This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32007R1386
Council Regulation (EC) No 1386/2007 of 22 October 2007 laying down conservation and enforcement measures applicable in the Regulatory Area of the Northwest Atlantic Fisheries Organisation
Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan
Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan
PB L 318 van 5.12.2007, p. 1–58
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 16/06/2019; opgeheven door 32019R0833
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 31988R1956 | ||||
Repeal | 31988R2868 | ||||
Repeal | 31992R0189 | ||||
Implicit repeal | 31992R0436 | 25/12/2007 | |||
Repeal | 31993R3680 | ||||
Implicit repeal | 31994R0761 | 25/12/2007 | |||
Implicit repeal | 31994R1043 | 25/12/2007 | |||
Implicit repeal | 31995R3067 | 25/12/2007 | |||
Implicit repeal | 31995R3068 | 25/12/2007 | |||
Repeal | 31995R3069 | ||||
Implicit repeal | 31997R0494 | 25/12/2007 | |||
Implicit repeal | 31997R1048 | 25/12/2007 | |||
Implicit repeal | 31997R1049 | 25/12/2007 | |||
Repeal | 32000R1262 | ||||
Implicit repeal | 32004R0855 | 25/12/2007 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modified by | 32008R0538 | toevoeging | artikel 47.BBI) | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | vervanging | artikel 30.5 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | vervanging | bijlage 2 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | vervanging | artikel 12 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | vervanging | artikel 32.1 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | toevoeging | artikel 3.20 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | afschaffing | bijlage 13 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | vervanging | artikel 19.5 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | vervanging | artikel 47.B) | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | toevoeging | artikel 4.7 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | wijziging | bijlage 7 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | wijziging | bijlage 14 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | vervanging | bijlage 12 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32008R0538 | aanvulling | artikel 21.2 | 24/06/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | bijlage 3 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | toevoeging | CH 12BI | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | artikel 7 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | artikel 20 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | afschaffing | bijlage 5PT3) | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | vervanging | CH 5 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | bijlage PTA) | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | toevoeging | artikel 68BI | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | vervanging | artikel 8.2 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | bijlage 2 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | vervanging | artikel 12 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | artikel 47 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | artikel 6 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | vervanging | artikel 68 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | vervanging | artikel 11 | 05/08/2008 | |
Modified by | 32009R0679 | wijziging | artikel 3 | 05/08/2008 | |
Repealed by | 32019R0833 | 17/06/2019 |
5.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1386/2007 VAN DE RAAD
van 22 oktober 2007
tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, hierna „NAFO-verdrag” genoemd, is door de Raad bij Verordening (EEG) nr. 3179/78 van de Raad van 28 december 1978 betreffende de sluiting door de Europese Economische Gemeenschap van de Overeenkomst inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan goedgekeurd (2) en op 1 januari 1979 in werking getreden. |
(2) |
Het NAFO-verdrag biedt een passend kader voor multilaterale samenwerking inzake rationele instandhouding en beheer van visbestanden in het in het verdrag vastgestelde gebied. |
(3) |
Tijdens haar 25e jaarlijkse vergadering, die van 15-19 september 2003 in Halifax plaatsvond, heeft de NAFO de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen voor vissersvaartuigen die in het NAFO-gebied, buiten de onder de nationale jurisdictie van de verdragsluitende partijen vallende wateren, opereren, grondig herzien. |
(4) |
Die maatregelen omvatten tevens bepalingen ter bevordering van de naleving van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen door vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen, opdat de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NAFO volledig worden nagekomen. |
(5) |
De maatregelen omvatten controlemaatregelen voor in het NAFO-gebied opererende vaartuigen die de vlag van een verdragsluitende partij voeren, alsook een regeling voor inspectie op zee en in havens, die onder meer voorziet in door de verdragsluitende partijen te volgen inspectie- en surveillanceprocedures en procedures bij overtredingen. |
(6) |
Het programma voorziet ook in verplichte inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die uit eigen beweging in een haven van een verdragsluitende partij aanleggen, en in een verbod op aanvoer en overlading wanneer bij zo’n inspectie wordt geconstateerd dat de instandhoudingsmaatregelen van de NAFO zijn overtreden. |
(7) |
Overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van het NAFO-verdrag zijn deze maatregelen op 1 januari 2004 in werking getreden en voor de verdragsluitende partijen bindend geworden; de maatregelen moeten door de Gemeenschap worden toegepast. |
(8) |
De meeste maatregelen van de NAFO zijn omgezet in Gemeenschapsrecht bij Verordening (EEG) nr. 1956/88 van de Raad van 9 juni 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van de door de Visserijorganisatie (3) voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) vastgestelde Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie, Verordening (EEG) nr. 2868/88 van de Commissie van 16 september 1988 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (4) vastgestelde Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie, Verordening (EEG) nr. 189/92 van de Raad van 27 januari 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van bepaalde controlemaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (5), Verordening (EG) nr. 3680/93 van de Raad van 20 december 1993 tot vaststelling van bepaalde maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het gereglementeerde gebied als omschreven in het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (6), Verordening (EG) nr. 3069/95 van de Raad van 21 december 1995 tot vaststelling van een waarnemersregeling van de Europese Gemeenschap voor vissersvaartuigen uit de Gemeenschap die vissen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (7) en bij Verordening (EG) nr. 1262/2000 van de Raad van 8 juni 2000 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (8). |
(9) |
Met het oog op de daadwerkelijke uitvoering van de herziene instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO moeten deze verordeningen worden ingetrokken en vervangen door één verordening waarin alle bepalingen inzake uit de verplichtingen van de Gemeenschap als verdragsluitende partij voortvloeiende visserijactiviteiten worden samengebracht en aangevuld. |
(10) |
Een aantal maatregelen van de NAFO is ook omgezet in Gemeenschapsrecht bij de jaarlijkse TAC- en quotaverordeningen, laatstelijk bij Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (9). Soortgelijke bepalingen die niet van tijdelijke aard zijn, moeten naar de nieuwe verordening worden overgeheveld. |
(11) |
In 2002 is Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (10) aangenomen. Op grond van die verordening moeten de lidstaten de activiteiten van vissersvaartuigen die buiten de communautaire wateren hun vlag voeren, inspecteren. |
(12) |
Bij artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (11) is bepaald dat iedere lidstaat ervoor zorgt dat de activiteiten van zijn vaartuigen buiten de communautaire visserijzone naar behoren worden gecontroleerd en, indien dergelijke communautaire verplichtingen bestaan, worden geïnspecteerd en gesurveilleerd om ervoor te zorgen dat de in deze wateren geldende communautaire regelgeving wordt nageleefd; bijgevolg moet worden bepaald dat de lidstaten waarvan de vaartuigen gerechtigd zijn om in het gereglementeerde NAFO-gebied te vissen, inspecteurs aanstellen om de controle- en surveillancewerkzaamheden te verrichten en toereikende inspectiemiddelen toewijzen. |
(13) |
Ten behoeve van de controle op de visserijactiviteiten in het gereglementeerde NAFO-gebied is het noodzakelijk dat de lidstaten onderling en met de Commissie samenwerken bij de toepassing van deze maatregelen. |
(14) |
De lidstaten dienen erop toe te zien dat hun inspecteurs de inspectieprocedures van de NAFO naleven. |
(15) |
Om ervoor te zorgen dat verdere instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO die verplicht worden voor de Gemeenschap, binnen het in het NAFO-verdrag vastgestelde tijdschema kunnen worden uitgevoerd, kan de Raad deze verordening met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen op voorstel van de Commissie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden de bepalingen voor de toepassing van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) ingestelde instandhoudings- en handhavingsmaatregelen door de Gemeenschap vastgesteld.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. De bepalingen van de hoofdstukken II-V van deze verordening zijn van toepassing op alle commerciële visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen die in het gereglementeerde NAFO-gebied vissen op soorten die onder het NAFO-verdrag vallen.
