This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32022R1394
Commission Implementing Regulation (EU) 2022/1394 of 11 August 2022 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of silicon originating in the People’s Republic of China, as extended to imports of silicon consigned from the Republic of Korea and from Taiwan, whether declared as originating in the Republic of Korea or Taiwan or not, following an expiry review pursuant to Article 11(2) of Regulation (EU) 2016/1036 of the European Parliament and the Council
Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1394 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea of Taiwan, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1394 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea of Taiwan, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
C/2022/5665
PB L 211 van 12.8.2022, p. 86–126
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
12.8.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 211/86 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1394 VAN DE COMMISSIE
van 11 augustus 2022
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea of Taiwan, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Geldende maatregelen
(1) |
Momenteel is een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China van toepassing dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1077 van de Commissie (2) naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (3) (“het vorige nieuwe onderzoek”). De maatregelen nemen de vorm aan van rechten van 16,3 % tot 16,8 % van de waarde van de ingevoerde goederen. |
(2) |
De maatregelen zijn bij Verordening (EG) nr. 42/2007 van de Raad (4) uitgebreid tot de invoer verzonden uit de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea. |
(3) |
De maatregelen zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 311/2013 van de Raad (5) verder uitgebreid tot de invoer verzonden uit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan. |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(4) |
Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (6) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) een verzoek om een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen. |
(5) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek werd op 30 maart 2021 ingediend door Euroalliages (“de indiener van het verzoek”), een vereniging die alle drie de producenten in de Unie vertegenwoordigt en derhalve meer dan 25 % van de totale productie van silicium in de Unie vertegenwoordigt in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en van schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(6) |
Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijs was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 2 juli 2021 een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land”) op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (7) (“het bericht van opening”). |
1.4. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(7) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”). |
1.5. Belanghebbenden
(8) |
In het bericht van opening zijn de belanghebbenden uitgenodigd contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de drie producenten in de Unie die 100 % van de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigen, de haar bekende producenten in de VRC en de autoriteiten van het betrokken land, de haar bekende importeurs, gebruikers, alsmede de haar bekende betrokken verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken. |
(9) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
1.6. Opmerkingen over de opening van het onderzoek
(10) |
Van EUSMET werden opmerkingen ontvangen over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. |
(11) |
EUSMET voerde aan dat het niet-vertrouwelijke verzoek om een nieuw onderzoek niet voldeed aan de vereisten van artikel 19, leden 1 en 2, van de basisverordening. |
(12) |
Dit argument werd verworpen. Naar aanleiding van de opmerkingen van EUSMET heeft de indiener van het verzoek aanvullende inlichtingen verstrekt om de feiten in het verzoek inzichtelijker te maken. Deze aanvullende inlichtingen zijn in het dossier opgenomen zodat de belanghebbenden ze kunnen controleren en EUSMET een redelijk inzicht kan krijgen in de vertrouwelijke inlichtingen overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening. |
(13) |
De Commissie was daarom van oordeel dat de informatie in de niet-vertrouwelijke versie van het verzoek voldoende gedetailleerd was om de belanghebbenden in staat te stellen hun recht van verweer tijdens de gehele procedure uit te oefenen. |
(14) |
In haar opmerkingen over de opening van het onderzoek verzocht EUSMET de Commissie in het stadium van de mededeling van feiten en overwegingen informatie bekend te maken over de hoeveelheden productiefactoren die voor de berekening van de normale waarde zijn gebruikt, en de Commissie moet ook het in het verzoek om een nieuw onderzoek bedoelde rapport AlloyConsult openbaar maken. |
(15) |
EUSMET herhaalde deze twee verzoeken in haar opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen. Zoals uiteengezet in de overwegingen 178 tot en met 181 en 191 zijn beide argumenten verworpen. |
1.6.1. Opmerkingen ten gronde
(16) |
EUSMET merkte op dat het verzoek om een nieuw onderzoek onvoldoende bewijsmateriaal bevatte om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen te openen, en dat het onjuiste beweringen bevatte betreffende dumping, voortzetting van de dumping, schade en voortzetting van de schade. EUSMET heeft haar beweringen met de volgende argumenten gestaafd. |
(17) |
Ten eerste beweerde EUSMET dat er zes maanden zijn verstreken tussen het einde van de termijn voor de indiening van de gegevens en de indiening van het verzoek om een nieuw onderzoek. |
(18) |
Met betrekking tot dit argument wees de Commissie erop dat, gezien de tijd die verstrijkt voordat de gegevens uit verschillende bronnen beschikbaar komen en de tijd die nodig is om ze in een verzoek te bundelen, een tijdsverschil van doorgaans enkele maanden tot aan de indiening van het verzoek onvermijdelijk is. In dit geval is het aanvaarden van een tijdsverschil van zes maanden in overeenstemming met de vaste richtsnoeren die de Commissie verstrekt aan klagers. |
(19) |
Ten tweede voerde EUSMET aan dat de indiener van het verzoek de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling uit de VRC buiten beschouwing had gelaten in de berekening van de dumping- en de schademarge. |
(20) |
Alvorens het nieuwe onderzoek te openen heeft de Commissie de invoer geanalyseerd met en zonder actieve veredeling en in beide gevallen de nodige correcties aangebracht om de normale waarde en de uitvoerprijzen te kunnen vergelijken. De Commissie merkte op dat zowel de door de indiener van het verzoek gebruikte methode als de methode op basis van de regeling actieve veredeling leidt tot de bevinding dat er sprake is van aanzienlijke dumping. De door de indiener van het verzoek gekozen methode kan dus niet tot gevolg hebben dat de opening van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen onwettig is. Het argument moet daarom worden afgewezen. |
(21) |
Ten derde merkte EUSMET op dat het gebruik van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening en de selectie van een representatief land niet in overeenstemming is met de WTO, aangezien dumping niet gaat over landelijke verstoringen, maar over individuele ondernemingen. Bovendien voerde EUSMET aan dat verstoring van de binnenlandse kosten voor basisproducten geen factor is die de vaststelling van de normale waarde uit hoofde van artikel 2.2 van de WTO-Antidumpingovereenkomst toestaat. Bovendien sluit artikel 2, lid 6 bis — door de verplichting alleen gebruik te maken van niet-verstoorde kosten voor basisproducten waarin kosten/prijzen tot uitdrukking komen uit “bronnen” die niet zijn beïnvloed door verstoringen — uit dat de productiekosten voor een exporteur of producent worden berekend op basis van diens administratie, zelfs als die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen en de geregistreerde kosten voor basisproducten weergeeft. Tot slot voerde EUSMET aan dat de indiener van het verzoek onvoldoende bewijsmateriaal had verstrekt over het bestaan van verstoringen in de sector siliciummetaal. |
(22) |
De argumenten van EUSMET over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening konden niet worden aanvaard. Met betrekking tot het argument dat het bestaan van verstoringen niet moet worden onderzocht op landelijk niveau, maar afzonderlijk voor elke producent-exporteur, herinnert de Commissie eraan dat zodra is vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in het land van uitvoer overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, de normale waarde voor elke producent-exporteur overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening kan worden vastgesteld met behulp van niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een geschikt representatief land. In dit verband en in reactie op het argument van EUSMET over het gebruik van uitsluitend niet-verstoorde kosten voor basisproducten waarin kosten/prijzen tot uitdrukking komen uit een representatief land dat niet door verstoringen is beïnvloed, merkt de Commissie op dat artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening het gebruik van binnenlandse kosten uitdrukkelijk toestaat indien met zekerheid is vastgesteld dat die niet verstoord zijn. De Commissie heeft dit tijdens het onderzoek beoordeeld. Aangezien geen van de producenten-exporteurs meewerkte, kon in het licht van het beschikbare bewijs evenwel niet worden vastgesteld dat de kosten van de productie en verkoop van silicium niet verstoord waren. |
(23) |
Ten aanzien van het argument van EUSMET dat verstoringen niet vallen onder de factoren die de vaststelling van de normale waarde uit hoofde van artikel 2.2 van de WTO-Antidumpingovereenkomst toestaan, merkt de Commissie op dat het interne recht niet exact dezelfde bewoordingen hoeft te bevatten als de betrokken overeenkomsten om in lijn te zijn met die overeenkomsten. Bijgevolg is de Commissie van mening dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volledig in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van de Antidumpingovereenkomst, met inbegrip van de mogelijkheden om de normale waarde vast te stellen als bedoeld in artikel 2.2 daarvan. De Commissie brengt voorts in herinnering dat het WTO-recht zoals dat door de WTO-panels en de Beroepsinstantie is uitgelegd, het gebruik van gegevens van een derde land toestaat, naar behoren gecorrigeerd indien een dergelijke correctie nodig is en wordt gestaafd. Het bestaan van verstoringen van betekenis maakt de kosten en prijzen in het land van uitvoer ongeschikt voor de berekening van de normale waarde. In deze omstandigheden is in artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening voorzien in een berekening van productie- en verkoopkosten op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, waaronder die in een geschikt representatief land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau als het land van uitvoer. |
(24) |
Wat het argument inzake het bewijs van het bestaan van verstoringen in de siliciummetaalsector betreft, stelde de Commissie vast dat de indiener van het verzoek voldoende bewijs van verstoringen in die sector heeft geleverd, gebaseerd op het rapport van de Commissie over verstoringen in de VRC (8), alsmede op een specifiekere onafhankelijke studie die in 2018 is uitgevoerd in opdracht van Euroalliages. Hoewel de indiener van het verzoek in het verzoek specifiek verwees naar verstoringen met betrekking tot grondstoffen en elektriciteit, heeft hij ook de uitvoeriger verslagen als bijlage meegezonden. Deze verslagen bevatten uitgebreid bewijs over alle aspecten van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. |
(25) |
Ten vierde voerde EUSMET aan dat er een te hoge dumpingmarge was berekend, aangezien de indiener van het verzoek hem welgevallige perioden had geselecteerd voor de berekening van de normale waarde. |
(26) |
De door de indiener van het verzoek voorgestelde methode is redelijk, aangezien die gebaseerd was op de hem ter beschikking staande gegevens en betrekking had op de periode die is gebruikt voor de berekening van de dumping (d.w.z. oktober 2019 tot en met juni 2020). Dit argument werd daarom van de hand gewezen. |
(27) |
Ten vijfde merkte EUSMET ten aanzien van de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping op dat het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal uitsluitend was gebaseerd op de analyse van de Chinese prijzen bij uitvoer naar India, Zuid-Korea en Japan, die hoe dan ook onnauwkeurig waren. |
(28) |
De Commissie merkte op dat de indiener van het verzoek niet alleen rekening hield met de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere landen, maar ook verwees naar de uitvoerigere analyse in hoofdstuk VI van het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, over de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade. Dat hoofdstuk heeft betrekking op de reservecapaciteit in de VRC en op het volume van de Chinese uitvoer naar de Unie en naar derde landen, zaken die ook relevant zijn voor de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping. De Commissie was derhalve van mening dat de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie toereikend was om te voldoen aan de wettelijke norm om overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen wat betreft de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping. De indiener van het verzoek heeft ook een redelijke vergelijking tussen de normale waarde en de prijs van uitvoer naar derde landen verstrekt. De door EUSMET voorgestelde correcties zouden niet hebben geleid tot een andere conclusie, aangezien de prijzen van uitvoer uit de VRC ook dan nog aanzienlijk onder de normale waarde zouden liggen. Dit argument is derhalve afgewezen. |
(29) |
Ten zesde voerde EUSMET aan dat de Chinese invoer van silicium in de Unie tussen 2017 en 2020 sneller is gedaald dan het verbruik van silicium in de Unie. Met andere woorden: de Chinese exporteurs konden geen omzet of marktaandeel hebben weggehaald bij de producenten in de Unie. |
(30) |
De Commissie beschouwde het in het verzoek vermelde bewijs als toereikend bewijs waarover de indiener van het verzoek redelijkerwijs kon beschikken. Volgens het in het verzoek opgenomen en door de Commissie geanalyseerde bewijs zou de invoer uit de VRC op de markt van de Unie bij ontbreken van maatregelen waarschijnlijk toenemen als gevolg van de onbenutte capaciteit in het betrokken land. Dergelijke hoeveelheden tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie naar alle waarschijnlijkheid zouden blijven onderbieden, zouden waarschijnlijk leiden tot voortzetting van de schade voor de bedrijfstak van de Unie. Verder impliceert het bestaan van andere factoren die gevolgen kunnen hebben voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet noodzakelijk dat de gevolgen van de Chinese invoer met dumping voor die bedrijfstak niet aanmerkelijk zouden zijn, met name in het geval van een prospectieve analyse met de nadruk op wat er zou gebeuren mochten de maatregelen worden ingetrokken. Derhalve moet het argument van EUSMET worden afgewezen. |
(31) |
Ten zevende voerde EUSMET aan dat de analyse van de prijseffecten en de berekeningen van de prijsonderbieding en het prijsbederf in de verzoeken om een nieuw onderzoek niet representatief waren aangezien geen rekening was gehouden met de prijzen van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling. Bovendien merkte EUSMET op dat de berekening van de prijsonderbieding verkeerd was omdat i) de Chinese invoerprijzen van silicium voor aluminiumtoepassingen vergeleken waren met de verkoop van alle siliciummetaal in de Unie, met inbegrip van silicium voor chemische toepassingen, ii) de kosten na invoer niet bij de Chinese invoerprijzen waren opgeteld, iii) geen correctie voor het verschil in handelsstadium was toegepast op de Chinese invoer, hoewel die via handelaren in de Unie terechtkomt, terwijl de verkoop in de Unie normaliter verloopt tussen de producenten in de Unie en de eindgebruikers. Ten slotte voerde EUSMET aan dat de berekeningen van het prijsbederf om dezelfde redenen onjuist was als de berekening van de prijsonderbieding; bovendien waren zij ook gebaseerd op kunstmatig hoge productiekosten waarbij onder meer zonder enige rechtsgrondslag werd uitgegaan van een streefwinst van 15 %. |
(32) |
De indiener van het verzoek ging in zijn analyse uit van het beste bewijsmateriaal waarover hij op dat moment beschikte, en de Commissie achtte deze analyse voldoende representatief en betrouwbaar en vond dat die voldoende bewijsmateriaal bevatte om de opening van het onderzoek te rechtvaardigen. |
(33) |
Ten achtste voerde EUSMET aan dat de bedrijfstak van de Unie geen negatieve gevolgen ondervindt van de Chinese invoer. EUSMET bracht in dat silicium voor chemische toepassingen verschilt van silicium voor aluminiumtoepassingen en dat, waar de verkoop van de bedrijfstak van de Unie vooral silicium voor chemische toepassingen betreft, de invoer uit de VRC in het kader van de normale regeling eerder laagwaardige producten voor de secundaire aluminiummarkt betreft. Derhalve heeft EUSMET de Commissie verzocht een gesegmenteerde schadeanalyse te verrichten voor silicium voor chemische toepassingen en voor aluminiumtoepassingen. Een dergelijk verzoek werd herhaald in de opmerkingen van EUSMET na de mededeling van feiten en overwegingen, maar dit argument moet worden afgewezen. De Commissie verwijst in dit verband naar punt 2.3, waarin de homogeniteit van het product wordt geanalyseerd. |
