Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0194

    Verordening (EG) nr. 194/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

    PB L 67 van 12.3.2009, p. 50–84 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/07/2009

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/194/oj

    12.3.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 67/50


    VERORDENING (EG) Nr. 194/2009 VAN DE COMMISSIE

    van 11 maart 2009

    tot instelling van een voorlopig compenserend recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 12,

    Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Op 13 juni 2008 heeft de Commissie met een bericht („het bericht van inleiding”) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding van een antisubsidieprocedure („het AS-onderzoek” of „het onderzoek”) betreffende de invoer in de Gemeenschap van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de VS” of „het betrokken land”) aangekondigd.

    (2)

    Diezelfde dag heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van biodiesel van oorsprong uit de VS aangekondigd en in dat verband een afzonderlijk onderzoek geopend („de AD-procedure”).

    (3)

    Het AS-onderzoek werd geopend naar aanleiding van een klacht die op 29 april 2008 door de European Biodiesel Board („de klager”) werd ingediend namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van biodiesel in de Gemeenschap voor hun rekening nemen. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over de subsidiëring van het product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om het AS-onderzoek te openen.

    (4)

    Voor de inleiding van de procedure heeft de Commissie in overeenstemming met artikel 10, lid 9, van de basisverordening de overheid van de VS ervan in kennis gesteld dat zij een met het nodige bewijsmateriaal gestaafde klacht had ontvangen waarin werd beweerd dat invoer met subsidiëring van biodiesel van oorsprong uit de VS aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap veroorzaakte. De overheid van de VS werd voor overleg uitgenodigd om de situatie ten aanzien van de inhoud van de klacht op te helderen en om overeenstemming te bereiken over een oplossing. De overheid van de VS heeft deze uitnodiging aangenomen en het overleg heeft op 2 juni 2008 plaatsgevonden. Daarbij kon geen overeenstemming over een oplossing worden bereikt. Er is evenwel nota genomen van de opmerkingen van de autoriteiten van de VS, die erop wezen dat voor sommige in de klacht genoemde regelingen van staten niet altijd duidelijk uit de informatie in de klacht bleek dat Amerikaanse producenten/exporteurs van biodiesel voordelen ontvingen die aanleiding geven tot compenserende maatregelen. Na een onderzoek van de beschikbare informatie werd besloten de volgende regelingen, die wel in het bericht van inleiding werden genoemd, bij het onderzoek buiten beschouwing te laten: het subsidieprogramma van Florida voor technologieën voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, het programma van Texas voor onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe technologieën, het programma van de staat Washington ter bevordering van hernieuwbare energieën (tweede deel), het fonds van Alabama voor onderzoek naar en ontwikkeling van alternatieve brandstoffen, de belastingvermindering in North Dakota voor apparatuur voor de verkoop van biodiesel en leningen in Nebraska voor op alternatieve brandstoffen rijdende voertuigen en de bijvullingsinfrastructuur.

    (5)

    De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten/exporteurs in de VS, importeurs, leveranciers, gebruikers en verenigingen, de autoriteiten van de VS, de klagende communautaire producenten en andere haar bekende betrokken communautaire producenten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

    1.1.   Steekproef van exporteurs in de VS

    (6)

    Gezien het kennelijk grote aantal producenten/exporteurs in de VS werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening voor de vaststelling van subsidiëring gebruik te maken van een steekproef.

    (7)

    Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, werd de producenten/exporteurs in de VS verzocht uiterlijk 15 dagen na de datum van opening van het onderzoek contact met haar op te nemen en basisinformatie te verstrekken over hun uitvoer en binnenlandse verkoop, hun exacte activiteiten met betrekking tot de productie, het mengen en het verhandelen van biodiesel, alsmede de namen en activiteiten te verschaffen van alle met hen verbonden ondernemingen die betrokken waren bij de productie, het mengen en verhandelen van het betrokken product, een en ander in het onderzoektijdvak („OT”), dat liep van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008 en in overweging 17 nader wordt omschreven.

    (8)

    Meer dan 50 ondernemingen maakten zich in verband met de steekproefprocedure binnen 15 dagen kenbaar en verstrekten de verlangde informatie. Deze ondernemingen vertegenwoordigden meer dan 80 % van de totale invoer van biodiesel uit de VS in de Gemeenschap.

    (9)

    In overeenstemming met artikel 27, lid 1, onder b), van de basisverordening werd de steekproef zo samengesteld dat deze het grootst mogelijke representatieve uitvoervolume van het betrokken product naar de Gemeenschap bestreek dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de basisverordening werden de ondernemingen die verzochten in de steekproef te worden opgenomen, de vereniging van biodieselproducenten in de VS (National Biodiesel Board) en de overheid van de VS over de voorgestelde steekproef geraadpleegd. Op basis van de opmerkingen van de belanghebbenden werden aanvankelijk zeven ondernemingen voor de steekproef geselecteerd. Er werd echter voorlopig besloten dat een van deze ondernemingen buiten beschouwing moest worden gelaten om te zorgen voor overeenstemming met de parallel verlopende AD-procedure betreffende de invoer van biodiesel uit de VS. In tegenstelling tot de andere voor de steekproef geselecteerde ondernemingen, die biodieselproducent waren, ging het bij die onderneming enkel om een biodieselhandelaar. In overeenstemming met artikel 27, lid 3, van de basisverordening zal de betrokken onderneming individueel worden onderzocht en zal voor haar een individueel compenserend recht worden vastgesteld. De zes ondernemingen in de steekproef waren volgens de uitvoerstatistieken van de VS goed voor 50 % van het totale uitvoervolume van de VS tijdens het OT en hadden een aandeel van 73 % in de totale invoer van biodiesel die afkomstig was van ondernemingen die zich kenbaar hadden gemaakt (overweging 8).

    (10)

    Tien medewerkende ondernemingen die niet voor de steekproef waren geselecteerd, verzochten om berekening van een individuele marge met het oog op toepassing van artikel 27, lid 3, en artikel 15, lid 3, van de basisverordening. De betrokken ondernemingen kregen hiertoe een vragenlijst toegestuurd. Slechts één onderneming heeft de vragenlijst binnen de vastgestelde termijn beantwoord. Deze onderneming trok haar verzoek later echter in.

    1.2.   Steekproef van communautaire producenten

    (11)

    Overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening werd, zoals in overweging 164 wordt uiteengezet, na overleg met de klager op basis van het grootste representatieve productie- en afzetvolume in de Gemeenschap ook een steekproef van communautaire producenten geselecteerd. Hierbij werd ook rekening gehouden met een zekere geografische spreiding van de producenten over de Gemeenschap. Uiteindelijk werden elf communautaire producenten in de steekproef geselecteerd. De Commissie heeft vragenlijsten naar deze elf ondernemingen gestuurd. Een van de oorspronkelijk voor de steekproef in aanmerking genomen producenten moest echter worden uitgesloten omdat hij de vragenlijst niet goed had beantwoord. Er zijn dus binnen de vastgestelde termijn tien volledige antwoorden ontvangen. Deze tien in de steekproef geselecteerde producenten werden representatief voor alle communautaire producenten geacht.

    1.3.   Partijen bij de procedure

    (12)

    De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar alle haar bekende betrokken partijen en naar alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn kenbaar hadden gemaakt. Zo werd er een vragenlijst gestuurd naar de autoriteiten van de VS, naar de zeven oorspronkelijk in de steekproef van Amerikaanse ondernemingen geselecteerde ondernemingen, naar de tien in overweging 10 bedoelde ondernemingen, naar de elf in de steekproef geselecteerde communautaire producenten, naar 18 gebruikers en naar 90 grondstofleveranciers.

    (13)

    Er werden antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van de autoriteiten van de VS, van de zeven oorspronkelijk in de steekproef van Amerikaanse ondernemingen geselecteerde ondernemingen en van één onderneming die om een individueel onderzoek had verzocht (overweging 10), van tien in de steekproef geselecteerde communautaire producenten, van één gebruiker en van zes grondstofleveranciers.

    (14)

    De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van subsidiëring, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig achtte, verzameld en gecontroleerd.

    (15)

    Bij de volgende autoriteiten van de VS werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

     

    federale autoriteiten van de VS:

    ministerie van Financiën,

    ministerie van Landbouw,

    Bureau van de handelsgezant van de Verenigde Staten;

     

    autoriteiten van de staten:

    autoriteiten van de staat Illinois, Springfield,

    autoriteiten van de staat Missouri, Jefferson City,

    autoriteiten van de staat North Dakota, Bismarck,

    Comptroller of Public Accounts van de staat Texas, Austin,

    ministerie van Landbouw van de staat Texas, Austin,

    autoriteiten van de staat Washington, Olympia.

    (16)

    Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

    a)

    in de Gemeenschap gevestigde producenten

    Biopetrol Industries AG, Schwarzheide, Duitsland

    Diestergroep

    Diester Industries SAS, Parijs, Frankrijk

    Mannheim Bio Fuel GmbH, Mannheim, Duitsland

    Natural Energy West GmbH, Neuss, Duitsland

    Novaol Austria GmbH, Bruck an der Leitha, Oostenrijk

    Novaol Srl, Milaan, Italië

    Ecomotiongroep

    Ecomotion GmbH, Sternberg, Duitsland

    Daka Biodiesel a.m.b.a, Løsning, Denemarken

    GATE Global Alternative Energy Germany GmbH, Wittenberg en Halle, Duitsland

    Neochim SA, Feluy, België

    b)

    producenten/exporteurs in de VS

    Archer Daniels Midland Company, Decatur, Illinois

    Cargill Inc, Wayzata, Minnesota

    Green Earth Fuels of Houston LLC, Houston, Texas

    Imperium Renewables Inc., Seattle, Washington

    Peter Cremer North America LP, Cincinnati, Ohio

    Vinmar Overseas Limited, Houston, Texas

    World Energy Alternatives LLC, Boston, Massachusetts

    c)

    verbonden importeurs in de Gemeenschap

    Cremer Energy GmbH, Hamburg, Duitsland

    Cargill NV, Gent, België

    ADM Europoort BV, Rotterdam, Nederland

    ADM Hamburg AG, Hamburg, Duitsland

    ADM International, Rolle, Zwitserland.

    1.4.   Onderzoektijdvak

    (17)

    Het onderzoek naar de subsidiëring en de schade had betrekking op de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2004 tot het einde van het OT (de „beoordelingsperiode”).

    2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    2.1.   Betrokken product

    (18)

    In het bericht van inleiding werd het product dat zou zijn gesubsidieerd, gedefinieerd als door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong (beter bekend als „biodiesel”), in ongemengde vorm of in mengsels, voornamelijk doch niet uitsluitend gebruikt als hernieuwbare brandstof, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („het betrokken product”), die doorgaans worden aangegeven onder de GN-codes 3824 90 91, ex 3824 90 97, ex 2710 19 41, ex 1516 20 98, ex 1518 00 91 en ex 1518 00 99.

    (19)

    Volgens de US Internal Revenue Code (4) (US. CODE), Titel 26, §40A, onder d), wordt biodiesel gedefinieerd als monoalkylesters van langketenige vetzuren afkomstig van plantaardig of dierlijk materiaal dat voldoet aan a) de registratievereisten voor brandstoffen en brandstofadditieven die door het Environmental Protection Agency zijn neergelegd in afdeling 211 van de Clean Air Act (42 U.S.C 7545), en b) de eisen van de American Society of Testing and Materials D6751.

    (20)

    Op grond van marktinformatie en algemeen beschikbare informatie (5) worden alle soorten biodiesel en biodieselmengsels (mengsels van biodiesel met minerale diesel, zoals wordt beschreven in overweging 22) die in de VS worden geproduceerd en verkocht, beschouwd als biodieselbrandstoffen, die deel uitmaken van een wetgevingspakket inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en alternatieve brandstoffen.

    (21)

    Bij het onderzoek bleek dat het bij in de VS geproduceerde biodiesel voornamelijk gaat om methylestervetzuur (MEVZ), dat afkomstig is van allerlei als grondstof voor biodiesel gebruikte plantaardige oliën (6). De term „ester” verwijst naar de esterificatie van plantaardige olie, namelijk het vermengen van de olie met alcohol. De term „methyl” verwijst naar methanol, de meest gebruikte alcohol in het proces, hoewel ook ethanol kan worden gebruikt; dan krijgt men ethylestervetzuren. Esterificatie is een vrij eenvoudig chemisch proces, maar moet voldoen aan de hoogste industriële normen om te garanderen dat de biodiesel van hoge kwaliteit is.

    (22)

    Bij het onderzoek werd bevestigd dat in de VS geproduceerde biodiesel in de regel door de producenten in verschillende verhoudingen wordt gemengd met minerale diesel, hierna „biodieselmengsels” genoemd, die aan verschillende typen afnemers worden verkocht. Verder bleek zuivere biodiesel te worden verkocht aan onafhankelijke ondernemingen, die deze biodiesel kochten of invoerden om die met minerale diesel te vermengen. Het vermengen van biodiesel met minerale diesel is een vrij eenvoudige bewerking die bijvoorbeeld kan worden uitgevoerd door beide dieselsoorten bij de fabrikant in tanks te mengen voordat de diesel in een tankwagen wordt afgeleverd, door de diesel in de gewenste verhouding biodiesel en minerale diesel in de tankwagen te storten of door de twee componenten bij hun aankomst bij de tankwagen inline te mengen.

    (23)

    Om de verschillende biodieselmengsels duidelijk van elkaar te onderscheiden, is er een internationaal erkend systeem, de „B”-factor, waarbij de exacte hoeveelheid biodiesel in elk biodieselmengsel wordt vastgesteld: zo wordt een mengsel met „X%” biodiesel gemerkt met B„X”, terwijl zuivere biodiesel wordt aangegeven met B100, wat 100 % biodiesel betekent. In de VS werd regelmatig vastgesteld dat een mengsel van 99 % biodiesel (7) en 1 % minerale diesel (B99) op de markt werd verkocht. Anders dan minerale diesel moet zuivere biodiesel vrij snel worden gebruikt en is deze niet langer dan 3-4 maanden houdbaar omdat hij anders oxideert en niet langer geschikt is voor verbruik. Door biodiesel met minerale diesel te mengen is biodiesel langer houdbaar. De 1 % minerale diesel in B99 is voldoende toxisch om het beschimmelen van de biodiesel te vertragen.

    (24)

    Uit het onderzoek bleek dat biodiesel en mengsels met een hoog biodieselgehalte (8) in het algemeen bestemd zijn om op de Amerikaanse markt te worden verkocht om verder te worden gemengd, terwijl mengsels met een laag biodieselgehalte (9) meestal worden geproduceerd om op de Amerikaanse markt te worden verkocht voor direct verbruik. In de VS is er dus een verschil tussen de markt voor mengsels met een hoog biodieselgehalte en die voor mengsels met een laag biodieselgehalte.

    (25)

    De klacht bevatte voorlopig bewijsmateriaal waaruit bleek dat biodiesel en bepaalde mengsels die in de VS werden geproduceerd en verkocht en naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, schade toebrachten aan de economische situatie van de klagende biodieselproducenten in de Gemeenschap. In overeenstemming met de kenmerken van de desbetreffende producenten en de binnenlandse markt in de VS, was het de bedoeling dat de definitie van het betrokken product ook biodiesel omvatte die in de desbetreffende biodieselmengsels was verwerkt. De definitie van het betrokken product zoals die is opgenomen in het bericht van inleiding en in overweging 18, moet worden verduidelijkt om precies aan te geven op welke producten het onderzoek betrekking moest hebben.

    (26)

    Uit het onderzoek bleek dat het bij de meeste voor direct verbruik in de VS verkochte biodieselmengsels gaat om B20, d.w.z. mengsels met 20 % biodiesel, zoals uitgelegd in overweging 22, die kan worden gebruikt voor naleving van de Energy Policy Act van 1992 (EPAct) (10), B6, B5 en B2. Uit algemeen beschikbare informatie blijkt dat deze mengsels, praktisch ongewijzigd, voor alle dieselmotoren kunnen worden gebruikt, zonder dat hierdoor de garantie van de autofabrikant in het geding komt. De prestaties van mengsels met een laag biodieselgehalte (tussen 2 % en 20 %) zijn gelijk aan die van minerale diesel. Wanneer een biodieselbrandstof boven B20 in een motor wordt gebruikt, moet de gebruiker rekening houden met een enigszins geringer vermogen en een zekere verslechtering van het draaimoment en het brandstofverbruik, terwijl de garantie van de autofabrikant in het algemeen niet meer geldt voor motorschade.

    (27)

    Het onderzoek heeft aangetoond dat zuivere biodiesel en mengsels met een hoog biodieselgehalte in het algemeen niet worden gebruikt voor direct verbruik in de VS. Zuivere biodiesel wordt in de regel gemengd voordat hij op de markt wordt verkocht. De mengsels worden uiteindelijk gebruikt in de vervoerssector als brandstof voor dieselmotoren van voertuigen voor het wegverkeer, zoals personenauto’s, vrachtwagens en bussen, maar ook voor treinen. Verder kan biodiesel worden gebruikt als brandstof voor boilers voor huishoudelijk, commercieel en industrieel gebruik, en ook als brandstof voor generatoren voor de elektriciteitsproductie. Momenteel worden tests uitgevoerd om te kijken naar de mogelijkheid om biodieselmengsels in luchtvaartuigen te gebruiken.

    (28)

    Daarom moet het betrokken product voor het onderzoek worden gedefinieerd als door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in ongemengde vorm of in mengsels met een biodieselgehalte boven B20. Het gaat dus om zuivere biodiesel (B100) van oorsprong uit de VS en om alle mengsels boven B20, d.w.z. mengsels met meer dan 20 % biodiesel van oorsprong uit de VS („het betrokken product”). Met deze drempel moet het mogelijk zijn een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende soorten mengsels die op de Amerikaanse markt verkrijgbaar zijn.