2. Instandhoudings- en beheersmaatregelen met betrekking tot de visvangst, met name de maaswijdte, minimumafmetingen, gesloten gebieden en seizoenen gelden niet voor onderzoeksvaartuigen die in het gereglementeerde NAFO-gebied opereren.
Artikel 3
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„vissersvaartuig”: ieder vaartuig dat visserijactiviteiten uitoefent of heeft uitgeoefend, inclusief visverwerkende vaartuigen en vaartuigen waarop vangsten worden overgeladen of die andere werkzaamheden uitoefenen met het oog op het beoefenen van of in verband met de visvangst, inclusief experimentele visserij; |
2. |
„onderzoeksvaartuig”: vaartuig dat permanent voor onderzoek wordt ingezet of vaartuig dat normaliter visserijactiviteiten of visserijondersteunende activiteiten uitoefent en wordt gebruikt of is gecharterd voor visserijonderzoek, waarvan naar behoren kennis is gegeven; |
3. |
„visserijactiviteiten”: de visvangst, het be- en verwerken van vis, het overladen van vis of van producten op basis van vis en alle andere werkzaamheden met het oog op het beoefenen van of in verband met de visvangst in het gereglementeerde NAFO-gebied; |
4. |
„inspecteur”: een inspecteur van de visserijcontrolediensten van de verdragsluitende partijen bij de NAFO die voor de gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling van de NAFO is aangewezen; |
5. |
„visreis”: de periode die begint wanneer het vaartuig het gereglementeerde NAFO-gebied binnenvaart en eindigt wanneer het vaartuig het gereglementeerde gebied verlaat en alle vangsten uit het gereglementeerde gebied zijn gelost of overgeladen; |
6. |
„vaartuig van een niet-verdragsluitende partij”: vaartuig dat is waargenomen of op andere wijze is geïdentificeerd en gerapporteerd terwijl het visserijactiviteiten in het gereglementeerde NAFO-gebied verricht en
|
7. |
„IUU-visserij”: illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten in het gereglementeerde NAFO-gebied; |
8. |
„IUU-vaartuig”: vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat illegale, niet-gereglementeerde of niet-aangegeven visserijactiviteiten uitoefent in het gereglementeerde NAFO-gebied; |
9. |
„IUU-lijst”: de lijst met de kenmerken van vaartuigen waarvan de NAFO heeft vastgesteld dat zij betrokken zijn geweest bij IUU-visserij; |
10. |
„het gereglementeerde NAFO-gebied”: het in artikel 1 van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vastgestelde gebied; |
11. |
„deelgebied”: gebied zoals omschreven in bijlage III bij het NAFO-verdrag; |
12. |
„sector”: gebied zoals omschreven in bijlage III bij het NAFO-verdrag; |
13. |
„quotum overige”: een quotum dat communautaire vaartuigen delen met vaartuigen die de vlag voeren van andere verdragsluitende partijen bij de NAFO; |
14. |
„NAFO-regeling”: de door de NAFO vastgestelde gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling; |
15. |
„instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO”: door de Visserijcommissie en de Algemene Raad van de NAFO vastgestelde instandhoudings- en handhavingsmaatregelen; |
16. |
„visserijlogboek”: logboek in de zin van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie (12) waarin visserijactiviteiten en vangsten worden geregistreerd; |
17. |
„productielogboek”: logboek waarin de vis in productvorm wordt vermeld; |
18. |
„capaciteitsplan”: tekening of beschrijving van de opslagcapaciteit in kubieke meter van het ruim en andere opslagplaatsen aan boord van een vissersvaartuig; |
19. |
„opslagplattegrond”: tekening waarop de plaats is aangegeven waar de vis wordt opgeslagen in het ruim of andere opslagplaatsen aan boord van een vissersvaartuig. |
HOOFDSTUK II
TECHNISCHE MAATREGELEN
Artikel 4
Aan boord gehouden bijvangst
1. Vaartuigen beperken hun bijvangst tot 2 500 kg of 10 %, afhankelijk van welke hoeveelheid het grootst is, voor elke door de NAFO gereglementeerde soort waarvoor geen quotum aan de Gemeenschap is toegewezen.
2. Indien er een vangstverbod geldt of een quotum „overige” volledig is opgebruikt, mag de bijvangst van een soort niet meer bedragen dan 1 250 kg of 5 %, afhankelijk van welke hoeveelheid het grootst is.
3. De in de leden 1 en 2 vermelde percentages worden berekend in procenten van een soort in het gewicht van de totale aan boord gehouden vangst. Vangsten van garnaal worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvissoorten.
Artikel 5
Bijvangst per trek
1. Indien het percentage bijvangst bij een gegeven trek de in artikel 4, leden 1 en 2, vastgestelde percentages overschrijdt, verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk ten minste 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie en houdt het gedurende de gehele volgende trek een afstand van minstens 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie. Indien bij de volgende trek na de verplaatsing de bijvangstpercentages worden overschreden, dient het vaartuig de sector te verlaten en mag het er gedurende ten minste 60 uur niet terugkomen.
2. Indien de totale bijvangst van alle aan quota onderworpen bodemvissoorten bij een gegeven trek in de visserij op garnaal meer bedraagt dan 5 % in gewicht in sector 3M of 2,5 % in gewicht in sector 3L, verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk ten minste 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie en houdt het gedurende de gehele volgende trek een afstand van minstens 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie. Indien bij de volgende trek na de verplaatsing de bijvangstpercentages worden overschreden, dient het vaartuig de sector te verlaten en mag het er gedurende ten minste 60 uur niet terugkomen.