(34) |
Ten negende voerde EUSMET aan dat het verbruik in de Unie tussen 2018 en 2020 is gedaald, zowel om cyclische redenen als ten gevolge van de COVID-19-pandemie. EUSMET merkte derhalve op dat de Chinese invoer geen effect had op de daling van het verbruik in de Unie. |
(35) |
Hoewel de Commissie de analyse van EUSMET inzake de ontwikkeling van het verbruik in de Unie deelde, vond zij niet dat de daling van het verbruik in verband met andere markten de bewering in het verzoek — dat zowel betrekking had op voortzetting als op herhaling van de schade — tenietdeed, waarop zij dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen heeft geopend. Niettemin zal de Commissie, ook indien de daling van het verbruik in de Unie geen verband houdt met de invoer uit de VRC, in een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen analyseren wat de gevolgen voor de verkoop en het marktaandeel zouden zijn als de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(36) |
Ten tiende voerde EUSMET aan dat de daling van het productievolume en de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie niet aan de invoer uit de VRC kan worden toegeschreven, maar veeleer het gevolg is van het besluit van één producent in de Unie om de productie in bepaalde fabrieken tijdelijk stop te zetten. In dezelfde trant argumenteerde EUSMET dat de daling van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie geen verband houdt met de invoer uit de VRC, die tussen 2017 en het derde kwartaal van 2020 is gedaald, maar veeleer met een daling van de vraag en een toename van de invoer uit derde landen. EUSMET voerde in dit verband voorts aan dat de verkoopprijzen van de Unie, ondanks de Chinese invoer, in de periode 2017-2019 stabiel zijn gebleven en in de eerste drie kwartalen van 2020 zijn gedaald in overeenstemming met een wereldwijde vermindering van de vraag naar silicium. Tegen de achtergrond van een dalende vraag zouden de producenten in de Unie aldus niet in staat zijn hun prijzen te verhogen, ongeacht de invoer van Chinees silicium. Om dezelfde redenen kan de daling van de winstgevendheid niet worden toegerekend aan de invoer uit de VRC. |
(37) |
Deze argumenten kunnen niet worden aanvaard. De Commissie brengt in herinnering dat het bestaan van maatregelen vaak gepaard gaat met een vermindering van de invoer uit het betrokken land en dat geldende antidumpingmaatregelen vaak een positief effect hebben op de toestand van de bedrijfstak van de Unie. In een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen analyseert de Commissie wat er zou gebeuren als de maatregelen zouden komen te vervallen. Het feit dat de invoer uit de VRC misschien niet de belangrijkste oorzaak van de negatieve ontwikkeling van bepaalde schade-indicatoren is, kan de opening van het onderzoek derhalve niet in de weg staan. |
(38) |
Ten elfde vermeldde EUSMET enkele belangrijke factoren die van invloed zouden zijn op de bedrijfstak van de Unie en die volgens EUSMET in het nieuwe onderzoek over het hoofd werden gezien of verkeerd werden geïnterpreteerd. Het betreft daarbij de productiestrategie van de bedrijfstak van de Unie en de kosten daarvan, de ontwikkeling van de vraag naar silicium, de toename van de invoer uit derde landen en de gevolgen van de brexit. EUSMET heeft de Commissie verzocht deze factoren in aanmerking te nemen in het nieuwe onderzoek. |
(39) |
De Commissie achtte de interpretatie van de factoren door de indiener van het verzoek voldoende om het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen. In elk geval heeft de Commissie al deze factoren in aanmerking genomen bij haar analyse in deze verordening ten aanzien van de schade en het belang van de Unie. |
(40) |
Ten twaalfde voerde EUSMET aan dat de indiener van het verzoek de toekomstige vraag naar silicium te laag en de Chinese productie en capaciteit te hoog heeft ingeschat en de prijseffecten van de invoer uit de VRC heeft overdreven. |
(41) |
EUSMET heeft evenwel geen inlichtingen verstrekt die de ramingen in het verzoek om een nieuw onderzoek in twijfel zouden trekken. Dit argument kon derhalve niet worden aanvaard. |
(42) |
Gelet op het bovenstaande was de Commissie van oordeel dat het verzoek voldoende bewijsmateriaal bevatte om het nieuwe onderzoek te openen. |
(43) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde EUSMET haar argument dat het gebruik van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening onverenigbaar was met de antidumpingovereenkomst, zonder nieuwe argumenten of bewijzen toe te voegen. De Commissie heeft dit argument daarom afgewezen om dezelfde redenen als uiteengezet in de overwegingen 22 tot en met 24. |
1.7. Steekproeven
(44) |
In het bericht van opening deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening. |
1.7.1. Steekproef van importeurs
(45) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde inlichtingen te verstrekken. |
(46) |
Er hebben zich geen niet-verbonden importeurs kenbaar gemaakt. |
1.7.2. Steekproef van producenten in de VRC
(47) |
Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde inlichtingen te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China verzocht mogelijke andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
(48) |
Er werden geen reacties ontvangen. |
1.8. Antwoorden op de vragenlijst
(49) |
De Commissie heeft de overheid van de VRC (“Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. |
(50) |
De Commissie heeft de bedrijfstak van de Unie een vragenlijst gezonden. Bovendien werden de vragenlijsten voor de bedrijfstak van de Unie, voor niet-verbonden importeurs en voor gebruikers beschikbaar gesteld op de website van DG Handel (9). |
(51) |
De vragenlijst is ingevuld teruggestuurd door drie producenten in de Unie en drie gebruikers. |
1.9. Verificatie
(52) |
De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende medewerkende ondernemingen:
|
1.10. Vervolg van de procedure
(53) |
Op 17 juni 2022 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. |
(54) |
Waar nodig heeft de Commissie de opmerkingen van de belanghebbenden in overweging genomen. |
2. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
(55) |
Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek en de eerdere nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen, namelijk silicium (“het onderzochte product”), dat momenteel is ingedeeld onder GN-code 2804 69 00. |
2.2. Soortgelijk product
(56) |
Zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, is met dit nieuwe onderzoek in verband het vervallen van de maatregelen bevestigd dat de volgende producten dezelfde fysieke, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
|
(57) |
Deze producten worden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
2.3. Argumenten betreffende de homogeniteit van het product
(58) |
EUSMET voerde aan dat silicium voor chemische toepassingen en voor aluminiumtoepassingen geen homogeen product is en dat silicium voor de twee eindtoepassingen niet onderling verwisselbaar is. |
(59) |
In de eerste plaats wees EUSMET op de verschillende samenstelling, technische en chemische eigenschappen van silicium, en merkte daarbij op dat silicium bestaat uit elementair silicium en bijkomende elementen in verschillende concentraties en niveaus. Bovendien lichtte EUSMET toe dat de bron van elk van de bijkomende elementen gelegen is in de basisgrondstoffen of het productieproces van silicium, zodat het silicium op basis van de verschillende gebruikte grondstoffen een bepaalde chemische samenstelling heeft die specifiek is voor een bepaald gebruik. |
(60) |
EUSMET voerde aan dat voor verschillende toepassingen in zowel de chemische als de aluminiumsector silicium met een verschillende zuiverheidsgraad nodig is. Gebruikers van silicium voor chemische toepassingen en voor aluminiumtoepassingen kunnen niet hetzelfde materiaal gebruiken en dingen bij leveranciers niet mee naar hetzelfde materiaal. De fungibiliteit en de concurrentie tussen silicium van chemische kwaliteit en silicium dat geschikt is voor de aluminiumsector, zijn derhalve uiterst beperkt. |
(61) |
EUSMET benadrukte dat de prijs van het in verschillende producten gebruikte silicium wordt beïnvloed door de chemische samenstelling van het gevraagde silicium. Meer in het bijzonder is het silicium waarmee siliconenpolymeren worden vervaardigd over het algemeen het duurst en is silicium dat wordt gebruikt voor secundair aluminium het goedkoopst. EUSMET voerde aan dat dit prijsverschil verband houdt met het feit dat er specifieke hoogwaardige grondstoffen, die ook duurder zijn, nodig zijn voor de productie van silicium met een hogere zuiverheidsgraad. |
(62) |
EUSMET wees voorts op de verschillen in de distributiekanalen van de verschillende soorten silicium. Aangezien gebruikers in de chemische sector op hun behoeften afgestemd silicium kopen waarbij hun leveranciers aan strenge eisen moeten voldoen, kopen zij rechtstreeks in bij siliciumproducenten. Bovendien kopen gebruikers in de chemische sector silicium op basis van kortetermijn- en langetermijncontracten en niet op de spotmarkt. Gebruikers in de aluminiumsector, en in het algemeen gebruikers van secundair aluminium, betrekken hun silicium daarentegen van handelaren, distributeurs of importeurs. Bovendien vinden de meeste aluminiumgerelateerde verkopen, enkele grote siliciumgebruikers in het segment van het primaire aluminium uitgezonderd, plaats op de spotmarkt. |
(63) |
Silicium is sinds het oorspronkelijke onderzoek naar de invoer van silicium uit de VRC en in alle daaropvolgende nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen altijd als homogeen product beschouwd. Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening gaat de Commissie bij alle nieuwe onderzoeken, voor zover de omstandigheden niet zijn gewijzigd, op dezelfde wijze te werk als bij het onderzoek dat tot instelling van het recht heeft geleid. In het onderhavige geval heeft EUSMET geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de omstandigheden met betrekking tot de homogene aard van het betrokken product sinds het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen zijn gewijzigd. |
(64) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen merkte EUSMET op dat de Commissie in eerdere onderzoeken alleen rekening heeft gehouden met de invoer van siliciummetaal van aluminiumkwaliteit om schade vast te stellen en dat zij dus reeds een gesegmenteerde analyse heeft uitgevoerd. EUSMET voegde daaraan toe dat de Commissie heeft erkend dat silicium van chemische kwaliteit meestal werd ingevoerd via de regeling actieve veredeling (IPP) en dat de invoer in verband met dit marktsegment derhalve was vrijgesteld van de rechten. |
(65) |
De Commissie merkt in de eerste plaats op dat, overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening, aangezien de omstandigheden ongewijzigd zijn gebleven, de methode moet worden gebruikt die wordt gebruikt in het onderzoek dat tot het recht heeft geleid (10). In het vorige tussentijdse nieuwe onderzoek werd geen segmentgebaseerde analyse uitgevoerd (11). De Commissie heeft slechts een onderscheid gemaakt tussen twee invoerregelingen voor de vaststelling van de prijsonderbieding en de schademarge. |
(66) |
Zoals vermeld in overweging 48, heeft geen enkele producent-exporteur aan het onderzoek meegewerkt. Bovendien vormt de invoer door de leden van EUSMET slechts een klein deel van de totale invoer van het betrokken product. Bijgevolg kon de Commissie geen aandeel van silicium voor aluminium en chemie in de totale invoer van het betrokken product vaststellen, noch een verband tussen de gebruikte invoerregeling en de ingevoerde siliciumkwaliteit. Dit argument werd dan ook afgewezen. |
3. DUMPING
3.1. Inleidende opmerkingen
(67) |
Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de invoer van silicium uit de VRC in de Unie voortgezet, al was het marktaandeel ervan kleiner dan tijdens het tijdvak van het vorige nieuwe onderzoek. |
(68) |
Geen enkele producent uit de VRC heeft medewerking verleend aan het onderzoek. Derhalve heeft de Commissie de autoriteiten van het betrokken land meegedeeld dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zou toepassen voor de bevindingen met betrekking tot de VRC. De Commissie heeft geen opmerkingen over deze informatie ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen. |
(69) |
Bijgevolg werden de bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek, informatie die in de loop van het nieuwe onderzoek werd verkregen van medewerkende producenten en gebruikers in de Unie, alsook handelsstatistieken van Eurostat over in- en uitvoer. |
3.2. Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening
(70) |
Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat met betrekking tot de VRC wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
(71) |
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
(72) |
De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst, en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. De Commissie heeft geen opmerkingen over deze informatie ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen. |
(73) |
In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening voorlopig Brazilië had geselecteerd als passend representatief land voor de vaststelling van de normale waarde aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De Commissie heeft verder opgemerkt dat zij andere mogelijk geschikte landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening. |
(74) |
Op 23 februari 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling (“de eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van silicium een rol spelen. |
(75) |
Bovendien heeft de Commissie, op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, Maleisië aangewezen als nog een mogelijk passend representatief land. De Commissie heeft opmerkingen over de eerste mededeling ontvangen van de indiener van het verzoek en EUSMET. |
(76) |
Op 5 april 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een tweede mededeling (“de tweede mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Maleisië als het representatieve land. Ook informeerde zij de belanghebbenden dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de beschikbare informatie over de onderneming PMB Silicon Bhd, een producent van het product in het representatieve land. |
(77) |
De Commissie heeft opmerkingen over de tweede mededeling ontvangen van de indiener van het verzoek en EUSMET. EUSMET heeft ook opmerkingen ingediend in reactie op die van de indiener van het verzoek. |
3.2.1. Normale waarde
(78) |
Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald” . |
(79) |
Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt echter, voor zover hier van belang, het volgende: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”). |
(80) |
Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat, op basis van het beschikbare bewijs en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten, het passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen. |
3.2.2. Bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC
(81) |
In recente onderzoeken betreffende ferrosilicium (12) en calciumsilicium (13) van oorsprong uit de VRC heeft de Commissie vastgesteld dat er in de metaalsector in de VRC sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. De Commissie heeft in die onderzoeken geconcludeerd dat op basis van het beschikbare bewijsmateriaal artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening moest worden toegepast. |
(82) |
In die onderzoeken heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, met als gevolg dat er sprake is van een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig marktbeginselen (14). |
(83) |
De Commissie heeft eveneens geconcludeerd dat er nog steeds sprake was van een aanzienlijke mate van eigendom van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (15). |
(84) |
Ook heeft zij vastgesteld dat de Chinese overheid zich via overheidsaanwezigheid in bedrijven ook in de prijzen en kosten kan mengen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (16). |
(85) |
De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. Het planningssysteem van de VRC leidt er eveneens toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat de allocatie overeenkomstig de marktwerking plaatsvindt (17). |
(86) |
Ook heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (18). |
(87) |
De Commissie heeft eveneens vastgesteld dat er in de metaalsector sprake was van verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (19), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (20). |
(88) |
Net als in de vorige onderzoeken betreffende de metaalsector in de VRC is de Commissie in het kader van het onderhavige onderzoek nagegaan of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. |
(89) |
De Commissie heeft dit gedaan op basis van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, en in het rapport van de Commissie inzake verstoringen van betekenis in de VRC (21) (“het rapport”), dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector die het onderzochte product omvat. |
