Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0152

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 152/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen Voor de EER relevante tekst

PB L 52 van 23.2.2013, p. 37–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2013/152/oj

23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/37


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 152/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2), en met name artikel 16, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 worden onder meer prudentiële vereisten voor centrale tegenpartijen (CTP’s) vastgesteld om ervoor te zorgen dat deze veilig en gezond zijn en te allen tijde aan de kapitaalvereisten voldoen. Aangezien de aan clearingactiviteiten verbonden risico’s grotendeels met specifieke financiële middelen worden gedekt, moeten deze kapitaalvereisten garanderen dat een CTP te allen tijde over voldoende kapitaal beschikt om de krediet-, tegenpartij-, markt-, operationele, juridische en bedrijfsrisico’s te kunnen dekken die niet al met deze specifieke financiële middelen zijn gedekt, en indien nodig in staat is om tot een ordelijke liquidatie of herstructurering van haar activiteiten over te gaan.

(2)

In de technische normen dient in het bijzonder met de kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen rekening te worden gehouden omdat CTP’s bij het verrichten van ongedekte activiteiten aan soortgelijke risico’s zijn blootgesteld als die welke door kredietinstellingen en beleggingsondernemingen worden gelopen. Tevens moet rekening worden gehouden met relevante delen van de door het Committee on Payment and Settlement Systems (CPSS) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO) vastgestelde beginselen voor de infrastructuur van de financiële markten (de „CPSS-IOSCO-beginselen”). Om ervoor te zorgen dat zij in staat zijn om tot een ordelijke liquidatie of herstructurering van hun activiteiten over te gaan, moeten CTP’s voldoende financiële middelen aanhouden om over een passende periode hun exploitatielasten te kunnen dragen. Een CTP moet gedurende een dergelijke periode in staat zijn een regeling op te zetten om haar kritieke activiteiten te reorganiseren door middel van onder meer een herkapitalisatie, een vervanging van het bestuur, een herziening van haar bedrijfsstrategieën, kosten of vergoedingsstructuren, een herstructurering van de door haar verleende diensten, een liquidatie van haar clearingportefeuille of een fusie met — of overdracht van haar clearingactiviteiten aan — een andere CTP. Tijdens de liquidatie of herstructurering moet een CTP haar activiteiten nog altijd voorzetten. In een dergelijke situatie kunnen sommige kosten, zoals verkoopkosten, afnemen, maar kunnen andere kosten, zoals gerechtskosten, toenemen. De jaarlijkse bruto-exploitatiekosten worden daarom als een passende maatstaf beschouwd voor de feitelijke kosten die tijdens de liquidatie of herstructurering van de activiteiten van een CTP worden gemaakt. Om rekening te houden met de uiteenlopende boekhoudpraktijken die de verschillende CTP’s er op na houden, dient hierbij te worden gebruikgemaakt van de exploitatielasten in de zin van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2012 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (3) goedgekeurde International Financial Reporting Standards (IFRS), dan wel van de bedrijfs- of exploitatielasten in de zin van een beperkt aantal andere ter zake toepasselijke voorschriften, zoals aangegeven bij het Unierecht.

(3)

Aangezien het kapitaal overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 te allen tijde toereikend moet zijn om een ordelijke liquidatie te waarborgen en een adequate bescherming tegen de relevante risico’s te bieden, is het noodzakelijk in een instrument voor vroegtijdige waarschuwing te voorzien opdat de bevoegde autoriteiten ver genoeg van tevoren kennis krijgen van een situatie waarin het kapitaal van de CTP dicht in de buurt van het kapitaalvereiste komt. Dit doel wordt bereikt door de invoering van een kennisgevingsdrempel die op 110 % van het kapitaalvereiste is vastgesteld.

(4)

Ondanks het feit dat de blootstelling aan operationeel risico moeilijk te kwantificeren valt, fungeert Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (4) toch als referentiepunt voor de vaststelling van de kapitaalvereisten voor CTP’s. Evenals in Richtlijn 2006/48/EG dient de in de technische normen betreffende de kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen opgenomen definitie van operationeel risico ook het juridische risico te omvatten.

(5)

Richtlijn 2006/48/EG en Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (5) vormen passende referentiepunten voor de vaststelling van de kapitaalvereisten ter dekking van de niet met specifieke financiële middelen gedekte krediet-, tegenpartij- en marktrisico’s, daar deze vergelijkbaar zijn met de door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen gelopen risico’s.

