EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R0765

Verordening (EU, Euratom) 2024/765 van de Raad van 29 februari 2024 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027

ST/5818/2024/INIT

PB L, 2024/765, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/765/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/765/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/765

29.2.2024

VERORDENING (EU, Euratom) 2024/765 VAN DE RAAD

van 29 februari 2024

tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 312,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Nu het meerjarig financieel kader (MFK) voor de jaren 2021-2027 zoals vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (2) de eerste jaren van uitvoering achter de rug heeft, presenteert de Commissie een herziening van de werking ervan, inclusief een beoordeling van de houdbaarheid van de uitgavenmaxima.

(2)

Sinds december 2020 wordt de Unie geconfronteerd met een reeks ongekende en onverwachte uitdagingen. De Unie heeft snel gehandeld en alle haar ter beschikking staande middelen gebruikt, maar de beperkte budgettaire flexibiliteit die in het MFK voor de jaren 2021-2027 is ingebouwd, is bijna uitgeput, waardoor het vermogen van de begroting van de Unie om zelfs de meest dringende uitdagingen aan te pakken, in het gedrang komt.

(3)

In de eerste jaren van de uitvoering van het MFK zijn op grote schaal speciale instrumenten gebruikt om meerdere uitdagingen aan te pakken. De noodzaak om verdere actie te ondernemen blijft bestaan, terwijl de beschikbare begrotingsmiddelen om dergelijke situaties in de resterende periode van het MFK het hoofd te bieden, beperkt zijn.

(4)

De begroting van de Unie moet de Unie in staat stellen om in reactie op nieuwe uitdagingen de nodige beleidsmaatregelen te treffen en te voldoen aan wettelijke verplichtingen die binnen de bestaande maxima en gezien de uitgeputte flexibiliteit niet kunnen worden opgevangen. De uitgavenmaxima voor vastleggingskredieten in de rubrieken 1, 2, 3, 4, 5 en 6 voor de jaren 2024, 2025, 2026 en 2027 moeten worden gewijzigd. Hoewel de uitgavenmaxima voor betalingskredieten op hun huidige niveau kunnen worden gehandhaafd, moet het maximum voor betalingskredieten in het kader van het enkelvoudig marge-instrument voor 2026 bijgevolg worden aangepast om het risico van achterstanden te voorkomen. Daarnaast moet het totale bedrag van de extra toewijzingen in het kader van de programmaspecifieke aanpassing als bedoeld in artikel 5 en de desbetreffende tabel in bijlage II bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 worden gewijzigd.

(5)

Ook de bedragen voor de reserve voor aanpassing aan de Brexit en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering moeten worden gewijzigd.

(6)

Door de illegale aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne woedt er opnieuw een oorlog op het Europese continent. De Unie zal Oekraïne blijven steunen zolang dat nodig is en zal het land vastberaden helpen op zijn Europees traject. Daartoe hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgesteld als reactie van de Unie ter ondersteuning van de macrofinanciële stabiliteit, wederopbouw en modernisering van Oekraïne, en ter ondersteuning van de hervormingsinspanningen van Oekraïne in het kader van zijn toetredingstraject tot de Unie (de “faciliteit voor Oekraïne”).

(7)

Gezien de onzekerheden in verband met de Russische aanvalsoorlog moet de faciliteit voor Oekraïne een flexibel instrument zijn om tot 2027 voldoende steun in passende vorm te bieden. De steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne moet worden verleend in de vorm van leningen, niet-terugbetaalbare steun en voorzieningen voor begrotingsgaranties.

(8)

Voor het deel van de steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne dat wordt verstrekt in de vorm van leningen, is het passend de bestaande begrotingsgarantie van de Unie tot 2027 te verlengen ter dekking van de financiële steun die aan Oekraïne ter beschikking wordt gesteld. Bijgevolg moet het mogelijk zijn de nodige kredieten in de begroting van de Unie beschikbaar te stellen boven de tot eind 2027 beschikbare maxima van het MFK voor financiële steun aan Oekraïne. Naast de reeds bij Verordening (EU) 2022/2463 vastgestelde financiële hulp op korte termijn aan Oekraïne moet de begrotingsgarantie van de Unie de financiële steun aan Oekraïne dekken voor een bedrag van maximaal 33 miljard EUR, zoals gespecificeerd in Verordening (EU) 2024/792.