(90) |
De Commissie heeft deze elementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld. |
(91) |
In het verzoek in de onderhavige zaak werd naar het rapport verwezen, met name naar punt 12.4.2 over uitvoerbeperkingen voor silicium en naar de punten over de elektriciteitsmarkt. De indiener van het verzoek verwees ook naar een auteursrechtelijk beschermde studie van AlloyConsult in het verzoek om een nieuw onderzoek betreffende door de overheid veroorzaakte marktverstoringen in de Chinese sectoren ferrolegeringen en silicium. |
(92) |
De Chinese overheid heeft nog steeds een bepaald deel van de siliciumsector in handen of heeft hier zeggenschap over in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening. Door het gebrek aan medewerking van Chinese exporteurs van het onderzochte product kon de exacte verhouding tussen particuliere producenten van silicium en producenten in overheidshanden niet nader worden bepaald. |
(93) |
De Commissie heeft echter vastgesteld dat een aantal Chinese siliciumproducenten eigendom zijn van de staat. Een van hen is Yunnan Nujiang International Silicon Trade Co, een dochteronderneming van Xiamen ITG Group Corp., Ltd (22). De uiteindelijke meerderheidsaandeelhouder van Xiamen ITG Group is de City of Xiamen State-owned Assets Supervision and Administration Commission (23). |
(94) |
Evenzo is de Shanghai Puyuan Foreign Economic and Trading Company (24) (SPFC) een volle dochteronderneming van de Shanghai National Nuclear Puyuan Group, die op haar beurt volledig in handen is van de China National Nuclear Corporation (“CNNC”), een van de Chinese staatsondernemingen. |
(95) |
Uit het onderzoek is verder gebleken dat de Chinese overheid nog steeds een aanzienlijk deel van de elektriciteitssector — elektriciteit is de belangrijkste productiefactor bij de vervaardiging van het onderzochte product — in bezit heeft. Zoals de Commissie in het rapport heeft vastgesteld, wordt de elektriciteitsmarkt in de VRC gekenmerkt door een sterke betrokkenheid van staatsondernemingen in verschillende stadia van de toeleveringsketen, waarbij het volledige transmissienet in handen is van twee staatsondernemingen en de staat ook in de productiefase aanzienlijke bezittingen heeft. |
(96) |
Ten aanzien van de mogelijkheid van de Chinese overheid om zich via overheidsaanwezigheid in bedrijven te mengen in de prijzen en kosten als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, heeft de Commissie tijdens het onderzoek vastgesteld dat er persoonlijke banden bestonden tussen de Chinese Communistische Partij (CCP) en de ondernemingen die het onderzochte product vervaardigen, en dat de ondernemingen zo waren ingericht dat de CCP zich kon mengen in hun bedrijfsvoering. |
(97) |
In de ITG Xiamen Group bekleedt het partijcomité van de CCP het hoogste organisatieniveau van de onderneming, op gelijke voet met de raad van bestuur en de raad van toezichthouders en boven het hoger management (25). |
(98) |
Bovendien bekleedt de voorzitter van de raad van bestuur van de Shanghai National Nuclear Puyuan Group in het SPFC tegelijkertijd de functie van secretaris van het partijcomité, terwijl de algemeen directeur van de onderneming tegelijkertijd functioneert als adjunct-secretaris van het partijcomité (26). |
(99) |
Uit het onderzoek bleek verder dat zowel publieke als particuliere ondernemingen in de siliciumsector ook zijn onderworpen aan beleidstoezicht. Net als alle andere sectoren in de VRC moeten deze producenten partijopbouwactiviteiten organiseren en nauwe banden met de CCP en haar ideologie onderhouden. De volgende voorbeelden illustreren op treffende wijze de bovengenoemde trend dat de Chinese overheid ook in de siliciumsector steeds meer ingrijpt. |
(100) |
De ITG Xiamen Group beschrijft op haar website uitgebreide activiteiten op het gebied van partijopbouw. Onder verwijzing naar een vergadering van de CCP-studiegroep van februari 2022 benadrukt de onderneming dat het noodzakelijk is “de juiste richting van de bouw van de speciale economische zone te waarborgen, het alomvattende leiderschap van de partij ten aanzien van de China International Trade Holding Group ten uitvoer te leggen, het alomvattende en strikte bestuur van de partij verder te verdiepen, zich te houden aan het socialisme met Chinese kenmerken, en de koers van secretaris-generaal Xi Jinping onvermoeibaar te volgen” (27). |
(101) |
De verklaring om trouw te zijn aan de partijleiding van de CCP geldt niet alleen voor de laatste tijd, maar strekt zich ook uit tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de website van SPFC, waarop de conclusies van de vergadering van het partijcomité van de groep op 17 november 2020 staan vermeld: “Wij moeten de ideologische inhoud versterken, het profiel, het actief denken, de zelfdiscipline en het zelfonderzoek aanscherpen, het belang van leren onderkennen, het inzicht vergroten, de studie verdiepen en handelen in de geest van de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de Communistische Partij van China (CCP) […] Volgens de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de CCP moest het zwaartepunt van de economische ontwikkeling worden gelegd op de reële economie, en moeten inspanningen worden geleverd om de industriële keten en de toeleveringsketen verder te moderniseren en de ontwikkeling van een modern industrieel systeem te versnellen […] We moeten de geest van de belangrijke toespraken van secretaris-generaal Xi Jinping en de geest van de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de CCP bestuderen en ernaar handelen […] en daarbij een sterk politiek, ideologisch en actiebewustzijn aan de dag leggen; in overeenstemming met de integrale inzet van het Centraal Comité van de Partij, de groepsonderneming en CNNC Puyuan moeten we, met het oog op de uitvoering ter plaatse, volledig handelen in de geest van de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de Partij […] Leden van het leidend team voor de toeleveringsketen van de CNNC, middenkaders en leden van diverse afdelingen namen deel aan deze uitgebreide studiebijeenkomst. (28) ” |
(102) |
Bovendien hanteert de vereniging volgens de werkregels van de brancheorganisatie voor silicium (29), een tak van de Chinese brancheorganisatie voor non-ferrometalen, de basislijn van de CCP als haar eigen richtsnoer (30). Voorts zijn de naleving van de lijn, de beginselen en het beleid van de partij en het bezit van goede politieke capaciteiten een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een post als voorzitter, vicevoorzitter of secretaris-generaal van de organisatie (31). |
(103) |
Verder werd vastgesteld dat er in de siliciumsector sprake is van discriminerende beleidsmaatregelen die binnenlandse producenten bevoordelen of het anderszins beïnvloeden van de markt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. Silicium speelt een belangrijke rol bij de productie van aluminium en halfgeleiders (waarvoor het onderzochte product een basisproduct is), waardoor de siliciumsector op zijn beurt kan worden beschouwd als onderdeel van de strategische opkomende bedrijfstakken (32) die profiteren van een breed scala aan bestaande ondersteunende beleidsmaatregelen. |
(104) |
De staat mengt zich ook in de markten voor de basisproducten die worden gebruikt voor de productie van silicium, met name de elektriciteitsmarkten. Elektriciteit is een van de voornaamste basisproducten voor de productie van silicium, maar zoals in het rapport wordt geconcludeerd, zijn de elektriciteitsprijzen in de VRC niet marktgebaseerd en zijn ze ook onderhevig aan verstoringen van betekenis (via praktijken als centrale prijsstelling, prijsdifferentiatie en directe stroomafname) (33). |
(105) |
Hoewel de energiemarkt in de VRC een aantal veranderingen en hervormingen heeft doorgemaakt, zijn een aantal voor het energiesysteem relevante prijzen nog steeds niet marktconform. De overheid erkent dat de prijzen nog steeds grotendeels door de staat worden gecontroleerd: “Het huidige beheer van de elektriciteitsprijzen is nog steeds gebaseerd op overheidsprijzen. Prijscorrecties lopen vaak achter op wijzigingen in de kosten, en het is moeilijk om de kosten van het elektriciteitsverbruik tijdig en op redelijke wijze te weerspiegelen. […] Er is nog geen doeltreffend op concurrentie gebaseerd mechanisme tot stand gebracht voor de verkoop van elektriciteit, markttransacties tussen ondernemingen voor elektriciteitsopwekking en gebruikers zijn beperkt, en het is moeilijk om de markt een bepalende rol te laten spelen bij de toewijzing van middelen” (34). |
(106) |
Deze door de staat veroorzaakte zwakke markt ligt aan de basis van verdere pogingen om de markt te beheren, wat wordt weerspiegeld in een aantal opeenvolgende administratieve documenten. In november 2020 bracht de NDRC bijvoorbeeld de Kennisgeving inzake de bevordering van de ondertekening van elektriciteitscontracten op middellange tot lange termijn voor 2021 uit (35). |
(107) |
In het document worden de bevoegde afdelingen van lokale overheden opgedragen om “[…] ernaar te streven dat het bij contract vastgelegde elektriciteitsvolume niet minder bedraagt dan 80 % van het gemiddelde volume in de voorgaande drie jaar”, en wat de prijsstelling betreft om “in de lokale marktregelingen een correctiemechanisme voor afwijkingen vast te stellen […] om het hoofd te bieden aan afwijkingen tussen het bij contract vastgelegde energievolume en de daadwerkelijke uitvoering” en om “het prijsmechanisme van transacties op middellange en lange termijn te verbeteren. Alle lokaliteiten moeten de door de overheid goedgekeurde prijzen voor elektriciteitstransmissie en -distributie strikt toepassen”. |
(108) |
De kennisgeving bevat ook specifieke bepalingen voor de toepassing, met name via een voortgangsbewakingsmechanisme voor de ondertekening van contracten, of door het toezicht op en de bekendmaking en handhaving van contracten te intensiveren (36). |
(109) |
Verder bracht de Staatsraad in januari 2021 het Advies van de NDRC over de standaardisering van de tarieven voor de stedelijke water-, elektriciteits- en warmtevoorziening teneinde een hoogwaardige ontwikkeling van de sector te bevorderen uit (37). De kennisgeving bevat specifieke bepalingen betreffende prijsstelling door de overheid: “[…] Voor projecten die onderworpen zijn aan prijsstelling door de overheid of voor overheidsgestuurde prijzen op redelijke wijze de kostenopbouw bepalen, het toezicht op en de toetsing van de kosten versterken, het prijsvormingsmechanisme verbeteren en het prijsniveau wetenschappelijk vaststellen. […]” |
(110) |
Bij de hoofddoelen van de kennisgeving wordt specifiek verwezen naar het mechanisme voor overheidsinbreng met betrekking tot de prijsstelling, evenals de sectorale differentiatie van prijsstellingsmethoden: “Tegen 2025 moeten duidelijke resultaten worden behaald met betrekking tot het opschonen en standaardiseren van de lasten in de sectoren voor water-, energie-, gas- en warmtevoorziening. Er moet een basis worden gelegd voor een wetenschappelijk, gestandaardiseerd en transparant mechanisme voor prijsvorming, en het mechanisme voor overheidsinbreng moet verder worden verbeterd. Prijsstellingsmethoden die van toepassing zijn op verwante sectoren, methoden voor het toezicht op en de toetsing van de kosten, het prijsgedrag en een uitgebreid standaardpakket aan diensten, evenals de kwaliteit en doeltreffendheid van de levering van water, elektriciteit, warmte en andere producten en diensten, moeten aanzienlijk worden verbeterd”. |
(111) |
Een andere grondstof die wordt gebruikt voor de vervaardiging van het onderzochte product is steenkool. Zoals in het rapport is vastgesteld, is de kolenmarkt in de VRC onderhevig aan verstoringen, met name als gevolg van subsidiëring (38) en door het beheer van en de controle op de exploitatie van steenkoolbronnen (39). |
(112) |
In het recente calciumsiliciumonderzoek zijn verdere elementen van overheidsinmenging op de steenkoolmarkt geconstateerd. In mei 2021 brachten de National Energy Administration (NEA) en de NDRC gezamenlijk de Kennisgeving inzake beheersmaatregelen voor de productiecapaciteit van steenkoolmijnen en goedkeuringscriteria uit, met het oog op de regulering van de steenkoolmijncapaciteit en de handhaving van relevante beperkingen, berekend op basis van de kennisgeving (40). In december 2020 publiceerde de NDRC de Kennisgeving inzake het waarborgen van de ondertekening en uitvoering van steenkoolcontracten op middellange en lange termijn in 2021 (41). |
(113) |
In de kennisgeving komt uitdrukkelijk het doel naar voren om de invloed en het toezicht van de staat in het contractuele proces te vergroten: “Meer ruimte geven aan de rol van de overheid, aandacht schenken aan de versterking van systeemopbouw, transactieregels verbeteren, meer toezicht houden op kredieten, en de betrokken partijen begeleiden om het bewustzijn van de algemene situatie te vergroten, maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen, de uitvoering van contracten te standaardiseren, en de vlotte werking van de steenkoolmarkt te waarborgen.”. |
(114) |
In de kennisgeving wordt ook opgedragen om “de zelfdiscipline van de industrie te versterken. Alle relevante brancheorganisaties moeten ondernemingen begeleiden om de zelfdiscipline te vergroten, de vereisten van middellange- en langetermijncontracten naar behoren uit te voeren, en de situatie van vraag en aanbod op de markt en de voordelige positie van de sector niet te gebruiken om onevenwichtige contracten te sluiten. Grote ondernemingen moeten een voorbeeldfunctie vervullen, de ondertekening van contracten zelf reguleren, hun bewustzijn om verbintenissen na te komen vergroten, het initiatief nemen tot maatschappelijke verantwoordelijkheid en tot waarborging van de toelevering en stabiele prijzen, en het goed functioneren van de steenkoolmarkt op nationaal niveau bevorderen.”. |
(115) |
In het bijzonder moet worden gewezen op de duidelijke instructie om bij de ondertekening van contracten geen gebruik te maken van de situatie van vraag en aanbod op de markt. In april 2021 publiceerde de NDRC een bijkomende Kennisgeving inzake de waarborging van het toezicht op en het beheer van steenkoolcontracten op middellange en lange termijn in 2021, die erop gericht is de naleving van verkoopcontracten beter op te volgen en de toelevering van steenkool te waarborgen (met name op basis van de bepalingen van de bovengenoemde Kennisgeving nr. 902). Op grond daarvan moeten de betrokken partijen er met name voor zorgen dat het maandelijkse nalevingspercentage niet minder bedraagt dan 80 % en het nalevingspercentage per kwartaal en per jaar niet minder dan 90 % (42). |
(116) |
Het overheidsingrijpen komt ook tot uiting in de recente beslissing om de proefperiode voor de exploitatie van gesloten mijnen met een jaar te verlengen teneinde de productie en levering te doen toenemen en de stijging van de grondstofprijzen te doen keren (nadat de productie van de mijnen eerder was opgeschort) (43). |
(117) |
Zoals blijkt uit de bovenstaande voorbeelden beheert de Chinese overheid de ontwikkeling van de siliciumsector met een brede waaier aan beleidsinstrumenten en richtlijnen, en controleert zij vrijwel elk aspect van de werking van de sector. Deze richtsnoeren en dit ingrijpen van de overheid hebben ook betrekking op de belangrijkste basisproducten die worden gebruikt bij de vervaardiging van het onderzochte product. |
(118) |
Uit het onderhavige onderzoek is niet gebleken dat de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van faillissements- en eigendomswetten overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening in de metaalsector geen gevolgen zou hebben voor de fabrikanten van het onderzochte product. |
(119) |
De metaalsector wordt ook beïnvloed door de verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen. |
(120) |
Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de metaalsector niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed. |
(121) |
Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van het onderzochte product deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die worden betaald (en die als hun kosten worden geregistreerd) blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo maken leveranciers van basisproducten gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is, mogelijk lenen zij geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing, en zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is. |
(122) |
Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het onderzochte product ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar zijn alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) eveneens aangetast omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. |
(123) |
Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz. |
(124) |
Noch de Chinese overheid, noch de producenten hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen. |
(125) |
Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het betrokken product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren. |
(126) |
Op grond daarvan, en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor het vaststellen van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. |
(127) |
Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt. |
3.2.3. Representatief land
3.2.3.1.