(6)

Ingeval aan de vereisten van de artikelen 52 en 53 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is voldaan, behoeft een CTP geen kapitaal aan te houden voor blootstellingen aan het transactierisico en voor bijdragen in een wanbetalingsfonds uit hoofde van een interoperabiliteitsregeling. Wanneer echter niet aan deze vereisten is voldaan, kunnen de banden tussen CTP’s hen eventueel aan bijkomende risico’s blootstellen indien de door hen gestelde zekerheden niet volledig zijn beschermd en buiten het faillissement vallen, of indien de bijdragen in het wanbetalingsfonds gevaar lopen ingeval een clearinglid van de ontvangende CTP in gebreke blijft. In dergelijke gevallen moeten bijgevolg wel kapitaalvereisten gelden voor bijdragen in wanbetalingsfondsen en blootstellingen uit hoofde van transacties met andere CTP’s. Om besmettingseffecten te vermijden, dient de behandeling van bijdragen in wanbetalingsfondsen ten behoeve van andere CTP’s doorgaans conservatiever te zijn dan de behandeling van blootstellingen van kredietinstellingen aan CTP’s. De eigen middelen van een CTP die worden gebruikt om in het wanbetalingsfonds van een andere CTP bij te dragen, mogen niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 omdat zij niet in overeenstemming met haar beleggingsbeleid zijn belegd. Zij mogen ook geen tweemaal worden geteld bij de berekening van de uit deze bijdragen voortvloeiende risicogewogen blootstellingen.

(7)

De voor een ordelijke liquidatie benodigde tijd is sterk afhankelijk van de door de betrokken CTP verleende clearingdiensten en van de marktomgeving waarin zij actief is, met name ingeval een andere CTP haar diensten kan overnemen. Daarom moet het aantal voor de liquidatie benodigde maanden zijn gebaseerd op een eigen raming van de CTP, die door de bevoegde autoriteit moet worden goedgekeurd. Er moet in een minimumduur van zes maanden worden voorzien om te garanderen dat de kapitaalvereisten op een prudent niveau worden gehandhaafd.

(8)

Met bedrijfsrisico wordt het risico bedoeld dat een CTP loopt vanwege haar efficiëntie en potentiële veranderingen in het algemene bedrijfsklimaat die mogelijk afbreuk kunnen doen aan haar financiële positie als gevolg van een daling van haar baten of een stijging van haar lasten, resulterend in een verlies dat met haar kapitaal moet worden gedekt. Aangezien de omvang van het bedrijfsrisico sterk afhankelijk is van de individuele situatie van elke CTP en een dergelijk risico door diverse factoren — zoals inefficiënte procedures, een ongunstig marktklimaat, een ondoelmatige reactie op technologische vooruitgang of een slechte uitvoering van bedrijfsstrategieën — kan worden veroorzaakt, moet het kapitaalvereiste gebaseerd zijn op een eigen raming van de CTP, die door de bevoegde autoriteit moet worden goedgekeurd. Er moet een ondergrens worden vastgesteld om te garanderen dat de kapitaalvereisten op een prudent niveau worden gehandhaafd.

(9)

De Europese Bankautoriteit (EBA) heeft nauw met het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) samengewerkt en heeft de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) geraadpleegd voordat zij de ontwerpen van technische normen heeft ingediend waarop deze verordening is gebaseerd. Zij heeft tevens openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen om advies verzocht.

(10)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) aan de Europese Commissie heeft voorgelegd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Kapitaalvereisten

1.   Een CTP houdt kapitaal, inclusief ingehouden winsten en reserves, aan dat te allen tijde ten minste gelijk is aan de som van het volgende:

a)

de overeenkomstig artikel 2 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten;

b)

de overeenkomstig artikel 3 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor operationele en juridische risico’s;

c)

de overeenkomstig artikel 4 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor krediet-, tegenpartij- en marktrisico’s;

d)

de overeenkomstig artikel 5 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor het bedrijfsrisico.

2.   Een CTP beschikt over procedures voor het onderkennen van alle bronnen van risico’s die gevolgen voor haar permanente taken kunnen hebben en houdt rekening met de waarschijnlijkheid van potentiële negatieve effecten op haar baten of lasten en op haar kapitaalniveau.