    (29)

    Vastgesteld is dat alle soorten biodiesel en de biodiesel in de mengsels waarop dit onderzoek betrekking heeft, ondanks mogelijke verschillen wat de gebruikte grondstoffen en het productieproces betreft, dezelfde of sterk gelijkende fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doelen worden gebruikt. De mogelijke variaties in het betrokken product veranderen niets aan zijn basisdefinitie en eigenschappen, noch aan het beeld dat de verschillende partijen ervan hebben.

    (30)

    Het betrokken product valt onder de GN-codes 3824 90 91, ex 3824 90 97, ex 2710 19 41, ex 1516 20 98, ex 1518 00 91 en ex 1518 00 99.

    2.2.   Soortgelijk product

    (31)

    Vastgesteld werd dat de producten die in de VS worden vervaardigd en daar op de binnenlandse markt worden verkocht en waarop dit onderzoek betrekking heeft, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik hebben als de producten die uit de VS naar de Gemeenschap worden uitgevoerd. Evenzo hebben de door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde en op de communautaire markt verkochte producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik als de producten die uit de VS naar de Gemeenschap worden uitgevoerd.

    (32)

    Aangevoerd is dat sommige gebruikers, vooral in Duitsland, zuivere biodiesel (B100) gebruiken als goedkoper alternatief voor minerale diesel of de mengsels die op de communautaire markt voor direct verbruik worden aangewend. Uit het onderzoek van dit argument bleek dat de meeste verkopen van zuivere biodiesel door communautaire producenten op de communautaire markt bestemd waren voor ondernemingen die deze biodiesel mengden met minerale diesel. Het feit dat sommige reders en transportondernemers omschakelen op B100 is op communautair niveau vrij uitzonderlijk. Biodiesel wordt op de communautaire markt niet zozeer ter vervanging van minerale diesel gebruikt, maar als aanvullend product.

    (33)

    Dit verandert niets aan het feit dat de verschillende soorten van het betrokken product die in de VS worden vervaardigd en vervolgens naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, verwisselbaar zijn met de producten die in de Gemeenschap door communautaire biodieselproducenten worden vervaardigd en verkocht. Eventuele verschillen in het gebruik en in het beeld dat de producenten en gebruikers van het product hebben, zijn niet van dien aard dat dit de definitie van het soortgelijke product verandert.

    (34)

    Eén belanghebbende voerde aan dat het betrokken product, en met name zuivere biodiesel, andere fysische en chemische eigenschappen heeft dan de in de Gemeenschap geproduceerde biodiesel. Terwijl de biodiesel in de EG van raapzaadolie wordt vervaardigd, zouden de producenten in de VS alleen sojabonenolie gebruiken. Daarom zouden deze twee soorten van het product niet onderling verwisselbaar zijn en op de communautaire markt niet direct met elkaar concurreren. De belanghebbende wees er met name op dat de koudevloei-eigenschappen en de joodgetallen van elkaar zouden afwijken.

    (35)

    De Commissie heeft het argument onderzocht en het volgende vastgesteld:

    a)

    het betrokken product en het soortgelijke product uit de Gemeenschap hebben praktisch dezelfde basiseigenschappen en worden via dezelfde of min of meer dezelfde verkoopkanalen verkocht aan min of meer dezelfde afnemers op de communautaire markt;

    b)

    het eindgebruik van het betrokken product en het soortgelijke product uit de Gemeenschap is gelijk of min of meer gelijk (zie overweging 27);

    c)

    wat de koudevloei-eigenschappen betreft, moet worden verduidelijkt dat deze betrekking hebben op het troebelingspunt (CFPP): de temperatuur waarbij het brandstoffilter verstopt raakt omdat componenten van de brandstof gaan kristalliseren of vlokken. Bij het onderzoek werd vastgesteld dat het CFPP van het soortgelijke product uit de Gemeenschap lager is dan dat van de uit de VS afkomstige biodiesel. Maar dit verschil is minimaal en kan gemakkelijk worden gecompenseerd door verschillende soorten biodiesel met elkaar te mengen of door additieven in zuivere biodiesel te gebruiken, vooral 's winters. Het verschil in CFPP speelt bij de meeste op de communautaire markt verkochte mengsels nauwelijks een rol;

    d)

    het joodgetal is een maat voor de bestandheid van brandstof tegen oxidatie; vastgesteld werd dat de joodgetallen voor raapzaadolie en sojabonenolie tot op zekere hoogte met elkaar correleren: voor raapzaadolie lopen de waarden uiteen van 94 tot 120 en voor sojabonenolie van 117 tot 143. Hoewel in de Gemeenschap vooral raapzaad als grondstof wordt gebruikt, is opgemerkt dat zowel de communautaire als de Amerikaanse producenten allerlei grondstoffen voor de productie van biodiesel gebruiken. Vaak worden verschillende soorten biodiesel gemengd om een homogener product te verkrijgen.

    (36)

    Omdat voor „soortgelijkheid” volgens artikel 1, lid 5, van de basisverordening niet vereist is dat de producten in alle opzichten identiek zijn, is niet elke kleine variatie in de verschillende productsoorten voldoende om van invloed te zijn op de algemene vaststelling dat het betrokken product en het soortgelijke product uit de Gemeenschap soortgelijk zijn.

    (37)

    Tussen de verschillende soorten van het betrokken product en de soortgelijke producten uit de Gemeenschap die op de communautaire markt worden verkocht, werden dus geen verschillen vastgesteld die tot de conclusie leiden dat de door de communautaire producenten vervaardigde en op de communautaire markt verkochte producten geen soortgelijke producten zijn, met dezelfde of sterk gelijkende fysische, chemische en technische basiseigenschappen als het in de VS vervaardigde product dat naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd. Daarom luidt de voorlopige conclusie dat alle soorten biodiesel worden beschouwd als soortgelijk in de zin van artikel 1, lid 5, van de basisverordening.

    3.   SUBSIDIËRING

    3.1.   Inleiding

    (38)

    Op basis van de informatie in de klacht en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden de volgende federale regelingen, in het kader waarvan subsidies zouden zijn verstrekt, onderzocht:

    Federale regelingen

    a)

    accijns- en vennootschapsbelastingfaciliteit

    b)

    belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten

    c)

    het bio-energieprogramma van het ministerie van Landbouw.

    (39)

    Op basis van de informatie in de klacht en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden ook de volgende regelingen van staten, in het kader waarvan subsidies zouden zijn verstrekt, onderzocht:

    Regelingen van staten

    a)

    Illinois

    Belastingvrijstelling voor biodiesel

    b)

    Missouri

    Stimuleringsfonds voor biodieselproducenten

    c)

    North Dakota

    i)

    biobrandstoffenpartnerschap ter ondersteuning van het leningenprogramma voor de economische groei van plaatselijke gemeenschappen

    ii)

    belastingfaciliteit voor apparatuur voor de productie van biodiesel

    iii)

    vennootschapsbelastingfaciliteit voor biodiesel

    iv)

    belastingvrijstelling voor biodieselapparatuur

    d)

    Texas

    i)

    belastingvrijstelling voor ethanol- en biodieselmengsels

    ii)

    programma ter stimulering van de productie van bio-ethanol en biodiesel

    e)

    Washington

    i)

    programma ter bevordering van hernieuwbare energieën

    ii)

    vrijstelling van belasting op de productie van biobrandstoffen

    iii)

    vrijstelling van de omzetbelasting voor biobrandstoffen

    iv)

    belastingaftrek voor biobrandstoffen.

    (40)

    Wat de andere in punt 3 van het bericht van inleiding genoemde regelingen van staten betreft, is, zoals al in overweging 4 is gezegd, besloten sommige daarvan bij het onderzoek buiten beschouwing te laten naar aanleiding van het overleg dat vóór de inleiding van de procedure met de overheid van de VS is gevoerd. Ten aanzien van de overige regelingen van afzonderlijke staten hebben de in de steekproef opgenomen ondernemingen en de in overweging 9 bedoelde onderneming waaraan een individueel onderzoek is toegekend, verklaard dat zij tijdens het OT in het kader van die regelingen geen voordelen hebben ontvangen en zijn er geen bewijzen van het tegendeel gevonden. Derhalve werd voorlopig besloten dat er geen reden was deze regelingen in het kader van dit onderzoek verder te onderzoeken.

    3.2.   Accijns- en vennootschapsbelastingfaciliteit

    a)   Rechtsgrondslag

    (41)

    De regeling inzake belastingfaciliteiten voor mengers, detailhandelaren en eindgebruikers van biodiesel is gebaseerd op titel 26, afdeling 40A, van de US Code (U.S.C.). Hierin wordt voorzien in de volgende faciliteiten voor biodieselbrandstof:

    i)

    belastingfaciliteit voor biodieselmengsels;

    ii)

    belastingfaciliteit voor biodiesel;

    iii)

    belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten.

    (42)

    De belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten geldt alleen voor kleine producenten. Deze regeling wordt beschreven in de overwegingen 64 tot en met 72.

    (43)

    Afdeling 202(a) van de Energy Improvement and Extension Act van 2008 bepaalt dat de in overweging 41 genoemde faciliteiten tot en met 31 december 2009 beschikbaar zijn.

    b)   Subsidiabiliteit

    (44)

    Om voor de onder i) van overweging 41 genoemde belastingfaciliteit voor biodieselmengsels in aanmerking te komen, moet een onderneming biodiesel en dieselbrandstof vermengen tot een product dat als brandstof of voor gebruik als brandstof wordt verkocht. Degene die het belastingvoordeel aanvraagt, moet een certificaat van de producent of importeur van de biodiesel overleggen aan de hand waarvan het product kan worden geïdentificeerd en waarop het percentage biodiesel en agri-biodiesel in het product is aangegeven. Het voordeel bestaat in een accijnsverlaging of, indien het door een onderneming te betalen bedrag aan accijnzen geringer is dan het totale accijnsvoordeel, in een restitutie van vennootschapsbelasting voor het resterende bedrag. De restitutie van vennootschapsbelasting wordt van de door de onderneming te betalen vennootschapsbelasting afgetrokken of wordt direct uitbetaald. Er wordt gesproken van een restitueerbaar belastingvoordeel omdat het resterende bedrag direct in geld aan de belastingbetaler kan worden uitbetaald wanneer het voordeel groter is dan de door de betrokkene verschuldigde belasting.

    (45)

    De onder ii) van overweging 41 genoemde faciliteit voor biodiesel bestaat in een niet-restitueerbare korting op de vennootschapsbelasting voor detailhandelaren of eindgebruikers van onvermengde (zuivere) biodiesel. Alleen zij die zuivere biodiesel tanken of als brandstof gebruiken, komen voor dit voordeel in aanmerking. Ook biodieselproducenten die hun eigen biodiesel produceren, kunnen van deze faciliteit gebruikmaken. Daartoe moeten zij optreden als detailhandelaar (die de biodiesel in de brandstoftank van de eindgebruiker vult) of als eindgebruiker (die bv. de biodiesel in de brandstoftank van zijn eigen voertuigen vult).

    c)   Toepassing in de praktijk

    (46)

    De belastingfaciliteit voor onvermengde (zuivere) biodiesel houdt in dat de detailhandelaar (of de als detailhandelaar optredende biodieselproducent) of de eindgebruiker van onvermengde biodiesel recht heeft op 1,00 USD per gallon onvermengde (zuivere) agri-biodiesel of 0,50 USD per gallon andere onvermengde (zuivere) biodiesel in de vorm van een niet-restitueerbare korting op de algemene vennootschapsbelasting. Dit betekent dat het bedrag van het voordeel van de door een onderneming verschuldigde vennootschapsbelasting wordt afgetrokken. Het voordeel is niet restitueerbaar omdat, wanneer het voordeel groter is dan de door de onderneming verschuldigde belasting, het resterende bedrag niet direct in geld aan de onderneming kan worden uitbetaald.

    (47)

    Uit het onderzoek is gebleken dat geen van de ondernemingen in de steekproef, noch de in overweging 9 bedoelde onderneming waaraan een individueel onderzoek is toegekend, van deze belastingfaciliteit voor onvermengde (zuivere) biodiesel gebruik heeft gemaakt. Derhalve blijft dit onderdeel van de regeling (belastingfaciliteit voor biodiesel) in het kader dit onderzoek verder buiten beschouwing.

    (48)

    Alle onderzochte ondernemingen hebben gebruikgemaakt van de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels die voor gebruik als brandstof worden verkocht.

    (49)

    Biodiesel die met minerale dieselbrandstof is vermengd, komt in aanmerking voor de accijns- of vennootschapsbelastingfaciliteit voor biodieselmengsels. In het onderzoektijdvak bestond het voordeel uit 1 USD per gallon voor onvermengde agri-biodiesel (11) of uit 0,50 USD (12) per gallon voor andere onvermengde biodiesel die is gebruikt in een brandstofmengsel. Het uiteindelijke voordeel voor brandstofmengsels wordt dus bepaald door het percentage biodiesel. Als minimumvoorwaarde geldt, en dit is ook de meest voorkomende verhouding, dat aan 99,9 % biodiesel 0,1 % minerale diesel is toegevoegd (in de VS wordt dit mengsel aangeduid met B99), waardoor een maximaal belastingvoordeel kan worden behaald. Het aandeel van biodiesel in een mengsel bepaalt de hoogte van de korting (bv. 100 gallon B99 bevat 99,9 gallon biodiesel en levert dus een fiscaal voordeel van 99,90 USD op). De omzetting van zuivere biodiesel (B100) in een gemengd product (B99) is een eenvoudig proces. Aan zuivere biodiesel wordt 0,1 % minerale diesel toegevoegd, waarbij het betrokken product geen belangrijke verandering ondergaat. Het mengen op zich geeft aanleiding tot het belastingvoordeel.

    (50)

    Biodieselproducenten kunnen aanspraak maken op de regeling wanneer zij zelf als menger optreden. Zij moeten dan de zuivere biodiesel vermengen met minerale dieselbrandstof. Voor het toekennen van het belastingvoordeel maakt het geen verschil of de gemengde biodiesel bestemd is voor de binnenlandse verkoop of voor de uitvoer.

    (51)

    Ondernemingen die geen zuivere biodiesel produceren maar inkopen om deze te vermengen, kunnen ook aanspraak maken op het belastingvoordeel. Zij moeten dan wel een certificaat van de biodieselproducent (en in voorkomend geval ook van eventuele tussenhandelaren) verkrijgen waarin de producent verklaart geen aanspraak op de regeling te hebben gemaakt. Dit certificaat is overdraagbaar en geeft de houder recht op een belastingvoordeel van 1 USD per gallon zuivere biodiesel.

    (52)

    Dit voordeel kan de vorm hebben van een korting op de verschuldigde accijnzen of vennootschapsbelasting of van een directe betaling in geld. Het bedrag blijft hetzelfde, namelijk 1 USD per gallon, ongeacht of het voordeel wordt uitgekeerd in de vorm van een korting op de accijnzen, een korting op de vennootschapsbelasting, een directe betaling in geld aan de belastingbetaler, of een combinatie hiervan.

    (53)

    In het onderzoektijdvak ontvingen de meeste ondernemingen een directe betaling op basis van de hoeveelheid biodiesel die werd vermengd, maar aan andere werd naast een directe betaling ook een belastingverlaging toegekend (waarbij het fiscale voordeel dus ten dele bestond uit een aftrek van verschuldigde accijnzen of vennootschapsbelasting). De accijnzen en belasting die de betrokken ondernemingen verschuldigd waren, waren gering in vergelijking met het bedrag waarop in verband met de belastingfaciliteit voor biodieselmengsels aanspraak werd gemaakt; daarom werd het belastingvoordeel vooral in de vorm van directe betalingen uitgekeerd en in mindere mate in de vorm van een belastingverlaging.

    (54)

    Volgens de U.S.C. wordt het belastingvoordeel voor biodieselmengsels alleen toegekend wanneer de onderneming die de biodiesel en minerale diesel mengt (de menger) een certificaat van de biodieselproducent („Certificate for Biodiesel”) kan overleggen waarop deze onder meer verklaart om welke hoeveelheid biodiesel het gaat en of de betrokken biodiesel agri-biodiesel dan wel andere biodiesel is. Indien een onderneming die biodiesel produceert, deze biodiesel vervolgens met minerale diesel mengt en aanspraak maakt op het belastingvoordeel, verstrekt zij daartoe het Certificate for Biodiesel en de vereiste documentatie. Wanneer iemand een Certificate for Biodiesel ontvangt en de biodiesel vervolgens doorverkoopt zonder dat hij deze mengt, moet hij het Certificate for Biodiesel samen met een verklaring dat hij de biodiesel doorverkoopt, aan de koper overhandigen. Met andere woorden, de onderneming die de biodiesel mengt en die aanspraak maakt op het belastingvoordeel, kan het Certificate for Biodiesel zowel direct van de producent als indirect van een wederverkoper van biodiesel verkrijgen. Dit certificaat is dus overdraagbaar en geeft de houder recht op een belastingvoordeel van 1 USD voor elke gallon biodiesel die de aanvrager voor het verkrijgen van biodieselmengsels gebruikt.