3. Het per trek toegestane bijvangstpercentage wordt berekend in procenten van een soort in het gewicht van de totale aan boord gehouden vangst.
Artikel 6
Gerichte visserij en bijvangst
1. De kapiteins van vissersvaartuigen van de Gemeenschap mogen niet gericht vissen op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst per trek uitmaakt.
2. De eerste keer dat bij de gerichte visserij op rog met een voor die tak toegestane maaswijdte de vangsten van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, procentueel het grootste deel van de totale vangst van de trek uitmaken, zal echter worden aangenomen dat er sprake is van toeval. In dergelijk geval verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2.
3. Na gedurende ten minste 60 uur, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, leden 1 en 2, uit een sector te zijn weggebleven, laat de kapitein van een vaartuig van de Gemeenschap een proeftrek uitvoeren die ten hoogste drie uur duurt. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt een dergelijke trek waarbij de vangsten van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, procentueel het grootste deel van de totale vangst van de trek uitmaken, niet als gerichte visserij beschouwd. In dergelijk geval verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2.
Artikel 7
Maaswijdte
1. Bij de gerichte visserij op de in bijlage I vermelde bodemvissoorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm, behalve bij de visserij op Sebastes mentella, vermeld in lid 3. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag de maaswijdte niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt deze maaswijdte vergroot tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.
2. Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken netten met een maaswijdte van ten minste 40 mm.
3. Vaartuigen die in deelgebied 2 en de sectoren F en 3K vissen op Sebastes mentella (diepzeeroodbaars), gebruiken netten waarvan de maaswijdte niet kleiner is dan 100 mm.
Artikel 8
Netten aan boord
1. Bij gerichte visserij op een of meer van de door de NAFO gereglementeerde soorten zijn geen netten aan boord die een kleinere maaswijdte hebben dan in artikel 7 is vastgesteld.
2. Vaartuigen van de Gemeenschap waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde NAFO-gebied wordt gevist, mogen netten met een maaswijdte die kleiner is dan de in artikel 7 bepaalde grootte aan boord hebben, op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en opgeborgen en niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Deze netten moeten:
a) |
zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen, en |
b) |
stevig aan een deel van de bovenbouw vastgesjord zijn, indien ze zich op of boven het dek bevinden. |
Artikel 9
Aan netten aangebrachte voorzieningen
1. Het gebruik van andere dan de in dit artikel vermelde voorzieningen die de mazen van het net versperren of de maaswijdte verkleinen, is verboden.
2. Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.
3. Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage V vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.
4. Vaartuigen die op garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven. Vaartuigen die vissen op garnaal in sector 3L gebruiken bovendien voor het bevestigen van de klossenpees kettingen van minimaal 72 cm, zoals beschreven in bijlage VI.
Artikel 10
Minimummaat van de vissen
1. Vis uit het gereglementeerde NAFO-gebied die niet de in bijlage III vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar wordt onmiddellijk in zee teruggezet nadat hij uit het net is gehaald of uit zee is verwijderd.
2. Als de gevangen hoeveelheid ondermaatse vis meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst, moet het vissersvaartuig zich ten minste vijf zeemijl van alle posities tijdens de vorige trek verwijderen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage III vastgestelde grootte, wordt die verwerkte vis geacht afkomstig te zijn van ondermaatse vis.
Artikel 11
Bijzondere bepalingen voor de garnalenvisserij in sector 3L
Op garnaal in sector 3L mag uitsluitend in wateren van ten minste 200 m diep worden gevist en nooit door meer dan één vaartuig per lidstaatquotum tegelijk.
Artikel 12
Voor de visserij beperkte gebieden
Het is verboden met bodemvistuig te vissen in de volgende gebieden:
Gebied |
Coördinaat 1 |
Coördinaat 2 |
Coördinaat 3 |
Coördinaat 4 |
Orphan Knoll |
50.00.30 |
51.00.30 |
51.00.30 |
50.00.30 |
47.00.30 |
45.00.30 |
47.00.30 |
45.00.30 |
|
Corner |
35.00.00 |
36.00.00 |
36.00.00 |
35.00.00 |
Seamounts |
48.00.00 |
48.00.00 |
52.00.00 |
52.00.00 |
Newfoundland |
43.29.00 |
44.00.00 |
44.00.00 |
43.29.00 |
Seamounts |
43.20.00 |
43.20.00 |
46.40.00 |
46.40.00 |
New England |
35.00.00 |
39.00.00 |
39.00.00 |
35.00.00 |
Seamounts |
57.00.00 |
57.00.00 |
64.00.00 |
64.00.00 |
HOOFDSTUK III
CONTROLEMAATREGELEN
DEEL 1
Controle van de visserijactiviteiten
Artikel 13
Vergunning
Uitsluitend communautaire vaartuigen van meer dan 50 GT die van de autoriteiten van hun vlaggenlidstaat een speciaal visdocument hebben ontvangen en die staan ingeschreven in het vlootregister van de NAFO, mogen met inachtneming van de voorwaarden van hun vergunning vis uit het gereglementeerde NAFO-gebied vangen, aan boord houden, overladen en aanvoeren.
Artikel 14
Lijst van vaartuigen
1. Iedere lidstaat stelt een lijst op van de vaartuigen die zijn vlag voeren, in de Gemeenschap geregistreerd staan en in het gereglementeerde NAFO-gebied mogen vissen, en stelt de Commissie in kennis van deze lijst in computerleesbare vorm. De Commissie zendt de lijst onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.
2. Iedere lidstaat stelt de Commissie ten minste 15 dagen voordat het vaartuig het gereglementeerde NAFO-gebied binnenvaart, in computerleesbare vorm in kennis van iedere wijziging in de lijst van vaartuigen die zijn vlag voeren, in de Gemeenschap geregistreerd staan en in het gereglementeerde NAFO-gebied mogen vissen. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.