(128) |
De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:
|
(129) |
De Commissie heeft in het dossier twee mededelingen aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt: In deze mededelingen werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen, en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen. |
3.2.3.2.
(130) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie Brazilië en Maleisië aangewezen als landen waar silicium wordt geproduceerd en die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC. Beide landen worden door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als hogere-middeninkomenslanden waarvan bekend was dat de productie van het soortgelijke product er plaatsvond. |
(131) |
Geen enkele belanghebbende heeft andere mogelijke representatieve landen geïdentificeerd. |
3.2.3.3.
(132) |
In de eerste mededeling gaf de Commissie aan dat de door de indiener van het verzoek genoemde producent van silicium in Brazilië, RIMA Industrial, in het kalenderjaar 2020 niet winstgevend was en dat in dit stadium geen andere Braziliaanse producenten waren geïdentificeerd. |
(133) |
De door EUSMET genoemde producent van silicium in Maleisië, PMB Silicon Bhd, was wel winstgevend in het kalenderjaar 2020. Op basis hiervan heeft de Commissie in de eerste mededeling opgemerkt dat Maleisië een geschikt representatief land kon zijn. |
(134) |
Na de publicatie van die mededeling heeft de indiener van het verzoek een lijst van siliciumproducenten in Brazilië ingediend, waaruit blijkt dat voor elk van die producenten openbare financiële gegevens beschikbaar zijn. |
(135) |
In de door de indiener van het verzoek aangeleverde lijst was één producent van silicium in Brazilië vermeld, de onderneming MinasLigas, die in 2020 winstgevend was. |
(136) |
De Commissie was derhalve op de hoogte van twee winstgevende siliciumproducenten, een in Maleisië en een in Brazilië. |
(137) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie de beschikbare gegevens uit Maleisië en Brazilië over de productiefactoren verder vergeleken. De Commissie concludeerde dat de Maleisische gegevens over de productiefactoren representatiever waren, aangezien er geen sprake was van invoer van steenkool met een middelhoog asgehalte in Brazilië en slechts beperkte hoeveelheden kwarts en houtspaanders werden ingevoerd, en wel tegen niet-representatieve prijzen. |
(138) |
Derhalve heeft de Commissie de belanghebbenden er met de tweede mededeling van op de hoogte gebracht dat zij voornemens was Maleisië als geschikt representatief land en de onderneming PMB Silicon Bhd overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening te gebruiken om niet-verstoorde prijzen of benchmarks te verkrijgen voor de berekening van de normale waarde. |
(139) |
De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen in te dienen over de geschiktheid van Maleisië als representatief land en van PMB Silicon Bhd als producent in het representatieve land. |
(140) |
De Commissie heeft opmerkingen over de tweede mededeling ontvangen van EUSMET, dat achter de keuze van de Commissie voor Maleisië stond, en van de indiener van het verzoek, volgens wie Brazilië als geschikt representatief land moest worden overwogen. |
(141) |
De indiener van het verzoek betwistte het gebruik van Maleisië als representatief land op basis van de financiële gegevens van de onderneming PMB Silicon Bhd. De indiener voerde daarbij aan dat de onderneming in 2020 verlies heeft geleden, zonder evenwel enig bewijs te leveren. |
(142) |
In haar opmerkingen van 1 april 2022 verstrekte EUSMET echter ter plaatse gepubliceerde rekeningen over PMB Silicon Bhd waaruit bleek dat zij in 2020 winstgevend was. Dit argument van Euroalliages wordt derhalve afgewezen. |
(143) |
De indiener van het verzoek betwistte ook de representativiteit van bepaalde openbaar beschikbare gegevens uit Maleisië met betrekking tot bijproducten en verzocht de Commissie opnieuw om voor die factoren voor zover dat passend was Braziliaanse gegevens te gebruiken, en indien dat niet passend was gegevens uit andere landen te gebruiken. |
(144) |
Naar aanleiding daarvan heeft de Commissie de gegevens uit Maleisië opnieuw onderzocht, rekening houdend met de opmerkingen van zowel de indiener van het verzoek als EUSMET over deze gegevens. De Commissie concludeerde dat de Maleisische gegevens over de productiefactoren betrouwbaar zijn. De Commissie merkte ook op dat, aangezien bij de berekening van de normale waarde een percentage zou worden gebruikt om de inkomsten uit bijproducten te berekenen, de benchmarks in de tweede mededeling voor bijproducten niet langer zouden worden gebruikt. |
(145) |
Bovendien merkt de Commissie op dat de indiener van het verzoek heeft toegegeven dat sommige gegevens met betrekking tot Brazilië niet geschikt zijn en dat andere bronnen zouden moeten worden gebruikt. Daarom heeft de Commissie dit argument van de indiener van het verzoek afgewezen. |
(146) |
Na de bekendmaking van de tweede mededeling merkte de Commissie op dat er een fout was geslopen in de GTA-gegevens over de invoer van houtspaanders in Maleisië. De gegevens waren in EUR en niet in CNY geëxtraheerd, waardoor de prijs per ton onjuist was. Bij analyse bleek echter dat de werkelijke prijs in CNY per ton veel hoger was dan de prijs die door de bedrijfstak van de Unie werd betaald, alsook veel hoger dan de gemiddelde uitvoerprijs per ton in de GTA voor alle landen. |
(147) |
Aangezien de prijzen van houtspaanders als niet-representatief werden beschouwd en het ontbrak aan een niet-verstoorde internationale prijs voor houtspaanders, was de Commissie van oordeel dat de gemiddelde prijs bij invoer in de Unie in CNY/ton een geschikte benchmark voor deze grondstof was. |
(148) |
De indiener van het verzoek betwistte ook de bronnen van de gegevens over elektriciteit en loonkosten, die volgens hem “obsolete” waren (46). |
(149) |
De Commissie heeft deze bronnen opnieuw gecontroleerd en opgemerkt dat de in de tweede mededeling vermelde elektriciteitstarieven nog steeds van kracht zijn. De in de tweede mededeling aangehaalde bron heeft wat de loonkosten betreft evenwel betrekking op het jaar 2016. Daarom heeft de Commissie recentere gegevens gezocht en het verslag met arbeidskostenstatistieken van het departement Statistiek van Maleisië “Salaries and Wages Survey Report 2020” (47), dat in juli 2021 werd gepubliceerd, als geschikte bron van gegevens aangemerkt. |
3.2.3.4.
(150) |
Aangezien was vastgesteld dat Maleisië op grond van alle voornoemde factoren het enige passende representatieve land was, hoefde er op grond van alle voorgaande elementen geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening. |
3.2.3.5.
(151) |
Gezien bovenstaande analyse voldeed Maleisië aan de in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening vermelde criteria om als geschikt representatief land te worden beschouwd. |
3.2.4. Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten
(152) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie de productiefactoren vermeld zoals grondstoffen, energie en arbeid die worden gebruikt bij de productie van het onderzochte product, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen in te dienen en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren. |
(153) |
Vervolgens heeft de Commissie in de tweede mededeling verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de GTA om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen. Daarnaast verklaarde de Commissie dat zij de officiële Maleisische gegevens zou gebruiken om de niet-verstoorde kosten voor arbeid (48) en energie (49) vast te stellen. |
3.2.5. Productiefactoren
(154) |
Aan de hand van alle informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek en de informatie die vervolgens door de indiener van het verzoek en de belanghebbenden is verstrekt, zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en de bronnen daarvan in kaart gebracht: Tabel 1 Productiefactoren van silicium
|
3.2.6. Grondstoffen
(155) |
Silicium wordt geproduceerd in elektrische vlamboogovens door siliciumoxide te reduceren met behulp van diverse koolstofhoudende stoffen zoals steenkool en houtspaanders. |
(156) |
Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land gebruikt, zoals vermeld in de GTA. |
(157) |
Een invoerprijs in het representatieve land werd vastgesteld als een gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (50) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. |
(158) |
De Commissie besloot de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. |
(159) |
De resterende gegevens over de invoer uit de andere landen dan de VRC werden representatief geacht voor alle basisproducten behalve houtspaanders. Zoals vermeld in overweging 146 werd de invoerprijs voor houtspaanders in Maleisië niet representatief geacht en daarom werden in plaats daarvan gegevens over de invoer in de Europese Unie gebruikt. |
(160) |
Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de werkelijk door de producenten in de Unie gemaakte kosten een verwaarloosbaar percentage van de totale grondstofkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(161) |
Aangezien de voor deze factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, en aangezien er geen gegevens van medewerkende producenten-exporteurs beschikbaar waren, besloot de Commissie deze kosten bij de verbruiksgoederen op te nemen. De Commissie heeft het percentage van de verbruiksgoederen op de totale grondstofkosten berekend en toegepast op de herberekende grondstofkosten wanneer zij gebruikmaakt van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het passende representatieve land. |
(162) |
Voor bijproducten heeft de Commissie het percentage van de inkomsten uit door de bedrijfstak van de Unie gemelde bijproducten op de totale productiekosten berekend en dit percentage in mindering gebracht op de herberekende productiekosten bij gebruikmaking van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het passende representatieve land. |
(163) |
Normaliter moeten bij deze invoerprijzen ook de prijzen voor binnenlands vervoer worden opgeteld. Gezien de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat bedoeld is om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet of zich opnieuw zou kunnen voordoen en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie echter besloten dat een correctie voor binnenlands vervoer niet nodig is. Dergelijke correcties zouden slechts leiden tot een verhoging van de normale waarde en derhalve van de dumpingmarge. |
3.2.7. Arbeid
(164) |
De loonkosten in Maleisië worden gepubliceerd door het departement Statistiek van de regering van Maleisië (51) en deze bron werd gebruikt om de lonen in Maleisië te bepalen aan de hand van de informatie die is gepubliceerd voor de gemiddelde loonkosten per werknemer in de verwerkende industrie voor 2020. Volgens het Ministerie van Statistiek bedragen deze kosten 2 542 MYR per maand. Op basis van gemiddeld 186 werkuren per maand kwam de Commissie tot een gemiddeld uurloon van 13,67 MYR. |
3.2.8. Elektriciteit
(165) |
De prijzen voor elektriciteit voor ondernemingen (industriële afnemers) in Maleisië worden door de elektriciteitsmaatschappij Tenaga Nasional Berhad (TNB) gepubliceerd (52). De meest recente tarieven werden gepubliceerd op 1 januari 2014 en waren nog steeds van toepassing in het TNO. De Commissie gebruikte de tarieven van de industriële elektriciteitsprijzen in de verbruikscategorie “Tarief E2 — Industrieel piek-/daltarief voor middenspanning” van TNB om de elektriciteitskosten per kWh vast te stellen. |
3.2.9. Vaste productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving
(166) |
Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt: “[…] De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de niet in de bovengenoemde productiefactoren opgenomen kosten te bestrijken. |
(167) |
Om een niet-verstoorde waarde voor de vaste productiekosten vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft de Commissie het aandeel van de vaste productiekosten in de totale productie- en loonkosten vastgesteld op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. Vervolgens is dit percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten te verkrijgen. |
3.2.10. Berekening van de normale waarde
(168) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
(169) |
Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Wegens het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die de indiener in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft verstrekt over het verbruik van elke productiefactor (materialen en arbeid) bij de productie van silicium. De Commissie heeft de verbruiksratio’s vermenigvuldigd met de niet-verstoorde kosten per eenheid in Maleisië zoals hierboven beschreven. |
(170) |
Nadat de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie er de vaste productiekosten, de VAA-kosten en de winst, zoals hierboven vermeld, bij opgeteld. De vaste productiekosten werden vastgesteld op basis van door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. De VAA-kosten en de winst werden bepaald op basis van de jaarrekeningen van PMB Silicon Bhd voor het jaar 2020, zoals vermeld in de gecontroleerde rekeningen van de onderneming (53). |
(171) |
De Commissie heeft de normale waarde, uitgaande van de niet-verstoorde productiekosten, berekend aan de hand van de volgende percentages:
|
(172) |
Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde berekend in het stadium af fabriek overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
(173) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen maakte EUSMET opmerkingen over de methode die werd gebruikt voor de behandeling van inkomsten uit bijproducten, die was gebaseerd op een percentage van de productiekosten in plaats van op een percentage van de productiekosten. |
(174) |
De in dit geval gebruikte methode is passend, aangezien geen enkele Chinese producent medewerking heeft verleend, en daarom werd de berekening van de normale waarde gebaseerd op het formaat van de verbruiksgegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, waar de inkomsten uit bijproducten werden uitgedrukt als percentage van de productiekosten. |
(175) |
Bij de simulaties in de indiening van EUSMET wordt de geïndexeerde normale waarde teruggebracht van 122,87 tot 119,92, een daling met iets minder dan 3 procentpunten. De Commissie is van mening dat dit kleine verschil geen wijziging van de verbruiksgegevens van de bedrijfstak van de Unie vereist, waarbij de inkomsten uit bijproducten worden uitgedrukt als percentage van de productiekosten. |
(176) |
Hoe dan ook heeft de berekening van de normale waarde in een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen tot doel vast te stellen of er sprake is van voortzetting van dumping, en ongeacht de door EUSMET voorgestelde methoden om de inkomsten uit bijproducten aan te pakken, zou de bevinding van voortzetting van dumping niet veranderen. |
(177) |
Bij de beoordeling van de argumenten van EUSMET met betrekking tot de dumpingberekeningen merkte de Commissie echter op dat er een fout was in de berekening (de inkomsten uit bijproducten waren niet in mindering gebracht op de productiekosten) en dat de normale waarde derhalve te hoog was opgegeven. Dit werd gecorrigeerd en opnieuw aan de belanghebbenden meegedeeld. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. |
(178) |
EUSMET verzocht hen ook om nadere informatie over de berekening van de normale waarde en met name over de hoeveelheid van de productiefactoren die voor de berekening van de normale waarde zijn gebruikt. |
(179) |
De Commissie heeft informatie over de benchmarks en productiefactoren op 17 juni 2022 in het niet-vertrouwelijke dossier opgenomen (54), als bijlage bij de nota-verbaal die aan de missie van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie is gezonden. |
(180) |
De Commissie heeft geen enkele belanghebbende in kennis gesteld van de hoeveelheden van elke productiefactor die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie worden gebruikt om één ton silicium te produceren, omdat deze informatie vertrouwelijk is. |
(181) |
De methode voor de berekening van de normale waarde is duidelijk uitgelegd aan alle belanghebbenden in het informatiedocument, dat in de overwegingen 168 tot en met 172 is weergegeven. |
3.3. Uitvoerprijs
(182) |
Bij gebrek aan medewerking van producenten uit de VRC werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van cif-gegevens van Eurostat, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, door 5 % af te trekken als raming van de (zee)vracht- en verzekeringskosten en van de binnenlandse vervoerskosten, op basis van gegevens uit eerdere gevallen. |
3.4. Vergelijking
(183) |
De Commissie heeft de door berekening vastgestelde normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening vergeleken met de uitvoerprijs in het stadium af fabriek zoals hierboven vastgesteld. |
(184) |
De Commissie heeft de normale waarde noch de uitvoerprijs gecorrigeerd voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, aangezien beide zich reeds in het stadium af fabriek bevonden. |
3.5. Dumpingmarge
(185) |
Op basis van de beschikbare gegevens berekende de Commissie een dumpingmarge van 26,9 %. |
(186) |
De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. |
4. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING
(187) |
Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht:
|
4.1. Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC
(188) |