    (55)

    Uit het onderzoek bleek dat er een duidelijk verschil was tussen de prijs van zuivere biodiesel (B100) en die van vermengde biodiesel (B99). Hoewel het enige verschil is dat aan B99 0,1 % minerale dieselbrandstof is toegevoegd, was B100 rond 1 USD per gallon duurder dan B99. De biodieselmarkt in de VS bleek zeer transparant te zijn. De marktdeelnemers op de biodieselmarkt in de VS weten dat biodieselmengers een belastingvoordeel van $1 per gallon ontvangen. Bij sommige in de steekproef opgenomen ondernemingen stonden op de facturen voor de verkoop van B100 op de binnenlandse markt zowel de prijs van het product als de accijnsverlaging („blender’s credit”) vermeld, wat dus betekent dat het belastingvoordeel in feite aan de koper van B100 werd doorverkocht. Op basis hiervan wordt geoordeeld dat alle biodiesel door middel van deze regeling wordt gesubsidieerd.

    d)   Conclusie

    (56)

    De belastingfaciliteit voor biodieselmengsels moet als een fiscale stimuleringsmaatregel worden beschouwd, ongeacht of het voordeel in de vorm van een directe betaling in geld wordt toegekend of met verschuldigde belastingen wordt verrekend.

    (57)

    Deze regeling wordt beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) i) en a) ii), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de overheid van de VS in de vorm van rechtstreekse schenkingen (betalingen in geld) en gederfde inkomsten (verrekening met verschuldigde belasting). De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

    (58)

    De regeling geldt alleen voor ondernemingen in de biodieselindustrie en wordt derhalve op grond van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (59)

    Het belastingvoordeel voor biodieselmengsels werd toegekend op basis van de hoeveelheid biodiesel die voor een mengsel werd gebruikt en bedroeg 1 USD per gallon aangezien alle betrokken ondernemingen agri-biodiesel gebruikten. Voor de berekening van het voordeel tijdens het OT werd uitgegaan van 1 USD voor elke gallon zuivere biodiesel die in het OT, hetzij onvermengd (B100) hetzij in een mengsel, werd verkocht. Bij de vaststelling van het voordeel werd de toevoeging van minerale diesel aan het mengsel in aanmerking genomen voor de berekening van het subsidiebedrag.

    (60)

    Een van de biodieselproducenten in de steekproef heeft in het kader van deze regeling een indirect voordeel ontvangen aangezien hij gebruikmaakte van een factoringsysteem om het biodieselvoordeel waarop hij recht had, binnen te halen. Het mengen werd uitbesteed aan een niet-verbonden onderneming die aanspraak maakte op het belastingvoordeel en dit, minus een factoringcommissie, aan de betrokken onderneming overmaakte.

    (61)

    Het subsidiebedrag werd omgeslagen over de totale afzet van het betrokken product in het OT.

    (62)

    Verhandelde producten zijn bij bovenstaande berekening buiten beschouwing gelaten.

    (63)

    Het bedrag aan tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies in het kader van deze regeling varieerde voor de onderzochte ondernemingen van 28,4 tot 41,1 % ad valorem.

    3.3.   Belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten

    a)   Rechtsgrondslag

    (64)

    Titel 26, U.S.C., afdeling 40A voorziet ook in een belastingfaciliteit voor kleine agri-biodieselproducenten.

    b)   Subsidiabiliteit

    (65)

    Deze regeling geldt alleen voor kleine producenten van zuivere agri-biodiesel. Mengers en handelaren die biodiesel kopen maar deze niet produceren, komen niet voor deze faciliteit in aanmerking. Een kleine producent is een producent wiens productiecapaciteit voor agri-biodiesel niet meer dan 60 miljoen gallon per jaar bedraagt. Kleine producenten komen in aanmerking voor een niet- restitueerbare korting op de algemene vennootschapsbelasting van 0,10 USD per gallon geproduceerde agri-biodiesel. Dit voordeel is beperkt tot 15 miljoen gallon per belastingjaar per producent. De producent kan alleen op het voordeel aanspraak maken wanneer de agri-biodiesel als brandstof wordt gebruikt, of als hij wordt gebruikt in een mengsel van biodiesel en diesel dat als brandstof wordt gebruikt of voor gebruik als brandstof wordt verkocht.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (66)

    De aanvragen voor de niet-restitueerbare korting op de algemene vennootschapsbelasting worden jaarlijks bij de aangifte voor de vennootschapsbelasting ingediend. De korting voor elke gallon biodiesel die door de aanvrager in het betrokken belastingjaar is geproduceerd, tot een maximum van 15 miljoen gallon, wordt verrekend met het door hem verschuldigde bedrag aan vennootschapsbelasting. Indien de door de aanvrager verschuldigde vennootschapsbelasting minder bedraagt dan het voordeel waarop hij aanspraak maakt, kan het overschot worden overgeboekt naar volgende belastingjaren.

    (67)

    In het onderzoektijdvak heeft een van de ondernemingen in de steekproef van deze regeling gebruikgemaakt. De onderneming heeft hierdoor minder vennootschapsbelasting hoeven te betalen.

    d)   Conclusie

    (68)

    Deze regeling wordt beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) ii), van de basisverordening, daar de regeling voorziet in een financiële bijdrage door de overheid van de VS in de vorm van gederfde inkomsten. De regeling verleent een voordeel aan de ontvangende ondernemingen.

    (69)

    De regeling geldt alleen voor biodieselproducenten en wordt derhalve op grond van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (70)

    Het subsidiebedrag werd berekend op basis van de korting op de vennootschapsbelasting voor het belastingjaar dat tijdens het OT ten einde liep.

    (71)

    Het subsidiebedrag (teller) werd omgeslagen over de totale afzet van het betrokken product in het OT.

    (72)

    De betrokken onderneming ontving tijdens het OT in het kader van deze regeling een subsidie van 0,4 %.

    3.4.   Het bio-energieprogramma van het ministerie van Landbouw

    a)   Rechtsgrondslag

    (73)

    Het bio-energieprogramma van het federale ministerie van Landbouw werd oorspronkelijk goedgekeurd en gefinancierd door de Commodity Credit Corporation („CCC”) van dat ministerie in het kader van haar algemene bevoegdheden op grond van afdeling 5 van haar statuut (CCC Charter Act), dat is opgenomen in de U.S.C. (titel 15, hoofdstuk 15, subhoofdstuk II, afdeling 714c(e)). In dit statuut is vastgelegd voor welke uitsluitende doeleinden de CCC bij wet gemachtigd is van haar algemene bevoegdheden gebruik te maken. Het onderhavige bio-energieprogramma was gebaseerd op de bevoegdheden van de CCC op grond van afdeling 5(e) van haar statuut:

    Het binnenlandse verbruik van landbouwproducten (andere dan tabak) te vergroten door de uitbreiding of een bijdrage aan de uitbreiding van de binnenlandse markt of door de ontwikkeling of een bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe, bijkomende markten, marktfaciliteiten en toepassingen voor die producten”.

    (74)

    De CCC heeft een definitieve regel gepubliceerd waarbij de voorschriften voor het programma werden vastgesteld en die als 7 C.F.R. afdeling 1424 in de Code of Federal Regulations is opgenomen.

    (75)

    In overeenstemming met het oorspronkelijke plan heeft de CCC het programma slechts tot het eind van het belastingjaar 2002 (13) uit de middelen voor afdeling 5(e) gefinancierd. Het Amerikaanse Congres heeft in 2002 echter specifiek goedkeuring verleend aan de voortzetting van het programma tot het eind van het belastingjaar 2006 en daarvoor financiële middelen beschikbaar gesteld.

    (76)

    Het programma liep van 1 december 2000 tot juni 2006. Het werd beheerd door het Farm Service Agency van het ministerie van Landbouw.

    b)   Subsidiabiliteit

    (77)

    Zolang het programma liep, konden alle commerciële bio-energieproducenten een steunaanvraag indienen. Zij moesten bewijzen overleggen van hun productie en van de aankoop en het gebruik van landbouwproducten in verband met die productie. Met name moesten de biodieselproducenten hun biodiesel op commerciële grondslag produceren en verkopen.

    (78)

    In het statuut werd biodiesel gedefinieerd als een monoalkylester die voldoet aan een toepasselijke norm van de American Society for Testing and Materials. Om voor het programma in aanmerking te komen, moest de producent aan bepaalde voorwaarden voldoen met betrekking tot het bijhouden van een administratie en moest hij de vereiste informatie verschaffen en de CCC toestemming geven die informatie te controleren. De desbetreffende voorschriften leggen precies vast welke procedures bij de inschrijving, aanvraag en rapportage moeten worden gevolgd om voor steun in aanmerking te komen.

    (79)

    Het statuut bepaalde dat onder meer de volgende producten voor de productie van bio-energie (biodiesel of bio-ethanol) in aanmerking kwamen:

    tarwe, maïs, sorgho, gerst, haver, rijst, sojabonen, zonnebloemzaad, raapzaad, canola (koolzaad), saffloer, vlaszaad, mosterdzaad, crambe (zeekool), sesamzaad en katoenzaad;

    celluloseproducten, zoals hybride populieren en switchgrass;

    vetten en oliën (al dan niet gerecycleerd), verkregen uit landbouwproducten;

    dierlijke bijproducten, andere dan vetten en oliën, die bestemd zijn voor de productie van bio-energie.

    (80)

    Volgens de autoriteiten van de VS maakten de meeste biodieselproducenten die in het kader van deze regeling steun ontvingen, gebruik van sojabonen.

    (81)

    Alle commerciële biodieselproducenten kwamen voor het programma in aanmerking, mits zij voor hun aanvraag en rapportage de bovenbeschreven procedures volgden. De overheid heeft er bij de beoordeling van de aanvragen uitsluitend op gelet of aan de subsidiabiliteitscriteria was voldaan.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (82)

    Biodieselproducenten konden zich elk belastingjaar voor het programma inschrijven door de desbetreffende formulieren op te sturen. Vervolgens dienden zij elk kwartaal een steunaanvraag in. Zij moesten daarbij bewijzen overleggen van hun nettoaankoop van subsidiabele producten en van hun nettoproductie van biodiesel gedurende de desbetreffende periode.

    (83)

    Het programma voorzag in betalingen aan biodieselproducenten op een gecombineerde grondslag van hun basisproductie van biodiesel en hun grotere productie van biodiesel in het overeenkomstige tijdvak van het voorgaande belastingjaar. Voor het belastingjaar 2006 ontvingen de ondernemingen alleen een bedrag op grond van hun grotere biodieselproductie. Het ministerie van Landbouw berekende de te betalen bedragen overeenkomstig de voorschriften en ging daarbij uit van de biodieselproductie van elke begunstigde en van zijn grotere biodieselproductie uit subsidiabele landbouwproducten.

    (84)

    Aangezien het programma in juni 2006 afliep, heeft geen van de ondernemingen in de steekproef, noch de in overweging 9 bedoelde onderneming waaraan een individueel onderzoek is toegekend, tijdens het OT een voordeel in het kader ervan ontvangen. Drie van de ondernemingen in de steekproef hebben gedurende de looptijd van het programma, tussen 2002 en 2006, betalingen ontvangen. Een van hen ontving een directe betaling van het Farm Service Agency. Een andere onderneming ontving een indirecte betaling in het kader van het programma, omdat een begunstigde onderneming een deel van het ontvangen bedrag in het kader van een winstdelingsafspraak bij een „tolling agreement” doorgaf aan een onderneming in de steekproef. De derde onderneming ontving alleen een klein bedrag in het belastingjaar 2006.

    d)   Conclusie

    (85)

    Er werd vastgesteld dat in het kader van dit programma aan bepaalde biodieselproducenten op basis van hun biodieselproductie enkele jaren lang voordelen werden verstrekt; er was duidelijk sprake van een financiële bijdrage door de overheid van de VS in de vorm van schenkingen die specifiek voor de biodieselindustrie waren bestemd. De subsidies worden echter als periodieke subsidies beschouwd die voor elk jaar afzonderlijk werden uitgekeerd; uit het voorgaande volgt dat in het OT geen subsidie werd ontvangen.

    (86)

    Er werd ook vastgesteld dat de regeling opnieuw is ingevoerd voor het belastingjaar 2009 (oktober 2008-september 2009). Daar het onderzoektijdvak van april 2007 tot maart 2008 loopt, kunnen echter geen compenserende maatregelen worden ingesteld ten aanzien van voordelen die in het kader van de opnieuw ingevoerde regeling worden verkregen.

    Vier van de regelingen van staten die werden onderzocht, werden door geen van de ondernemingen in de steekproef, noch door de individueel onderzochte onderneming gebruikt. Derhalve zijn deze regelingen niet verder geanalyseerd. Het gaat hierbij om de volgende regelingen: de belastingvrijstelling in North Dakota voor biodieselapparatuur; het programma van de staat Washington ter bevordering van hernieuwbare energieën; vrijstelling van de omzetbelasting in de staat Washington voor biobrandstoffen; belastingaftrek in de staat Washington voor biobrandstoffen.

    3.5.   Belastingvrijstelling voor biodiesel in Illinois

    (87)

    De omzetbelasting in Illinois bestaat uit twee afzonderlijke, maar elkaar aanvullende heffingen. Wanneer een detailhandelaar een materieel persoonlijk goed (14) verkoopt, moet hij Retailers’ Occupation Tax („ROT”) betalen, terwijl de koper een overeenkomstige Use Tax betaalt.

    (88)

    De rechtsgrondslag voor de ROT is 35 Illinois Compiled Statutes („ILCS”), hoofdstuk 120, afdeling 2, en die voor de Use Tax is 35 ILCS, hoofdstuk 105, afdeling 3-45. Volgens eerstgenoemde bepalingen „wordt een belasting geheven op personen die zich bezighouden met de detailverkoop van materiële persoonlijke goederen…”. Volgens laatstgenoemde bepalingen innen de detailhandelaren „de belasting bij de gebruikers door de verkoopprijs van het materiële goed bij verkoop voor gebruik te vermeerderen met deze belasting…”.

    (89)

    In het OT bedroeg het tarief van de ROT 6,25 % van de bruto-ontvangsten uit de verkoop van materiële persoonlijke goederen in het kader van normale handelstransacties, vermeerderd met eventuele plaatselijke heffingen op districtsniveau (35 ILCS, hoofdstuk 120, afdeling 2-10).

    (90)

    Het tarief van de Use Tax was in het OT 6,25 % van de verkoopprijs of van de eventuele marktprijswaarde van het materiële persoonlijke goed, vermeerderd met eventuele plaatselijke heffingen op districtsniveau (35 ILCS, hoofdstuk 105, afdeling 3-10).

    (91)

    In de praktijk komt dit erop neer dat een onderneming die Use Tax op haar afzet int, deze belasting als ROT aan het ministerie van Financiën van Illinois afdraagt.

    a)   Rechtsgrondslag

    (92)

    Wat de heffing van ROT op biodiesel en biodieselmengsels betreft, is in 35 ILCS, hoofdstuk 120, afdeling 2-10, bepaald dat de opbrengst van verkopen op of na 1 juli 2003 en op of vóór 31 december 2013

    i)

    van mengsels met ten minste 1 %, doch niet meer dan 10 % biodiesel slechts voor 80 % van de opbrengst wordt belast en

    ii)

    van zuivere biodiesel en biodieselmengsels met meer dan 10 %, doch niet meer dan 99 % biodiesel van ROT is vrijgesteld.

    (93)

    Wat de heffing van de Use Tax op biodiesel en biodieselmengsels betreft, geldt dezelfde gedeeltelijke respectievelijk volledige vrijstelling als voor de ROT (35 ILCS, hoofdstuk 105, afdeling 3-10).

    (94)

    In bovengenoemde wetgeving zijn ook voor de opbrengst van de verkoop van andere producten vrijstellingen van de ROT en de Use Tax opgenomen.

    b)   Subsidiabiliteit

    (95)

    Alle detailhandelaren en kopers van biodiesel kunnen aanspraak maken op de in de overwegingen 92 en 93 genoemde vrijstellingen.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (96)

    Volgens de in de overwegingen 92 en 93 genoemde vrijstellingsbepalingen wordt geen gebruiksbelasting geheven op de detailverkoop van biodiesel/biodieselmengsels. Door deze vrijstelling hoeven ondernemingen die biodiesel/biodieselmengsels aan detailhandelaren (met inbegrip van producenten/mengers) verkopen, geen ROT over hun afzet van biodiesel/biodieselmengsels te betalen.

    d)   Conclusie

    (97)

    Het is duidelijk dat de vrijstelling van de Use Tax en de ROT wordt verleend op grond van de detailverkoop van biodiesel/biodieselmengsels. Daarom komen de vrijstellingen ten goede aan de consumenten van het product. In overeenstemming met artikel 1, lid 1, van de basisverordening mag derhalve geen compenserend recht worden ingesteld om deze subsidie te neutraliseren, daar deze niet rechtstreeks of onrechtstreeks werd toegekend voor de vervaardiging, de productie, de uitvoer of het vervoer van het betrokken product.

    (98)

    Een van de medewerkende ondernemingen in de steekproef heeft op haar verkoop van biodiesel/biodieselmengsels aan detailhandelaren geen Use Tax geïnd en heeft over die verkoop daarom ook geen ROT betaald. Gelet op de conclusies in overweging 97 heeft deze onderneming echter geen tot compenserende maatregelen aanleiding gevend voordeel genoten.

    3.6.   Stimuleringsfonds van Missouri voor biodieselproducenten

    a)   Rechtsgrondslag

    (99)

    Bij wet van de staat Missouri („RSMo”) (hoofdstuk 142, afdeling 142.031) werd in 2002 een stimuleringsfonds voor biodieselproducenten („het fonds”) ingesteld. Het heeft expliciet tot doel economische subsidies toe te kennen aan biodieselproducenten in Missouri die aan de voorwaarden voldoen.