(9)

Voor het deel van de steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne dat wordt verstrekt in de vorm van niet-terugbetaalbare steun en voorzieningen voor begrotingsgaranties, moeten de kredieten worden verstrekt via een nieuw thematisch speciaal instrument – de “reserve voor Oekraïne”. De vastleggingskredieten en de bijbehorende betalingskredieten moeten jaarlijks beschikbaar worden gesteld in het kader van de in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) beschreven begrotingsprocedure, boven de maxima van het MFK. Met het oog op de ordelijke ontwikkeling van de uitgaven die uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2024/792 moeten worden geprogrammeerd, en met name in het licht van de in het Oekraïneplan vast te leggen bedragen, is het passend algemene en jaarlijkse maximumbedragen vast te stellen die in de periode 2024-2027 voor de reserve voor Oekraïne kunnen worden uitgetrokken. Om volledige uitvoering en flexibiliteit tussen de verschillende jaren te waarborgen, in overeenstemming met het totaalbedrag, moet het mogelijk zijn om in de volgende jaren tot 2027 het niet-aangewende deel van het jaarlijkse bedrag in een bepaald jaar bovenop het maximumbedrag voor het betrokken jaar te gebruiken.

(10)

Sinds 2022 zien de Unie en de meeste grote economieën een stijging van de rentetarieven voor alle emittenten van obligaties, waaronder de Unie. Bijgevolg zullen de financieringskosten voor leningen in het kader van het herstelinstrument voor de Europese Unie NextGenerationEU (“EURI”) die uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (4) ten laste van de begroting van de Unie komen, naar verwachting hoger liggen dan de ramingen die aanvankelijk onder de MFK-maxima waren geprogrammeerd op het moment van de vaststelling ervan in december 2020, die respectievelijk 2 332 miljoen EUR in 2025 (in prijzen van 2018), 3 196 miljoen EUR in 2026 (in prijzen van 2018) en 4 168 miljoen EUR in 2027 (in prijzen van 2018) bedroegen.

(11)

Gezien de onzekerheid omtrent de toekomstige ontwikkeling van de rentetarieven in veranderende marktomstandigheden en de totale leningsbehoeften voor de financiering van de lopende programma’s van de Unie die door het EURI worden gefinancierd, is het passend om, als onderdeel van de voorzieningen die nodig zijn om de jaarlijkse begrotingsprocedure soepel te laten verlopen en ervoor te zorgen dat de financiële middelen beschikbaar worden gesteld teneinde de Unie in staat te stellen haar wettelijke verplichtingen na te komen, een uitzonderlijk en tijdelijk instrument vast te stellen dat beperkt is tot de duur van het huidige MFK, ter dekking van de financieringskosten voor leningen uit het EURI die de oorspronkelijk geprogrammeerde bedragen overschrijden. Er moet daarom een nieuw thematisch speciaal instrument – “EURI-instrument” – worden gecreëerd met als enige doelstelling de resterende kostenoverschrijdingen te dekken. Dit instrument moet uitzonderlijk zijn, mag niet dienen als precedent voor toekomstige regelingen voor MFK’s na 2027 en dient meer in het bijzonder voor het dekken van de kosten van rentebetalingen voor middelen die op de markten ter financiering van het EURI zijn geleend.