In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de productiecapaciteit in de VRC geschat op tussen 6 en 8 miljoen ton per jaar, met de toevoeging dat er algemene overeenstemming bestaat over het feit dat de productiecapaciteit in de VRC hoger is dan het totale wereldverbruik. De indiener van het verzoek schatte de Chinese bezettingsgraad op 20 % tot 40 % in 2020. In het verzoek werd er ook op gewezen dat de productiecapaciteit in de VRC in 2014 tussen 3 en 5 miljoen ton per jaar bedroeg, wat wijst op een aanzienlijke stijging van de capaciteit in de VRC in de afgelopen jaren. |
(189) |
Zelfs bij een voorzichtige benadering, uitgaande van een productiecapaciteit van 6 miljoen ton die voor 40 % wordt benut, zou de VRC een reservecapaciteit van ongeveer 3,6 miljoen ton hebben. Dat is ongeveer zevenmaal het totale verbruik in de Unie. |
(190) |
In het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft de Commissie ook een aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC vastgesteld en geconcludeerd dat deze reservecapaciteit inderdaad kan worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen vervallen (55). Er is geen bewijsmateriaal ontvangen dat deze conclusie op losse schroeven zet. |
(191) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen betwistte EUSMET de omvang van de reservecapaciteit in de VRC zoals uiteengezet in het verzoek om een nieuw onderzoek. EUSMET heeft verzoeksters opnieuw verzocht om openbaarmaking van het rapport AlloyConsult waarnaar in het verzoek om een nieuw onderzoek wordt verwezen. De Commissie merkt op dat dit verslag auteursrechtelijk beschermd is en dat de open versie van het verzoek om een nieuw onderzoek een toereikende samenvatting van de bevindingen van het verslag vormt. |
(192) |
EUSMET verwees in plaats daarvan naar een verslag van CRU van april 2021 waarin wordt gesuggereerd dat de nominale capaciteit in de VRC 5 miljoen ton per jaar bedraagt en dat de “operationele capaciteit” 4 miljoen ton per jaar bedraagt. |
(193) |
EUSMET betwistte ook de bezettingsgraad van 20 % tot 40 %, die is gebaseerd op de geraamde capaciteit van 6 miljoen ton en de productie van 2 miljoen ton zoals vermeld in het verzoek om een nieuw onderzoek. |
(194) |
EUSMET verstrekte geen ramingen van de productie van silicium in de VRC voor 2020. Uitgaande van de geraamde productie van 2 miljoen ton in het verzoek om een nieuw onderzoek en de geraamde capaciteit van de CRU op 4 miljoen ton, zou uit deze gegevens blijken dat de bezettingsgraad 50 % bedroeg, met een geschatte capaciteit van 2 miljoen ton die voor uitvoer naar de markt van de Unie in gebruik zou kunnen worden genomen. |
(195) |
De bevindingen van de Commissie met betrekking tot het bestaan van aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC die inderdaad zou kunnen worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen zouden komen te vervallen, blijven derhalve ongewijzigd. |
(196) |
EUSMET merkte ook op dat zij in haar opmerkingen van 10 augustus 2021 bewijsmateriaal had verstrekt waaruit blijkt dat de Chinese vraag naar silicium toeneemt en dat deze vraag in de toekomst dus zou worden geleverd uit de reservecapaciteit in de VRC, waardoor de hoeveelheid silicium die aan de markt van de Unie zou kunnen worden geleverd, zou afnemen. |
(197) |
In de bijdrage van EUSMET van 10 augustus 2021 staat: “Volgens de CRU zal de vraag naar Chinees siliciummetaal de komende jaren in het hoogste tempo toenemen”. Hierbij wordt verwezen naar de “CRU Silicon Metal Market Outlook, april 2021”. |
(198) |
EUSMET verstrekte geen samenvatting van de CRU Outlook voor april 2021, aangezien het verslag auteursrechtelijk beschermd was. |
(199) |
Op dit moment wijst al het aan de Commissie verstrekte bewijsmateriaal op de huidige aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC, die niet wordt gedekt door de bestaande Chinese vraag. Als de voorspellingen in de CRU dat de vraag naar Chinees siliciummetaal naar verwachting zal stijgen, voorbijgaan, is er geen bewijs dat deze toename de volledige reservecapaciteit in de VRC zou dekken, laat staan de nominale capaciteit. |
(200) |
De voorspellingen in het CRU-verslag doen derhalve niets af aan onze conclusie dat er in de VRC reservecapaciteit overblijft die aan de Europese Unie zou kunnen worden geleverd indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
4.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(201) |
Voortzetting van de invoer in de Unie, ondanks de geldende maatregelen, zou erop wijzen dat de markt van de Unie aantrekkelijk blijft en dat de invoer tegen dumpingprijzen zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(202) |
De Commissie merkt ook op dat maatregelen tegen ontwijking van kracht blijven ten aanzien van invoer verzonden uit de Republiek Korea en Taiwan (56). Dergelijke inspanningen om de geldende maatregelen te ontwijken wijzen erop dat de markt van de Unie aantrekkelijk blijft voor Chinese producenten-exporteurs. |
(203) |
Het Verenigd Koninkrijk was de grootste verbruiker van silicium in de Unie. Hoewel het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie gevolgen heeft gehad voor de markt van de Unie, blijft de Unie een aantrekkelijke markt voor Chinese exporteurs. Dat blijkt uit de voortgezette invoer van silicium uit de VRC in de resterende landen van de Unie. |
(204) |
De Commissie heeft verder onderzocht of de markt van de Unie qua prijs aantrekkelijk was. |
(205) |
Ten eerste bleek uit het onderzoek, zoals hieronder uiteengezet onder schade en prijsonderbieding, dat de Chinese invoerprijzen, met inbegrip van de antidumpingrechten, die van de producenten in de Unie in het TNO nog steeds met 9,2 % onderboden. Zonder de rechten zou de prijsonderbieding 14,6 % bedragen. |
(206) |
Ten tweede analyseerde de Commissie de prijzen van de uitvoer uit de VRC naar andere landen, afgeleid uit de GTA voor 2020. In het verzoek om een nieuw onderzoek werden de drie belangrijkste open markten voor Chinees silicium geïdentificeerd: Japan, de Republiek Korea en India. De uitvoer naar deze drie landen vertegenwoordigde in 2020 46 % van de totale Chinese uitvoer van silicium. Volgens de GTA bedroeg de prijs van de uitvoer naar deze landen op fob-niveau (“free-on-board”) in 2020 gemiddeld 1 800 USD per ton. |
(207) |
Uit dezelfde gegevens uit de GTA voor dezelfde periode bleek dat de gemiddelde prijs van de uitvoer naar de Unie op fob-niveau 1 915 USD per ton bedroeg. Dit wijst erop dat de markt van de Unie qua prijzen aantrekkelijk blijft voor Chinese exporteurs, ondanks de geldende maatregelen. |
(208) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen merkte EUSMET op dat de fob-prijs van 1 915 USD per ton voor Chinese uitvoer naar de landen van de Europese Unie hoger was (gecorrigeerd tot EUR) dan de cif-prijs van 1 523 EUR per ton voor Chinese invoer in de Europese Unie zoals vermeld in tabel 4 hieronder. |
(209) |
De Commissie merkt op dat de gegevens uit de GTA zijn gebaseerd op gegevens die zijn verkregen van de Chinese douaneautoriteit en eenvoudigweg is gebruikt als basis om de uitvoerprijzen naar verschillende bestemmingen te vergelijken. Het mag niet worden gebruikt en is niet geëxtraheerd voor vergelijking met gegevens van Eurostat met betrekking tot de exacte waarde in EUR per ton invoer in de Unie. |
(210) |
Ten slotte wordt de markt van de Unie nog aantrekkelijker doordat de VS hoge antidumpingrechten toepast op silicium uit de VRC. Australië en Canada hebben ook antidumping- of antisubsidiemaatregelen tegen de invoer van silicium uit de VRC. |
4.3. Conclusie
(211) |
Op basis van de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Chinese producenten-exporteurs heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een verhoging van de uitvoer met dumping. |
(212) |
Op basis van haar bevindingen met betrekking tot de voortzetting van dumping tijdens het TNO en tot de waarschijnlijke ontwikkeling van de Chinese uitvoer indien de maatregelen zouden vervallen, heeft de Commissie geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC zou leiden tot voortzetting van de dumping in aanzienlijke hoeveelheden. |
5. SCHADE
5.1. Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie
(213) |
Het soortgelijke product werd in de beoordelingsperiode vervaardigd door drie producenten in de Unie, waarvan er twee tot dezelfde groep behoorden. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Met het oog op de vertrouwelijkheid worden bijgevolg cijfers met betrekking de bedrijfstak van de Unie in geïndexeerde vorm en/of als orde van grootte gepresenteerd. |
(214) |
De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op [120 000 tot 160 000 ton] (57). Het cijfer werd berekend op basis van de antwoorden op de vragenlijst van drie producenten in de Unie, die samen de bedrijfstak van de Unie vormen. Zoals in overweging 8 is vermeld, vertegenwoordigden de drie producenten in de Unie 100 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie. |
5.2. Verbruik in de Unie
(215) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie toe te voegen aan de invoer uit de VRC en andere derde landen, op basis van gegevens van Eurostat en antwoorden op de vragenlijst. |
(216) |
Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 2 Verbruik in de Unie (ton)
|
(217) |
Het verbruik in de Unie is tot 2020 gestaag gedaald en tussen 2020 en het eind van het TNO licht hersteld met 3 procentpunten. Tijdens de beoordelingsperiode liep het totale verbruik in de Unie met 16 % terug. |
(218) |
De daling van de vraag vloeit deels voort uit de geringere vraag naar silicium dat wordt gebruikt bij de productie van aluminium, als gevolg van de daling van de voertuigproductie in de Unie, waarbij veel aluminiummaterialen worden gebruikt die met silicium worden geproduceerd. De daling in de automobielsector was te wijten aan een marktverzadiging die zich in 2018 voordeed in de meeste geïndustrialiseerde landen, naast een daling in 2020 en het TNO als gevolg van de COVID-19-pandemie. Tijdens de beoordelingsperiode nam ook de vraag naar silicium in de chemische sector af, deels onder invloed van de algemene verstoring van de handelsstromen in 2020 en het TNO als gevolg van de COVID-19-pandemie. |
5.3. Invoer uit het betrokken land
(219) |
De Commissie heeft de omvang van de invoer uit de VRC vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het verbruik in de Unie zoals uiteengezet in overwegingen 215-216. |
(220) |
De invoer in de Unie uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 3 Omvang van invoer (ton) en marktaandeel
|
(221) |
De omvang van de invoer uit het betrokken land is in de beoordelingsperiode gestaag gedaald (met in totaal 61 %), waardoor het marktaandeel ervan in de beoordelingsperiode is gehalveerd. |
(222) |
De meeste silicium (60 % van het totaal in het TNO) uit de VRC wordt ingevoerd op grond van de regeling actieve veredeling en gebruikt als grondstof, voornamelijk in de chemische industrie. Voor deze invoer worden geen rechten betaald (conventionele noch antidumpingrechten), voor zover de downstreamproducten worden uitgevoerd. |
(223) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen voerde EUSMET aan dat er geen concurrentie was tussen de invoer en de productie in de Unie, aangezien 56 % tot 80 % van de invoer van silicium uit de VRC plaatsvond in het kader van de regeling actieve veredeling en dat deze verband hielden met een speciale siliciumkwaliteit die niet in de Unie wordt geproduceerd. |
(224) |
Zoals geconcludeerd in overweging 65 wordt silicium als een homogeen product beschouwd. Zoals vermeld in overweging 48, hebben geen producenten-exporteurs in de VRC aan het onderzoek meegewerkt en moest de Commissie daarom invoerstatistieken gebruiken. Alle kwaliteiten van het onderzochte product worden onder dezelfde GN-code gerapporteerd en er zijn geen invoergegevens beschikbaar die een differentiatie naar eindgebruik of productsoort mogelijk maken, ongeacht de invoerregeling. Zoals vermeld in overweging 66, kan de Commissie, als gevolg van de niet-medewerking van de producenten-exporteurs aan dit onderzoek, voor het grootste deel van de invoer niet bepalen welke productsoorten (of kwaliteiten van silicium) worden ingevoerd. Dit argument werd dan ook afgewezen. |
5.3.1. Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding
(225) |
De Commissie heeft de prijzen van de invoer uit de VRC op basis van gegevens van Eurostat vastgesteld. De gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit het betrokken land ontwikkelden zich als volgt: Tabel 4 Invoerprijzen (EUR/ton)
|
(226) |
De gemiddelde prijs per eenheid daalde tussen 2018 en 2020 met 15 % en steeg in het TNO licht met 1 %. Tijdens de beoordelingsperiode daalde de prijs in totaal met 14 %. |
(227) |
De invoerprijzen van silicium in het kader van de regeling actieve veredeling daalden in de beoordelingsperiode gestaag, terwijl de aan rechten onderhevige invoer tussen 2018 en 2020 daalde met 15 % en in het TNO met 12 % steeg. De prijzen van silicium dat uit hoofde van de regeling actieve veredeling wordt ingevoerd, lagen tijdens de gehele beoordelingsperiode hoger dan die van de aan rechten onderhevige invoer. |
5.3.2. Prijsonderbieding
(228) |
De Commissie stelde de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast aan de hand van een vergelijking van:
|
(229) |
De prijsonderbieding (uitgedrukt als percentage van de omzet van de producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek), waarbij in voorkomend geval het conventionele en het antidumpingrecht op de invoer werden toegepast, bedroeg 9,2 %. |
(230) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen voerde EUSMET aan dat de Commissie de berekening van de prijsonderbiedingsmarge had moeten herzien door enerzijds de kosten na invoer in aanmerking te nemen en anderzijds de verkoopprijzen in de Unie aan te passen. EUSMET baseerde dit op de veronderstelling dat 40 % van de invoer uit de VRC voornamelijk afkomstig was van handelaren/importeurs, terwijl de EU-producenten hun producten verkopen aan eindgebruikers in de aluminiumsector. Daarnaast stelde EUSMET vast dat sommige producenten in de Unie interactief verkochten, zodat er een verschil is in het handelsstadium. |
(231) |
Ten eerste moet eraan worden herinnerd dat, zoals vermeld in overweging 48, geen producenten-exporteurs in de VRC aan het onderzoek hebben meegewerkt. De prijsonderbiedingsmarge werd derhalve vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Ten tweede legt EUSMET in haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen niet uit hoe het type afnemer kan worden vastgesteld op basis van de gegevens op Taric-niveau. Ten derde blijkt uit het bewijsmateriaal in het dossier, in tegenstelling tot wat EUSMET beweert, dat de medewerkende gebruikers een aanzienlijk aantal rechtstreekse aankopen in de VRC hebben gedaan (zonder handelaren en/of distributeurs). Ten vierde heeft de Commissie geen rekening gehouden met de verkoop tussen ondernemingen, zodat er geen verschil is in het handelsstadium. Daarom ondersteunen de bevindingen van de Commissie tijdens het onderzoek de opmerkingen van EUSMET niet. |
(232) |
Bovendien werd de in overweging 229 vastgestelde prijsonderbieding vastgesteld op basis van alle invoer uit de VRC. Voor alle duidelijkheid constateerde de Commissie een prijsonderbieding van 9,2 % wanneer de totale invoer in aanmerking werd genomen en van 0,4 % wanneer alleen de invoer tegen betaling van rechten in aanmerking werd genomen. |
(233) |
De Commissie berekende ook de prijsonderbieding zonder antidumpingrechten. Toen zij de opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen overliep, merkte de Commissie dat in de meegedeelde versie een administratieve fout was geslopen met betrekking tot de totale prijsonderbieding zonder antidumpingrechten (dat wil zeggen dat de rechten in feite niet volledig waren opgeheven). Na correctie van de administratieve fout constateerde de Commissie een prijsonderbieding van 14,6 % wanneer de totale invoer in aanmerking werd genomen en van 13,9 % wanneer alleen de invoer tegen betaling van rechten in aanmerking werd genomen. |
(234) |
Op basis van het bewijsmateriaal in het dossier en de door de Commissie uitgevoerde prijsanalyse werd het argument van EUSMET inzake de margeinflatie dan ook afgewezen. |
5.4. Invoer uit andere derde landen dan de VRC
(235) |
De invoer van silicium uit andere derde landen dan de VRC (tegen betaling van rechten dan wel volgens de regeling actieve veredeling) was voornamelijk afkomstig uit Noorwegen, Brazilië en Maleisië. |
(236) |
Het volume van de invoer in de Unie evenals het marktaandeel en de prijsontwikkelingen voor de invoer van silicium uit andere derde landen ontwikkelden zich als volgt: Tabel 5 Invoer uit derde landen
|
(237) |
De invoer uit derde landen is tijdens de beoordelingsperiode met 4 % gestegen. Aangezien het verbruik in de Unie in dezelfde periode met 16 % daalde nam het marktaandeel van de invoer uit derde landen tussen 2018 en het eind van het TNO met 24 % toe. Het grootste deel van deze invoer was afkomstig uit Noorwegen, Brazilië en Maleisië. Hoewel de invoer uit Noorwegen met 35 % steeg, daalde de invoer uit Brazilië met 33 % en realiseerde de invoer uit Maleisië, die in 2018 niet bestond, in het TNO een marktaandeel van 5 % tot 10 %. |
(238) |
De prijs van de invoer uit de derde landen in EUR/ton daalde in de betrokken periode gestaag (in totaal met 12 %). In het TNO waren de prijzen van de invoer uit Noorwegen, Brazilië, Maleisië en alle andere derde landen gemiddeld allemaal hoger dan de prijzen van de invoer uit de VRC. |
5.5. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
5.5.1. Algemene opmerkingen
(239) |
De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. |
5.5.1.1.