3. De in lid 2 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:
a) |
in voorkomend geval, het interne nummer van het vaartuig overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen (13); |
b) |
de internationale roepnaam van het vaartuig; |
c) |
in voorkomend geval, de partij die het vaartuig chartert. |
4. Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (huren van een vaartuig), verstrekken de lidstaten bovendien de volgende gegevens:
a) |
de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren; |
b) |
de datum met ingang waarvan het vaartuig van de lidstaat de toestemming heeft gekregen om in het gereglementeerde NAFO-gebied te vissen; |
c) |
de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert; |
d) |
de naam van het vaartuig; |
e) |
het officiële, door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig toegekende registratienummer; |
f) |
de thuishaven van het vaartuig na de overdracht; |
g) |
de naam van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert; |
h) |
een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde NAFO-gebied geldende voorschriften heeft ontvangen; |
i) |
de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde NAFO-gebied mag worden gevist; |
j) |
de deelgebieden waar het vaartuig waarschijnlijk zal vissen. |
Artikel 15
Charteren van communautaire vaartuigen
1. Lidstaten mogen toestaan dat voor visservaartuigen die hun vlag voeren en in het gereglementeerde NAFO-gebied mogen vissen, een charterovereenkomst wordt gesloten teneinde een deel of het geheel van de quota en/of visdagen te kunnen gebruiken die aan andere verdragsluitende partijen bij de NAFO zijn toegewezen. Charterovereenkomsten voor vaartuigen die volgens de NAFO of een andere regionale visserijorganisatie aantoonbaar illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst (IUU) hebben bedreven, zijn verboden.
2. Op de dag waarop een charterovereenkomst wordt gesloten, zendt de vlaggenlidstaat de volgende gegevens toe aan de Commissie, die deze doorzendt aan het NAFO-secretariaat:
a) |
de instemming van de lidstaat met de charterovereenkomst; |
b) |
de onder de charterovereenkomst vallende soorten en de op grond van de charterovereenkomst toegewezen vangstmogelijkheden; |
c) |
looptijd van de charterovereenkomst; |
d) |
de naam van de partij die het vaartuig chartert; |
e) |
de verdragsluitende partij die het voortuig heeft gecharterd. |
3. Wanneer de charterovereenkomst afloopt, meldt de lidstaat dat aan de Commissie, die deze informatie onverwijld doorzendt aan het NAFO-secretariaat.
4. De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat:
a) |
het vaartuig tijdens de charterperiode geen gebruik maakt van de aan de vlaggenlidstaat toegewezen vangstmogelijkheden; |
b) |
het vaartuig tijdens dezelfde periode niet onder meer dan één charterovereenkomst tegelijk vist; |
c) |
het gecharterde vaartuig de gegevens over alle vangsten en bijvangsten in het kader van de charterregeling apart van de andere, overeenkomstig artikel 18 geregistreerde vangstgegevens in het visserijlogboek registreert. |
5. De in lid 4, onder d), bedoelde vangsten en bijvangsten worden door de lidstaten apart van andere nationale vangstgegevens in de zin van artikel 21 aan de Commissie meegedeeld. De Commissie zendt deze gegevens onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.
Artikel 16
Toezicht op de visserijinspanning
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserijinspanning van zijn vaartuigen in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden waarover die lidstaat in het gereglementeerde NAFO-gebied beschikt.
2. De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen die in het gereglementeerde NAFO-gebied vissen, uiterlijk op 31 januari van elk jaar, en daarna ten minste 30 dagen vóór het aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In het visplan wordt onder andere vermeld welke vaartuigen voor de betrokken activiteiten zullen worden ingezet en hoeveel visdagen er voor die vaartuigen in het gereglementeerde NAFO-gebied gepland zijn.
3. De lidstaten brengen de Commissie op indicatieve basis op de hoogte van de voorgenomen activiteiten van de vaartuigen in andere gebieden.
4. Voorts wordt in het visplan de totale visserijinspanning opgegeven die in het gereglementeerde NAFO-gebied zal worden geleverd, en wordt deze afgezet tegen de vangstmogelijkheden waarover de lidstaat die de mededeling doet, beschikt.
5. De lidstaten brengen uiterlijk op 31 januari van elk jaar aan de Commissie verslag uit over de uitvoering van hun visplannen. Deze verslagen bevatten het aantal vaartuigen dat daadwerkelijk visserijactiviteiten in het gereglementeerde NAFO-gebied uitoefent, de vangstcijfers voor elk vaartuig en het totale aantal dagen dat elk vaartuig in dat gebied heeft gevist. De gegevens over de activiteiten van vaartuigen die in de sectoren 3M en 3L op garnaal vissen, worden apart naar sector uitgesplitst.
Artikel 17
Satellietvolgsysteem (VMS)
1. De lidstaten zien erop toe dat de via het satellietvolgsysteem (VMS) verkregen gegevens, zoals vermeld in Verordening (EG) nr. 2244/2004 van de Commissie (14), over de hun vlag voerende vaartuigen die in het gereglementeerde gebied vissen, langs elektronische weg in real-time naar het NAFO-secretariaat worden doorgestuurd.
2. Wanneer een inspecteur een vissersvaartuig in het gereglementeerde NAFO-gebied waarneemt waarvoor hij geen VMS-gegevens heeft ontvangen overeenkomstig de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO, stelt hij de kapitein en het NAFO-secretariaat hiervan onverwijld in kennis.
Artikel 18
Overlading
1. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde NAFO-gebied geen vangsten overladen, tenzij de kapiteins daarvoor vooraf de toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenstaat.
2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen geen vis overladen van of naar een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarvan is waargenomen of anderszin geconstateerd dat het in het gereglementeerde NAFO-gebied heeft gevist.
3. Vaartuigen van de Gemeenschap melden elke overlading die in het gereglementeerde NAFO-gebied plaatsvindt, aan hun bevoegde autoriteiten. Deze gegevens worden door het overladende vaartuig ten minste 24 uur vóór de overlading en door het ontvangende vaartuig uiterlijk één uur na de overlading meegedeeld.
4. De in lid 3 bedoelde mededeling bevat het tijdstip, de geografische positie, het totale afgeronde en in kilogram uitgedrukte gewicht van de geladen of geloste soorten en het oproepnummer van de bij de overlading betrokken vaartuigen.
5. Bovendien meldt het ontvangende vaartuig, naast de totale vangst aan boord en het totale aan te voeren gewicht, uiterlijk 24 uur vóór aanvoer ook nog de haven en het geschatte aanvoertijdstip.
6. De lidstaten zenden de in de leden 3 en 5 bedoelde mededelingen onverwijld toe aan de Commissie, die deze onverwijld doorzendt aan het NAFO-secretariaat.
Artikel 19
Visserij- en productielogboeken en opslagplattegrond
1. Kapiteins van vissersvaartuigen leven de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 na en noteren bovendien in hun visserijlogboek de in bijlage IV vermelde gegevens.