    (100)

    Het ministerie van Landbouw van de staat Missouri stelt elk belastingjaar (van 1 juli tot 30 juni van het volgende jaar) aan biodieselproducenten in Missouri die aan de voorwaarden voldoen („MQBP’s”) alle middelen ter beschikking die door het parlement van Missouri voor het fonds zijn uitgetrokken en die na goedkeuring door de gouverneur van die staat in de wet zijn opgenomen.

    b)   Subsidiabiliteit

    (101)

    Bij het ingaan van het OT op 1 april 2007 werd als MQBP aangemerkt elke installatie die biodiesel produceerde en die

    i)

    geregistreerd was bij het United States Environmental Protection Agency („USEPA”)

    en

    ii)

    voor ten minste 51 % in handen was van in Missouri ingezeten landbouwproducenten waarvan de landbouwproductie voor commerciële doeleinden bestemd is,

    of

    iii)

    waarvan ten minste 80 % van de gebruikte grondstof van oorsprong was uit Missouri. Onder grondstof werd hier verstaan een landbouwproduct uit Missouri, zoals gedefinieerd in afdeling 348.400 RSMo. Deze definitie omvat onder meer landbouwproducten en andere plantaardige producten, in natuurlijke staat of verwerkt, die in Missouri zijn geproduceerd, verwerkt of waaraan aldaar anderszins waarde is toegevoegd.

    (102)

    Deze subsidiabiliteitscriteria zijn per 28 augustus 2007 gewijzigd, waarbij iii) door de volgende tekst is vervangen en een nieuwe voorwaarde iv) is toegevoegd:

    iii)

    waarvan ten minste 80 % van de gebruikte grondstof van oorsprong was uit Missouri. Onder grondstof wordt hier verstaan een plantaardig, landbouw-, tuinbouw-, wijnbouw-, aquicultuur-, veeteelt-, bosbouw- of pluimveeproduct, in natuurlijke staat of verwerkt;

    iv)

    aan alle volgende criteria voldoet:

    op 1 september 2007 ingeschreven stond bij het ministerie van Landbouw van Missouri;

    vóór 1 november 2007 begonnen was met de bouw van de installatie;

    vóór 1 maart 2009 begonnen was met de productie van biodiesel.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (103)

    Een van de voorwaarden om voor een subsidie uit het fonds in aanmerking te komen, is dat een MQBP een vergunning moet hebben. Deze wordt verleend wanneer hij aan bovengenoemde criteria voldoet en het ministerie van Landbouw van Missouri („MDA”) aanvullende informatie verstrekt, zoals het USEPA-nummer van de onderneming, zijn federale werkgeversnummer enz. De vergunning gaat in op de datum waarop alle vereiste informatie is ontvangen en door het MDA is goedgekeurd en loopt af nadat de MQBP zestig maanden lang subsidie heeft ontvangen of niet meer aan de subsidiabiliteitscriteria voldoet.

    (104)

    Zodra een vergunning is verleend, kan een MQBP een subsidie uit het stimuleringsfonds aanvragen en daartoe bij het MDA een formulier voor een maandelijkse subsidie vragen. Om voor een specifieke maand subsidie te krijgen, moet een MQBP het daartoe bestemde formulier invullen.

    (105)

    De MQBP moet het ingevulde aanvraagformulier binnen vijftien dagen na de laatste dag van de maand waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar het MDA terugsturen. Later ingediende aanvragen worden automatisch afgewezen.

    (106)

    Bij de berekening van de maandelijkse subsidie wordt eerst vastgesteld hoeveel gallon in aanmerking komende biodiesel de producent in de vorige maand van het belastingjaar uit landbouwproducten uit Missouri heeft geproduceerd; het gaat hierbij om door het MDA gecertificeerde productie. Dat aantal wordt vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag per gallon dat in afdeling 142.031, RSMo, en titel 2 van de Code of State Regulations („CSR”) 110-2.010 is vastgesteld. Een MQBP komt in een belastingjaar in totaal in aanmerking voor een subsidie van 0,30 USD per gallon voor de eerste vijftien miljoen gallon in aanmerking komende biodiesel, plus 0,10 USD per gallon voor de volgende vijftien miljoen gallon. Wanneer een MQBP in een belastingjaar meer dan 30 miljoen gallon in aanmerking komende biodiesel produceert, wordt voor het surplus geen subsidie berekend.

    (107)

    Als er niet voldoende geld is om alle MQBP’s de wettelijk vastgelegde maximale maandelijkse subsidie te verlenen, worden de beschikbare middelen zodanig verdeeld dat elke MQBP een deel daarvan ontvangt dat evenredig is aan zijn aandeel in de totale biodieselproductie door MQBP’s in die maand.

    (108)

    Het MDA streeft ernaar alle subsidies voor een bepaalde maand binnen 30 dagen na ontvangst en goedkeuring van het aanvraagformulier uit te betalen.

    d)   Conclusie

    (109)

    Deze regeling wordt beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) i), van de basisverordening, daar zij voorziet in een financiële bijdrage door de overheid van Missouri (15) in de vorm van een rechtstreekse schenking. Bij de schenkingen gaat het om een voordeel voor de ontvangende ondernemingen.

    (110)

    De regeling geldt alleen voor biodieselproducenten en wordt derhalve op grond van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (111)

    Een van de medewerkende exporteurs in de steekproef heeft in het OT van deze regeling geprofiteerd. Het in het OT ontvangen subsidiebedrag werd omgeslagen over de totale afzet van het betrokken product in het OT. De tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies die deze onderneming in het kader van deze regeling ontving, bedroegen 3,8 % ad valorem.

    3.7.   Biobrandstoffenpartnerschap van North Dakota ter ondersteuning van het leningenprogramma voor de economische groei van plaatselijke gemeenschappen (biobrandstoffen-PACE)

    (112)

    Het biobrandstoffen-PACE, dat vanaf juli 2007 van kracht is, werd voorafgegaan door het biodieselpartnerschap ter ondersteuning van het leningenprogramma voor de economische groei van plaatselijke gemeenschappen (het „biodiesel-PACE”, dat van juli 2005 tot en met juni 2007 liep).

    a)   Rechtsgrondslag

    (113)

    Het biodiesel-PACE is in 2005 door het parlement van North Dakota ingevoerd, tegelijk met North Dakota Century Code („N.D.C.C. ”) 6-09.17 „Biodiesel Partnership in Assisting Community Expansion”. Bij deze wet werd in het kader van het biodiesel-PACE een fonds opgericht („het fonds”).

    (114)

    Na de goedkeuring van Senate Bill 2180 in 2007 werd bovengenoemde N.D.C.C. 6-09.17 geamendeerd, waarbij het biodiesel-PACE met ingang van juli 2007 werd gewijzigd en werd omgedoopt tot biobrandstoffen-PACE.

    b)   Subsidiabiliteit

    (115)

    Het biodiesel-PACE verleende steun aan biodieselproductiebedrijven.

    (116)

    Onder een biodieselproductiebedrijf wordt verstaan „een naamloze, besloten of personenvennootschap of een natuurlijk persoon of vereniging die betrokken is bij de productie van dieselbrandstof bevattende ten minste 5 % biodiesel die voldoet aan de door de American Society for Testing and Materials vastgestelde specificatie”.

    (117)

    De steun bestond in een verlaging van de verschuldigde rente op leningen verstrekt door een als leidende kredietverstrekker optredende (commerciële) financiële instelling in participatie met de Bank of North Dakota. Deze bank is een instelling van de staat North Dakota. Leningnemers kunnen een korting van 5 % op het gewone rentetarief krijgen. Elk biodieselproductiebedrijf komt in aanmerking voor een renteverlaging ter hoogte van maximaal 400 000 USD per lening.

    (118)

    Het biobrandstoffen-PACE werd ingevoerd om biodiesel- en ethanolproductiebedrijven, veetelers, biobrandstoffenhandelaren en graanbehandelingsbedrijven de mogelijkheid te bieden tegen lagere rente te lenen. Wanneer biodieselproductiebedrijven aan de criteria voldoen, kunnen zij van deze regeling gebruikmaken.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (119)

    De middelen van het fonds worden gebruikt om de rente te verlagen voor kredietnemers die een lening opnemen bij een plaatselijke kredietverstrekker en de Bank of North Dakota (BND), die een publieke instelling van de staat North Dakota is. De plaatselijke instelling – een bank, hypotheekbank, kredietcoöperatie of boerenleenbank – die de lening verstrekt, verzoekt om participatie van de BND. Bij de plaatselijke kredietverstrekkers kan het zowel om publieke als om particuliere instellingen gaan. De kredietverstrekker en de BND stellen samen met de kredietnemer de voorwaarden van de lening, inclusief de rentevoet, vast. Vervolgens dient de leidende kredietverstrekker een aanvraag in om renteverlaging door het fonds. In de praktijk wordt de aanvraag dus door een leidende kredietverstrekker (gewoonlijk een particuliere bank) bij de BND ingediend.

    (120)

    Een onderneming betaalt de verlaagde rente aan de leidende kredietverstrekker. Deze ontvangt van de BND (uit het fonds) het verschil tussen de renteaflossing die op basis van het „gewone” rentetarief verschuldigd zou zijn en de verlaagde rentebetaling door de onderneming.

    (121)

    De in bovenstaande twee overwegingen beschreven procedure geldt zowel voor het biodiesel- als voor het biobrandstoffen-PACE.

    d)   Conclusie

    (122)

    Zowel bij het biodiesel-PACE als bij het biobrandstoffen-PACE is er sprake van een financiële bijdrage door de overheid van de staat North Dakota, aangezien deze geld stort in een financieringsmechanisme (het biodieselpartnerschapsfonds resp. het biobrandstoffenpartnerschapsfonds ter ondersteuning van de economische groei van plaatselijke gemeenschappen). Dit fonds wordt gebruikt voor de financiering van een deel van de rente die een onderneming op een lening verschuldigd is. Beide regelingen zijn beperkt tot bepaalde begunstigden, waaronder biodieselprodcenten. Derhalve zijn beide regelingen specifiek in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening. Ondernemingen die van de regeling gebruikmaken, ontvangen een voordeel in de vorm van een rentekorting.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (123)

    Eén onderneming heeft in het OT gebruikgemaakt van het biodiesel-PACE. Het voordeel voor de onderneming bedroeg echter minder dan 0,1 % en werd daarom als te verwaarlozen beschouwd.

    3.8.   Belastingfaciliteit in North Dakota voor apparatuur voor de productie van biodiesel

    a)   Rechtsgrondslag

    (124)

    De rechtsgrondslag voor de vennootschapsbelasting in North Dakota is de grondwet van die staat, artikel X, §3, en de N.D.C.C. §57-38-30. De in het kader van deze regeling beschikbare belastingfaciliteit voor het geschikt maken van bestaande apparatuur voor biodiesel is gegrond op N.D.C.C. §57-38-30.6.

    b)   Subsidiabiliteit

    (125)

    De belastingbetaler moet een onderneming zijn die in North Dakota vennootschapsbelasting betaalt.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (126)

    Het belastingvoordeel wordt gedurende vijf jaar verleend in de vorm van een korting op de verschuldigde vennootschapsbelasting ter hoogte van 10 % per jaar van de door de belastingbetaler na 31 december 2002 gemaakte directe kosten. Het gaat hierbij om de directe kosten van de belastingbetaler voor de aanpassing of aanschaf van apparatuur om een bestaande of nieuwe installatie binnen de staat geschikt te maken voor de productie of menging van dieselbrandstof met een biodieselvolumegehalte van ten minste 2 %.

    d)   Conclusie

    (127)

    Deze regeling geldt alleen voor belastingbetalers die apparatuur aanpassen of aanschaffen om een bestaande installatie of een nieuwe installatie in North Dakota geschikt te maken voor de productie of menging van dieselbrandstof met een biodieselvolumegehalte van ten minste 2 %. De regeling is daarom specifiek in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening. Deze regeling wordt beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) i), van de basisverordening aangezien overheidsinkomsten die normaliter verschuldigd zijn (vennootschapsbelasting) worden gederfd of niet worden geïnd. Door de belastingkorting ontvangt de onderneming een voordeel.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (128)

    Eén onderneming heeft in het OT van deze regeling gebruikgemaakt. Het voordeel voor de onderneming bedroeg echter minder dan 0,1 % en werd daarom als te verwaarlozen beschouwd.

    3.9.   Vennootschapsbelastingfaciliteit in North Dakota voor biodiesel

    a)   Rechtsgrondslag

    (129)

    De belastingfaciliteit voor het mengen van biodieselbrandstof is gegrond op N.D.C.C. §57-38-01.22.

    b)   Subsidiabiliteit

    (130)

    De belastingbetaler moet in North Dakota vennootschapsbelasting betalen en een geldige vergunning van het State Tax Commissioner’s Office hebben om overeenkomstig N.D.C.C. §57-43.2-05(1) als brandstofleverancier biodiesel te mogen mengen.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (131)

    Een belastingbetaler komt in aanmerking voor een belastingkorting van 0,05 USD per gallon gemengde biodieselbrandstof op voorwaarde dat het biodieselvolumegehalte ten minste 5 % bedraagt (B5).

    d)   Conclusie

    (132)

    Deze regeling wordt beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) i), van de basisverordening aangezien overheidsinkomsten die normaliter verschuldigd zijn (vennootschapsbelasting) worden gederfd of niet worden geïnd. Door de belastingkorting ontvangt de onderneming een voordeel.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (133)

    Eén onderneming heeft in het OT van deze regeling gebruikgemaakt. Het voordeel voor de onderneming bedroeg echter minder dan 0,1 % en werd daarom als te verwaarlozen beschouwd.

    3.10.   Belastingvrijstelling in Texas voor ethanol- en biodieselmengsels

    (134)

    Volgens de Texaanse wet moeten op motorbrandstoffen, met inbegrip van diesel, accijnzen aan de staat worden betaald. De verkoopprijs moet bij elke volgende verkoop worden vermeerderd met de accijns op dieselbrandstof, zodat deze heffing uiteindelijk ten laste komt van degene die de brandstof ge- of verbruikt. In de Texaanse wetgeving wordt biodiesel als afzonderlijk product behandeld. Dit product wordt niet belast. Dat betekent dat biodieselproducenten namens en in opdracht van de Texaanse belastingdienst aan kopers geen belasting in rekening hoeven te brengen. Derhalve hebben biodieselproducenten geen voordeel van de Texaanse belastingvrijstelling voor ethanol- en biodieselmengsels; voor zover de belastingvrijstelling een voordeel biedt, is dat voor de eindgebruiker. Derhalve werd besloten dat deze regeling geen aanleiding geeft tot compenserende maatregelen.

    3.11.   Texaans programma ter stimulering van de productie van bio-ethanol en biodiesel

    a)   Rechtsgrondslag

    (135)

    Hoofdstuk 16 van de Agriculture Code van Texas; reglement voor het programma ter stimulering van de productie van bio-ethanol en biodiesel; richtsnoeren voor het programma ter stimulering van de productie van bio-ethanol en biodiesel.

    b)   Subsidiabiliteit

    (136)

    De regeling voorziet in een subsidie voor ethanol- en biodieselproducenten die aan de vastgestelde criteria voldoen. Om subsidie te krijgen, moest een producent bij zijn aanvraag aantonen:

    1.

    dat de installatie bio-ethanol of biodiesel kon produceren;

    2.

    dat hij aanzienlijk in de installatie had geïnvesteerd;

    3.

    dat de installatie zich permanent in Texas bevond.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (137)

    Volgens de regeling kon een producent die voor elke gallon biodiesel die in een geregistreerde installatie was geproduceerd een vergoeding van 3,2 dollarcent betaalde, tot tien jaar na de begindatum van productie in de installatie aanspraak maken op 20 dollarcent per gallon biodiesel die in elk van de geregistreerde installaties werd geproduceerd.

    (138)

    Een geregistreerde installatie moest maandelijkse productieverslagen en een door een gecertificeerd accountant goedgekeurd kwartaalverslag indienen. Bij de indiening van het kwartaalverslag betaalde de installatie ook een vergoeding van 3,2 dollarcent per gallon. Dit bedrag werd met 5,25 vermenigvuldigd zodat de installatie een premie van 20 dollarcent per gallon ontving. Deze premie gold voor de eerste 18 miljoen gallon per jaar en per installatie.

    (139)

    De regeling trad in september 2003 in werking, maar de eerste betalingen vonden pas in juni 2006 plaats omdat pas in het belastingjaar september 2005-augustus 2006 middelen hiervoor werden uitgetrokken. Sinds 31 augustus 2007 is de regeling niet meer operationeel omdat het Texaanse parlement voor de belastingjaren 2008 en 2009 (september 2007-augustus 2009) geen middelen meer hiervoor beschikbaar heeft gesteld. Wettelijk gezien bestaat de regeling nog steeds in Texas. Bovendien werd vastgesteld dat een van de betrokken ondernemingen tijdens het OT van de regeling heeft geprofiteerd.

    d)   Conclusie

    (140)

    Deze regeling wordt beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) i), van de basisverordening, daar zij voorziet in een financiële bijdrage door de Texaanse overheid in de vorm van een rechtstreekse schenking. Bij de schenkingen gaat het om een voordeel voor de ontvangende ondernemingen als bedoeld in artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De regeling geldt alleen voor bepaalde begunstigden, waaronder biodieselproducenten, en wordt derhalve op grond van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (141)

    Tijdens het OT heeft één onderneming van deze regeling gebruikgemaakt. Het subsidiebedrag werd berekend op basis van de betalingen die gedurende het OT werden ontvangen. De vergoeding die moest worden betaald om de subsidie te verkrijgen, werd overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening afgetrokken van de ontvangen betalingen om het als teller fungerende subsidiebedrag vast te stellen.

    (142)

    Het subsidiebedrag werd vervolgens omgeslagen over de totale afzet van biodiesel door de betrokken onderneming tijdens het OT (noemer).

    (143)

    De betrokken onderneming ontving tijdens het OT in het kader van deze regeling een subsidie van 0,3 %.

