Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R0823

    Uitvoeringsverordening (EU) 2016/823 van de Commissie van 25 mei 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 771/2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (Voor de EER relevante tekst)

    C/2016/2968

    PB L 137 van 26.5.2016, p. 4–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2016/823/oj

    26.5.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 137/4


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/823 VAN DE COMMISSIE

    van 25 mei 2016

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 771/2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 93, lid 4, en artikel 132,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij de beoordeling van Verordening (EG) nr. 771/2008 van de Commissie (2) werd geconcludeerd dat die verordening in verschillende opzichten moet worden gewijzigd.

    (2)

    Bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt het Europees Agentschap voor chemische stoffen (het „Agentschap”) gemachtigd om bepaalde individuele besluiten te nemen en krijgt de bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde kamer van beroep de bevoegdheid te beslissen over beroepen die worden ingesteld tegen de in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde besluiten. Daarom moet worden voorzien in regels met betrekking tot de beroepen die worden ingesteld tegen de in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde besluiten.

    (3)

    De vergoedingen voor beroepen tegen een besluit van het Agentschap overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie (4). Daarom moet worden voorzien in regels met betrekking tot de vergoedingen voor beroepen tegen een besluit van het Agentschap overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012.

    (4)

    Aangezien de kamer van beroep momenteel is opgezet als een permanente structuur binnen het Agentschap, is het noodzakelijk te waarborgen dat beroepen in een bevredigend tempo kunnen worden behandeld. Derhalve moet worden voorzien in de mogelijkheid om de behandeling van beroepen toe te wijzen aan extra leden of plaatsvervangers.

    (5)

    Op basis van de huidige praktijk is het ook passend de partijen de mogelijkheid te bieden om een minnelijke schikking te bereiken. Teneinde de transparantie te vergroten, moet een lid van de kamer van beroep worden aangewezen om het bereiken van de minnelijke schikking te vergemakkelijken. Een samenvatting van de minnelijke schikking moet openbaar worden gemaakt op de website van het Agentschap.

    (6)

    Teneinde de onafhankelijkheid van de kamer van beroep te waarborgen is het noodzakelijk dat de griffier rechtstreeks wordt benoemd door de voorzitter van de kamer van beroep.

    (7)

    Omwille van de rechtszekerheid moeten tevens de bestaande bepalingen over de vertrouwelijkheidsverzoeken worden verduidelijkt, in het bijzonder dat voor de in de mededeling gevraagde gegevens geen beroep op vertrouwelijkheid kan worden gedaan.

    (8)

    Om een daadwerkelijke deelname van de interveniënten te waarborgen, moet de interventieprocedure worden gestroomlijnd om te zorgen voor verdere duidelijkheid en moet de termijn voor de indiening van het verzoek tot tussenkomst worden verlengd. In zaken met betrekking tot titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet een verzoek tot tussenkomst van de lidstaten worden ingewilligd zonder dat zij hun belang bij de beslissing van de zaak moeten rechtvaardigen.

    (9)

    Omwille van de rechtszekerheid moet in de bepalingen met betrekking tot de kosten worden verduidelijkt dat de partijen hun eigen kosten dragen.

    (10)

    Teneinde de toegang tot de rechtspleging te vergemakkelijken en de kosten te verlagen, moet eveneens worden verduidelijkt dat de partijen zich kunnen laten vertegenwoordigen door eender welke persoon met bevoegdheid namens hen op te treden, die niet noodzakelijkerwijs een gevolmachtigde vertegenwoordiger hoeft te zijn.

    (11)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 771/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 25 mei 2016.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

    (2)  Verordening (EG) nr. 771/2008 van de Commissie van 1 augustus 2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB L 206 van 2.8.2008, blz. 5).

    (3)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 19.6.2013, blz. 17).


    BIJLAGE

    Verordening (EG) nr. 771/2008 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 1 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

    „4.   Teneinde te waarborgen dat de beroepen in een bevredigend tempo kunnen worden behandeld, kan de voorzitter, na raadpleging van de raad van bestuur van het Agentschap, de behandeling van het beroep toewijzen aan plaatsvervangers of extra leden. In zulke gevallen kan de voorzitter een plaatsvervangend voorzitter aanwijzen.”.