2. Door kapiteins van communautaire vaartuigen wordt met betrekking tot de vangst van de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 genoemde soorten:
a) |
een productielogboek bijgehouden met de cumulatieve productie per soort die aan boord wordt gehouden, uitgedrukt in kilogram; |
b) |
een opslagplattegrond bijgehouden met de locatie van de verschillende soorten in het ruim. Vaartuigen die op garnaal vissen houden een plattegrond bij waarop de opslaglocaties van garnaal die is gevangen in sector 3L respectievelijk in sector 3M zijn aangegeven, alsook de aan boord gehouden hoeveelheden garnaal per sector in productgewicht, uitgedrukt in kilogram. |
3. Het productielogboek en de opslagplattegrond bedoeld in lid 2 worden dagelijks bijgewerkt met de gegevens over de voorgaande dag tussen 00.00 uur (UTC) en 24.00 uur (UTC) en blijven aan boord tot het vaartuig volledig is gelost.
4. Kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap verlenen de nodige assistentie met het oog op de controle van de in het productielogboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.
5. De lidstaten certificeren om de twee jaar de juistheid van de capaciteitsplannen voor alle vaartuigen die mogen vissen op grond van artikel 12. De kapitein zorgt ervoor dat een afschrift van het certificeringsbewijs aan boord is en op verzoek aan een inspecteur kan worden getoond.
Artikel 20
Etikettering en gescheiden opslag
1. Alle verwerkte vis die in het gereglementeerde NAFO-gebied is gevangen, wordt zo geëtiketteerd dat iedere soort en iedere in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (15) bedoelde productcategorie duidelijk identificeerbaar is. Bovendien wordt op de vis vermeld dat deze in het gereglementeerde NAFO-gebied is gevangen.
2. Op alle garnaal die is gevangen in sector 3L en op alle zwarte heilbot die is gevangen in deelgebied 2 en in de sectoren 3KLMNO, wordt vermeld in welk gebied hij is gevangen.
3. Met inachtneming van de wettelijke aansprakelijkheid van de kapitein van het vaartuig op het gebied van veiligheid en navigatie, geldt het volgende:
a) |
alle vangsten die in het gereglementeerde NAFO-gebied zijn gedaan, worden gescheiden van vangsten van buiten dit gebied opgeslagen. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van plastic, hout, netten o.i.d.; |
b) |
vangsten van dezelfde soort mogen in meer dan één deel van het ruim worden opgeslagen mits de exacte plaats duidelijk wordt aangegeven op de opslagplattegrond bedoeld in artikel 19. |
Artikel 21
Melding van de vangsten
1. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen zenden het visserijcontrolecentrum (VCC) van hun vlaggenlidstaat een vangstaangifte toe overeenkomstig lid 2.
2. De vangstaangifte bevat de volgende gegevens:
a) |
de bij het binnenvaren van het gereglementeerde NAFO-gebied aan boord gehouden hoeveelheden. De aangifte wordt niet vroeger dan twaalf uur en niet later dan zes uur vóór het binnenvaren van het gereglementeerde NAFO-gebied ingediend, en bevat de datum, het tijdstip, de geografische positie van het vaartuig, het totale afgeronde gewicht per soort, inclusief de doelsoorten; |
b) |
de dagelijkse vangst van garnaal in sector 3L. Deze aangifte wordt niet later ingediend dan 12.00 uur (UTC) op de dag volgende op die waarop de vangsten zijn gedaan; |
c) |
om de andere maandag, de vangsten van roodbaars in deelgebied 2 en de sectoren 1F, 3K en 3M die zijn gedaan in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag middernacht is geëindigd. Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze aangifte wekelijks op maandag worden ingediend; |
d) |
de bij het verlaten van het gereglementeerde NAFO-gebied aan boord gehouden hoeveelheden. Deze aangifte wordt niet vroeger dan acht uur en niet later dan zes uur vóór elk vertrek uit het gereglementeerde NAFO-gebied ingediend, en bevat de datum, het tijdstip, de geografische positie van het vaartuig en het totale afgeronde gewicht per soort; |
e) |
de hoeveelheden vis die bij iedere overlading tijdens het verblijf van het vaartuig in het gereglementeerde NAFO-gebied zijn geladen of gelost. Overladende vaartuigen dienen deze aangifte ten minste 24 uur vóór de overlading in; ontvangende vaartuigen uiterlijk één uur na de overlading. Deze aangifte bevat de datum, het tijdstip, de geografische positie tijdens de overlading, het totale afgeronde en in kilogram uitgedrukte gewicht per te lossen of geladen soort en het oproepnummer van de vaartuigen waarop of waaruit hoeveelheden zijn overgeladen. Uiterlijk 24 uur vóór aanvoer meldt het ontvangende vaartuig de totale vangst aan boord, het totale aan te voeren gewicht, de haven en het geschatte aanvoertijdstip. |
3. De vangstaangifte wordt door de lidstaat onmiddellijk na ontvangst langs elektronische weg toegezonden aan de Commissie, die deze vangstaangifte aan het NAFO-secretariaat doorstuurt.
4. De gegevens van de vangstaangifte worden door de lidstaten opgeslagen in het gegevensbestand bedoeld in artikel 19, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.
5. De bepalingen betreffende het formaat en de specificaties van de in lid 2 bedoelde aangiften staan in bijlage VII.
Artikel 22
Melding van vangsten en visserijinspanningen
1. Iedere lidstaat stelt de Commissie vóór de vijftiende van iedere maand in computerleesbare vorm in kennis van
a) |
de aangelande hoeveelheden van de in bijlage II vermelde visbestanden; |
b) |
het aantal visdagen voor de garnalenvangst in sector 3M in de voorafgaande maand, en |
c) |
de overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 ontvangen gegevens. |
2. De Commissie verzamelt de in lid 1 bedoelde gegevens voor alle lidstaten en zendt deze door naar het NAFO-secretariaat binnen 30 dagen vóór het einde van de kalendermaand waarin de vangsten zijn gedaan.
DEEL 2
Waarnemers
Artikel 23
Aanwijzing van waarnemers
1. De lidstaten wijzen waarnemers aan voor al hun vissersvaartuigen die aan het vissen zijn of op het punt staan te gaan vissen in het gereglementeerde NAFO-gebied. De waarnemers blijven aan boord van het vaartuig waarvoor ze zijn aangewezen totdat ze door andere waarnemers worden afgelost.
2. Behoudens overmacht mogen vissersvaartuigen die geen waarnemer aan boord hebben, niet beginnen te vissen in het gereglementeerde NAFO-gebied, noch er de visvangst voortzetten.