3.   Indien de omvang van het overeenkomstig lid 1 door een CTP aangehouden kapitaal kleiner is dan 110 % van de kapitaalvereisten of kleiner is dan 110 % van 7,5 miljoen EUR („kennisgevingsdrempel”), dan stelt de CTP de bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis en houdt zij haar ten minste wekelijks op de hoogte totdat de omvang van het door de CTP aangehouden kapitaal wederom boven de kennisgevingsdrempel uitkomt.

4.   Deze kennisgeving gebeurt schriftelijk en bevat de volgende elementen:

a)

de redenen waarom het kapitaal van de CTP lager is dan de kennisgevingsdrempel en een beschrijving van de kortetermijnvooruitzichten voor de financiële positie van de CTP;

b)

een uitvoerige beschrijving van de maatregelen die de CTP voornemens is te treffen om de doorlopende inachtneming van de kapitaalvereisten te garanderen.

Artikel 2

Kapitaalvereisten voor liquidatie of herstructurering

1.   Om haar maandelijkse bruto-exploitatielasten te berekenen, deelt een CTP haar jaarlijkse bruto-exploitatielasten door twaalf, waarna zij het verkregen bedrag vermenigvuldigt met de overeenkomstig lid 2 bepaalde periode die nodig is voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten. De uitkomst van deze berekening is het kapitaal dat vereist is om een ordelijke liquidatie of herstructurering van de activiteiten van de CTP te waarborgen.

2.   Om de in lid 1 bedoelde periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten te bepalen, legt een CTP de bevoegde autoriteit haar eigen raming van de passende periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten ter goedkeuring voor in overeenstemming met de overeenkomstig titel III van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan de betrokken bevoegde autoriteit verleende bevoegdheden. De geraamde periode volstaat om, ook onder gespannen marktomstandigheden, een ordelijke liquidatie of herstructurering van haar activiteiten, een reorganisatie van haar activiteiten, een liquidatie van haar clearingportefeuille of een overdracht van haar clearingactiviteiten aan een andere CTP te kunnen verrichten. In de raming wordt rekening gehouden met de liquiditeit, omvang en looptijdstructuur van en de potentiële grensoverschrijdende belemmeringen voor de posities van de CTP en het soort geclearde producten. De voor de berekening van het kapitaalvereiste gehanteerde periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten heeft een minimumduur van zes maanden.

3.   Een CTP actualiseert haar raming van de passende periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten telkens als er zich een aanzienlijke verandering voordoet in de aannamen die aan de raming ten grondslag liggen, en legt deze geactualiseerde raming ter goedkeuring voor aan de bevoegde autoriteit.

4.   Voor de toepassing van dit artikel wordt gebruikgemaakt van de exploitatielasten in de zin van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde International Financial Reporting Standards (IFRS), de bedrijfslasten of -kosten in de zin van de Richtlijnen 78/660/EEG (7), 83/349/EEG (8) en 86/635/EG (9) van de Raad, dan wel de exploitatielasten in de zin van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (GAAP, Generally Accepted Accounting Principles) van een derde land welke overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie (10) als gelijkwaardig aan de IFRS zijn aangemerkt, of in de zin van standaarden voor jaarrekeningen van een derde land waarvan het gebruik op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1569/2007 is toegestaan, al naargelang het geval. CTP’s gebruiken de meest recente gecontroleerde informatie uit hun jaarrekening.

Artikel 3

Kapitaalvereisten voor operationele en juridische risico’s

1.   Een CTP berekent haar kapitaalvereisten voor het in artikel 1 bedoelde operationele — en juridische — risico met behulp van ofwel de basisindicatorbenadering, ofwel de geavanceerde meetbenaderingen als omschreven in Richtlijn 2006/48/EG, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 7 gestelde beperkingen.

2.   Een CTP mag de basisindicatorbenadering volgen om overeenkomstig artikel 103 van Richtlijn 2006/48/EG haar kapitaalvereisten voor het operationele risico te berekenen.

3.   Een CTP beschikt over een goed gedocumenteerd systeem voor de beoordeling en het beheer van het operationele risico, waaraan welomschreven taken zijn toegewezen. Zij geeft haar blootstelling aan het operationele risico aan en houdt relevante gegevens over het operationele risico bij, zoals gegevens over materiële verliezen. Dit systeem is onderworpen aan een periodieke evaluatie die wordt uitgevoerd door een onafhankelijke partij die over de nodige kennis beschikt om een dergelijke evaluatie uit te voeren.