    3.12.   Vrijstelling van belasting op de productie van biobrandstoffen in de staat Washington

    (144)

    De staat Washington voorziet in kortingen op de bedrijfsbelasting (Business and Occupation Tax) en vrijstellingen van de onroerendgoedbelasting en van de belasting op de huur van openbaar eigendom.

    (145)

    De staat Washington kent geen vennootschapsbelasting. Bedrijven moeten daarentegen over hun productieactiviteiten een bedrijfsbelasting betalen. Het gewone belastingtarief voor productieactiviteiten bedraagt 0,484 %, tenzij in de wetgeving van de staat anders is bepaald.

    (146)

    Wat de onroerendgoedbelasting betreft, wordt het toepasselijke tarief bepaald door vele elkaar overlappende jurisdicties; het verschilt per plaatselijke belastingjurisdictie binnen de staat Washington. Het gemiddelde tarief voor de gehele staat ligt evenwel op 1,2 % van de marktprijswaarde.

    (147)

    De belasting op de huur van openbaar eigendom is een belasting die in plaats van onroerendgoedbelasting wordt geheven wanneer van deze belasting vrijgesteld eigendom, zoals tot de staat behorende havenfaciliteiten, door een niet van belasting vrijgestelde eenheid wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor winstgevende zakelijke activiteiten. Het tarief bedraagt 12,84 % van de in de huurovereenkomst vastgestelde huurprijs.

    a)   Rechtsgrondslag

    (148)

    Krachtens de Revised Code of Washington („RCW”), hoofdstuk 82.04.260(1)(e), wordt de bedrijfsbelasting voor producenten van zuivere biobrandstoffen, met inbegrip van biodiesel, verlaagd van 0,484 % tot 0,138 %. Dit verlaagde tarief is met ingang van 1 juli 2009 van toepassing.

    (149)

    Wat de vrijstellingen van de onroerendgoedbelasting en de belasting op de huur van openbaar eigendom betreft, is in de RCW, hoofdstuk 84.36.635 en hoofdstuk 82.29A.135, bepaald dat over onroerende en persoonlijke goederen die aan de criteria voldoen, geen belasting hoeft te worden betaald.

    b)   Subsidiabiliteit

    (150)

    Alle drie bovengenoemde belastingkortingen/-vrijstellingen gelden voor producenten van biobrandstoffen. De kortingen/vrijstellingen gelden voor de gehele staat en zijn niet beperkt, voor zover aan de criteria wordt voldaan.

    (151)

    Biodieselproducenten komen voor de korting op de bedrijfsbelasting in aanmerking, zoals hierboven al is gezegd.

    (152)

    Op voorwaarde dat onroerende en persoonlijke goederen aan de criteria voldoen, hoeft hierover geen onroerendgoedbelasting en belasting op de huur van openbaar eigendom te worden betaald. De goederen moeten hoofdzakelijk voor de productie van zuivere biobrandstoffen worden gebruikt. In aanmerking komen in dit verband onder meer gebouwen, machines en apparatuur, andere persoonlijke goederen en grond die bij de productie van biobrandstoffen worden gebruikt; niet in aanmerking komt grond die voor de teelt van de gewassen wordt gebruikt. De gebouwen en apparatuur moeten nieuw zijn en mogen niet van voor juli 2003 dateren.

    c)   Toepassing in de praktijk

    (153)

    Om van het verlaagde bedrijfsbelastingstarief voor biodieselproducenten te profiteren, geeft een onderneming simpelweg de waarde van zijn afzet van de desbetreffende producten op zijn belastingaangifte aan.

    (154)

    Aanvragen om vrijstelling van de onroerendgoedbelasting en de belasting op de huur van openbaar eigendom moeten uiterlijk op 1 november van elk jaar worden ingediend. Voor de onroerendgoedbelasting wordt de vrijstelling via de taxateur van het desbetreffende district aangevraagd. Voor de belasting op de huur van openbaar eigendom gebeurt dat via het ministerie van Financiën.

    d)   Conclusie

    (155)

    Deze regeling wordt beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) i), van de basisverordening, daar zij voorziet in een financiële bijdrage door de overheid van de staat Washington aangezien overheidsinkomsten die normaliter verschuldigd zijn (bedrijfsbelasting) worden gederfd of niet worden geïnd. Een onderneming die van deze regeling gebruikmaakt, betaalt minder belasting en heeft daardoor een voordeel. Het verlaagde bedrijfsbelastingtarief voor producenten van biobrandstoffen is specifiek aangezien het uitsluitend voor die producenten, inclusief biodieselproducenten, en voor enkele specifieke andere activiteiten geldt, en wordt derhalve geacht aanleiding te geven tot compenserende maatregelen.

    (156)

    Geen van de ondernemingen in de steekproef heeft van de vrijstelling van onroerendgoedbelasting geprofiteerd. Daarom worden met betrekking tot deze belastingvrijstelling geen conclusies getrokken. Eén onderneming heeft vrijstelling van de belasting op huur van openbaar eigendom genoten, maar het voordeel bedroeg minder dan 0,1 % en wordt derhalve als te verwaarlozen beschouwd. Daarom worden met betrekking tot deze belastingvrijstelling geen conclusies getrokken.

    e)   Berekening van het subsidiebedrag

    (157)

    Een onderneming heeft gedurende het OT gebruikgemaakt van de korting op de bedrijfsbelasting. Het subsidiebedrag werd berekend door het verlaagde bedrijfsbelastingtarief toe te passen op de omzet van door de onderneming geproduceerde biodiesel in het OT. Het subsidiebedrag, uitgedrukt als percentage van de totale hoeveelheid verkochte biodiesel in het OT, bedroeg 0,7 %.

    3.13.   Totaal van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

    (158)

    De overeenkomstig de basisverordening tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies lagen voor de onderzochte ondernemingen tussen 29,1 % en 41,1 % ad valorem.

    (%)

    REGELING

    ONDERNEMING

    Belastingfaciliteit biodieselmengsels

    Belastingfaciliteit kleine agribiodieselproducenten

    Stimuleringsfonds biodieselproducenten Missouri

    Stimuleringsprogramma productie van bio-ethanol en biodiesel Texas

    Vrijstelling belasting op productie biobrandstoffen Washington

    Totaal

    Archer Daniels Midland Company

    31,3

     

    3,8

     

     

    35,1

    Cargill Inc.

    34,1

    0,4

     

     

     

    34,5

    Green Earth Fuels of Houston LLC

    38,7

     

     

    0,3

     

    39,0

    Imperium Renewables Inc.

    28,4

     

     

     

    0,7

    29,1

    Peter Cremer North America LP

    41,0

     

     

     

     

    41,0

    Vinmar Overseas Limited

    41,1

     

     

     

     

    41,1

    World Energy Alternatives LLC

    37,6

     

     

     

     

    37,6

    (159)

    Ingevolge artikel 15, lid 3, van de basisverordening is de subsidiemarge voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen de gewogen gemiddelde subsidiemarge voor de in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen, d.w.z. 36,0 %.

    (160)

    Wat alle andere exporteurs in de VS betreft, stelde de Commissie eerst de mate van medewerking vast. Er werd een vergelijking gemaakt tussen de totale uitgevoerde hoeveelheden, als aangegeven in de antwoorden van de medewerkende producenten/exporteurs op de vragenlijst, en de totale invoer uit de VS, zoals afgeleid uit de uitvoerstatistieken van de VS. Zo werd de mate van medewerking vastgesteld op 81 %. Op grond daarvan werd de mate van medewerking als hoog aangemerkt. Daarom werd het passend geacht de subsidiemarge voor niet-medewerkende producenten/exporteurs vast te stellen op het niveau van de hoogste subsidiemarge voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten/exporteurs, teneinde de doeltreffendheid van de maatregelen te waarborgen.

    4.   BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    4.1.   Communautaire productie en situatie

    (161)

    Om de totale communautaire productie en de steun voor het onderzoek vast te stellen, werd gebruik gemaakt van alle beschikbare informatie, waaronder de informatie in de klacht en de gegevens die voor en na de opening van het onderzoek bij de communautaire producenten zijn verkregen.

    (162)

    Op grond van deze informatie werd vastgesteld dat de totale communautaire productie in het OT ongeveer 5 400 duizend ton bedroeg. Drie tot dezelfde groep behorende ondernemingen bleken banden te hebben met producenten/exporteurs in de VS, terwijl de groep zelf ook grote hoeveelheden van het betrokken product van met hem verbonden exporteurs in de VS invoerde. Deze ondernemingen werden daarom van het begrip communautaire productie in de zin van artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 8, van de basisverordening uitgesloten. Bijgevolg lag het productievolume op basis waarvan de situatie werd vastgesteld, tussen 4 200 en 4 600 duizend ton.

    (163)

    Vastgesteld werd dat de ondernemingen die de klacht steunden en bereid waren aan het onderzoek mee te werken, in het OT meer dan 60 % van de in overweging 162 vermelde communautaire productie van biodiesel vertegenwoordigden. De in overweging 165 bedoelde onderneming die geen medewerking aan het onderzoek verleende, werd niet geacht de klacht te ondersteunen. De Commissie was van oordeel dat de klacht en het onderzoek door een groot deel van de communautaire productie in de zin van artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 8, van de basisverordening werden gesteund.

    4.2.   Steekproeven

    (164)

    Wegens het grote aantal communautaire producenten werd besloten voor de vaststelling van aanmerkelijke schade een steekproef te selecteren. Alle potentiële producenten van het soortgelijke product in de Gemeenschap kregen een steekproefformulier toegestuurd. In eerste instantie werd goede informatie verstrekt door meer dan 40 ondernemingen, die er ook mee instemden mee te werken bij de procedure. De drie in overweging 162 bedoelde ondernemingen werden om de aldaar genoemde redenen niet bij de steekproef betrokken.

    (165)

    Van de resterende ondernemingen werden er op grond van het grootste representatieve productie- en afzetvolume in de Gemeenschap elf voor de steekproef geselecteerd, zoals in overweging 11 al is gezegd. Eén van de oorspronkelijk voor de steekproef in aanmerking genomen producenten moest worden uitgesloten omdat deze niet meewerkte aan het onderzoek. De overige tien werden representatief voor de gehele communautaire productie geacht.

    (166)

    Wanneer er hierna sprake is van „bedrijfstak van de Gemeenschap” of „de in de steekproef opgenomen communautaire producenten”, heeft dat betrekking op deze tien in de steekproef opgenomen producenten.

    5.   SCHADE

    (167)

    Zoals in overweging 17 al is gezegd, bestreek het onderzoek naar de ontwikkelingen die voor de beoordeling van de schade relevant zijn, de periode van januari 2004 tot het eind van het OT. Uit het onderzoek bleek evenwel dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2004 praktisch nog in de kinderschoenen stond. Daarom werd het zinvoller geacht bij de analyse uit te gaan van de ontwikkelingen in het tijdvak van 2005 tot het eind van het OT („de analyseperiode”). Toch is de voor 2004 verzamelde informatie in onderstaande tabellen ook weergegeven.

    5.1.   Verbruik in de Gemeenschap

    Tabel 1

    Verbruik in de Gemeenschap

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Hoeveelheid (ton)

    1 936 034

    3 204 504

    4 968 838

    6 644 042

    6 608 659

    Index (2005=100)

    60

    100

    155

    207

    206

    (168)

    Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de omvang van de totale communautaire productie van alle communautaire producenten op de communautaire markt, zoals vastgesteld in overweging 162, minus hun uitvoer plus de invoer uit het bij dit onderzoek betrokken land en uit andere derde landen.

    (169)

    Voor de invoer uit de VS werden de volgende bronnen geraadpleegd:

    de Eurostatgegevens voor de verschillende GN-codes waaronder het product wordt ingedeeld;

    de uitvoerstatistiek van de VS;

    andere door de belanghebbenden verstrekte statistische informatie van vertrouwelijke aard over de invoer.

    (170)

    Toen deze informatie werd geanalyseerd, bleek dat de Eurostatgegevens voor een beoordeling van het verbruik onbruikbaar waren, omdat er tot eind 2007 geen afzonderlijke GN-code bestond voor de douaneclassificatie van de verschillende soorten van het betrokken product. De invoer van het betrokken product werd geclassificeerd onder een aantal codes, die ook invoergegevens voor andere producten omvatten. Daarom werd het zinvoller geacht de Amerikaanse uitvoerstatistieken voor de vaststelling van betrouwbare invoer- en verbruiksgegevens en voor de ontwikkeling van de invoer te gebruiken. Voor zover deze bron werd gebruikt, werd rekening gehouden met de tijd die nodig is voor het vervoer van de goederen van de VS naar de Gemeenschap; om dit tijdsverschil tussen verzending en aankomst in aanmerking te nemen, werden de uitvoerstatistieken met één maand gecorrigeerd.

    (171)

    Wat de invoer uit andere landen en de uitvoer van de communautaire producenten betreft, werd wegens het beperkte nut van de Eurostatgegevens, zoals hierboven beschreven, vertrouwd op de juistheid van de in de klacht vermelde gegevens.

    (172)

    Op grond hiervan werd vastgesteld dat het verbruik van biodiesel in de Gemeenschap tussen 2005 en 2007 met 107 % toenam, en vervolgens in het OT met 1 procentpunt licht daalde. Over het geheel genomen verdubbelde het verbruik in de analyseperiode ruimschoots.

    (173)

    De toename van de vraag was vooral te danken aan stimulansen van de lidstaten om het verbruik van biobrandstoffen te bevorderen na de goedkeuring van Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (16) en van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (17).

    5.2.   Omvang van de invoer uit het betrokken land en marktaandeel

    Tabel 2

    Invoer uit de VS

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Hoeveelheid (ton)

    2 634

    11 504

    50 838

    730 922

    1 137 152

    Index (2005=100)

    23

    100

    442

    6 354

    9 885

    Marktaandeel

    0,1 %

    0,4 %

    1,0 %

    11,0 %

    17,2 %

    Index (2005=100)

    25

    100

    250

    2 750

    4 300

    Bron: Uitvoerstatistiek van de VS.

    (174)

    De omvang van de invoer uit de VS nam aanzienlijk toe, van ongeveer 11 500 ton in 2005 tot ruim 1 137 000 ton in het OT.

    (175)

    Tijdens de analyseperiode, nam de invoer met subsidiëring uit de VS voortdurend toe, zodat het marktaandeel van Amerikaanse biodiesel op de communautaire markt steeg van 0,4 % in 2005 tot 17,2 % in het OT. De invoer met subsidiëring is dan ook sterk toegenomen, zowel in absolute cijfers als wat het aandeel in het verbruik in de Gemeenschap in die periode betreft.

    (176)

    Splash and dash” is een in de biodieselbranche gebruikte term om een praktijk te beschrijven waarbij biodiesel die van buitenlandse oorsprong zou zijn, naar de Gemeenschap wordt vervoerd via de VS, waar amper een druppel (0,01 % van het uiteindelijke mengsel) conventionele diesel aan de biodiesel wordt toegevoegd zodat de menger in de VS subsidie kan krijgen.

    (177)

    De Amerikaanse partijen voerden aan dat de plotselinge sterke stijging van de invoer uit de VS op de communautaire markt te wijten is aan deze splash and dash-praktijken, die 40 % van de invoer uit de VS in het OT zou betreffen. Verder betoogden zij dat de hoeveelheden splash and dash-biodiesel bij het onderzoek van de schade buiten beschouwing moeten worden gelaten en als invoer uit derde landen moeten worden beschouwd, omdat het onderzoek immers was geopend tegen de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS.

    (178)

    Anderzijds voerde de klager aan dat de invoer van splash and dash-biodiesel, mocht daarvan al sprake zijn, ten hoogste 10 % van het volume van de Amerikaanse uitvoer zou uitmaken, en derhalve onbeduidend is en niet van invloed op de bevinding dat grote hoeveelheden met subsidiëring uit de VS in de Gemeenschap werden ingevoerd, met name in het OT.

    (179)

    Het onderzoek heeft aangetoond dat aan de hand van de uitvoerstatistiek van de VS geen onderscheid kan worden gemaakt tussen biodiesel die via de splash and dash-procedure wordt uitgevoerd en de andere in het hoofdstuk „Uitvoer” opgetekende biodieseluitvoer. In dezelfde statistiek werden nauwelijks hoeveelheden aangetroffen die onder het hoofdstuk „Wederuitvoer” waren aangegeven. De Amerikaanse autoriteiten verklaarden ook dat alle in het hoofdstuk „Uitvoer” opgenomen hoeveelheden als van oorsprong uit de VS worden aangemerkt.

    (180)

    Bovendien verklaarden de meeste onderzochte Amerikaanse ondernemingen dat het niet mogelijk is de hoeveelheden die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd of op de binnenlandse markt worden verkocht, te onderscheiden in hoeveelheden die in de VS zijn geproduceerd of uit de VS afkomstig zijn en hoeveelheden die via de splash and dash-procedure worden uitgevoerd.

    (181)

    Verder werd bij de onderzochte ondernemingen in de VS vastgesteld dat alle uitvoer van biodiesel, zowel bij de uitvoer door de exporteur in de VS als bij de invoer door de verbonden importeurs in de Gemeenschap, als biodiesel van oorsprong uit de VS werd aangegeven.

    (182)

    Op basis hiervan en, meer in het bijzonder, rekening houdend met het feit dat splash and dash-uitvoer, zo die al voorkwam, als van oorsprong uit de VS werd aangegeven en door de Amerikaanse autoriteiten ook als zodanig werd behandeld, werd geconcludeerd dat er geen reden was deze uitvoer als niet uit de VS ingevoerde biodiesel te beschouwen.