3. De waarnemers beschikken over een passende opleiding en ervaring. Zij bezitten met name de volgende kwalificaties:
a) |
voldoende ervaring met het identificeren van vissoorten en vistuig, |
b) |
kennis van navigatie, |
c) |
voldoende kennis van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO, |
d) |
de nodige bekwaamheid om de hun opgedragen elementaire wetenschappelijke taken te vervullen, bijvoorbeeld het nemen van monsters, en nauwgezet waarnemingen te verrichten en de resultaten daarvan te noteren, |
e) |
voldoende kennis van de taal van de vlaggenstaat van het waargenomen schip. |
4. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de waarnemers op de aangegeven tijd en plaats aan boord van de vissersvaartuigen worden genomen en verlenen hun medewerking bij het vertrek van de waarnemers na afloop van de waarnemingsperiode.
5. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk op 20 januari van elk jaar een lijst van de waarnemers die zij op grond van lid 1 hebben aangewezen en daarna telkens onmiddellijk nadat ze een nieuwe waarnemer hebben aangewezen.
Artikel 24
Voornaamste taken van de waarnemers
1. De waarnemers hebben als voornaamste taak toe te zien op de naleving van de relevante instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO.
2. De waarnemerstaken worden uitsluitend uitgeoefend binnen het gereglementeerde NAFO-gebied.
Artikel 25
Registratie
De waarnemers:
a) |
vullen een dagelijks logboekformulier over de visserijactiviteit van het vaartuig in, dat ten minste de informatie volgens het in bijlage VIII opgenomen model bevat, |
b) |
noteren het door de kapitein gebruikte vistuig, de maaswijdte en de voorzieningen aan de netten. |
Artikel 26
Toezicht op de vangsten
1. De waarnemers:
a) |
observeren en ramen de vangst (hoeveelheid) voor elke afzonderlijke trek (locatie, diepte, uitzetduur); |
b) |
bepalen de samenstelling van de vangst; |
c) |
controleren de teruggooi, de bijvangst en de vangst van ondermaatse vis; |
d) |
verifiëren de gegevens die worden vermeld in het logboek en het productielogboek; de gegevens van het productielogboek worden geverifieerd aan de hand van de door de kapitein gebruikte omrekeningsfactor; |
e) |
verifiëren vangstaangiften. |
2. Bij het controleren van de teruggooi, de bijvangst en de vangst van ondermaatse vis overeenkomstig lid 1, onder c), verzamelen de waarnemers de gegevens over de ondermaatse vis die aan boord wordt gehouden of in zee wordt teruggegooid, waarbij, voor zover mogelijk, het volgende bemonsteringsschema zal worden gevolgd:
a) |
voor elke trek worden het geraamde gewicht, per soort, van de totale vangst en het geraamde gewicht, per soort, van de in zee teruggegooide vis genoteerd; |
b) |
elke tiende trek wordt nauwkeurig worden bemonsterd per soort, waarbij naast het gewicht van het monster ook de aantallen vissen en de lengte daarvan, van het gedeelte dat wordt aangevoerd en van het gedeelte dat wordt teruggegooid, worden genoteerd; |
c) |
wanneer de visserijactiviteit wordt verlegd overeenkomstig de artikelen 5 en 6. |
Artikel 27
Andere specifieke taken
De waarnemers:
a) |
verifiëren de positie van vaartuigen die visserijactiviteiten uitoefenen; |
b) |
controleren, in voorkomend geval, overladingen van vaartuigen waarvoor overeenkomstig artikel 14 een charterovereenkomst is gesloten; |
c) |
houden toezicht op het functioneren van voorzieningen voor automatische positiemelding indien deze zich aan boord van het vaartuig bevinden en daarvan gebruik wordt gemaakt; |
d) |
verrichten wetenschappelijke taken en monsternemingen op verzoek van de Visserijcommissie van de NAFO of van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig. |
Artikel 28
Verslagen van de waarnemers
1. De waarnemers dienen binnen 20 dagen na elke visreis een verslag in bij de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die hen hebben aangewezen. Wanneer de periode waarvoor een waarnemer was aangewezen, afloopt vóór het einde van de visreis, wordt het verslag over deze periode binnen 20 dagen na afloop hiervan bij de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat ingediend. Het verslag bevat een overzicht van de belangrijkste bevindingen van de waarnemer. Het verslag wordt toegestuurd aan de Commissie, die het aan het NAFO-secretariaat doorzendt.
2. De waarnemers melden binnen 24 uur elk teken van vermoedelijke ernstige overtreding. Dit wordt gemeld aan een NAFO-inspectievaartuig in het gereglementeerde NAFO-gebied, dat de vermoedelijke overtreding op zijn beurt aan het NAFO-secretariaat meldt. Bij de communicatie met een inspectievaartuig maken de waarnemers gebruik van een overeengekomen code.
Artikel 29
Voorzorgsmaatregelen
1. De waarnemers doen al het nodige om ervoor te zorgen dat hun aanwezigheid aan boord van de vissersvaartuigen de normale gang van zaken op de vaartuigen, onder meer de visserijactiviteit, niet hindert of belemmert.
2. De waarnemers gaan zorgvuldig om met de bezittingen en de uitrusting aan boord van de vissersvaartuigen, ook wat betreft de vertrouwelijkheid van alle documenten betreffende deze vaartuigen.
Artikel 30
Verplichtingen van de kapitein van het vaartuig
1. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen nemen de aangewezen waarnemers aan boord en verlenen hen de nodige medewerking zodat deze hun opdracht aan boord van de vaartuigen kunnen vervullen.
2. De kapitein van het vaartuig dat een waarnemer aan boord moet nemen, doet alles wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om de aankomst aan boord van de waarnemer en diens vertrek te vergemakkelijken. Zolang de waarnemer aan boord is, wordt hem passende en adequate accommodatie verschaft en worden hem passende werkomstandigheden geboden.
3. De kapitein van het vaartuig geeft de waarnemer inzage in de documenten van het vaartuig (visserijlogboek, productielogboek, capaciteitsplan en opslagplattegrond) en verleent hem toegang tot de verschillende delen van het vaartuig, inclusief, zoals vereist, tot de aan boord gehouden bijvangst en de vangst die bestemd is om te worden teruggegooid, teneinde hem de uitoefening van zijn taak te vergemakkelijken.
4. De kapitein wordt tijdig in kennis gesteld van de datum waarop en de plaats waar de waarnemers aan boord moeten worden genomen, alsook van de vermoedelijke duur van de waarnemingsperiode.
5. De kapitein van het vaartuig ontvangt op verzoek een afschrift van het in artikel 27, lid 1, bedoelde verslag van de waarnemer.
Artikel 31
Kosten
De lidstaten nemen alle kosten die voortvloeien uit de activiteiten van de waarnemers uit hoofde van dit deel voor hun rekening. Zij mogen deze kosten geheel of ten dele doorberekenen aan de reders van hun vaartuigen.
Artikel 32
Follow-up
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten evalueren de inhoud en de conclusies van het overeenkomstig artikel 27 door de waarnemer bij hen ingediende verslag.