(12)

De begrotingsautoriteit dient tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure alleen het EURI-instrument aan te wenden indien dat nodig is. Het moet worden aangewend nadat er andere financieringsmogelijkheden zijn gezocht, onder meer via ruimte die ontstaat bij de begrotingsuitvoering van de programma’s en herprioritering, alsook via niet-thematische speciale instrumenten, ter dekking, voor zover mogelijk, van een aanzienlijk deel van de nodige bedragen die hoger zijn dan de bedragen die oorspronkelijk waren opgenomen in het bestaande EURI-begrotingsonderdeel in rubriek 2b, teneinde een bedrag beschikbaar te stellen dat overeenkomt met ongeveer 50 % van de overschrijdingen van de EURI-rentebetalingen als benchmark. Dit zal gebeuren in overeenstemming met de toepasselijke sectorale regels en andere wettelijke verplichtingen en met inachtneming van prioriteiten, een prudente begrotingsaanpak en goed financieel beheer, waarvoor met name passende marges voor onvoorziene uitgaven nodig zijn. De nationale toewijzingen van de lidstaten die in een juridische verbintenis zijn vastgelegd, met name die in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het cohesiebeleid, zullen niet worden aangetast. De vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten van het EURI-instrument in de begroting van de Unie moeten boven de maxima van het MFK beschikbaar worden gesteld. In het kader van het EURI-instrument moet eerst gebruik worden gemaakt van een bedrag dat gelijk is aan de vrijmakingen van kredieten, met uitzondering van externe bestemmingsontvangsten, die sinds het begin van het huidige MFK zijn gedaan. Bedragen van vrijmakingen die overeenkomstig relevante bepalingen zijn wederopgevoerd, mogen niet in aanmerking worden genomen. Het beschikbare bedrag aan vrijmakingen voor het EURI-instrument moet elk jaar worden berekend als onderdeel van de technische aanpassing van het MFK, waarbij duidelijk de totale beschikbare middelen en de bedragen die reeds in aanmerking zijn genomen bij de eerdere beschikbaarstelling van het EURI-instrument, worden weergegeven. In het onverwachte geval dat alsnog een overschrijding blijft bestaan, moet het nodige extra bedrag om de kosten volledig te financieren, via het EURI-instrument als achtervangmaatregel beschikbaar worden gesteld als laatste redmiddel. Indien, bij wijze van uitzondering, één of meer lidstaten van oordeel zijn dat er ernstige zorgen bestaan over de toepassing van deze achtervangmaatregel, kunnen zij verzoeken dat de voorzitter van de Europese Raad de zaak voorlegt tijdens de volgende bijeenkomst van de Europese Raad. Dit proces mag in de regel niet langer duren dan één maand en moet volledig in overeenstemming zijn met de in de Verdragen neergelegde prerogatieven van de instellingen.

(13)

In het licht van de natuurrampen die zich hebben voorgedaan in de lidstaten en in de landen waarmee de Unie toetredingsonderhandelingen voert en de natuurrampen en humanitaire crises in derde landen, en teneinde voor beide gevallen in voldoende financiering te voorzien, moet de huidige reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) worden versterkt en gesplitst in twee afzonderlijke instrumenten: de “reserve voor Europese solidariteit” om in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (5) opgerichte Solidariteitsfonds van de Europese Unie steun te verlenen aan getroffen landen en regio’s, en de “reserve voor noodhulp” om in reactie op crises en noodsituaties binnen en buiten de Unie de begroting van Unieprogramma’s op dit gebied te versterken.

(14)

Het flexibiliteitsinstrument moeten worden versterkt om ervoor te zorgen dat de Unie tot 2027 over voldoende capaciteit beschikt om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Vervallen bedragen uit de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp moeten vanaf 2024 ter beschikking van het flexibiliteitsinstrument worden gesteld.

(15)

In het licht van deze onverwachte gebeurtenissen en nieuwe uitdagingen moet het MFK worden herzien en moet Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

De wijzigingen van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 laten de verplichting om de in artikel 3, lid 1, en artikel 6 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 vastgelegde maxima van de eigen middelen in acht te nemen, onverlet.

(17)

In het licht van de situatie in Oekraïne moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en met terugwerkende kracht van toepassing zijn, vanaf 1 januari 2024,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

“2.   Indien een beroep moet worden gedaan op de middelen van de in de artikelen 8, 9, 10, 10 bis, 10 ter en 12 bedoelde speciale instrumenten, worden in de begroting vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten opgenomen boven de desbetreffende MFK-maxima.”