    5.3.   Prijzen van de invoer met subsidiëring en prijsonderbieding

    5.3.1.   Verkoopprijs per eenheid

    Tabel 3

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Prijs (EUR/ton)

    463

    575

    600

    596

    616

    Index 2005=100

    81

    100

    104

    104

    107

    Bron: Uitvoerstatistiek van de VS en antwoorden van de in de steekproef opgenomen Amerikaanse exporteurs op de vragenlijst.

    (183)

    De uitvoerstatistiek van de VS werd ook gebruikt om de prijsontwikkeling van de invoer met subsidiëring van oorsprong uit de VS vast te stellen, vooral voor 2007 en het OT. Om het prijspeil aan de grens van de Gemeenschap te verkrijgen, werden de gemiddelde uitvoerprijzen gecorrigeerd voor vracht- en verzekeringskosten. Opgemerkt moet worden dat de uitvoerstatistiek van de VS voor het begin van de analyseperiode, d.w.z. 2005 en 2006, en ook voor 2004, niet volledig betrouwbaar is wat de waarde van de verkochte goederen betreft: de berekende gemiddelde uitvoerprijzen bleken namelijk buitensporig hoog te zijn in verhouding tot de door de medewerkende producenten/exporteurs gemelde prijzen. De gemiddelde uitvoerprijzen voor die jaren werden daarom gebaseerd op de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de VS op de vragenlijst.

    (184)

    De gemiddelde prijzen voor de invoer uit de VS fluctueerden gedurende de beoordelingsperiode; over het geheel genomen stegen de invoerprijzen tussen 2005 en het eind van het OT met 7 %.

    5.3.2.   Prijsonderbieding

    (185)

    Voor de beoordeling van de prijsonderbieding werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen af fabriek die de in de steekproef opgenomen communautaire producenten aan niet-verbonden afnemers op de communautaire markt in rekening brachten, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde cif-prijzen van de invoer uit de VS die de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de VS factureerden. In voorkomend geval werd een correctie voor douanerechten, kosten na de invoer en voor verschillen in grondstoffen voor de biodiesel (zie volgende overweging) gemaakt.

    (186)

    Bij het onderzoek werden verschillende soorten van het betrokken product vastgesteld, hoofdzakelijk gebaseerd op de in het productieproces gebruikte grondstoffen. Terwijl in de Gemeenschap de voornaamste grondstof raapzaad is, gebruiken de producenten in de VS andere grondstoffen, zoals sojabonen, canola, palmolie enz. Omdat dit uitgangsmateriaal de belangrijkste grondstof voor de productie van het betrokken product is, moest hiervoor een correctie worden gemaakt. Deze correctie werd zo berekend dat zij overeenkomt met de marktwaarde van het verschil tussen de desbetreffende soorten van het betrokken product en biodiesel van raapzaad. Aldus werden zowel de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap als de gewogen gemiddelde prijs van de betrokken invoer vergeleken op basis van hetzelfde uitgangsmateriaal, namelijk raapzaad.

    (187)

    Het aldus berekende verschil tussen de Amerikaanse en de Gemeenschapsprijzen, uitgedrukt in procenten van de gewogen gemiddelde prijs (af fabriek) van de bedrijfstak van de Gemeenschap, d.w.z. de prijsonderbiedingsmarge, bedraagt 18,9 % tot 33,0 %.

    5.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (188)

    In overeenstemming met artikel 8, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met subsidiëring voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een evaluatie van alle economische indicatoren die voor de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de analyseperiode werden vastgesteld.

    5.4.1.   Productiecapaciteit, productie en bezettingsgraad

    Tabel 4

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Productiecapaciteit

    (ton)

    529 000

    920 000

    1 306 572

    2 189 910

    2 520 508

    Index 2005=100

    58

    100

    142

    238

    274

    Productie

    (ton)

    475 710

    813 657

    1 214 054

    1 832 649

    2 016 573

    Index 2005=100

    58

    100

    149

    225

    248

    Bezettingsgraad

    90 %

    88 %

    93 %

    84 %

    80 %

    Index 2005=100

    102

    100

    106

    95

    91

    Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

    (189)

    Naarmate het verbruik toenam, nam ook de productiecapaciteit van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten nam gedurende de analyseperiode toe. Zij steeg tussen 2005 en 2006 met 42 %, in 2007 met 68 % en tussen 2007 en het eind van het OT met nog eens 15 %. De totale toename in de analyseperiode bedroeg 174 %. Zij was het resultaat van nieuwe investeringen om in te spelen op de verwachte grotere vraag.

    (190)

    De toename van de productiecapaciteit bij de bedrijfstak van de Gemeenschap moet worden gezien tegen de achtergrond van de in Richtlijn 2003/30/EG neergelegde doelstelling om het verbruik van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen in de Gemeenschap tot 5,75 % te laten stijgen, berekend op basis van de energie-inhoud van de totale hoeveelheid benzine en dieselolie die op 31 december 2010 voor vervoersdoeleinden op de communautaire markt wordt aangeboden. Bovendien verleende de Europese Raad in maart 2007 zijn steun aan een bindende minimumdoelstelling voor alle lidstaten om het aandeel van biobrandstoffen in het totale benzine- en dieselverbruik in de Gemeenschap uiterlijk in 2020 tot 10 % te laten stijgen (18). Dit betekent dat het verbruik van biobrandstoffen in de Gemeenschap tot 2020 met ongeveer 33 miljoen ton olie-equivalenten moet toenemen. De productiecapaciteit in de gehele Gemeenschap werd in 2006 geschat op slechts 6 miljoen ton. Het is dan ook begrijpelijk dat de communautaire producenten vooruitlopend op de groeiende vraag in extra capaciteit gingen investeren.

    (191)

    De productie van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Gemeenschap nam in de analyseperiode ook voortdurend toe met in totaal 148 %.

    (192)

    Omdat de groei van het productievolume enigszins achterbleef bij de toename van de productiecapaciteit, daalde de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de analyseperiode met 9 %.

    5.4.2.   Verkoopvolume, marktaandeel en gemiddelde eenheidsprijzen in de Gemeenschap

    Tabel 5

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Omvang van de verkoop

    (ton)

    476 552

    810 168

    1 194 594

    1 792 502

    1 972 184

    Index 2005=100

    59

    100

    147

    221

    243

    Marktaandeel

    24,6 %

    25,3 %

    24,0 %

    27,0 %

    29,8 %

    Index 2005=100

    97

    100

    95

    107

    118

    Gemiddelde prijs

    (EUR/ton)

    655

    759

    900

    892

    933

    Index 2005=100

    86

    100

    119

    118

    123

    Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

    (193)

    Naarmate er meer werd verbruikt, nam ook de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt toe, over de gehele analyseperiode gezien met 143 %. In dezelfde periode verhoogde de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn marktaandeel met 4,5 procentpunten.

    (194)

    De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt stegen tijdens de analyseperiode met 23 %. De prijsverhoging was terecht gezien de hogere kosten voor grondstoffen en andere inputs.

    5.4.3.   Groei

    (195)

    De groei van de bedrijfstak van de Gemeenschap komt tot uiting in de volume-indicatoren, zoals voor de productie, de verkoop en vooral het marktaandeel. Ondanks de spectaculaire toename van het verbruik op de communautaire markt tijdens de analyseperiode was de groei van het marktaandeel van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten vrij bescheiden. Dit geldt vooral voor de periode tussen 2006 en het eind van het OT, toen hun marktaandeel met slechts 5,8 procentpunten toenam. In hetzelfde tijdvak nam het marktaandeel van de invoer met subsidiëring met maar liefst 16 procentpunten toe. Dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet ten volle van de ruimere markt kon profiteren, had een in het algemeen negatieve invloed op zijn economische situatie. Diverse schade-indicatoren, zoals productie, bezettingsgraad, productiviteit, verkoop, investeringsbeleid en rendement van investeringen, hadden ernstig te lijden.

    5.4.4.   Voorraad

    Tabel 6

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Voorraden

    (ton)

    11 195

    14 663

    34 123

    55 410

    58 566

    Index (2005=100)

    76

    100

    233

    378

    399

    Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

    (196)

    In de analyseperiode groeiden de biodieselvoorraden met ongeveer 200 %. De voorraden namen gedurende de gehele analyseperiode in sterkere mate toe dan de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Omdat biodiesel niet langer dan zes maanden kan worden opgeslagen (gemiddeld duurt de opslag ongeveer drie maanden), hebben de voorraadgegevens slechts een geringe waarde voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    5.4.5.   Winstgevendheid, investeringen, rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

    Tabel 7

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Winstgevendheid

    9,3 %

    18,3 %

    18,0 %

    5,7 %

    5,7 %

    Index (2005=100)

    51

    100

    98

    31

    31

    Investeringen (1 000 EUR)

    19 497

    70 885

    237 115

    140 014

    131 358

    Index (2005=100)

    28

    100

    335

    198

    185

    Rendement van investeringen

    92 %

    114 %

    108 %

    23 %

    23 %

    Index (2005=100)

    80

    100

    95

    20

    20

    Kasstroom (1 000 EUR)

    24 113

    131 211

    213 560

    167 042

    180 602

    Index (2005=100)

    18

    100

    163

    127

    138

    Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

    (197)

    De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product op de communautaire markt uit te drukken als percentage van de omzet. Tijdens de analyseperiode daalde de winstgevendheid van die producenten van 18,3 % in 2005 tot 5,7 % tijdens het OT. Over de gehele analyseperiode komt dit neer op een daling met 12,6 procentpunten.

    (198)

    De investeringen van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten in de biodieselproductie namen tussen 2005 en 2006 met 235 % toe. Deze stijging hield verband met de uitbreiding van de productiecapaciteit met het oog op de verwachte toename van de vraag in de Gemeenschap. Overigens verstrijkt er minstens twee jaar tussen de planning van een biodieselfabriek en het moment waarop deze volledig operationeel is. Dezelfde producenten investeerden ook nog in 2007 en in het OT, maar op veel kleinere schaal. Deze periode valt samen met de sterk toegenomen invoer met subsidiëring op de communautaire markt.

    (199)

    Het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten, d.w.z. hun resultaat vóór belastingen uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de bij de productie van biodiesel gebruikte activa aan het begin en het eind van het boekjaar, volgde de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid. De werkelijke daling was met 91 procentpunten tijdens de analyseperiode echter nog dramatischer. De verslechtering van het rendement van de investeringen wordt gezien als een duidelijke aanwijzing voor de verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (200)

    De ontwikkeling van de kasstroom, d.w.z. het vermogen van de bedrijfstak zijn activiteiten zelf te financieren, is in de analyseperiode met 38 % toegenomen. Ondanks de dalende winstgevendheid in die periode, vertoont deze indicator toch een positieve ontwikkeling wegens de hogere afschrijvingskosten, die bij de vaststelling van de kasstroom in aanmerking worden genomen. Een andere reden was dat de winstdaling in absolute cijfers in de beoordelingsperiode minder uitgesproken was dan de omzetdaling. Tussen 2006 en het eind van het OT is de kasstroom evenwel met 15 % afgenomen, wat wijst op een inzinking in het laatste gedeelte van de analyseperiode, toen de invoer met subsidiëring op de communautaire markt toenam.

    5.4.6.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

    Tabel 8

     

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Werkgelegenheid — voltijdequivalenten (VTE)

    61

    182

    278

    462

    506

    Index (2005=100)

    34

    100

    153

    254

    278

    Productiviteit

    (ton/VTE)

    7 798

    4 470

    4 367

    3 967

    3 985

    Index (2005=100)

    174

    100

    98

    89

    89

    Lonen EUR/VTE

    62 374

    59 395

    54 290

    55 433

    55 555

    Index (2005=100)

    105

    100

    91

    93

    94

    Bron: Antwoorden van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

    (201)

    De toename van de productie en de verkoop leidde ertoe dat de werkgelegenheid bij de bedrijfstak van de Gemeenschap in de analyseperiode met 178 % steeg. Overigens is de biodieselindustrie een kapitaalintensieve bedrijfstak waarvoor niet veel arbeidskrachten nodig zijn.

    (202)

    De gemiddelde lonen daalden in de analyseperiode met 6 %. De extra arbeidskrachten die de bedrijfstak van de Gemeenschap tegen het eind van de analyseperiode voor de uitbreiding van de productie aanwierf, hadden minder kwalificaties nodig.

    (203)

    De productiviteit daalde tussen 2005 en het eind van het OT met 11 %.

    5.4.7.   Omvang van de werkelijke subsidiemarge en herstel van eerdere subsidiëring

    (204)

    De subsidiemarges voor de producenten/exporteurs in de VS zijn hierboven in het gedeelte over subsidiëring aangegeven en zijn duidelijk meer dan minimaal. Bovendien kan het effect van de werkelijke subsidiemarge, gezien de omvang van de invoer met subsidiëring en de prijzen van de ingevoerde producten, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

    5.4.8.   Niet in de steekproef opgenomen communautaire producenten

    (205)

    De analyse van de gegevens over de communautaire markt duidde erop dat de communautaire producenten die niet in de steekproef waren opgenomen en de in overweging 162 bedoelde producenten in de analyseperiode flink marktaandeel hebben verloren op de verkoop van de door hen zelf geproduceerde biodiesel op de communautaire markt. Voor de analyseperiode wordt dit verlies geschat op meer dan 20 procentpunten.

    (206)

    Uit de door de klager verstrekte informatie bleek dat veel van deze ondernemingen hun biodieselactiviteiten hadden beëindigd of verminderd en niet in staat waren op passende wijze aan dit onderzoek mee te werken.

    (207)

    Bovendien wezen enkele ondernemingen er in hun antwoord op de vragenlijst voor de samenstelling van de steekproef op dat zij hun productie en hun personeelsbestand moesten inkrimpen wegens de goedkope invoer uit de VS. Soortgelijk commentaar werd ook geleverd door andere producenten, die hun productie zouden kunnen opstarten, maar die nog niet op de markt komen wegens de grote omvang van de laaggeprijsde invoer uit de VS, met name in het OT.

    (208)

    Deze gegevens over niet in de steekproef opgenomen producenten versterken de conclusies ten aanzien van door de wel in de steekproef opgenomen communautaire producenten geleden schade.

    5.5.   Conclusie inzake schade

    (209)

    Uit het onderzoek bleek dat de situatie van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten dankzij de toegenomen vraag tijdens de analyseperiode verbeterde wat volume-indicatoren als productie (+ 150 %), productiecapaciteit (+ 174 %) en omvang van de verkoop (+ 143 %) betreft. Ook het marktaandeel van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten verbeterde van 25,3 % in 2005 tot 29,8 % in het OT, maar met slechts 4,5 procentpunten. Verder namen de werkgelegenheid en de investeringen dankzij de toegenomen vraag naar biodiesel op de communautaire markt gedurende die periode toe. Maar omdat het productievolume geen gelijke tred hield met de marktgroei, nam de bezettingsgraad tijdens de analyseperiode af met 9 % en de productiviteit met 11 %.

    (210)

    De belangrijkste indicatoren voor de financiële situatie van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten verslechterden in de analyseperiode. De winstgevendheid nam af van ongeveer 18 % in 2005 en 2006 tot minder dan 6 % in het OT. Ondanks hun vermogen hun activiteiten zelf te financieren, met name wegens de grotere kasstroom, zakte het rendement van de investeringen in het OT met maar liefst 80 % in.

    (211)

    Verder bleek uit het onderzoek dat de in de steekproef opgenomen communautaire producenten tussen 2005 en 2007 en tussen 2005 en het eind van het OT te maken kregen met een sterke stijging van hun kosten (resp. + 36 % en + 42 %); dit was het gevolg van de stijgende prijzen van hun grondstoffen (vooral raapzaad en sojabonenolie), die bijna 80 % van de totale kosten van biodiesel uitmaken. Deze kostenstijgingen konden niet volledig aan de klanten op de communautaire markt worden doorberekend.

    (212)

    Gezien het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel aanmerkelijke schade in de zin van artikel 8, lid 5, van de basisverordening heeft geleden.

    6.   OORZAKELIJK VERBAND

    6.1.   Inleiding

    (213)

    Overeenkomstig artikel 8, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met subsidiëring van oorsprong uit de VS zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met subsidiëring waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met subsidiëring wordt toegeschreven.

    6.2.   Gevolgen van de invoer met subsidiëring

    (214)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de omvang van de laaggeprijsde invoer met subsidiëring uit de VS in de analyseperiode met een factor honderd is toegenomen. Hierdoor steeg het marktaandeel van deze invoer met subsidiëring met 16,8 procentpunten, van 0,4 % in 2005 tot 17,2 % in het OT. Hoe groot het effect van de sterk toegenomen invoer met subsidiëring uit de VS op de Gemeenschap wel is, blijkt ook uit het feit dat de toename van het marktaandeel met 16,8 procentpunten binnen een periode van slechts 15 maanden plaatsvond.

    (215)

    Ondanks het sterk toegenomen verbruik kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn marktaandeel op zijn thuismarkt in de analyseperiode met slechts ongeveer 4,5 procentpunten uitbreiden. Uit het onderzoek bleek dat dit uitsluitend ten koste ging van andere communautaire producenten die hun productie in de analyseperiode beëindigden of inkrompen.

    (216)

    De gemiddelde prijzen van de invoer met subsidiëring stegen tussen 2005 en het eind van het OT met 7 %, maar lagen beduidend onder die van de bedrijfstak van de Gemeenschap in hetzelfde tijdvak. Er was dus sprake van een aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap; de prijsonderbiedingsmarge bedroeg in het OT gemiddeld 25 %.