2. Als in het verslag wordt gemeld dat het betrokken vaartuig heeft gevist op een manier die in strijd is met de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO, nemen de in lid 1 bedoelde autoriteiten alle nodige maatregelen om de zaak te onderzoeken en herhaling van de betrokken praktijken te voorkomen.
DEEL 3
Programma voor waarnemers, volgen per satelliet en elektronische melding
Artikel 33
Toepassingsregels
1. In afwijking van artikel 23 kunnen de lidstaten vissersvaartuigen die hun vlag voeren, toestaan om onder de in dit deel vastgestelde voorwaarden zonder aangewezen waarnemer visserijactiviteiten te beginnen en te verrichten in het gereglementeerde NAFO-gebied.
2. Vaartuigen kunnen overeenkomstig lid 1 zonder waarnemer visserijactiviteiten verrichten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
de vereiste technische voorzieningen om elektronische waarnemersmeldingen en vangstaangiften te verzenden zijn aan boord geïnstalleerd; |
b) |
de onder a) bedoelde technische voorzieningen zijn met succes met een betrouwbaarheidsgraad van 100 % getest met het NAFO-secretariaat en inspectievaartuigen die in het gereglementeerde NAFO-gebied opereren, en |
c) |
VMS-meldingen worden verzonden op uurbasis. |
Artikel 34
Verplichtingen van de lidstaten
1. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 30 dagen vóór het begin van het visseizoen in kennis van de namen van de vaartuigen die voornemens zijn de bepalingen van dit deel toe te passen. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.
2. De lidstaten houden de Commissie op de hoogte van de namen van de vaartuigen die de bepalingen van dit deel toepassen en van de periode waarin er geen aangewezen waarnemer aan boord is. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.
3. De lidstaten met een of meer vaartuigen die de bepalingen van dit deel toepassen, staan de vaartuigen voor maximaal 75 % van de tijd waarin zij gedurende het jaar in het gereglementeerde gebied opereren, toe om in het gereglementeerde NAFO-gebied zonder waarnemer visserijactiviteiten te verrichten.
4. De lidstaten zien er op toe dat er onder de vaartuigen die hun vlag voeren, ten aanzien van de soort visserij die de vaartuigen bedrijven, een evenwicht bestaat tussen de vaartuigen met en die zonder waarnemer.
Artikel 35
Verplichtingen van kapiteins en waarnemers
1. Kapiteins van vaartuigen en waarnemers die de bepalingen van dit deel toepassen, zenden dagelijks meldingen per sector toe.
2. De dagelijkse meldingen worden niet later dan 12.00 uur (UTC) aan het NAFO-secretariaat toegezonden. De meldingsperiode duurt van 00.01 uur tot 24.00 uur van de voorgaande dag.
3. De in de dagelijkse melding geregistreerde vangst moet overeenstemmen met de vangsten in het visserijlogboek.
4. De dagelijkse meldingen omvatten, voor zover van toepassing, de hoeveelheden per sector van de volgende categorieën:
a) |
dagelijkse vangst per soort aan boord; |
b) |
teruggooi; |
c) |
ondermaatse vis. |
5. Modellen voor de dagelijkse vangstaangiften (CAX) en waarnemersmeldingen (OBR) zijn opgenomen in bijlage XIV, onder a).
6. Waarnemers aan boord van vaartuigen die de bepalingen van dit deel toepassen, maken, naast hun taken uit hoofde van hoofdstuk III, deel 2, dagelijks langs elektronische weg via het VCC aan het NAFO-secretariaat melding (OBR-melding) van hun taken overeenkomstig artikel 26, lid 1.
Artikel 36
Technische mankementen
Indien de elektronische voorziening voor het verzenden van de dagelijkse meldingen naar en van een VCC niet functioneert, zetten de kapitein en de waarnemer de dagelijkse meldingen met andere middelen meldingen voort, en houden zij schriftelijk een logboek van die meldingen bij dat beschikbaar is voor de inspecteurs.
Artikel 37
Overtredingen
Indien een vaartuig zonder waarnemer wordt gedagvaard voor een overtreding, is het bepaalde in hoofdstuk IV, deel 5, van toepassing. Indien het vaartuig naar aanleiding van die overtreding niet wordt opgebracht, komt er onverwijld een waarnemer aan boord van het vaartuig.
Artikel 38
Uitvoeringsverslag
De lidstaten brengen uiterlijk op 15 februari van elk jaar aan de Commissie verslag uit over de uitvoering van de bepalingen van dit deel. Dat verslag moet onder meer informatie bevatten over de algehele naleving door de betrokken vaartuigen, met een vergelijking tussen de vaartuigen met en die zonder waarnemers, mogelijke kostenbesparingen voor de sector en de autoriteiten van de lidstaten, interactie met andere controlemiddelen en het technische functioneren en de betrouwbaarheid van de operationele systemen.
HOOFDSTUK IV
INSPECTIE EN SURVEILLANCE OP ZEE
DEEL 1
Algemene bepalingen
Artikel 39
Algemene voorschriften voor inspectie en surveillance
1. De Commissie en/of de lidstaten wijzen inspecteurs aan voor surveillance en inspectie in het gereglementeerde NAFO-gebied overeenkomstig de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO. Zij mogen ook stagiairs aanwijzen om de inspecteurs te begeleiden.
2. De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat de inspecteurs hun taken met inachtneming van de bepalingen van de NAFO-regeling vervullen. De inspecteurs blijven onder het operationele toezicht van hun bevoegde autoriteiten staan en zijn aan hen verantwoording schuldig.
3. Alle lidstaten en de Commissie zien erop toe dat de inspecties door communautaire inspecteurs op niet-discriminerende wijze en conform de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO worden uitgevoerd.
4. Het aantal inspecties moet gerelateerd zijn aan de omvang van de vloten van de verdragsluitende partijen die in het gereglementeerde NAFO-gebied aanwezig zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd die de vaartuigen in het gebied doorbrengen, het niveau van de vangsten en hun antecedenten op het gebied van de naleving van de voorschriften.
5. Naast hun werkzaamheden in het kader van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO gaan inspecteurs ook na of de communautaire vaartuigen in het gereglementeerde NAFO-gebied de instandhoudings- en controlemaatregelen van de Gemeenschap naleven.
6. De inspecteurs kunnen aan boord worden genomen van ieder communautair vaartuig dat inspectietaken in het gereglementeerde NAFO-gebied uitoefent of op het punt staat uit te oefenen.
7. De inspecteurs in het gereglementeerde NAFO-gebied coördineren hun activiteiten regelmatig met die van andere NAFO-inspecteurs in het gereglementeerde NAFO-gebied om gegevens betreffende waarnemingen en aanhoudingen of andere relevante informatie uit te wisselen.