(240) |
De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(241) |
Het productievolume is tussen 2018 en 2020 met 34 % gedaald en in het TNO met 5 % gestegen. Over het geheel genomen daalde het productievolume in de betrokken periode met 29 %, waarbij dit werd afgestemd op de lagere vraag. De ontwikkeling van het productievolume weerspiegelt ook een overaanbod aan het begin van de beoordelingsperiode, wat ook blijkt uit de omvang van de eindvoorraden in 2018 (zie overweging 256), die geleidelijk is afgenomen. |
(242) |
De productiecapaciteit daalde ook, zij het vooral van 2018 op 2019 (16 %), en bleef vrij stabiel tot het TNO, toen de capaciteit met nog eens 1 % daalde. Aangezien het productievolume sneller daalde dan de productiecapaciteit, nam de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 17 % af. |
5.5.1.2.
(243) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 7 Verkoopvolume en marktaandeel (ton)
|
(244) |
Het verkoopvolume op de markt van de Unie volgde een vergelijkbaar patroon als de productie en daalde tussen 2018 en 2020 gestaag met 36 % om in het TNO te stijgen met 10 %. De verkoop in de Unie daalde in de beoordelingsperiode over het geheel genomen met 29 %. In dezelfde periode daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 15 %. |
5.5.1.3.
(245) |
Terwijl het verbruik met 16 % daalde, nam zowel het productievolume als de verkoop van de bedrijfstak van de Unie met 29 % af, waardoor het marktaandeel met 15 % daalde. De verliezen van de bedrijfstak van de Unie in termen van productievolume en verkoop waren groter dan de inkrimping van de markt. |
5.5.1.4.
(246) |
De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 8 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(247) |
In overeenstemming met de capaciteitsontwikkeling daalde de werkgelegenheid van 2018 op 2019 met 12 % om tot het eind van het TNO vrij stabiel te blijven. Aangezien de productie nog sneller daalde (29 %), daalde de productiviteit tussen 2018 en het eind van het TNO met 19 %. |
5.5.1.5.
(248) |
Ondanks de dalende invoer uit de VRC had de invoer met dumping van 39,4 % een negatief effect op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie, waardoor het voor die bedrijfstak ook moeilijk was zich van eerdere dumpingpraktijken te herstellen. |
5.5.1.6.
(249) |
De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/ton)
|
(250) |
De eenheidsprijs van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde in 2019 met 12 % ten opzichte van 2018 en daalde vervolgens met nog eens 1 procentpunt tussen 2019 en het eind van het TNO. |
(251) |
In tegenstelling tot de verkoopprijs per eenheid bleven de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie in 2019 stabiel en daalden zij met 5 % tussen 2019 en het eind van het TNO. Dit was deels het gevolg van de beslissing van verschillende producenten om bepaalde ovens te sluiten gelet op het overaanbod als gevolg van de geringere vraag. |
(252) |
Hierdoor daalde de verkoopprijs tijdens de beoordelingsperiode tweemaal zo sterk (13 %) als de productiekosten (5 %). |
5.5.1.7.
(253) |
De gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(254) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer zijn in de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. De gemiddelde kostenontwikkeling wordt verklaard door de in 2018 aan werknemers betaalde bonussen en door het socialezekerheidsplan dat van toepassing was in de perioden met een lagere output. |
5.5.1.8.
(255) |
De voorraden van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 11 Voorraden
|
(256) |
De eindvoorraden zijn in de beoordelingsperiode met 91 % gedaald. Deze daling was voornamelijk toe te schrijven aan de grote omvang van de voorraden in 2018 als gevolg van de geringere vraag naar silicium aan het begin van de beoordelingsperiode, waardoor een overaanbod in de Unie was ontstaan. |
(257) |
Evenzo is de verhouding tussen de eindvoorraden en het productievolume tussen 2018 en het eind van het TNO met 87 % gedaald. |
5.5.1.9.
(258) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 12 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(259) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de aldus gerealiseerde omzet. Nadat de bedrijfstak van de Unie in 2018 winstgevend was, werd hij in 2019 verliesgevend. De gemiddelde winstgevendheid verbeterde in 2019 en 2020 enigszins, maar over het geheel genomen daalde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 88 %. |
(260) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom daalde in 2019 met 111 % om in 2020 weer te groeien met 124 % en in het TNO weer met 66 % te dalen. Ondanks de stijging was de kasstroom in het TNO nog steeds 62 % lager dan in 2018, voornamelijk als gevolg van de aanzienlijke daling van de verkoop van één producent in de Unie tijdens de beoordelingsperiode. |
(261) |
De investeringen daalden tot een zeer laag niveau in 2020 en herstelden licht tijdens het TNO. Over het geheel genomen zijn de investeringen in de beoordelingsperiode meer dan gehalveerd. Ongeveer 70 % tot 80 % van de investeringen heeft betrekking op de vervanging van bepaalde apparatuur door een van de producenten. Meer in het algemeen verminderden de ondernemingen, in reactie op de dalende vraag, hun productiemiddelen in de beoordelingsperiode tot het TNO, toen enige investeringen werden gedaan naar aanleiding van tekenen van herstel van de vraag. |
(262) |
Het rendement van de investeringen die nodig waren voor de productie van silicium op de totale verkoop van silicium hield gelijke tred met de dalende winsten. |
5.6. Conclusie over schade
(263) |
Alle schade-indicatoren, met uitzondering van de voorraadniveaus, ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode negatief. Tegen de achtergrond van een dalende vraag (16 %) nam zowel de verkoop als de productie nog sterker af (29 %). Dit leidde tot een vergelijkbare daling van de capaciteit (17 %) en van de werkgelegenheid (12 %). Aangezien de productie sneller daalde (29 %) dan de capaciteit en de werkgelegenheid, daalden ook de bezettingsgraad en de productiviteit tijdens de beoordelingsperiode. |
(264) |
In dezelfde periode daalden ook de gemiddelde prijzen per eenheid (13 %). Als gevolg daarvan daalde de winstgevendheid met 88 % ondanks een daling van de productiekosten met 5 %. Naast de winstgevendheid daalden ook de investeringen, de kasstroom en het rendement van investeringen aanzienlijk tijdens de beoordelingsperiode. |
(265) |
Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
6. OORZAKELIJK VERBAND TUSSEN DE SCHADE EN DE INVOER MET DUMPING UIT DE VRC
(266) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren — in het bijzonder invoer uit derde landen — aanmerkelijke schade had kunnen lijden. |
(267) |
Tijdens de beoordelingsperiode daalde de invoer uit de VRC van 14 % in 2018 tot 7 % in het TNO. Deze invoer werd ingevoerd tegen prijzen die in het TNO de verkoopprijzen in de Unie met 9,2 % onderboden wanneer de antidumpingrechten in aanmerking werden genomen, of met 14,6 % wanneer de rechten niet in aanmerking werden genomen. Tegen de achtergrond van een krimpende markt tijdens de beoordelingsperiode bleef de invoer uit het betrokken land derhalve druk uitoefenen op de bedrijfstak van de Unie, die gedurende de gehele beoordelingsperiode nauwelijks winstgevend en soms zelfs verlieslijdend was. |
(268) |
Tegelijkertijd bleef de invoer uit andere landen, zoals Noorwegen en Maleisië, toenemen en steeg hun marktaandeel tussen 2018 en het eind van het TNO van 53 % naar 66 %. De invoer uit deze landen werd verkocht tegen lagere prijzen dan die van de invoer uit de VRC met inbegrip van de rechten, of tegen prijzen rond dat niveau, wat ook bijdroeg tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie. Het effect van de invoer uit derde landen op de negatieve ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Unie, met name wat de winstgevendheid betreft, heeft het oorzakelijke verband tussen de schade en de invoer met dumping uit de VRC dan ook enigszins verzwakt. |
(269) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de VRC heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, waarbij de invoer uit derde landen het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade enigszins heeft verzwakt. |
(270) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen voerde EUSMET aan dat de Commissie bij haar schadebeoordeling een “checklist” -benadering heeft gevolgd en geen rekening heeft gehouden met tegenstrijdig bewijsmateriaal, zoals het bewijsmateriaal dat erop wijst dat de Chinese invoer niet de verklarende kracht van de schade voor de bedrijfstak van de Unie vormde. EUSMET voerde met name aan dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met bewijsmateriaal met betrekking tot het feit dat i) het volume van de Chinese invoer in de beoordelingsperiode daalde, ii) er geen verband was tussen de omvang van de invoer van silicium uit de VRC en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, iii) de daling van de productie, het verkoopvolume, de verkoopprijzen en andere financiële indicatoren van de bedrijfstak van de Unie overeenkwamen met de periode van dalende vraag en prijzen in de Unie en wereldwijd, iv) het grootste deel van de siliciuminvoer uit de VRC in het TNO onder de regeling actieve veredeling viel en in wezen verband hield met de invoer van siliciummetaal van speciale kwaliteit door een EUSMET-lid, v) de Commissie evenmin rekening heeft gehouden met de aanzienlijke invoer van siliciummetaal uit Zuid-Afrika in de Unie in het TNO en vi) de Commissie niet uitlegt hoe de aanzienlijk grotere Noorse invoer tegen prijzen die de prijzen van de EU-producenten onderboden, geen invloed had op de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(271) |
Uit overweging 269 blijkt dat de Commissie de verklarende kracht achter de door de producenten in de Unie geleden schade niet aan de Chinese invoer heeft toegeschreven. Evenmin heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de VRC de belangrijkste en enige oorzaak was van de daling van de prijzen in de Unie. Tot slot heeft de Commissie de daling van de vraag in de Unie en wereldwijd niet verwaarloosd, zoals uiteengezet in overweging 218 en duidelijk aangegeven in tabel 2. Niettemin heeft de Commissie feitelijk opgemerkt dat deze Chinese invoer, ondanks een daling in de beoordelingsperiode, in het TNO nog steeds tegen dumpingprijzen plaatsvond en de prijzen van de Unie nog steeds onderbood, hetgeen zeker bijdroeg tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
(272) |
Hoewel de Commissie het ermee eens is dat het grootste deel van de invoer uit de VRC onder de regeling actieve veredeling viel, betwist zij dat deze producten betrekking hadden op een bepaalde soort silicium dat door één EUSMET-lid werd gebruikt. Zelfs indien wordt aangenomen dat de totale invoer uit EUSMET-leden tijdens het TNO volledig van silicium voor speciale kwaliteit was, zou deze slechts gelijk zijn aan minder dan de helft van de totale invoer uit de VRC in het kader van de regeling actieve veredeling, of minder dan een derde van de totale invoer uit de VRC tijdens het TNO. |
(273) |
De Commissie heeft het effect van de invoer uit Zuid-Afrika in aanmerking genomen, maar heeft dat wel afzonderlijk gedaan, omdat deze invoer kleiner is dan die uit andere landen zoals Noorwegen, Brazilië en Maleisië, waarvoor gedetailleerde gegevens werden verstrekt. De gevolgen van de invoer uit Zuid-Afrika en uit andere kleine exporterende landen worden nog steeds weergegeven in het geaggregeerde cijfer onder “overige derde landen” in tabel 5. |
(274) |
Tot slot is de Commissie het met EUSMET eens dat Noorwegen, samen met andere landen, waaronder de VRC, heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode had geleden. De omvang en de prijzen van de invoer uit Noorwegen zijn duidelijk vermeld in tabel 5. |
(275) |
Concluderend heeft de Commissie, zoals uiteengezet in overweging 269, de schade toegeschreven aan de invoer van silicium uit zowel de VRC als andere derde landen. In tegenstelling tot wat EUSMET beweert, richtte de Commissie zich op een analyse van de herhaling van schade, zoals beschreven in de overwegingen 276 tot en met 294, waarbij de waarschijnlijke situatie werd vastgesteld waarin de bedrijfstak van de Unie schade zou lijden indien de maatregelen zouden komen te vervallen en de invoer uit de VRC met de huidige prijsonderbiedingsprijzen zou toenemen. |
7. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE
(276) |
De Commissie heeft in overweging 265 geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade heeft geleden. Niettemin heeft de Commissie, gezien het dalende volume en het dalende marktaandeel van de Chinese invoer in de beoordelingsperiode, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ook onderzocht of het waarschijnlijk is dat de door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade zich zou herhalen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(277) |
In dit verband heeft de Commissie het volgende onderzocht: de productie- en de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, de waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer uit de VRC zonder antidumpingmaatregelen en de gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie. |
(278) |
De capaciteit en de reservecapaciteit in de VRC worden besproken in overweging 188. Aangezien de Chinese producenten geen medewerking verleenden, werden de bevindingen van het onderzoek gebaseerd op de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de Chinese productiecapaciteit voor silicium geschat op 6 tot 8 miljoen ton per jaar en werd opgemerkt dat die veel hoger is dan het totale wereldwijde verbruik. Dit bevestigt de conclusie van het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt die kan worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen komen te vervallen. |
(279) |
De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wordt besproken in de overwegingen 201 tot en met 204. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek lag de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie ruim boven de gemiddelde invoerprijs van Chinees silicium. Bovendien bleven andere markten gesloten als gevolg van handelsbeschermingsmaatregelen (58), wat erop wijst dat het waarschijnlijk is dat de Chinese uitvoer in grote hoeveelheden met benutting van de reservecapaciteit naar de Unie zou worden geleid indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(280) |
De prijzen van de Chinese uitvoer naar de Unie zonder antidumpingrechten zouden een redelijke indicator zijn voor de toekomstige prijzen op de markt van de Unie. Op basis van de gegevens van het TNO, waarbij alleen conventionele rechten worden toegepast, zou de prijsonderbieding 14,6 % bedragen wanneer alle invoer in aanmerking wordt genomen en 13,9 % wanneer alleen rekening wordt gehouden met de invoer waarvoor rechten zijn betaald. |
(281) |
Door de prijsdruk zou de bedrijfstak van de Unie niet winstgevend kunnen blijven. In plaats daarvan zou de situatie van die bedrijfstak verder verslechteren indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Bij ontbreken van maatregelen zou de Chinese invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen namelijk waarschijnlijk een verdere neerwaartse druk op de verkoopprijzen in de markt van de Unie veroorzaken. De bedrijfstak van de Unie zou zeer waarschijnlijk genoodzaakt zijn de verkoopprijzen te verlagen, wat tot een verder verlies van winstgevendheid en op korte termijn zeer waarschijnlijk tot aanzienlijke verliezen zou leiden. |
(282) |
Als de bedrijfstak van de Unie zou proberen zijn verkoopprijzen te verhogen tot een winstgevend niveau, zou de invoer met dumping, gezien de grote overcapaciteit in de VRC, waarschijnlijk flink aan marktaandeel winnen in de Unie ten nadele van de bedrijfstak van de Unie. |