4.   Het beoordelingssysteem van een CTP voor het operationele risico is goed geïntegreerd in de door de CTP toegepaste risicobeheersprocessen. De output ervan vormt een integraal onderdeel van het proces van bewaking en beheersing van het operationele risicoprofiel van de CTP.

5.   Een CTP legt een systeem van rapportage aan de hoogste leiding ten uitvoer dat voorziet in het uitbrengen van verslagen over het operationele risico aan de relevante functies binnen de instelling. Een CTP beschikt over procedures om passende maatregelen te nemen in reactie op de informatie in de verslagen aan het bestuur.

6.   Een CTP kan haar bevoegde autoriteit ook om toestemming verzoeken om van geavanceerde meetbenaderingen gebruik te maken. De bevoegde autoriteit kan de CTP toestemming verlenen om overeenkomstig artikel 105 van Richtlijn 2006/48/EG gebruik te maken van geavanceerde meetbenaderingen die op haar eigen systemen voor de meting van het operationele risico berusten.

7.   De CTP’s die voor de berekening van hun kapitaalvereisten voor het operationele risico van de in lid 6 omschreven geavanceerde meetbenaderingen gebruikmaken, houden kapitaal aan dat te allen tijde ten minste gelijk is aan 80 % van het kapitaal dat op grond van de in lid 2 bedoelde basisindicatorbenadering is vereist.

Artikel 4

Kapitaalvereisten voor krediet-, tegenpartijkrediet- en marktrisico’s die niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn gedekt

1.   Een CTP berekent haar in artikel 1 bedoelde kapitaalvereisten als de som van 8 % van haar risicogewogen posten voor het krediet- en het tegenpartijkredietrisico en haar kapitaalvereisten voor het marktrisico die overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG en Richtlijn 2006/49/EG zijn berekend, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 5 gestelde beperkingen.

2.   Voor de berekening van de kapitaalvereisten voor het marktrisico dat niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is gedekt, hanteert een CTP de in de bijlagen I tot en met IV bij Richtlijn 2006/49/EG beschreven methoden.

3.   Voor de berekening van de risicogewogen posten voor het kredietrisico dat niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is gedekt, volgt een CTP de in de artikelen 78 tot en met 83 van Richtlijn 2006/48/EG beschreven standaardbenadering voor het kredietrisico.

4.   Voor de berekening van de risicogewogen posten voor het tegenpartijkredietrisico dat niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is gedekt, hanteert een CTP de in bijlage III, deel 3, van Richtlijn 2006/48/EG beschreven methode gebaseerd op de waardering tegen marktwaarde en de in bijlage VIII, deel 3, van Richtlijn 2006/48/EG beschreven uitgebreide benadering van financiële zekerheden met toepassing van de door de toezichthouder vastgestelde volatiliteitsaanpassingen.

5.   Wanneer niet aan alle voorwaarden van de artikelen 52 en 53 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is voldaan en wanneer een CTP niet van haar eigen middelen gebruikmaakt, past de CTP een risicogewicht van 1 250 % toe op haar blootstelling als gevolg van bijdragen in het wanbetalingsfonds van een andere CTP en een risicogewicht van 2 % op haar blootstellingen uit hoofde van transacties met een andere CTP.

Artikel 5

Kapitaalvereisten voor het bedrijfsrisico

1.   De CTP legt de bevoegde autoriteit haar eigen raming van het benodigde kapitaal ter dekking van de uit het bedrijfsrisico voortvloeiende verliezen ter goedkeuring voor in overeenstemming met de overeenkomstig titel III van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan de betrokken bevoegde autoriteit verleende bevoegdheden; deze raming is gebaseerd op redelijkerwijs voorzienbare ongunstige scenario’s die relevant zijn voor haar bedrijfsmodel.

2.   Het kapitaalvereiste voor het bedrijfsrisico is gelijk aan de goedgekeurde raming en bedraagt ten minste 25 % van de jaarlijkse bruto-exploitatielasten van de CTP. Voor de toepassing van dit artikel wordt gebruikgemaakt van de bruto-exploitatielasten in de zin van artikel 2, lid 4.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(5)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

(6)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

(7)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(8)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(9)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

(10)  PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66.


Top