;

b)

aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Indien gebruik moet worden gemaakt van een garantie voor financiële bijstand aan Oekraïne die beschikbaar is voor de jaren 2024 tot en met 2027 voor een totaalbedrag aan leningen van maximaal 33 000 miljoen EUR in lopende prijzen, zoals gespecificeerd in Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad (*1), en die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 220, lid 1, van het Financieel Reglement, wordt het benodigde bedrag ter beschikking gesteld boven de MFK-maxima.

(*1)  Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (PB L, 2024/792, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/792/oj).”."

2)

Aan artikel 4, lid 1, worden de volgende punten toegevoegd:

“f)

een berekening van het voor het EURI-instrument beschikbare bedrag overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, punt a);

g)

een berekening van de bedragen die beschikbaar moeten worden gesteld voor het flexibiliteitsinstrument uit hoofde van artikel 12, lid 1, tweede alinea.”;

3)

In artikel 5, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

“Het totale bedrag van de extra toewijzingen voor de periode 2022 tot en met 2027 voor vastleggings- en betalingskredieten bedraagt respectievelijk 10 155 miljoen EUR (in prijzen van 2018). Voor elk van de jaren van 2022 tot en met 2026 bedraagt het jaarlijkse bedrag van de extra toewijzingen voor vastleggings- en betalingskredieten respectievelijk ten minste 1 500 miljoen EUR (in prijzen van 2018) en niet meer dan 2 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018).”.

4)

Artikelen 8 en 9 worden vervangen door:

“Artikel 8

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

1.   Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad (*2), mag het jaarlijkse maximumbedrag van 30 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden.

2.   De kredieten van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.

Artikel 9

Reserve voor solidariteit en noodhulp

1.   De reserve voor solidariteit en noodhulp bestaat uit twee instrumenten die kunnen worden gebruikt voor de financiering van respectievelijk:

a)

hulp voor het reageren op noodsituaties als gevolg van grote rampen die gedekt zijn door het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (*3) (de “reserve voor Europese solidariteit”); en

b)

snelle reacties op specifieke dringende behoeften in de Unie of in derde landen ten gevolge van gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren; het gaat hierbij met name om reacties in noodsituaties en hulpoperaties bij natuurrampen die niet onder punt a) vallen, door mensen veroorzaakte rampen, humanitaire crises, grootschalige bedreigingen voor de gezondheid van mens, dier of plant, en bijzonder prangende situaties aan de buitengrenzen van de Unie ten gevolge van migratiestromen, wanneer de omstandigheden zulks vereisen (de “reserve voor noodhulp”).

2.   De reserve voor Europese solidariteit mag een jaarlijks maximumbedrag van 1 016 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden. Elk in jaar n niet gebruikt deel van het jaarlijkse bedrag kan tot jaar n+1 worden gebruikt. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Elk deel van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag van de reserve voor Europese solidariteit nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van dat begrotingsjaar ontstaan.

In uitzonderlijke gevallen en indien de bedragen die nodig worden geacht in het jaar waarin een ramp als bedoeld in lid 1, punt a), heeft plaatsgevonden, niet op te brengen zijn uit de resterende beschikbare financiële middelen, kan de Commissie voorstellen om het verschil te financieren via het in de eerste alinea van dit lid bedoelde jaarlijkse bedrag dat beschikbaar is in het volgende jaar, tot een maximumbedrag van 400 miljoen EUR (in prijzen van 2018).

3.   De reserve voor noodhulp mag een jaarlijks maximumbedrag van 508 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden. Elk in jaar n niet gebruikt deel van het jaarlijkse bedrag kan tot jaar n+1 worden gebruikt. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Elk deel van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

4.   De kredieten voor de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp worden als voorzieningen opgenomen in de algemene begroting van de Unie.

(*2)  Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013 (PB L 153 van 3.5.2021, blz. 48)."

(*3)  Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).”."

5)

In artikel 10 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De reserve voor aanpassing aan de Brexit mag maximaal 4 491 miljoen EUR (in prijzen van 2018) bedragen.”

