Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018D0904

    Besluit (GBVB) 2018/904 van de Raad van 25 juni 2018 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

    ST/8837/2018/INIT

    PB L 161 van 26.6.2018, p. 12–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2021: This act has been changed. Current consolidated version: 22/02/2021

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2018/904/oj

    26.6.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 161/12


    BESLUIT (GBVB) 2018/904 VAN DE RAAD

    van 25 juni 2018

    tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Raad heeft op 15 april 2015 Besluit (GBVB) 2015/598 (1) tot benoeming van de heer Peter BURIAN tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië vastgesteld. Het mandaat van de SVEU eindigt op 30 juni 2018.

    (2)

    Het mandaat van de SVEU moet met twintig maanden worden verlengd.

    (3)

    De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als neergelegd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

    Het mandaat van de heer Peter BURIAN als de SVEU voor Centraal-Azië wordt verlengd tot en met 29 februari 2020. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.

    Artikel 2

    Beleidsdoelstellingen

    Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie in Centraal-Azië. Deze doelstellingen omvatten:

    a)

    bevorderen van goede en nauwe betrekkingen tussen de Unie en de landen van Centraal-Azië, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, zoals vermeld in de toepasselijke overeenkomsten;

    b)

    bijdragen aan het versterken van de stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

    c)

    bijdragen aan het versterken van de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Centraal-Azië;

    d)

    aanpakken van cruciale bedreigingen, in het bijzonder specifieke problemen met rechtstreekse gevolgen voor de Unie;

    e)

    vergroten van de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van het optreden van de Unie in de regio, onder meer door nauwere coördinatie met andere betrokken partners en internationale organisaties, zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de VN.

    Artikel 3

    Mandaat

    1.   Ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

    a)

    de algemene politieke coördinatie van de Unie in Centraal-Azië bevorderen en bijdragen tot samenhang in het externe optreden van de Unie in de regio;

    b)

    namens de HV samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de Commissie toezicht houden op het uitvoeringsproces van de strategie van de Unie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië, aangevuld door Raadsconclusies ter zake, en vervolgens voortgangsverslagen uitbrengen over de uitvoering van de strategie van de Unie voor Centraal-Azië, aanbevelingen doen en op gezette tijden verslag uitbrengen aan de bevoegde Raadsorganen;

    c)

    de Raad helpen bij de verdere ontwikkeling van een alomvattend beleid voor Centraal-Azië;

    d)

    de politieke ontwikkelingen in Centraal-Azië op de voet volgen door nauwe contacten met de regeringen, de parlementen, de rechterlijke macht, het maatschappelijk middenveld en de massamedia te ontwikkelen en te onderhouden;

    e)

    Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan aanmoedigen om samen te werken bij regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

    f)

    de juiste contacten leggen en samenwerking tot stand brengen tussen de voornaamste betrokken partijen in de regio, waaronder alle belangrijke regionale en internationale organisaties;

    g)

    in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten bijdragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie in de regio, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake de mensenrechten, waaronder met name de richtsnoeren over kinderen en gewapende conflicten en de richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen en meisjes, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid, mede door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen, erover verslag uit te brengen en aanbevelingen ter zake te formuleren;

    h)

    in nauwe samenwerking met de VN en de OVSE bijdragen tot conflictpreventie en conflictoplossing, door contacten te leggen met de autoriteiten en andere lokale actoren zoals niet-gouvernementele organisaties, politieke partijen, minderheden, religieuze groeperingen en hun leiders;

    i)

    een bijdrage leveren aan de vorming van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid ten aanzien van Centraal-Azië inzake energiezekerheid, grensbewaking, bestrijding van zware misdaad zoals drugs- en mensenhandel, alsmede beheer van watervoorraden, milieu en klimaatverandering;

    j)

    bijdragen aan de regionale veiligheid binnen de grenzen van Centraal-Azië in het kader van de afbouw van de internationale aanwezigheid in Afghanistan.

    2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de HV en houdt zicht op alle activiteiten van de Unie in de regio.

    Artikel 4

    Uitvoering van het mandaat

    1.   De SVEU is, onder het gezag van de HV, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

    2.   Het PVC onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

    3.   De SVEU werkt nauw samen met de EDEO en de bevoegde afdelingen ervan.

    Artikel 5

    Financiering

    1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2018 tot en met 29 februari 2020 beloopt 1 660 000 EUR.

    2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

    3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt over alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

    Artikel 6

    Vorming en samenstelling van het team

    1.   Binnen de grenzen van mandaat van de SVEU en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van een team. In het team is de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig. De SVEU houdt de Raad en de Commissie telkens onmiddellijk op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

    2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens ter samenwerking aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel heeft de nationaliteit van een lidstaat.

    3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de detacherende instelling van de Unie of van de EDEO en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

    4.   Het personeel van de SVEU wordt op dezelfde locatie als de betrokken afdelingen van de EDEO of delegaties van de Unie ondergebracht, teneinde de samenhang en consistentie van hun respectieve activiteiten te verzekeren.

    Artikel 7

    Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en het personeel van de SVEU

    De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en de personeelsleden van de SVEU, worden met de ontvangende landen naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

    Artikel 8

    Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

    De SVEU en de leden van het SVEU-team leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2013/488/EU van de Raad (2).

    Artikel 9

    Toegang tot informatie en logistieke steun

    1.   De lidstaten, de Commissie, de EDEO en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

    2.   De delegaties van de Unie in de regio en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

    Artikel 10

    Veiligheid

    Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag van de SVEU staat, overeenkomstig zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, met name door:

    a)

    het opstellen van een specifiek veiligheidsplan op basis van richtsnoeren van de EDEO, dat onder meer specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen bevat voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is en voor het beheer van veiligheidsincidenten, en dat voorziet in een nood- en evacuatieplan;

    b)

    ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een verzekering tegen grote risico's die afgestemd is op de omstandigheden in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is;

    c)

    ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het gebied door de EDEO is ingedeeld;

    d)

    ervoor te zorgen dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden uitgevoerd, en aan de Raad, de HV en de Commissie schriftelijk verslag uitbrengen over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het voortgangsverslag en het verslag over de uitvoering van het mandaat.

    Artikel 11

    Rapportage

    De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken verslagen voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement.

    Artikel 12

    Coördinatie

    1.   De SVEU draagt bij tot de eenheid, samenhang en doeltreffendheid van de acties van de Unie en helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en acties van de lidstaten op consistente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Indien nodig wordt overlegd met de lidstaten. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met de activiteiten van de betrokken geografische afdeling van de EDEO en met de Commissie. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie.

    2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de betrokken hoofden van de delegaties van de Unie en de missiehoofden van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van het mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

    Artikel 13

    Ondersteuning bij vorderingen

    De SVEU en het personeel van de SVEU bieden ondersteuning bij het verschaffen van gegevens in reactie op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU's voor Centraal-Azië, en bieden in dat verband administratieve ondersteuning alsmede toegang tot relevante dossiers.

    Artikel 14

    Evaluatie

    De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de Raad, de HV en de Commissie uiterlijk op 31 oktober 2018 een voortgangsverslag, en uiterlijk op 30 november 2019 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

    Artikel 15

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2018.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    F. MOGHERINI


    (1)  Besluit (GBVB) 2015/598 van de Raad van 15 april 2015 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië (PB L 99 van 16.4.2015, blz. 25).

    (2)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


    Top