    (217)

    Door de druk van het grote aanbod van laaggeprijsde invoer met subsidiëring op de communautaire markt kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkoopprijzen niet afstemmen op de marktomstandigheden en de gestegen kosten. De gemiddelde prijzen voor de door de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de biodieselproductie gebruikte grondstoffen waren in het OT namelijk 25 % hoger dan in 2006. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon de prijs voor zijn afnemers met slechts 4 % verhogen, terwijl zijn kosten in dezelfde periode met in totaal 20 % stegen. Overigens werd de belangrijkste grondstof van de Amerikaanse producenten, sojabonenolie, in dezelfde periode ook veel duurder. Zoals in overweging 211 al is gezegd, kwam deze kostenstijging niet tot uiting in de prijzen van de invoer met subsidiëring.

    (218)

    Om het oorzakelijke verband tussen de sterke stijging van de invoer met subsidiëring uit de VS en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade verder te verduidelijken, werd de situatie op de communautaire markt in de periode 2005-2006, toen er nog geen sprake was van invoer met subsidiëring, vergeleken met de situatie tussen 2006 en het eind van het OT, toen de laaggeprijsde invoer met subsidiëring binnenstroomde.

    (219)

    In de periode van 2005 tot 2006, toen er nog geen sprake was van invoer met subsidiëring op de communautaire markt, nam het verbruik met ongeveer 1,8 miljoen ton toe. Alle producenten in de Gemeenschap konden hun bedrijfsplannen opstellen met het vooruitzicht van een snel groeiende, gezonde markt. In die periode stegen de prijzen met 19 % en behaalde de bedrijfstak van de Gemeenschap winsten van maar liefst 18,3 %. In 2007 en in het OT verslechterde de situatie drastisch. Laaggeprijsde invoer met subsidiëring uit de VS drong binnen op de markt. Hoewel deze nog met 1,6 miljoen ton verruimde, werd meer dan 1 miljoen ton opgeslokt door de invoer met subsidiëring uit de VS. De bedrijfstak van de Gemeenschap breidde zijn marktaandeel slechts in bescheiden mate uit, terwijl de belangrijkste kosten voor de productie van biodiesel met ongeveer 25 % toenamen en de gemiddelde verkoopprijzen in dezelfde periode met slechts ongeveer 4 % stegen. Zijn algemene economische en financiële situatie is in het OT dan ook verslechterd omdat de winst aanzienlijk afnam, tot minder dan 6 % van de omzet.

    (220)

    Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de laaggeprijsde invoer met subsidiëring uit de VS, waarmee de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT in aanzienlijke mate werden onderboden en die ook qua omvang sterk toenam, een beslissende rol speelde bij de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade, wat in het bijzonder blijkt uit de verslechtering van zijn financiële situatie in het OT.

    6.3.   Gevolgen van andere factoren

    6.3.1.   Invoer uit andere derde landen

    Tabel 9

    Andere derde landen

    2004

    2005

    2006

    2007

    OT

    Totale invoer

    (ton)

    0

    30 000

    55 000

    144 596

    147 812

    Index

    0

    100

    183

    482

    493

    Marktaandeel

    0 %

    0,9 %

    1,1 %

    2,2 %

    2,2 %

    Index 2005=100

    0

    100

    122

    244

    244

    Bron: Door de klager verstrekte informatie.

    (221)

    De omvang van de invoer uit derde landen kon om de in overweging 171 genoemde redenen niet nauwkeurig worden vastgesteld. Daarom zijn de gegevens in bovenstaande tabel gebaseerd op schattingen van de klager.

    (222)

    De invoer uit derde landen die niet bij dit onderzoek zijn betrokken, nam toe van ongeveer 30 000 ton in 2005 tot 147 812 ton tijdens het OT. Hierdoor nam het marktaandeel in die periode met 1,3 procentpunten toe. De voorlopige conclusie luidt derhalve dat de invoer uit andere derde landen slechts een bescheiden bijdrage aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade kan hebben geleverd.

    6.3.2.   Ontwikkeling van de vraag

    (223)

    Omdat de vraag in de beoordelingsperiode en de analyseperiode aanzienlijk toenam, kan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT geleden aanmerkelijke schade niet worden toegerekend aan de te verwaarlozen krimp van de vraag (– 0,5 %) op de communautaire markt tussen 2007 en het eind van het OT.

    6.3.3.   Beleidsbeslissingen van de overheid

    (224)

    Eén belanghebbende voerde aan dat de wederinvoering van energiebelastingen voor biodiesel in Duitsland (19) een negatieve invloed zou hebben gehad op de economische situatie van de communautaire producenten die aan die lidstaat leveren.

    (225)

    Uit het onderzoek bleek dat in Duitsland gebruikte zuivere biobrandstoffen sinds 1999 een belastingvoordeel hadden genoten en dat dit voordeel per 1 augustus 2006 was verminderd. Op 1 januari 2007 werd evenwel een wet van kracht (20) waarbij bijmenging van 4,4 % biodiesel aan op de Duitse markt gebrachte benzine en diesel voor vervoersdoeleinden, berekend over de energie-inhoud daarvan, verplicht wordt gesteld. Ondernemingen die dit percentage niet halen, moeten een boete van 0,60 euro betalen per liter biodiesel die zij tekortschieten. Dit bijmengvereiste lijkt de beweerde verkoopverliezen door het wegvallen van de stimulansen grotendeels te hebben gecompenseerd. Uit het onderzoek is dan ook gebleken dat het verkoopvolume van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten die aan de Duitse markt leveren, tussen 2006 en het eind van het OT met 68 % is gestegen.

    (226)

    Op grond hiervan wordt ervan uitgegaan dat de door overheden in de Gemeenschap genomen besluiten het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade niet kunnen verbreken.

    6.3.4.   Niet-gebruikte productiecapaciteit van de communautaire producenten

    (227)

    Eén belanghebbende voerde aan dat veel ondernemingen in de Gemeenschap op grond van overheidsmaatregelen ter bevordering van de productie van biodiesel besloten te investeren in een uitbreiding van bestaande productiecapaciteiten en in nieuwe fabrieken. Volgens die belanghebbende bedroeg de productiecapaciteit voor biodiesel in de Gemeenschap in het OT maar liefst 11,5 miljoen ton. Verder beweerde hij dat een groot deel van de productiecapaciteit niet werd gebruikt omdat het verbruik achterbleef bij de verwachtingen, en dat dit deel ook zonder de invoer uit de VS niet zou worden gebruikt. Dit leidde ertoe dat de vaste kosten een negatieve invloed op de winstgevendheid, op het rendement van de investeringen en op de kasstroom van de communautaire producenten hadden.

    (228)

    Opgemerkt zij in dit verband dat het onderzoek op de situatie van de communautaire producenten gericht was. Weliswaar nam de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap (+ 189 %) sterker toe dan de vraag (+ 106 %), maar daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de belangrijkste kostenfactoren voor de biodieselproductie de variabele kosten zijn. Zoals in overweging 211 al is gezegd, maken de grondstoffen voor de productie van biodiesel 80 % van de totale kosten uit. Uit een nader onderzoek van het argument bleek dat het aandeel van de vaste kosten voor de productie en verkoop van biodiesel slechts 6 % van de totale kosten uitmaken. Dat de vaste kosten als gevolg van niet-gebruikte capaciteit zouden zijn toegenomen, kan niet verklaren dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT aanzienlijk verslechterd is.

    (229)

    Bovendien moet worden opgemerkt dat, zoals in tabel 4 al is aangegeven, de bezettingsgraad voor de in de steekproef opgenomen communautaire producenten in het OT 80 % bedroeg. Dat er een overcapaciteit in de Gemeenschap zou zijn, werd in het geval van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten dus niet aangetoond.

    (230)

    Op basis van het bovenstaande wordt ervan uitgegaan dat een mogelijke negatieve invloed van niet-gebruikte productiecapaciteit op de bedrijfstak van de Gemeenschap niet van dien aard was dat deze het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade heeft verbroken.

    6.3.5.   Grotere vraag naar grondstoffen en hogere prijzen

    (231)

    Eén belanghebbende voerde aan dat de grotere vraag naar raapzaad en raapzaadolie tot hogere grondstofprijzen in de Gemeenschap leidde. Het feit dat communautaire producenten vooral raapzaadolie als grondstof gebruiken, zou verklaren waarom zij meer geleden hebben dan andere producenten, die voor hun biodieselproductie andere plantaardige oliën gebruiken, zoals sojabonenolie of palmolie.

    (232)

    Ten eerste zij opgemerkt dat uit het onderzoek is gebleken dat de in de steekproef opgenomen communautaire producenten niet uitsluitend raapzaadolie voor de productie van hun biodiesel gebruikten, maar ook andere plantaardige oliën (sojabonen-, palm- en zonnebloemolie) en af en toe ook dierlijk vet.

    (233)

    Verder wordt in overweging 211 inderdaad erkend dat de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de analyseperiode te kampen had met aanzienlijk hogere grondstofprijzen. Deze ontwikkeling moet evenwel worden gezien tegen de achtergrond van een algemene, wereldwijde prijsstijging voor landbouwproducten; overigens was de prijsstijging voor sojabonenolie (de belangrijkste grondstof voor de producenten in het betrokken land) in dezelfde periode groter. Alle soorten biodiesel hadden dus te maken met hogere grondstofprijzen.

    (234)

    In een markt met doeltreffende concurrentie mag worden verwacht dat producenten kostenstijgingen kunnen compenseren en aan de markt kunnen doorberekenen. Uit het onderzoek bleek evenwel dat het grote aanbod van laaggeprijsde invoer met subsidiëring op de communautaire markt de producenten in de Gemeenschap belette hun verkoopprijzen op de marktomstandigheden en de gestegen kosten af te stemmen. Zoals gezegd, stegen ook de prijzen van sojabonenolie, de belangrijkste door de Amerikaanse producenten gebruikte grondstof, in de analyseperiode aanzienlijk. Deze kostenstijgingen in de VS komen evenwel niet tot uiting in de prijzen van de met subsidiëring in de Gemeenschap ingevoerde producten.

    (235)

    Tegen deze achtergrond kan de stijging van de grondstofprijs het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade niet verbreken.

    6.3.6.   Prijsontwikkeling van minerale diesel

    (236)

    Eén belanghebbende voerde aan dat er een sterke correlatie bestaat tussen de prijzen van minerale diesel en die van biodiesel, en dat daardoor de stijging van de biodieselprijzen, die met name in Duitsland groter was dan de stijging van de prijzen van minerale diesel, zou hebben geleid tot een verkoopdaling voor de producenten die aan die lidstaat leveren.

    (237)

    Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de belanghebbende geen informatie verschafte om zijn argument te staven. Bovendien bleek uit het onderzoek dat, anders dan door de belanghebbende wordt gesuggereerd, de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de analyseperiode hogere verkopen en een groter marktaandeel boekte. Omdat het bij de prijzen voor ruwe olie om wereldmarktprijzen gaat, zouden de verkopen van het betrokken product bovendien op dezelfde wijze zijn beïnvloed als de verkopen van in de Gemeenschap geproduceerde biodiesel.

    (238)

    Op grond hiervan moest het argument worden afgewezen.

    6.3.7.   Belang van de plaats van vestiging van de biodieselfabrieken in de Gemeenschap

    (239)

    Eén belanghebbende voerde aan dat de plaats van vestiging van een biodieselproducent vanuit concurrentieoogpunt van groot belang is en hij gebruikt Duitsland als voorbeeld om aan te tonen dat biodieselproducenten die niet aan zee gevestigd zijn, te kampen hebben met hoge vervoerskosten omdat alle grote klanten, in het bijzonder raffinaderijen en hun mengfaciliteiten aan de kust gevestigd zijn.

    (240)

    Bij het onderzoek werd vastgesteld dat slechts een klein aantal tot de bedrijfstak van de Gemeenschap behorende producenten niet aan de kust gevestigd is. Bovendien werd voor sommige van deze producenten vastgesteld dat bij hen in de buurt ook raffinaderijen zijn. Voor andere bleek uit het onderzoek dat de nadelen die niet aan de kust gevestigde producenten mochten hebben omdat zij ver van hun afnemers (mengers, raffinaderijen) wonen, werden gecompenseerd doordat zij dicht bij breekmolens en/of grondstofleveranciers wonen.

    (241)

    Op grond van bovenstaande overwegingen werd het argument dat de plaats van vestiging van fabrieken ver van de kust de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade berokkent, van de hand gewezen.

    6.3.8.   Met de Amerikaanse exporteurs verbonden producenten

    (242)

    Opgemerkt zij dat de invloed van de invoer uit de VS door de drie in overweging 162 bedoelde ondernemingen in aanmerking is genomen bij de analyse van het effect van de invoer met subsidiëring uit de VS in de overwegingen 214 tot en met 220. Voor zover het hun verkopen van zelf geproduceerde biodiesel betreft, bleek uit het onderzoek niet dat zij, met name in het OT, andere prijzen hanteerden of een ander gedrag vertoonden dan de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

    6.4.   Conclusie over het oorzakelijk verband

    (243)

    Bovenstaande analyse laat zien dat de omvang en het marktaandeel van de laaggeprijsde invoer met subsidiëring van oorsprong uit de VS tussen 2005 en het eind van het OT aanzienlijk zijn toegenomen. Terzelfder tijd werd vastgesteld dat er bij deze invoer sprake was van een aanzienlijke onderbieding van de prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT.

    (244)

    Wanneer de bevindingen van het onderzoek en de uitgevoerde analyse voor de periode 2005 en 2006 worden vergeleken met die voor de periode 2007 tot het eind van het OT, blijkt dat de golf van laaggeprijsde invoer uit de VS in de tijd precies samenvalt met de aanzienlijke verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met name in het OT.

    (245)

    Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de schadelijke gevolgen van de invoer met subsidiëring, luidt de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met subsidiëring uit de VS aanmerkelijke schade in de zin van artikel 8, lid 6, van de basisverordening heeft geleden.

    7.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    7.1.   Opmerking vooraf

    (246)

    In overeenstemming met artikel 31 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er ondanks de conclusie inzake schade veroorzakende subsidiëring dwingende redenen zijn om te concluderen dat het niet in het belang van de Gemeenschap is in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs, de grondstofleveranciers en de gebruikers van het betrokken product.

    7.2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    7.2.1.   Gevolgen van het al dan niet instellen van maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (247)

    Zoals hierboven al werd gezegd, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade geleden door de invoer met subsidiëring van oorsprong uit de VS. Wanneer geen maatregelen worden genomen, zal dit hoogstwaarschijnlijk leiden tot voortzetting van de negatieve ontwikkeling van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze werd vooral gekenmerkt door een daling van de winstgevendheid met 12,6 procentpunten tussen 2005 en het eind van het OT als gevolg van ontoereikende prijsstijgingen. Gezien de geringere winstgevendheid zal de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap hoogstwaarschijnlijk verder verslechteren indien geen maatregelen worden genomen. Dit zal uiteindelijk leiden tot productiedalingen en meer bedrijfssluitingen, wat schadelijk zal zijn voor de werkgelegenheid en de investeringen in de Gemeenschap.

    (248)

    Het is aannemelijk dat compenserende maatregelen de eerlijke concurrentie op de markt zullen herstellen. Dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap afneemt, komt doordat hij moeilijk kan concurreren met de laaggeprijsde invoer met subsidiëring van oorsprong uit de VS. De instelling van compenserende maatregelen zal de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk in staat stellen zijn winstgevendheid te handhaven op een niveau dat noodzakelijk wordt geacht voor deze kapitaalintensieve industrie.

    (249)

    Geconcludeerd wordt dat maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap naar verwachting in staat zullen stellen zich te herstellen van de schade veroorzakende subsidiëring die tijdens het onderzoek werd vastgesteld.

    7.3.   Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren in de Gemeenschap

    (250)

    Bij de inleiding van de procedure werd contact opgenomen met ongeveer 25 niet-verbonden importeurs/handelaren in de Gemeenschap. Zij verleenden evenwel geen medewerking.

    (251)

    Derhalve kon het mogelijke effect van de maatregelen op de importeurs voorlopig niet precies worden beoordeeld.

    7.4.   Belang van de gebruikers

    (252)

    Bij de inleiding van de procedure werd contact opgenomen met en werden vragenlijsten gestuurd naar alle bekende gebruikers die minerale diesel produceren of distribueren of die betrokken zijn bij de verplichte vermenging van minerale diesel met biodiesel.

    (253)

    Slechts één gebruiker was tot medewerking bereid. Deze verklaarde in zijn antwoord op de vragenlijst voorstander te zijn van beëindiging van de stromen goedkope invoer uit de VS omdat ze de concurrentie in de Gemeenschap vervalsen en daardoor schade toebrengen aan de ondernemingen die diesel vervaardigen en verkopen, daar concurrenten die dit goedkope product kopen een oneerlijk concurrentievoordeel hebben op degenen die dit niet doen. Voorts voerde deze gebruiker aan dat de instelling van maatregelen de producenten de mogelijkheid biedt de veresteringsfabrieken weer op te starten (vooral in Duitsland) en/of projecten om nieuwe veresteringsfabrieken in de Gemeenschap te openen, voort te zetten. Aangezien de Europese ester van oudsher wordt vervaardigd van raapzaad (deze grondstof is van betere kwaliteit dan de palmolie of sojabonenolie die voor de productie van B99 wordt gebruikt), zou een groter aantal producenten in Europa betekenen dat er meer producten van betere kwaliteit komen, wat weer zou leiden tot een prijsverlaging voor esters, hetgeen uiteindelijk de verbruiker ten goede komt.

    (254)

    Eén gebruikersvereniging, die de belangen van de schippers in een bepaalde lidstaat vertegenwoordigt, voerde aan dat de instelling van maatregelen schadelijk zou zijn voor de activiteiten van haar leden. Volgens deze vereniging maakt diesel 20-25 % van de kosten van de vervoerssector uit en is de dieselprijs door de geringe winstgevendheid van de sector (0-5 %) van doorslaggevend belang voor het overleven van duizenden ondernemingen. Deze beweringen konden evenwel niet worden gecontroleerd omdat er geen gebruikersvragenlijsten van de individuele leden van de vereniging in kwestie werden ontvangen.