.

6)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 10 bis

EURI-instrument

1.   Vanaf 2025 kan het EURI-instrument worden gebruikt voor de financiering, voor een bepaald jaar, van de kosten van de rente- en couponbetalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van de overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (*4) op de kapitaalmarkten geleende middelen. Het EURI-instrument kan alleen in een bepaald jaar beschikbaar worden gesteld, in de mate als in de volgende leden bepaald, om deze kosten te dekken als ze de volgende bedragen overschrijden (in prijzen van 2018):

2025 – 2 332 miljoen EUR;

2026 – 3 196 miljoen EUR;

2027 – 4 168 miljoen EUR.

2.   Het Europees Parlement en de Raad kunnen in het kader van de in artikel 314 VWEU bedoelde begrotingsprocedure het EURI-instrument beschikbaar stellen, enkel nadat zij andere financieringsmiddelen hebben gezocht, ter dekking van een aanzienlijk deel van de bedragen die de in lid 1 van dit artikel bedoelde bedragen overschrijden, in overeenstemming met de toepasselijke sectorale voorschriften en andere wettelijke verplichtingen en met inachtneming van prioriteiten, een prudente begrotingsaanpak en goed financieel beheer.

Kredieten voor het EURI-instrument worden boven de MFK-maxima beschikbaar gesteld.

3.   Het EURI-instrument omvat de volgende elementen:

a)

een bedrag dat gelijk is aan de vrijmakingen van kredieten, met uitzondering van externe bestemmingsontvangsten, die sinds 2021 cumulatief zijn verricht en die in de voorgaande jaren niet uit dit instrument beschikbaar zijn gesteld, met uitzondering van de bedragen van vrijmakingen die zijn wederopgevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van het Financieel Reglement en de specifieke regels voor de wederopvoering van kredieten als bedoeld in de desbetreffende basishandelingen. Dit bedrag wordt het eerst aangesproken;

b)

alleen indien het in punt a) van dit lid bedoelde bedrag ontoereikend is, een extra bedrag om de in lid 1 bedoelde kosten in het betrokken jaar volledig te financieren.

Elk jaar berekent de Commissie, als onderdeel van de in artikel 4 bedoelde technische aanpassingen, het beschikbare bedrag op basis van de eerste alinea, punt a), van dit lid rekening houdend met de bedragen die in de voorgaande jaren voor dat doel in aanmerking zijn genomen.

Artikel 10 ter

Reserve voor Oekraïne

1.   De reserve voor Oekraïne kan uitsluitend worden aangesproken voor de financiering van uitgaven in het kader van Verordening (EU) 2024/792.

2.   De reserve voor Oekraïne mag voor de periode 2024-2027 maximaal 17 000 miljoen EUR in lopende prijzen bedragen.

3.   Het jaarlijkse bedrag dat in een bepaald jaar uit de reserve voor Oekraïne beschikbaar wordt gesteld, mag maximaal 5 000 miljoen EUR in lopende prijzen bedragen. Onverminderd het in lid 2 vermelde totaalbedrag kan het ongebruikte deel van het jaarlijkse bedrag in een bepaald jaar in de daaropvolgende jaren, tot en met 2027, worden aangewend.

4.   Het Europees Parlement en de Raad kunnen middelen uit de reserve voor Oekraïne ter beschikking stellen in het kader van de in artikel 314 VWEU beschreven begrotingsprocedure.

(*4)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).”."

7)

In artikel 11 wordt het volgende lid ingevoegd:

“3 bis.   Het maximumbedrag voor de in lid 3 van dit artikel bedoelde jaarlijkse aanpassing voor het jaar 2026, verhoogd met het in de tweede alinea van artikel 5, lid 2, bedoelde bedrag, wordt aangepast met het bedrag dat overeenkomt met het ongebruikte deel van het maximumbedrag voor het jaar 2025.”

.

