Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008D0096

    2008/96/EG: Beschikking van de Commissie van 20 december 2007 waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6643)

    PB L 32 van 6.2.2008, p. 21–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2010

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/96(1)/oj

    6.2.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 32/21


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 20 december 2007

    waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6643)

    (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    (2008/96/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Wanneer een lidstaat voornemens is een andere hoeveelheid dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen, dan moet overeenkomstig bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG, deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd op basis van objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

    (2)

    België heeft voor het Waalse Gewest een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend.

    (3)

    De gevraagde afwijking betreft het voornemen van België om toestemming te geven om in Wallonië op specifieke landbouwbedrijven waarvan meer dan 48 % van het areaal grasland is, maximaal 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. De stikstofgift uit dierlijke mest op grasland zou niet groter zijn dan 230 kg per hectare per jaar, terwijl deze bij de akkerbouwgewassen van deze landbouwbedrijven niet groter zou zijn dan 115 kg stikstof per hectare per jaar.

    (4)

    De voor Wallonië overeenkomstig artikel 3, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/676/EEG aangewezen voor nitraat kwetsbare zones bestrijken ongeveer 42 % van het grondgebied van dit gewest en 54 % van de benutte landbouwgrond.

    (5)

    Ongeveer 500 landbouwbedrijven, hetgeen overeenkomt met 5,6 % van het totale aantal landbouwbedrijven in voor nitraat kwetsbare zones en 3 % van de benutte landbouwgrond, zullen naar schatting onder de afwijking vallen.

    (6)

    De wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG in Wallonië, „Arrêté du Gouvernement wallon du 15 février 2007 modifiant le Livre II du Code de l’Environnement constituant le Code de l’Eau en ce qui concerne la gestion durable de l’azote en agriculture”, is vastgesteld en is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking.

    (7)

    Uit de ingediende gegevens over de waterkwaliteit blijkt dat de gemiddelde nitraatconcentratie van het oppervlaktewater in voor nitraat kwetsbare zones in Wallonië in 2005 16,7 mg/l was, waarbij in 84 % van de meetstations in de periode van 2001 tot 2005 sprake was van een stabiele of dalende tendens. De mediaan van de grondwaternitraatconcentratie in 2005 was 24,8 mg/l, waarbij in 74 % van de meetstations in de periode van 2001 tot 2005 sprake was van een stabiele of dalende tendens.

    (8)

    De gemiddelde stikstofgift uit dierlijke mest per hectare is sinds 1990 met 12 % gedaald en was in 2004 101 kg/ha benutte landbouwgrond, waarvan 94 % afkomstig was van rundermest, 3 % van varkensmest en 2 % van pluimveemest. De gemiddelde hoeveelheid op- of ingebrachte kunstmest is voor zowel stikstof als fosfaat sinds 1990 gedaald met respectievelijk 19 % en 49 % en was in 2004 gemiddeld 109 kg/ha en 28 kg/ha voor respectievelijk stikstof en fosfaat.

    (9)

    Uit de in de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

    (10)

    De Commissie is na bestudering van het verzoek van mening dat de voorgestelde hoeveelheid van 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan.

    (11)

    Deze beschikking dient van toepassing te zijn in samenhang met het tweede actieprogramma dat voor het Waalse Gewest voor de periode 2007 tot 2010 van kracht is.

    (12)

    De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De door België bij brief van 19 oktober 2006 voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG wordt bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.

    Artikel 2

    Definities

    In deze beschikking wordt verstaan onder:

    a)

    „rundveehouderij”: een bedrijf met meer dan drie grootvee-eenheden, waar ten minste twee derde van de veestapel uit runderen bestaat;

    b)

    „grasland”: het areaal van de rundveehouderij dat als blijvend of tijdelijk grasland wordt bebouwd (tijdelijk betekent dat de betrokken grond doorgaans gedurende minder dan vier jaar grasland is).

    Artikel 3

    Toepassingsgebied

    Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor rundveehouderijen.

    Artikel 4

    Jaarlijkse toestemming en verbintenis

    1.   Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.

    2.   Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag verklaren zij schriftelijk dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

    3.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld en wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

    Artikel 5

    Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen

    1.   De hoeveelheid dierlijke mest die elk jaar op rundveehouderijen, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 230 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 8 vastgestelde voorwaarden.

    2.   De hoeveelheid dierlijke mest die elk jaar op grasland op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 230 kg stikstof per hectare. De hoeveelheid dierlijke mest die elk jaar op andere landbouwgrond op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 115 kg stikstof per hectare.