(283) |
Terwijl het volume van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode geleidelijk afnam, maakt de aanhoudende invoer tijdens de beoordelingsperiode, ondanks de geldende maatregelen en tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, duidelijk dat de Chinese producenten-exporteurs belang hebben bij de markt van de Unie. Bovendien waren de prijzen bij uitvoer uit de VRC naar andere landen (d.w.z. 1 800 USD per ton), zoals vermeld in overweging 206, in hetzelfde jaar lager dan de gemiddelde prijzen van de uitvoer naar de Unie (d.w.z. 1 915 USD per ton). |
(284) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde EUSMET haar opmerking dat de Commissie de capaciteit en reservecapaciteit in de VRC heeft overschat. |
(285) |
De Commissie merkte op dat EUSMET in dit verband geen nieuw bewijsmateriaal heeft verstrekt en herhaalde eenvoudigweg haar eerdere argumenten. Zoals uiteengezet in de overwegingen 191 tot en met 195, blijven de bevindingen van de Commissie dat er in de VRC aanzienlijke reservecapaciteit is die zou kunnen worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen zouden komen te vervallen, ongewijzigd. |
(286) |
EUSMET merkte op dat de analyse van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie was gebaseerd op de uitvoerprijzen van Chinees silicium naar de EU en naar andere markten. EUSMET verzocht om de openbaarmaking van deze gegevens. |
(287) |
Zoals vermeld in overweging 209, heeft de Commissie haar analyses gebaseerd op gegevens uit de GTA, die vrij beschikbaar zijn. De GTA-gegevens zijn gebaseerd op gegevens van de Chinese douaneautoriteiten en zijn eenvoudigweg gebruikt als basis om de uitvoerprijzen naar verschillende bestemmingen te vergelijken. |
(288) |
EUSMET voerde aan dat de Commissie niet heeft aangetoond dat door het vervallen van de maatregelen de Chinese invoer de markt van de Unie zou overspoelen. Dit was gebaseerd op het feit dat de Chinese invoer in de Unie tijdens het siliciumtekort tussen 2021 en 2022 niet toenam. |
(289) |
De Commissie was van oordeel dat de situatie na het TNO, en met name de sterke toename van de vraag en het daaruit voortvloeiende aanbodtekort, van tijdelijke aard was. Deze schokken in vraag en aanbod hielden namelijk verband met de COVID-19-pandemie, de Russische agressie tegen Oekraïne en de stijging van de elektriciteitsprijzen (waarvan een deel al vóór de Russische agressie tegen Oekraïne plaatsvond). Er zijn echter geen elementen ter ondersteuning van de argumenten dat deze niet van tijdelijke aard zijn, en EUSMET heeft dit ook niet aangetoond in haar opmerkingen. Voorts merkte de Commissie op dat een situatie waarin de vraag tijdelijk toeneemt, verschilt van een situatie waarin de rechten permanent worden afgeschaft. De reactie van de exporteur op het eerstgenoemde kan niet worden beschouwd als een blauwdruk voor zijn reactie op het laatstgenoemde. Bovendien is de Commissie, op basis van de overwegingen betreffende de Chinese reservecapaciteit en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, nog steeds van oordeel dat de Chinese invoer van silicium in aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie zou komen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(290) |
EUSMET voerde verder aan dat de veronderstelling van de Commissie dat de invoer uit de VRC zou toenemen indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, onjuist was omdat: i) de prijsonderbiedingsmarge werd opgedreven, ii) het verschil tussen de verschillende kwaliteiten van het betrokken product niet werd weerspiegeld in de analyse, iii) de Unie niet de belangrijkste Chinese uitvoermarkt was, iv) het Chinese siliciummetaal niet de oorzaak van de schade van de bedrijfstak van de Unie was. |
(291) |
In de opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen werd geen nieuw bewijsmateriaal verstrekt om deze argumenten te staven. In het licht van de vier in de voorgaande overwegingen behandelde elementen betreffende de prijsonderbiedingsmarge (zie overweging 234), productdifferentiatie (zie overweging 65), het feit dat de Unie niet de belangrijkste uitvoermarkt voor de VRC is (zie de overwegingen 206 tot en met 210) en het oorzakelijk verband (zie overweging 275), zijn de analyses van de Commissie over de potentiële omvang en de prijseffecten van de Chinese invoer op de markt van de Unie, indien de maatregelen worden ingetrokken, ongewijzigd gebleven. |
(292) |
EUSMET voerde aan dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met de marktontwikkeling na het TNO en met name met de sterke stijging van de prijzen van silicium in de Unie en het wereldwijde aanbodtekort, ook op het niveau van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de producent in de Unie aanzienlijke winsten zou maken. |
(293) |
De Commissie was van oordeel dat zowel de prijsontwikkeling als het wereldwijde tekort aan silicium na het TNO tijdelijke trends waren, die grotendeels verband hielden met de COVID-19-pandemie en geopolitieke gebeurtenissen in 2021 en 2022. Uit het door EUSMET verstrekte bewijsmateriaal, met inbegrip van de voorspelde stijging van de vraag naar silicium en de prijzen van silicium, blijkt niet dat het mondiale aanbodtekort of de scherpe prijsstijging van blijvende aard zal zijn. |
(294) |
Op basis hiervan heeft de Commissie vastgesteld dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen uit de VRC en dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade zou voordoen. |
8. BELANG VAN DE UNIE
(295) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
8.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(296) |
Drie producenten in de Unie die samen goed zijn voor 100 % van de productie in de Unie hebben aan het onderzoek meegewerkt. Zoals vermeld in overweging 265, lijdt de bedrijfstak van de Unie ondanks de geldende maatregelen aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
(297) |
Het volume van de invoer uit de VRC is door de geldende maatregelen goeddeels beteugeld; die invoer vond nog steeds plaats tegen schadeveroorzakende prijzen die de prijzen van de Unie onderboden en derhalve verder bijdroegen tot de precaire situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(298) |
Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, zou de invoer uit de VRC waarschijnlijk toenemen en zou de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie, gezien de reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, nog verder worden aangetast, met een verdere daling van de productie, de verkoop en de werkgelegenheid in de Unie tot gevolg. |
(299) |
Elke verdere verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zou het risico met zich meebrengen van een afbouw van de productie of zelfs definitieve sluiting van productielocaties in de Unie. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat voortzetting van de maatregelen ten aanzien van de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn. |
(300) |
Belang van niet-verbonden importeurs |
(301) |
Er heeft zich geen enkele importeur gemeld na de bekendmaking van het bericht van opening en gedurende het onderzoek. |
(302) |
Daarom waren er geen indicaties dat de handhaving van de maatregelen voor de importeurs negatieve gevolgen zou hebben die opwegen tegen de positieve gevolgen van de maatregelen. |
8.2. Belang van de gebruikers
(303) |
De Commissie heeft antwoorden ontvangen van drie gebruikers — twee uit de chemische sector (Wacker en Evonik, die het consortium EUSMET vormen) en een uit de aluminiumsector (Raffmetal). Bovendien heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de European Aluminium Association, die de gehele waardeketen van de aluminiumindustrie in Europa vertegenwoordigt. |
(304) |
De European Aluminium Association en Raffmetal steunen de voortzetting van de bestaande maatregelen. Deze gebruikers benadrukten dat silicium een essentieel materiaal is voor de productie van aluminium. De antidumpingmaatregelen hebben enerzijds negatieve gevolgen voor de productiekosten van de gebruikers, maar anderzijds houden ze de productie van silicium in de Unie in stand. Daardoor profiteren de gebruikers van een betrouwbare aanvoer van silicium uit de regio. |
(305) |
EUSMET is van mening dat de antidumpingmaatregelen niet in stand moeten worden gehouden. Silicium is voor deze gebruikers van groot belang en vertegenwoordigt een groot deel van hun grondstofkosten. Deze gebruikers voeren silicium in uit de VRC en de antidumpingrechten resulteren in hogere productiekosten voor producten op basis van silicium. Verder voerden zij aan dat de maatregelen mogelijk grotere gevolgen hebben voor gebruikers in de chemische sector dan voor gebruikers in de aluminiumsector. |
(306) |
Uit de informatie van de twee medewerkende gebruikers die chemische producten vervaardigen, blijkt echter dat zij aanzienlijke hoeveelheden invoeren volgens de regeling actieve veredeling en dus in zekere mate zijn vrijgesteld van het antidumpingrecht. Het effect van de maatregelen op een deel van de invoer van deze gebruikers werd derhalve beperkt geacht. |
(307) |
EUSMET wees voorts op de goede financiële situatie van de producenten in de Unie, met name na het TNO. |
(308) |
De Commissie merkt op dat de schijnbare verbetering van de financiële situatie van de producenten in de Unie samenvalt met de recente wereldwijd groeiende vraag naar silicium. Een dergelijke marktontwikkeling op korte termijn, die zich in elk geval na het TNO voordoet, kan niet als indicatie voor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie worden beschouwd, met name gezien de conclusies in de overwegingen 211, 212 en 294. Aangezien de bedrijfstak van de Unie zich niet in een stabiele economische situatie bevindt en de invoer met dumping uit de VRC in de toekomst negatieve gevolgen zou hebben indien de maatregelen zouden komen te vervallen, werd het argument afgewezen. |
(309) |
EUSMET voerde aan dat de vraag naar silicium is toegenomen terwijl het aanbod in de Unie de laatste jaren is geslonken. EUSMET uitte zijn bezorgdheid over de voorzieningszekerheid en met name over het onvermogen van de bedrijfstak van de Unie om volledig aan de vraag in de Unie te voldoen. Dit zou leiden tot een situatie waarin het soortgelijke product in onvoldoende mate beschikbaar is om te voldoen aan de vraag, die snel toeneemt, met name na het TNO. EUSMET wees ook op de hevige concurrentie op de markten voor downstreamproducten, waar de hogere siliciumkosten EUSMET een concurrentienadeel bezorgen ten opzichte van andere producenten in de wereld. |
(310) |
Uit het onderzoek is echter gebleken dat er verschillende bronnen van silicium bestaan. Ten eerste beschikt de bedrijfstak van de Unie over een reservecapaciteit die weer in gebruik kan worden genomen om in de toekomst aan een groeiende vraag te voldoen. Zoals blijkt uit tabel 2 is er, ook nadat de bedrijfstak van de Unie zijn productie en productiecapaciteit in reactie op het dalende siliciumverbruik enigszins heeft verminderd, nog steeds een aanzienlijke vrije capaciteit (d.w.z. ongeveer 26 % tijdens het TNO) beschikbaar in de Unie voor het geval de vraag weer sterk zou stijgen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de stilgelegde ovens in slechts twee weken tot twee maanden tijd weer in gebruik konden worden genomen, afhankelijk van hoelang ze stil hadden gelegen. |
(311) |
Bovendien kan silicium worden betrokken uit andere landen, zoals Noorwegen, Maleisië, Brazilië en Bosnië en Herzegovina. Zoals uiteengezet in overweging 236, wordt twee derde van het in de Unie aangekochte silicium ingevoerd uit Noorwegen, Brazilië, Maleisië en een aantal andere landen. De Commissie merkte verder op dat de geldende maatregelen niet hebben geleid tot stopzetting van de Chinese invoer van silicium op de markt van de Unie. |
(312) |
Kortom, de gebruikers van silicium in de Unie kunnen kiezen uit een gevarieerd aanbod gelet op de combinatie van andere leveranciers en de reservecapaciteit in de Unie. Dit argument kon bijgevolg niet worden aanvaard. |
(313) |
EUSMET voerde aan dat de maatregelen moesten worden beëindigd, mede gezien het feit dat silicium door de Commissie is ingedeeld als kritieke grondstof (59) (“CRM”) op basis van het economisch belang en het leveringsrisico. EUSMET stelde dat handhaving van de maatregelen de hoeveelheid silicium en de verscheidenheid aan beschikbare bronnen op de markt zou beperken. |
(314) |
De Commissie is het ermee eens dat silicium een kritieke rol vervult in het industriële ecosysteem in de Unie. Niettemin zou de aanwezigheid van invoer tegen dumpingprijzen op de markt de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk in gevaar brengen en de betrouwbaarheid van de levering van silicium in de Unie op lange termijn in gevaar brengen. Daarom werd het argument afgewezen. |
(315) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen was EUSMET het niet eens met de conclusies van de Commissie dat silicium van speciale kwaliteit, dat sommige gebruikers nodig hebben om producten te produceren waarvan de vraag in de toekomst zal toenemen, in voldoende hoeveelheden beschikbaar is op andere markten dan die van de VRC. Bovendien voerde EUSMET aan dat het grootste deel van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling betrekking had op dit speciale silicium dat door een van haar leden werd ingevoerd. |
(316) |
De Commissie merkte op dat de rechten op de invoer uit de VRC niet buitensporig zijn en dat, indien de gebruikers een speciale soort silicium nodig hebben, dit nog steeds beschikbaar is voor invoer onder eerlijke concurrentievoorwaarden. |
(317) |
Bovendien heeft, zoals reeds is verduidelijkt in overweging 272, op basis van Eurostat-volumes, het grootste deel van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling betrekking op andere invoer dan die van het EUSMET-lid dat silicium van speciale kwaliteit invoert, zelfs in de veronderstelling dat dit lid alleen silicium van speciale kwaliteit koopt in het kader van de regeling actieve veredeling. |
(318) |
EUSMET voerde aan dat de regeling actieve veredeling alleen relevant is voor zover goederen worden uitgevoerd en niet kunnen worden gebruikt in het kader van verschillende vrijhandelsovereenkomsten van de EU, waaronder de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan. De toegang tot de regeling actieve veredeling vermindert dus niet het concurrentienadeel van de EUSMET-leden. |
(319) |
De Commissie heeft in overweging 306 vermeld dat bepaalde door EUSMET-leden ingevoerde hoeveelheden alleen onder de regeling actieve veredeling vallen om te benadrukken dat een deel van hun invoer niet aan de rechten was onderworpen en dat deze rechten derhalve een beperkte impact hadden tijdens het TNO. De Commissie is zich ervan bewust dat EUSMET-leden niet alleen via de regeling actieve veredeling kunnen invoeren en dat de residuele invoer in het kader van de reguliere regeling door EUSMET-leden onderworpen is aan de rechten en gevolgen heeft voor de importeurs. Het is echter een feit dat een onderneming die in staat is silicium in het kader van de regeling actieve veredeling in te voeren, de gevolgen van de rechten voor de betrokken gebruikers beperkt, ook al beperkt zij die gevolgen niet voor de gehele ingevoerde hoeveelheid. |
(320) |
EUSMET merkte op dat de reservecapaciteit van de bedrijfstak van de EU ontoereikend is om aan de groeiende vraag naar silicium in de Unie te voldoen. Bovendien benadrukte EUSMET dat de producenten in de Unie als gevolg van de ontwikkeling van de elektriciteitsprijzen in de Unie niet in staat zullen zijn hun bezettingsgraad te verhogen. |
(321) |