8)

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

Flexibiliteitsinstrument

1.   Het flexibiliteitsinstrument kan worden gebruikt voor de financiering, voor een bepaald begrotingsjaar, van specifieke, onvoorziene uitgaven in vastleggingskredieten en de overeenkomstige betalingskredieten die niet op een andere wijze kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima. Het jaarlijks bedrag voor het flexibiliteitsinstrument bedraagt in de periode 2021-2023 maximaal 915 miljoen EUR (in prijzen van 2018). Het jaarlijks bedrag voor het flexibiliteitsinstrument bedraagt in de periode 2024-2027 maximaal 1 346 miljoen EUR (in prijzen van 2018).

Elk jaar wordt het jaarlijkse bedrag voor het flexibiliteitsinstrument verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de delen van de jaarlijkse bedragen voor de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp die overeenkomstig artikel 9 in het voorgaande jaar zijn vervallen.

2.   Het ongebruikte deel van het jaarlijks bedrag voor het flexibiliteitsinstrument kan worden aangewend tot en met jaar n+2. Delen van het jaarlijks bedrag uit voorgaande jaren worden het eerst gebruikt, te beginnen met het oudste. Delen van het bedrag van jaar n die in jaar n+2 niet zijn gebruikt, vervallen.”

.

9)

De bijlagen I en II worden vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 februari 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

H. LAHBIB


(1)  Instemming van 27 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(3)  Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (PB L, 2024/792, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/792/oj).

(4)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

MEERJARIG FINANCIEEL KADER (EU-27)

(miljoen EUR – prijzen van 2018)

VASTLEGGINGSKREDIETEN

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal 2021- 2027

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

19 712

20 211

19 678

19 178

18 173

18 120

17 565

132 637

2.

Cohesie, veerkracht en waarden

5 996

62 642

63 525

65 079

65 184

56 675

58 680

377 781

2 bis.

Economische, sociale en territoriale samenhang

1 666

56 673

57 005

57 436

57 772

48 302

48 937

327 791

2 ter.

Veerkracht en waarden

4 330

5 969

6 520

7 643

7 412

8 373

9 743

49 990

3.

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

53 562

52 626

51 893

51 013

49 914

48 734

47 960

355 702

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen

38 040

37 544

36 857

36 054

35 283

34 602

33 886

252 266

4.

Migratie en grensbeheer

1 687

3 104

3 454

3 569

4 083

4 145

4 701

24 743

5.

Veiligheid en defensie

1 598

1 750

1 762

2 112

2 277

2 398

2 576

14 473

6.

Nabuurschap en internationaal beleid

15 309

15 522

14 789

14 500

14 192

13 326

13 447

101 085

7.

Europees openbaar bestuur

10 021

10 215

10 342

10 454

10 554

10 673

10 843

73 102

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

7 742

7 878

7 945

7 997

8 025

8 077

8 188

55 852

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

107 885

166 070

165 443

165 905

164 377

154 071

155 772

1 079 523

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

154 065

153 850

152 682

151 436

151 175

151 175

151 175

1 065 558

BIJLAGE II

PROGRAMMASPECIFIEKE AANPASSING — LIJST VAN PROGRAMMA'S, VERDEELSLEUTEL EN TOTALE EXTRA TOEWIJZINGEN VAN VASTLEGGINGSKREDIETEN

(miljoen EUR – prijzen van 2018)

 

Verdeelsleutel

Totale extra toewijzingen van vastleggingskredieten uit hoofde van artikel 5

 

2022-2024

2025-2027

 

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

36,36 %

41,79 %

4 000

Horizon Europe

27,27 %

31,34 %

3 000

InvestEU-fonds

9,09 %

10,45 %

1 000

2b.

Veerkracht en waarden

54,55 %

47,76 %

5 155

EU4Health

26,37 %

15,37 %

2 055

Erasmus+

15,46 %

17,77 %

1 700

Creatief Europa

5,45 %

6,26 %

600

Rechten en waarden

7,27 %

8,36 %

800

4.

Migratie en grensbeheer

9,09 %

10,45 %

1 000

Fonds voor geïntegreerd grensbeheer

9,09 %

10,45 %

1 000

TOTAAL

100,00 %

100,00 %

10 155


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/765/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top