    (255)

    Op grond van de verstrekte informatie luidt de voorlopige conclusie dan ook dat het effect van compenserende maatregelen gemengd lijkt te zijn, zodat er geen duidelijke conclusie kan worden getrokken ten aanzien van het bestaan van dwingende redenen om in het belang van de gebruikers in dit specifieke geval geen maatregelen goed te keuren.

    7.5.   Belang van de grondstofleveranciers

    (256)

    Zes leveranciers hebben de vragenlijst beantwoord. Vier ervan spraken hun steun uit voor de instelling van maatregelen door toe te geven dat het bestaan van de bedrijfstak van de Gemeenschap zonder compenserende maatregelen op de lange termijn gevaar loopt. Wanneer dat gebeurt, heeft dat voor hen zeker negatieve gevolgen.

    (257)

    Twee andere leveranciers, die verbonden waren met de producenten/exporteurs van biodiesel in de VS, gaven toe dat eventuele maatregelen geen grote gevolgen zouden hebben omdat zij zouden leiden tot een verschuiving in de handelsstromen (een verschuiving naar invoer uit landen waarop de maatregelen niet van toepassing zijn).

    (258)

    Op grond van bovenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat de instelling van maatregelen over het geheel genomen een positief effect heeft op de situatie van de grondstofleveranciers.

    7.6.   Verstoring van concurrentie en handel

    (259)

    Eén belanghebbende voerde aan dat de onderhavige procedure niet in overeenstemming is met het internationale en communautaire beleid om de productie en verkoop van biobrandstoffen te bevorderen met het oog op de bescherming van het milieu en een vermindering van de afhankelijkheid van minerale brandstoffen.

    (260)

    In dit verband moet worden gewezen op artikel 31 van de basisverordening, dat vereist dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de noodzaak de handel verstorende gevolgen van schade veroorzakende subsidiëring weg te nemen en een daadwerkelijke mededinging te herstellen. Tegen deze achtergrond kan in de analyse geen rekening worden gehouden met algemene overwegingen in verband met milieubescherming en de aanvoer van minerale diesel; ook kunnen deze overwegingen geen oneerlijke handelspraktijken rechtvaardigen.

    (261)

    Indien compenserende maatregelen worden ingesteld, zullen de betrokken Amerikaanse producenten/exporteurs gezien hun sterke marktpositie hun producten waarschijnlijk blijven verkopen op de communautaire markt, zij het niet langer tegen gesubsidieerde prijzen. Waarschijnlijk zullen er ook nog voldoende belangrijke concurrenten op de communautaire markt overblijven, namelijk de communautaire producenten die hun productie tijdelijk moesten stopzetten en anderen die wegens de invoer met subsidiëring geen productieve activiteiten konden opstarten. In dit verband moet erop worden gewezen dat de verkoop door niet bij het onderzoek betrokken communautaire producenten in het begin van de analyseperiode ten minste 30 % van de communautaire markt uitmaakte en dat dit aandeel door de invoer met subsidiëring uit de VS sterk verminderde. De gebruikers zullen dus waarschijnlijk nog steeds uit verschillende leveranciers van biodiesel kunnen kiezen. Als er echter geen maatregelen worden ingesteld, wordt de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn voortbestaan bedreigd. Als deze verdwijnt, zou de concurrentie op de communautaire markt sterk verminderen.

    7.7.   Conclusie over het belang van de Gemeenschap

    (262)

    De instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS is zeker in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het zal de bedrijfstak van de Gemeenschap de mogelijkheid bieden te groeien en zich te herstellen van de door de invoer met subsidiëring veroorzaakte schade. Indien daarentegen geen maatregelen worden ingesteld, zal de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk verder verslechteren en zijn meer bedrijfssluitingen niet uitgesloten. Terwijl het verder niet mogelijk was duidelijke conclusies ten aanzien van de gebruikers en de importeurs vast te stellen, zal de instelling van maatregelen naar verwachting in het belang van de grondstofleveranciers zijn.

    (263)

    Gezien het voorgaande luidt de voorlopige conclusie dat er geen dwingende redenen zijn om in dit geval in het belang van de Gemeenschap geen compenserende rechten in te stellen.

    8.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE COMPENSERENDE MAATREGELEN

    8.1.   Schademarge

    (264)

    Gelet op de conclusies inzake subsidiëring, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap moeten voorlopige compenserende maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door invoer met subsidiëring.

    (265)

    De compenserende maatregelen moeten toereikend zijn om de door de invoer met subsidiëring veroorzaakte schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap weg te nemen, doch zonder de vastgestelde subsidiemarges te overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de schadelijke gevolgen van de subsidiëring worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentieverhoudingen – d.w.z. zonder invoer met subsidiëring – redelijkerwijze kan worden verwezenlijkt.

    (266)

    In dit verband kan een winstmarge van 15 % van de omzet worden beschouwd als passend niveau dat de bedrijfstak van de Gemeenschap gezien zijn prestaties tijdens het eerste deel van de beoordelingsperiode (2004, 2005 en 2006) had kunnen behalen zonder schade veroorzakende subsidiëring en dat redelijk wordt geacht om op lange termijn productieve investeringen voor deze nieuwe industrie te waarborgen.

    (267)

    De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, te vergelijken met de geen schade veroorzakende prijs van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt verkochte soortgelijke product. Die prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten te corrigeren voor het werkelijke verlies of de werkelijke winst in het OT en te vermeerderen met bovengenoemde winstmarge. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de totale cif-waarde bij invoer.

    (268)

    De in overweging 9 bedoelde onderneming waaraan een individueel onderzoek was toegekend, verstrekte geen goede informatie over haar uitvoer naar de Gemeenschap en over de wederverkoop door de met haar verbonden importeur in de Gemeenschap. De onderneming werd gevraagd bepaalde gegevens te verstrekken om de gebreken in de door haar beantwoorde vragenlijst te corrigeren. De Commissie deelde de onderneming tevens mede dat, indien deze de gevraagde informatie niet verstrekte, de door haar in de vragenlijst verschafte informatie overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening buiten beschouwing mocht worden gelaten omdat de tekortkomingen het bereiken van betrouwbare conclusies onnodig bemoeilijkten.

    (269)

    De onderneming werd in kennis gesteld van de gevolgen van haar gedeeltelijke medewerking en in de gelegenheid gesteld opmerkingen hierover te maken. Er werd binnen de hiervoor vastgestelde termijn echter geen antwoord ontvangen.

    (270)

    De schademarge voor deze onderneming werd derhalve voorlopig vastgesteld op het niveau van de hoogste schademarge voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen.

    8.2.   Voorlopige maatregelen

    (271)

    In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de basisverordening moeten voorlopige compenserende maatregelen worden ingesteld op het niveau van de vastgestelde subsidiemarge, waarbij de rechten overeenkomstig de regel van het laagste recht niet hoger mogen zijn dan de berekende schademarge.

    (272)

    Op grond van het voorgaande zijn compenserende rechten vastgesteld door de schademarges en de subsidiemarges met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende compenserende rechten voorgesteld:

    Onderneming

    Schademarge

    Subsidiemarge

    Compenserend recht

    Archer Daniels Midland Company

    54,6 %

    35,1 %

    35,1 %

    Cargill Inc.

    58,9 %

    34,5 %

    34,5 %

    Green Earth Fuels of Houston LLC

    39,8 %

    39,0 %

    39,0 %

    Imperium Renewables Inc.

    41,6 %

    29,1 %

    29,1 %

    Peter Cremer North America LP

    69,9 %

    41,0 %

    41,0 %

    Vinmar Overseas Limited

    69,9 %

    41,1 %

    41,1 %

    World Energy Alternatives LLC

    41,7 %

    37,6 %

    37,6 %

    Medewerkende niet in de steekproef opgenomen ondernemingen

    51,4 %

    36,0 %

    36,0 %

    (273)

    Omdat het compenserend recht van toepassing zal zijn op mengsels met meer dan 20 gewichtspercenten biodiesel, naar evenredigheid van hun biodieselgehalte, wordt het met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van de maatregelen door de douaneautoriteiten van de lidstaten passend geacht de rechten vast te stellen als vaste bedragen op basis van het biodieselgehalte.

    (274)

    De bij deze verordening vastgestelde individuele compenserende rechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om ondernemingen die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

    9.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

    (275)

    Bovenstaande voorlopige bevindingen worden meegedeeld aan alle belanghebbenden, die de gelegenheid zullen krijgen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te vragen te worden gehoord. Hun opmerkingen worden geanalyseerd en, wanneer dat gerechtvaardigd is, in aanmerking genomen vooraleer tot een definitieve vaststelling wordt overgegaan. Het is mogelijk dat de voorlopige bevindingen opnieuw moeten worden bekeken met het oog op de definitieve bevindingen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een voorlopig compenserend recht ingesteld op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels bevattende meer dan 20 gewichtspercenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong, vallende onder de GN-codes ex 1516 20 98 (TARIC-code 1516209820), ex 1518 00 91 (TARIC-code 1518009120), ex 1518 00 99 (TARIC-code 1518009920), ex 2710 19 41 (TARIC-code 2710194120), 3824 90 91 en ex 3824 90 97 (TARIC-code 3824909787), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

    2.   Het voorlopige compenserende recht dat van toepassing is op de in lid 1 omschreven door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten bedraagt:

    Onderneming

    Compenserend recht,

    EUR/ton, netto

    Aanvullende TARIC-code

    Archer Daniels Midland Company, Decatur

    237,0

    A933

    Cargill Inc., Wayzata

    213,8

    A934

    Green Earth Fuels of Houston LLC, Houston

    213,4

    A935

    Imperium Renewables Inc., Seattle

    216,8

    A936

    Peter Cremer North America LP, Cincinnati

    211,2

    A937

    Vinmar Overseas Limited, Houston

    211,2

    A938

    World Energy Alternatives LLC, Boston

    211,2

    A939

    In de bijlage opgenomen ondernemingen

    219,4

    zie bijlage

    Alle andere ondernemingen

    237,0

    A999

    Het compenserende recht op mengsels is van toepassing naar gelang van het aandeel, in gewichtspercenten, van de totale hoeveelheid door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselinhoud).

    3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product dient een zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

    4.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen betreffende douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    1.   Onverminderd artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen 16 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

    2.   Ingevolge artikel 31, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2026/97 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen doen toekomen over de toepassing ervan.

    Artikel 3

    Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van maximaal vier maanden van toepassing.

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 11 maart 2009.

    Voor de Commissie

    Catherine ASHTON

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.

    (2)  PB C 147 van 13.6.2008, blz. 10.

    (3)  PB C 147 van 13.6.2008, blz. 5.

    (4)  De regering van de VS verstrekte de volledige, bijgewerkte Internal Revenue Code met alle belastingwetgeving tot 15 december 2006 (versie december 2006), die van belang is voor het OT voor dit onderzoek.

    (5)  Bijvoorbeeld a) de Biodiesel handling and use guide, in september 2008 uitgegeven door het NREL (National renewable energy laboratory), b) de Biomass oil analysis, in juni 2004 uitgegeven door het NREL, c) nieuws, informatie en specificaties inzake biodiesel, openbaar toegankelijk en uitgegeven door de American Society of Testing Material (ASTM), d) nieuws en informatie over biodiesel, openbaar toegankelijk en uitgegeven door de NBB, e) informatiebladen van het Amerikaanse ministerie van energie in het kader van de Clean cities-maatregelen, enz.

    (6)  Oliën van de eerste persing, met inbegrip van esters die afkomstig zijn van diverse landbouwproducten, zoals maïs, sojabonen, zonnebloemzaad, katoenzaad, canola (koolzaad), crambe (zeekool), raapzaad, saffloer, vlaszaad, rijstzemelen, mosterdzaad, enz.; daarnaast worden ook dierlijke vetten gebruikt.

    (7)  In feite 99,9 % omdat toevoeging van 0,1 % minerale diesel voldoende is om in het genot te komen van de Amerikaanse accijnsverlaging voor mengers.

    (8)  In wezen mengsels van B99 tot B50.

    (9)  In wezen mengsels van B2 tot B20.

    (10)  Zie Energy Policy Act van 1992.

    (11)  In de U.S.C. wordt onder agri-biodiesel verstaan biodiesel die uitsluitend verkregen is uit plantaardige oliën van eerste persing, met inbegrip van esters van maïs, sojabonen, zonnebloemzaad, katoenzaad, canola (koolzaad), crambe (zeekool), raapzaad, saffloer, vlaszaad, rijstzemelen, mosterdzaad, dan wel uit dierlijke vetten. Uit het onderzoek bleek dat meer dan 98 % van de in het OT door de VS naar de Gemeenschap uitgevoerde biodiesel agri-biodiesel was.

    (12)  Het bedrag van 0,50 USD per gallon is door de Energy Improvement and Extension Act van 2008 (die op 1 januari 2009 in werking is getreden) verhoogd tot 1,00 USD per gallon.

    (13)  Voor het bio-energieprogramma loopt het belastingjaar van 1 oktober tot 30 september van het volgende jaar.

    (14)  In de wetgeving van de staat Illinois is geen definitie van een „materieel persoonlijk goed” opgenomen, maar hieronder wordt elk fysiek goed verstaan.

    (15)  Voor de toepassing van deze verordening wordt overeenkomstig artikel 1, lid 3, tweede alinea, van de basisverordening onder „overheid” verstaan: „elke overheidsinstantie op het grondgebied van het land van oorsprong of van uitvoer”.

    (16)  PB L 123 van 17.3.2003, blz. 42.

    (17)  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.

    (18)  Na deze steunverlening hebben het Europees Parlement en de Raad in december 2008 overeenstemming bereikt over een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen; hun doelstelling daarbij is om in 2020 voor het vervoer 10 % hernieuwbare energie te gebruiken, naar verwachting hoofdzakelijk in de vorm van biobrandstoffen.

    (19)  Het „Energiesteuergesetz”, waarbij een belasting van 9 cent per liter B100 werd geheven, trad in werking op 1 augustus 2006.

    (20)  Het „Biokraftstoffquotengesetz”, BGBl. 2006, deel I nr. 62 van 21.12.2006, blz. 3180, ter uitvoering van Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.


    BIJLAGE

    Medewerkende producenten/exporteurs in de VS, niet opgenomen in de steekproef

    Naam van de onderneming

    Stad

    Aanvullende TARIC-code

    AC & S Inc.

    Nitro

    A941

    Alabama Clean Fuels Coalition Inc.

    Birmingham

    A940

    Amereco

    Phoenix

    A941

    BioPur Inc.

    Bethlehem

    A941

    Central Iowa Energy LLC

    Newton

    A940

    Chesapeake Custom Chemical Corp.

    Ridgeway

    A940

    Delta BioFuels Inc.

    Natchez

    A940

    East Fork Biodiesel LLC

    Algona

    A940

    Ecogy Biofuels LLC

    Tulsa

    A940

    ED&F Man Biofuels Inc.

    New Orleans

    A940

    Freedom Biofuels Inc.

    Madison

    A940

    Freedom Fuels LLC

    Mason City

    A941

    Fuel Bio

    Elizabeth

    A940

    FUMPA Bio Fuels

    Redwood Falls

    A940

    Galveston Bay Biodiesel LP (BioSelect Fuels)

    Houston

    A940

    GeoGreen Fuels LLC

    Houston

    A940

    Griffin Industries Inc.

    Cold Spring

    A940

    Huish Detergents Inc.

    Salt Lake City

    A940

    Incobrasa Industries Ltd.

    Gilman

    A940

    Independence Renewable Energy Corp.

    Perdue Hill

    A940

    Innovation Fuels Inc.

    Newark

    A940

    Integrity Biofuels

    Morristown

    A941

    Iowa Renewable Energy LLC

    Washington

    A940

    Johann Haltermann Ltd.

    Houston

    A940

    Lake Erie Biofuels LLC

    Erie

    A940

    Louis Dreyfus Agricultural Industries LLC

    Wilton

    A940

    Middletown Biofuels LLC

    Blairsville

    A940

    Musket Corporation

    Oklahoma City

    A940

    Natural Biodiesel Plant LLC

    Hayti

    A941

    Nova Biofuels Clinton County LLC

    Clinton

    A940

    Organic Fuels Ltd.

    Houston

    A940

    Owensboro Grain Company LLC

    Owensboro

    A940

    Pacific Biodiesel Inc.

    Kahului

    A941

    Peach State Labs Inc.

    Rome

    A940

    Philadelphia Fry-O-Diesel Inc.

    Philadelphia

    A940

    Piedmont Biofuels Industrial LLC

    Pittsboro

    A941

    Prairie Pride

    Deerfield

    A941

    RBF Port Neches LLC

    Houston

    A940

    REG Ralston LLC

    Ralston

    A940

    Riksch BioFuels LLC

    Crawfordsville

    A940

    Sanimax Energy Inc.

    DeForest

    A940

    Southeast BioDiesel LLC

    Charlotte

    A941

    Soy Solutions

    Milford

    A940

    SoyMor Biodiesel LLC

    Albert Lea

    A940

    Stepan Company

    Northfield

    A941

    Trafigura AG

    Stamford

    A940

    U.S. Biofuels Inc.

    Rome

    A940

    United Oil Company

    Pittsburgh

    A940

    Vitol Inc.

    Houston

    A940

    Western Dubque Biodiesel LLC

    Farley

    A940

    Western Iowa Energy LLC

    Wall Lake

    A940

    Western Petroleum Company

    Eden Prairie

    A940

    Yokaya Biofuels Inc.

    Ukiah

    A941


    Top