De reservecapaciteit in de Unie werd als aanzienlijk beschouwd (gemiddeld 26 %, goed voor ongeveer 10 % van het huidige verbruik in de Unie). Bovendien is de invoer van silicium uit andere bronnen, waaronder de VRC, beschikbaar. EUSMET heeft evenmin aangetoond dat de potentiële stijging van de elektriciteitsprijzen niet gepaard zou gaan met de verkoopprijs van silicium, waardoor de bezettingsgraad van de producent in de Unie zou kunnen worden verhoogd. Aangezien elektriciteit een belangrijke kostencomponent in de productie is, is er waarschijnlijk sprake van een correlatie tussen deze twee; dit argument wordt dan ook afgewezen. |
(322) |
EUSMET voerde aan dat de Commissie ten eerste geen rekening heeft gehouden met de stijging van de vraag voor de periode na het TNO. De Commissie was met name niet van mening dat de vraag naar de speciale siliciumkwaliteit die niet in de Unie wordt geproduceerd en voornamelijk van oorsprong uit de VRC zal zijn, zal toenemen. Ten tweede zou de Commissie het siliciumtekort vlak na het TNO niet in aanmerking hebben genomen. Ten derde heeft de Commissie geen rekening gehouden met de toegenomen concurrentie waarmee gebruikers in de Unie uit het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”) en de VRC worden geconfronteerd. Ten vierde heeft de Commissie geen rekening gehouden met de gevolgen van de sancties voor de Russische uitvoer. |
(323) |
De Commissie heeft de situatie na het TNO in aanmerking genomen en, zoals geconcludeerd in overweging 293, vastgesteld dat deze van tijdelijke aard was. |
(324) |
Voorts is de Commissie het met EUSMET eens dat gebruikers in de Unie diversiteit en voorzieningszekerheid nodig hebben om de productie te kunnen voortzetten. Een dergelijke diversiteit en zekerheid zullen echter niet mogelijk zijn als de producenten in de Unie hun activiteiten zouden verlaten als gevolg van de schadelijke invoer van silicium uit de VRC tegen dumpingprijzen. |
(325) |
Wat de toegenomen concurrentie uit het VK betreft, merkt de Commissie op dat EUSMET niet voldoende informatie heeft verstrekt om het effect van de toegenomen concurrentie uit het VK te meten, zodat dit argument wordt afgewezen. |
(326) |
Wat de gevolgen van de sancties voor Rusland betreft, merkte de Commissie op dat dit de potentiële bronnen van silicium op de markt van de Unie verder zou verminderen. Niettemin vertegenwoordigde Rusland volgens de gegevens van het TNO slechts 2 % van de totale invoer van silicium in de Unie. Gezien de omvang van de invoer uit Rusland en de beschikbaarheid van andere bronnen op mondiaal niveau was de Commissie van oordeel dat de gevolgen voor de gebruikers van silicium in de lange periode niet aanzienlijk zullen zijn. |
(327) |
EUSMET benadrukte tot slot dat siliciummetaalproducenten in verschillende landen van de wereld de verkoop aan EUSMET-leden niet willen verhogen vanwege de vrees voor antidumpingmaatregelen. |
(328) |
Dit argument werd niet gestaafd door feitelijk bewijsmateriaal of het feit dat de leveranciers buiten de Unie zullen weigeren te leveren. De Commissie merkte namelijk op dat de invoer uit derde landen tijdens de beoordelingsperiode aanhield en in sommige gevallen zelfs toenam. |
(329) |
Per saldo wegen de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie en de gebruikers in de aluminiumsector daarom op tegen de beperkte negatieve gevolgen ervan voor de andere gebruikers. |
8.3. Conclusie inzake het belang van de Unie
(330) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van silicium van oorsprong uit de VRC niet te handhaven. |
9. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(331) |
Op grond van de conclusies inzake voortzetting van dumping, herhaling van schade en het belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van silicium uit de VRC worden gehandhaafd. |
(332) |
Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”. |
(333) |
Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor die de douaneautoriteiten in overweging moeten nemen. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving. |
(334) |
Indien de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan een voor het gehele land geldend recht in te stellen. |
(335) |
De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Ten aanzien van de invoer van het onderzochte product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten. |
(336) |
Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (60). Het moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming geen invloed heeft op het recht om het recht te genieten dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(337) |
Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Ook konden zij hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Slechts één belanghebbende, EUSMET, heeft opmerkingen ingediend. |
(338) |
In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen verzocht EUSMET om, indien de maatregelen worden bevestigd, de maatregelen te beperken tot een periode van twee jaar, gezien de gewijzigde marktomstandigheden met betrekking tot zowel vraag als aanbod en de grote afhankelijkheid van de Unie van specifieke siliciumsoorten. |
(339) |
De Commissie merkte echter op dat niets in het TNO een dergelijke conclusie kan staven. Bovendien lijken de ontwikkelingen na het TNO, zoals besproken in de overwegingen 289 en 293, van tijdelijke aard te zijn. Indien er bijzondere omstandigheden zijn die het rechtvaardigen dat de situatie in de toekomst opnieuw wordt beoordeeld, kan overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening om een tussentijds nieuw onderzoek worden verzocht. |
(340) |
Indien, op basis van artikel 109 van Verordening 2018/1046 (61), een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. |
(341) |
Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht in verband met de in deze verordening vervatte maatregelen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op silicium, momenteel ingedeeld onder GN-code 2804 69 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.
2. De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:
Onderneming |
Antidumpingrecht |
Aanvullende Taric-code |
Datong Jinneng Industrial Silicon Co., Pingwang Industry Garden, Datong, Shanxi |
16,3 % |
A971 |
Alle overige ondernemingen |
16,8 % |
A999 |
3. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen” van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uiteengezet in lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer van het in lid 1 omschreven product verzonden vanuit de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea (Taric-code 2804690010) en tot de invoer van het in lid 1 omschreven product verzonden vanuit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan (Taric-code 2804690020).
4. De individuele rechten voor de in lid 2 vermelde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] [onderzocht product] die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.
5. Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 augustus 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1077 van de Commissie van 1 juli 2016 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 2, in verband met het vervallen van de maatregelen, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).
(4) Verordening (EG) nr. 42/2007 van de Raad van 15 januari 2007 tot uitbreiding van het bij Verordening (EG) nr. 398/2004 ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van silicium uit de Volksrepubliek China tot de invoer van uit de Republiek Korea verzonden silicium, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit de Republiek Korea (PB L 13 van 19.1.2007, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 311/2013 van de Raad van 3 april 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 476/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van silicium uit de Volksrepubliek China, tot de invoer van uit Taiwan verzonden silicium, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Taiwan (PB L 95 van 5.4.2013, blz. 1).
(6) PB C 331 van 7.10.2020, blz. 13.
(7) PB C 258 van 2.7.2021, blz. 8.
(8) Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf
(9) https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2535
(10) PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1; Verordening (EG) nr. 2200/90 van de Raad van 27 juli 1990 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van siliciummetaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 198 van 28.7.1990, blz. 57).
(11) PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1.
(12) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909 van de Commissie van 30 juni 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ferrosilicium van oorsprong uit Rusland en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 (PB L 208 van 1.7.2020, blz. 2).
(13) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811 van de Commissie van 14 oktober 2021 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op calciumsilicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 366 van 15.10.2021, blz. 17).
(14) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 54-60 en 111-115; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overwegingen 58-63 en 85.
(15) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 61-64; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 44.
(16) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 66-69; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overwegingen 46-48. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen — niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen — een ander kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Overeenkomstig het Chinese vennootschapsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie worden opgezet (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de noodzakelijke voorwaarden voor de activiteiten van de partijorganisatie scheppen. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen het laatste woord te laten hebben. Deze regels zijn van algemene toepassing in de hele Chinese economie, in alle sectoren, ook bij producenten van silicium en de leveranciers van de basisproducten daarvoor.
(17) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 70-80; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overwegingen 49-58.
(18) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 81-86; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 59.
(19) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 87-90; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 60.
(20) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 91-110; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 61.
(21) Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf
(22) Zie het jaarverslag 2021 van de Xiamen ITG Group, blz. 261 (http://static.sse.com.cn/disclosure/listedinfo/announcement/c/new/2022-04-21/600755_20220421_2_cFJgASUK.pdf (geraadpleegd op 12 juli 2022).
(23) http://www.itg.com.cn/en/company/about (geraadpleegd op 12 juli 2022).
(24) www.ixin.com/company/472df966-2141-41bc-8209-66d37f0c2d88 (geraadpleegd op 27 april 2022), www.shpcoic.org.cn/Site/Home/_InfoShow?Info_ID=6720&Infoitem_ID=60 (geraadpleegd op 27 april 2022).
(25) www.itgholding.com.cn/en/company/organization (geraadpleegd op 27 april 2022).
(26) www.puyuan.com (geraadpleegd op 27 april 2022).
(27) www.itgholding.com.cn/cn/News/Detail/4244 (geraadpleegd op 27 april 2022).
(28) www.puyuan.com/puyuan/djdt11/971216/index.html (geraadpleegd op 27 april 2022).
(29) www.siliconchina.org/about/rules/index.html (geraadpleegd op 27 april 2022).
(30) Zie vorige voetnoot, artikel 3.
(31) Zie vorige voetnoot, artikel 21.
(32) Zie het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van strategische en opkomende industrieën van de provincie Fujian (waarin het hoofdkantoor van de ITG Xiamen Group is gevestigd): http://www.qg.gov.cn/zwgk/zcfg/sjfgwj/202112/P020211207803152129885.pdf (geraadpleegd op 28 april 2022). Zie verder bijvoorbeeld de catalogus van vier basisgroepen voor tien strategische sectoren, een beleidsdocument dat in 2016 is gepubliceerd in het kader van de strategie “Made in China 2025”, te raadplegen via: http://www.cm2025.org/show-14-126-1.html (geraadpleegd op 28 april 2022).
(33) Rapport, hoofdstuk 10, blz. 221-230.
(34) Opinions on further deepening the reform of the electric power system, gepubliceerd op 15 maart 2015 door het Centraal Comité van de CCP en de Staatsraad (ZhongFa [2015] nr. 9 https://chinaenergyportal.org/en/opinions-of-the-cpc-central-committee-and-the-state-council-on-further-deepening-the-reform-of-the-electric-power-system-zhongfa-2015-no-9/ (geraadpleegd op 8 april 2022).
(35) https://www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/tz/202012/t20201202_1252094.html (geraadpleegd op 8 april 2022).
(36) Met name: “ Lokale overheidsdepartementen moeten in overleg met de gedetacheerde entiteit van de nationale energie-instantie tijdig verslag uitbrengen aan de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming en de overheidsinstantie voor energie over de ondertekening van contracten voor middellange en lange termijn, evenals over relevante kwesties, en zorgen voor de samenhang van de ondertekening van contracten voor middellange en lange termijn met de spotmarkt voor elektriciteit.”
(37) http://www.gov.cn/zhengce/content/2021-01/06/content_5577440.htm (geraadpleegd op 8 april 2022).
(38) Rapport — Hoofdstuk 10.
(39) Rapport — hoofdstuk 12, blz. 269.
(40) Beschikbaar op de website van de NEA: www.nea.gov.cn/2021-05/18/c_139953498.htm (geraadpleegd op 13 april 2022).
(41) NDRC-kennisgeving nr. 902 (2020) https://www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/tz/202012/t20201207_1252389.html?code=&state=123 (geraadpleegd op 13 april 2022).
(42) Kennisgeving 338 (2021); te raadplegen via: www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/tz/202104/t20210429_1278643.html (geraadpleegd op 13 april 2022).
(43) Zie het artikel op de Nasdaq-website (origineel van de Reuters Beijing Newsroom): China grants one-year trial extensions at 15 coal mines to boost output. 4 augustus 2021. Te raadplegen via: https://www.nasdaq.com/articles/china-grants-one-year-trial-extensions-at-15-coal-mines-to-boost-output-2021-08-04 (geraadpleegd op 13 april 2022).
(44) World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income
(45) Als het soortgelijke product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als van het soortgelijke product in aanmerking worden genomen.
(46) Niet langer gebruikt of gebruikt; verouderd, achterhaald” (Oxford English Dictionary).
(47) https://www.dosm.gov.my/v1/index.php (geraadpleegd op 26 april 2022).
(48) https://bit.ly/3vJD5On (geraadpleegd op 26 april 2022).
(49) https://www.tnb.com.my/commercial-industrial/pricing-tariffs1 (geraadpleegd op 26 april 2022).
(50) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).
(51) https://www.dosm.gov.my/v1/index.php
(52) https://www.tnb.com.my/commercial-industrial/pricing-tariffs1
(53) http://www.pmbtechnology.com/investors-relation
(54) Opgeslagen als bestand t22.003563, TRON-bestanden 171 t.e.m. 176.
(55) PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1, overweging 66.
(56) PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1, overweging 218.
(57) Om redenen van vertrouwelijkheid worden de cijfers binnen een zekere bandbreedte weergegeven.
(58) Australië, Canada en de Verenigde Staten van Amerika hebben antidumping- of antisubsidiemaatregelen van kracht ten aanzien van de invoer van silicium uit de VRC.
(59) Zie de tweede CRM-lijst (COM(2014) 297 final van 26 mei 2014), de derde lijst (COM(2017) 490 final) en de laatste lijst (COM(2020) 474 final), die in september 2020 werd gepubliceerd.
(60) Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
(61) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).