    2)

    Het volgende artikel 1 bis wordt ingevoegd:

    „Artikel 1 bis

    Minnelijke schikking

    In het belang van de procedure kan de voorzitter van de kamer van beroep de partijen uitnodigen om een minnelijke schikking te bereiken. In dat geval wijst de voorzitter een alleensprekend lid aan om het bereiken van de minnelijke schikking te vergemakkelijken. De voorzitter deelt de beslissing tot aanwijzing van een alleensprekend lid mee aan de partijen.

    Indien de partijen een minnelijke schikking bereiken, beëindigt het alleensprekend lid de procedure en wordt een samenvatting van de minnelijke schikking openbaar gemaakt op de website van het Agentschap. Indien er binnen twee maanden na de beslissing om de zaak toe te wijzen aan een alleensprekend lid geen minnelijke schikking wordt bereikt, wordt de zaak terugverwezen naar de kamer van beroep.”.

    3)

    Het volgende artikel 1 ter wordt ingevoegd:

    „Artikel 1 ter

    Intrekking van een beroep

    Bij intrekking van een beroep beëindigt de voorzitter de procedure.”.

    4)

    In artikel 5 worden de leden 4 en 5 vervangen door:

    „4.   Het griffiepersoneel, met inbegrip van de griffier, neemt niet deel aan procedures van het Agentschap betreffende besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld overeenkomstig artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of overeenkomstig artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (*).

    5.   De kamer van beroep wordt bij de uitoefening van haar taken terzijde gestaan door een griffier, die door de voorzitter wordt benoemd.

    De voorzitter heeft bevoegdheden op het gebied van beheer en organisatie om de griffier aanwijzingen te geven omtrent aangelegenheden die verband houden met de uitoefening van de taken van de kamer van beroep.

    (*)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).”."

    5)

    In artikel 6 wordt lid 1, onder g), vervangen door:

    „g)

    zo nodig, de vermelding van de gegevens in het beroepsschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor;”.

    6)

    In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.   Het bewijs van betaling van de vergoeding voor het beroep uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 340/2008 of, in voorkomend geval, uit hoofde van artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie (**), wordt bij het beroepsschrift gevoegd.

    (**)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 19.6.2013, blz. 17).”."

    7)

    In artikel 6, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Gedurende deze termijn loopt de termijn bepaald in artikel 93, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 niet.”.

    8)

    In artikel 6, lid 5, wordt de volgende alinea ingevoegd:

    „Wanneer de insteller van het beroep niet de adressaat van het bestreden besluit is, deelt de griffier de laatstgenoemde mee dat beroep werd ingesteld tegen dat besluit.”.

    9)

    In artikel 6, lid 6, wordt de tweede alinea vervangen door:

    „Onverminderd de eerste alinea beslist de voorzitter of de door een insteller van het beroep overeenkomstig lid 1, onder g), vermelde gegevens als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en ziet hij erop toe dat de als vertrouwelijk aangemerkte gegevens niet in de mededeling worden vermeld. De nadere bijzonderheden van de bekendmaking worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.”.

    10)

    In artikel 7 wordt lid 2, onder d), vervangen door:

    „d)

    zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verweerschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor;”.

    11)

    Artikel 8 wordt vervangen door:

    „Artikel 8

    Tussenkomst

    1.   Elke persoon die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van een bij de kamer van beroep aanhangige zaak, kan in die zaak tussenkomen.

    In afwijking van de eerste alinea kan de lidstaat waarvan de bevoegde instantie de beoordeling van de stof heeft uitgevoerd, in zaken met betrekking tot titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 tussenkomen zonder een belang bij de beslissing van die zaak aannemelijk te moeten maken.

    2.   Een verzoek waarin de omstandigheden worden uiteengezet waaruit het recht tot tussenkomst blijkt, wordt binnen drie weken na de bekendmaking van de in artikel 6, lid 6, bedoelde mededeling ingediend.

    3.   De tussenkomst mag geen ander doel dienen dan de conclusies van een van de partijen geheel of ten dele te ondersteunen of te verwerpen.