    3.   Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin de vruchtwisseling en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof en fosfaat bevattende kunstmest worden beschreven. Dit plan is elk kalenderjaar uiterlijk op 31 maart op het bedrijf beschikbaar.

    Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:

    a)

    de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

    b)

    een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof (minus de verliezen in de stallen en de mestopslagruimte) en fosfor uit dierlijke mest;

    c)

    de vruchtwisseling en het areaal voor grasland en voor elk gewas met een schets van de ligging van de verschillende percelen;

    d)

    de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen;

    e)

    de hoeveelheid en soort dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

    f)

    de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel;

    g)

    de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit chemische en andere meststoffen voor elk perceel.

    Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.

    4.   Elk bedrijf stelt een mestboekhouding op. Deze wordt voor elk kalenderjaar bij de bevoegde instantie ingediend.

    5.   Elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.

    6.   Voor elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, wordt ten minste om de vier jaar voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is, een fosforanalyse in de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 ha landbouwgrond vereist.

    7.   Op elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, wordt elk jaar de nitraatconcentratie in de bodem gemeten. Voor elk bedrijf worden minstens vijf monsters per jaar geanalyseerd.

    8.   Dierlijke mest wordt niet in het najaar vóór een grasteelt op- of ingebracht.

    Artikel 6

    Landbeheer

    1.   Ten minste 48 % van het areaal dat op de rundveehouderij voor het op- of inbrengen van dierlijke mest beschikbaar is, wordt met gras bebouwd.

    2.   Landbouwers die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, voeren de volgende maatregelen uit:

    a)

    tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd;

    b)

    op grasland worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, verbouwd. Dit geldt echter niet voor vlinderbloemigen op grasland met minder dan 50 % vlinderbloemigen.

    Artikel 7

    Andere maatregelen

    1.   De toepassing van deze afwijking doet geen afbreuk aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.

    2.   Elke landbouwer die de begunstigde is van een individuele afwijking, krijgt technische bijstand via een adviesdienst, die voor de evaluatie van de resultaten van de bodemanalyses, de bemestingsplannen en de mestboekhouding zorgt. De resultaten van deze evaluatie worden ingediend bij de bevoegde instanties die belast zijn met de controle of de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen.

    Artikel 8

    Monitoring

    1.   De bevoegde instantie maakt kaarten waarop wordt aangegeven welk percentage van de landbouwbedrijven, welk percentage van de veestapel en welk percentage van de landbouwgrond in elk landbouwgebied onder een individuele afwijking valt en werkt deze jaarlijks bij. Deze kaarten worden jaarlijks en voor het eerst voor het einde van 2007 bij de Commissie ingediend.

    2.   Er wordt een monitoringnetwerk voor de bemonstering van oppervlaktewater en ondiep grondwater opgezet en onderhouden om het effect van de afwijking op de waterkwaliteit te beoordelen.

    3.   Onderzoek en nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op percelen waar tot 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar wordt op- of ingebracht.

    4.   Er worden monitoringlocaties opgezet om in situaties zowel met als zonder toegestane afwijking gegevens te verkrijgen over de stikstofconcentratie in het bodemwater en de daar optredende stikstofverliezen via de wortelzone naar het grondwater, alsmede de stikstofverliezen door afspoeling via het oppervlak en de ondergrond.

    Artikel 9

    Rapportage

    1.   De bevoegde instantie dient elk jaar bij de Commissie de resultaten van de monitoring in, samen met een beknopt verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit, een evaluatie van de nitraatresten in de bodem in het najaar op de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, en de evaluatiepraktijk. Het verslag bevat informatie over de wijze waarop de evaluatie van de uitvoering van de voorwaarden van de afwijking via controles op bedrijfsniveau wordt uitgevoerd, en informatie over bedrijven die zich niet aan de voorschriften hebben gehouden, op basis van de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse. De verslagen worden voor het eerst uiterlijk in juni 2008 ingediend en daarna elk jaar uiterlijk in juni.

    2.   De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.

    Artikel 10

    Toepassing

    Deze beschikking is van toepassing in de context van het tweede actieprogramma voor de periode 2007-2010 voor het Waalse Gewest „Arrêté du Gouvernement wallon du 15 février 2007 modifiant le Livre II du Code de l’Environnement constituant le Code de l’Eau en ce qui concerne la gestion durable de l’azote en agriculture”. Dit programma loopt af op 31 december 2010.

    Artikel 11

    Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

    Gedaan te Brussel, 20 december 2007

    Voor de Commissie

    Stavros DIMAS

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


    Top