiziger zijn woonplaats of duurzame verblijfplaats heeft;

    Overwegende dat het, teneinde distorsies van de mededinging te vermijden, wenselijk is dat luchtvervoerders van derde landen reizigers behoorlijk over hun vervoersvoorwaarden inlichten;

    Overwegende dat thans in ICAO-verband aan een verbetering van de situatie voor bagage en vracht wordt gewerkt en dat de problemen op dit terrein een minder spoedeisend karakter hebben dan de situatie van de reizigers;

    Overwegende dat het passend en noodzakelijk is dat de in deze verordening aangegeven bedragen op basis van de jongste economische ontwikkelingen worden verhoogd; dat het juist is de Commissie, na raadpleging van een raadgevend comité, te machtigen over deze verhogingen een besluit te nemen;

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In deze verordening wordt bepaald welke verplichtingen luchtvervoerders uit hoofde van hun aansprakelijkheid bij ongevallen jegens reizigers hebben.

    Artikel 2

    1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a) "luchtvervoerder": een luchtvervoeronderneming met een geldige exploitatievergunning;

    b) "luchtvervoerder in de Gemeenschap": een luchtvaartmaatschappij in de zin van Verordening (EEG) nr. 2407/92;

    c) "schadevergoedingsgerechtigden": de slachtoffers en/of personen die onder het ter zake geldende recht krachtens met een wettelijke bepaling, een rechterlijke beslissing of uit hoofde van een bijzondere overeenkomst de slachtoffers mogen vertegenwoordigen;

    d) "som ineens": een betaling vooraf aan de reiziger of schadevergoedingsgerechtigde om in de dringendste behoeften te kunnen voorzien, zulks onverminderd een zo snel mogelijke betaling van de volledige schadevergoeding;

    e) "ecu": de rekeneenheid, zoals gebruikt bij de opstelling van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de artikelen 207 en 209 van het Verdrag;

    f) "Verdrag van Warschau": het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer ondertekend te Warschau op 12 oktober 1929, te zamen met alle internationale instrumenten die hierop voortbouwen en hiermee verband houden.

    2. In deze verordening voorkomende begrippen die niet in lid 1 worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als van die welke in het Verdrag van Warschau worden gebruikt.

    Artikel 3

    1. De aansprakelijkheid van een luchtvervoerder in de Gemeenschap bij overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van een reiziger is niet aan enige bij wet of overeenkomst vastgestelde grens onderworpen.

    2. Voor schadevergoedingen tot een maximum van 100 000 ecu zal de luchtvervoerder in de Gemeenschap zijn aansprakelijkheid niet kunnen uitsluiten of beperken door te bewijzen dat hij en zijn ondergeschikten alle nodige maatregelen hebben getroffen om de schade te vermijden of dat het voor hem of hen onmogelijk was dergelijke maatregelen te treffen.

    Artikel 4

    1. De luchtvervoerder betaalt onverwijld en in elk geval uiterlijk tien dagen na het ongeval aan de schadevergoedingsgerechtigde een bedrag ineens, of stelt hem dit ter beschikking, van maximaal 50 000 ecu, waarvan de hoogte evenredig is aan de geleden schade, en bij overlijden in elk geval een bedrag van 50 000 ecu.

    2. Het bedrag ineens mag worden verrekend met elk bedrag dat later ten gevolge van de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder in de Gemeenschap moet worden betaald, maar behoeft onder geen enkele omstandigheid te worden terugbetaald.

    Artikel 5

    1. Het bepaalde in de artikelen 3 en 4 moet in de vervoersvoorwaarden van de luchtvervoerder in de Gemeenschap worden opgenomen.

    2. Bij de vertegenwoordigers van de luchtvervoerders in de Gemeenschappen, bij reisbureaus en bij vertrekbalies worden de reizigers op verzoek passende inlichtingen over het bepaalde in de artikelen 3 en 4 verstrekt. Op het vervoerbewijs wordt een samenvatting van deze inlichtingen vermeld.

    3. Buiten de Gemeenschap gevestigde luchtvervoerders die niet aan de verplichtingen van de artikelen 3 en 4 zijn onderworpen, stellen de reizigers bij de aankoop van hun vervoerbewijs bij de op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordigers van de luchtvervoerders, reisbureaus of vertrekbalies hiervan uitdrukkelijk en duidelijk in kennis. De luchtvervoerders voorzien de reizigers op verzoek van een formulier met hun voorwaarden. De loutere vermelding van de aansprakelijkheidsgrens op het vervoerbewijs vormt niet voldoende inlichtingen.

    Artikel 6

    Eenmaal per jaar stellen de autoriteiten van de Lid-Staten de betrokken luchtvervoersgebruikersorganisaties en de Commissie in kennis van de lijst van luchtvervoerders uit derde landen die niet aan de regels van deze verordening zijn onderworpen, waarna de Commissie deze lijst ter beschikking van de andere Lid-Staten stelt.

    Artikel 7

    Schadevergoedingsgerechtigden bij vliegtuigongevallen waarbij luchtvervoerders uit de Gemeenschap zijn betrokken mogen, afgezien van de mogelijkheden die artikel 28 van het Verdrag van Warschau biedt, een rechtsvordering wegens aansprakelijkheid instellen bij een gerecht van de Lid-Staat waar de reiziger zijn woonplaats of duurzame verblijfplaats heeft.

    Artikel 8

    De Commissie kan volgens de procedure van artikel 9 bij verordening besluiten de in artikel 3 en 4 genoemde bedragen op passende wijze te verhogen, wanneer de economische ontwikkelingen dergelijke maatregelen rechtvaardigen.

    Artikel 9

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van raadgevende aard, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de Voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

    Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

    De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het Comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

    2. Voorts kan de Commissie het Comité raadplegen over elke andere kwestie in verband met de toepassing van de verordening.

    Artikel 10

    Deze verordening treedt in werking zes maanden na haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    (1) PB nr. L 240 van 28. 8. 1992, blz. 1.

    (2) PB nr. L 240 van 28. 8. 1992, blz. 8.

    (3) PB nr. L 240 van 28. 8. 1992, blz. 15.

    Top