    De tussenkomst kent niet dezelfde procedurele rechten toe als die welke aan de partijen zijn toegekend en is ondergeschikt aan het hoofdgeding. Zij raakt zonder voorwerp wanneer de zaak in het register van de kamer van beroep wordt doorgehaald, na afstand van instantie door een partij of na een minnelijke schikking tussen de partijen, of bij niet-ontvankelijkverklaring van het beroepsschrift.

    De interveniënten aanvaarden de zaak in de stand waarin ze zich op het ogenblik van hun tussenkomst bevindt.

    4.   Het verzoek tot tussenkomst bevat:

    a)

    de aanduiding van de zaak;

    b)

    de naam van de partijen;

    c)

    de naam en het adres van de interveniënt;

    d)

    indien de interveniënt overeenkomstig artikel 9 een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

    e)

    een gekozen domicilie, indien dit een ander is dan het adres onder c) en d);

    f)

    de conclusies, van een of meer partijen, ter ondersteuning waarvan de interveniënt wenst tussen te komen;

    g)

    een uiteenzetting van de omstandigheden waaruit het recht tot tussenkomst blijkt;

    h)

    een vermelding of de interveniënt ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

    Het verzoek tot tussenkomst wordt aan de partijen betekend voor hun eventuele opmerkingen met betrekking tot dat verzoek voordat de kamer van beroep hierover beslist.

    5.   Wanneer de kamer van beroep besluit de tussenkomst toe te staan, ontvangt de interveniënt afschriften van alle aan de partijen betekende processtukken die hiertoe door de partijen aan de kamer van beroep werden verstrekt. Dit geldt niet voor vertrouwelijke stukken of documenten.

    6.   De kamer van beroep beslist of het verzoek tot tussenkomst al dan niet wordt ingewilligd.

    Wanneer de kamer van beroep de tussenkomst toestaat, bepaalt de voorzitter een termijn waarbinnen de interveniënt een memorie in interventie kan indienen.

    De memorie in interventie bevat:

    a)

    een verklaring met de conclusies van de interveniënt, strekkende tot gehele of gedeeltelijke ondersteuning of verwerping van de conclusies van een van de partijen;

    b)

    de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

    c)

    zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen;

    d)

    zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verzoek tot tussenkomst die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor.

    Na de indiening van de memorie in interventie kan de voorzitter in voorkomend geval een termijn bepalen waarbinnen de partijen op die memorie kunnen antwoorden.

    7.   De interveniënten dragen hun eigen kosten.”.

    12)

    Artikel 9 wordt vervangen door:

    „Artikel 9

    Vertegenwoordiging

    Wanneer een partij of een interveniënt een vertegenwoordiger heeft benoemd, legt deze vertegenwoordiger een door de vertegenwoordigde partij of door de interveniënt verleende volmacht over.”.

    13)

    In artikel 11 wordt lid 1, onder c), vervangen door:

    „c)

    het beroep wordt niet ingesteld tegen een besluit bedoeld in artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012.”.

    14)

    In artikel 13 wordt lid 4 vervangen door:

    „4.   De zittingen van de kamer van beroep zijn openbaar, tenzij de kamer van beroep ambtshalve of op verzoek van een partij om naar behoren gerechtvaardigde redenen anderszins besluit.”.

    15)

    In artikel 15, lid 2, wordt het volgende punt d) toegevoegd:

    „d)

    het bereiken van een minnelijke schikking tussen de partijen te vergemakkelijken.”.

    16)

    Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:

    „Artikel 17 bis

    Kosten

    De partijen dragen hun eigen kosten.”

    17)

    In artikel 21 wordt lid 1, onder h), vervangen door:

    „h)

    de uitspraak van de kamer van beroep, eventueel met inbegrip van een verwijzing in de kosten voor het verkrijgen van bewijs en een beslissing aangaande de terugbetaling van vergoedingen ingevolge artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 340/2008 of artikel 4, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013.”.

    18)

    In artikel 21 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

    „6.   De voorzitter beslist of de gegevens die zijn vermeld door de insteller van het beroep overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder g), door het agentschap overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder d), of door een interveniënt overeenkomstig artikel 8, lid 6, onder d), als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt. De voorzitter ziet erop toe dat de als vertrouwelijk aangemerkte gegevens niet in de definitieve beslissing worden vermeld.”.



    Top