Artikel 40
Inspectiemiddelen
De lidstaten of de Commissie stellen hun inspecteurs toereikende middelen ter beschikking voor de vervulling van hun surveillance- en inspectietaken. Hiertoe zetten zij voor de NAFO-regeling inspectievaartuigen in.
Artikel 41
Programmering
1. Het Communautair Bureau voor visserijcontrole zorgt voor de coördinatie van de toezicht- en inspectiewerkzaamheden voor de Gemeenschap. Het kan daartoe, in overleg met de betrokken lidstaten, gezamenlijke operationele surveillance- en inspectieprogramma’s opstellen. De lidstaten waarvan de vaartuigen visserijactiviteiten in het gereglementeerde NAFO-gebied uitoefenen, nemen de nodige maatregelen om de uitvoering van die programma’s te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen, alsmede de perioden en gebieden waarin die moeten worden ingezet.
2. Het Communautair Bureau voor visserijcontrole en de lidstaten zorgen er in het kader van de gezamenlijke operationele surveillance- en inspectieprogramma’s voor dat er, wanneer op enig moment meer dan vijftien communautaire vissersvaartuigen visserijactiviteiten in het gereglementeerde NAFO-gebied uitoefenen, een communautair inspectievaartuig in het gebied aanwezig is of dat met een andere verdragsluitende partij een overeenkomst is gesloten die de aanwezigheid van een inspectievaartuig waarborgt.
3. De lidstaten stellen het Communautair Bureau voor visserijcontrole uiterlijk op 15 oktober van elk jaar in kennis van de namen van de inspecteurs en de inspectievaartuigen die zij het volgende jaar voor de NAFO-regeling willen inzetten. Zij vermelden hierbij de naam, de roepnaam en de communicatiecapaciteit van de ingezette inspectievaartuigen. Op basis van deze gegevens stelt het Communautair Bureau voor visserijcontrole, in samenwerking met de lidstaten, een plan voor de deelname van de Gemeenschap aan de NAFO-regeling in het volgende kalenderjaar op, dat het aan het NAFO-secretariaat en de lidstaten toezendt.
4. De lidstaten delen het Communautair Bureau voor visserijcontrole langs elektronische weg de datum en het uur mee waarop de inspectieactiviteiten van de inspectievaartuigen beginnen en eindigen.
DEEL 2
Surveillanceprocedure
Artikel 42
Surveillanceprocedure
1. Toezicht door inspecteurs omvat het verrichten van visuele waarnemingen van vissersvaartuigen vanaf een voor de NAFO-regeling ingezet vaartuig. Wanneer een inspecteur een vaartuig van een verdragsluitende partij waarneemt en die waarneming niet in overeenstemming is met andere informatie waarover hij beschikt, registreert hij zijn bevindingen in een surveillancerapport aan de hand van het in bijlage XI opgenomen formulier en zendt hij dit door aan zijn autoriteiten. Het rapport bevat foto’s van het vaartuig waarop de positie, de datum en het tijdstip waarop de foto’s zijn genomen, zichtbaar zijn.
2. De lidstaten zenden het surveillancerapport onverwijld langs elektronische weg door aan de vlaggenstaat van het waargenomen vaartuig of aan de door deze staat aangewezen autoriteiten waarvan het NAFO-secretariaat de gegevens heeft bekendgemaakt, aan het NAFO-secretariaat en de Commissie. Op verzoek zenden zij tevens het origineel van het surveillancerapport aan de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig.
3. Na ontvangst van een surveillancerapport betreffende een van hun vaartuigen nemen de lidstaten onverwijld maatregelen en verrichten zij het nodige onderzoek om een passende follow-up te kunnen vaststellen.
4. De lidstaten stellen de Commissie op uiterlijk 15 februari van elk jaar in kennis van de maatregelen die zijn genomen met betrekking tot de surveillancerapporten betreffende hun vaartuigen in het voorgaande jaar. Wanneer de follow-upmaatregelen resulteren in sancties, worden deze sancties met specifieke benamingen vermeld. De Commissie deelt deze gegevens vóór 1 maart van elk jaar mee aan het NAFO-secretariaat.
DEEL 3
Inspectieprocedure
Artikel 43
Algemene bepalingen
1. Bij inspectie overdag bij normaal zicht zijn inspectievaartuigen voorzien van een NAFO-wimpel waarmee wordt aangegeven dat er een inspecteur aan boord is die gemachtigd is inspecties in het kader van de NAFO-regeling te verrichten. Hulpvaartuigen zijn ook voorzien van een wimpel, die half zo groot mag zijn.
2. Inspecties van voor onderzoek ingezette vaartuigen zijn beperkt tot de vaststelling of het vaartuig geen commerciële visserij uitoefent.
3. Inspecteurs doen geen afbreuk aan het recht van de kapitein om tijdens de aanhouding en de inspectie te communiceren met de autoriteiten van zijn vlaggenstaat.
4. Inspectievaartuigen manoeuvreren volgens de regels van de scheepvaart op een veilige afstand van het vissersvaartuig.
5. Inspecteurs vermijden het gebruik van geweld, tenzij en voor zover zulks voor het waarborgen van hun eigen veiligheid noodzakelijk is. Bij het verrichten van inspecties aan boord van vissersvaartuigen dragen de inspecteurs geen vuurwapens.
6. Inspecties worden zo verricht dat het vaartuig, de activiteiten en de vangst zo min mogelijk worden gestoord of gehinderd.
Artikel 44
Aanhouding
1. Inspecteurs hebben een door het NAFO-secretariaat afgegeven identiteitsdocument bij zich en tonen dit wanneer zij een vissersvaartuig aanhouden.
2. Inspecteurs verrichten geen aanhouding zonder voorafgaande kennisgeving via de radio aan het betrokken vaartuig of zonder dat dit vaartuig het juiste sein uit het internationaal seinboek, met inbegrip van de identiteit van het inspectieteam en het inspectieplatform, heeft ontvangen.
3. Inspecteurs geven het aangehouden vaartuig geen stop- of manoeuvreeropdracht terwijl het aan het vissen is of het vistuig aan het uitzetten of aan het ophalen is. Inspecteurs mogen evenwel eisen dat het uitzetten van het vistuig wordt onderbroken of uitgesteld totdat zij aan boord van het vaartuig zijn gegaan, doch in geen geval langer dan 30 minuten na ontvangst van het in lid 2 bedoelde sein.
Artikel 45
Activiteiten aan boord
1. Inspectieteams bestaan uit maximaal twee inspecteurs. Wanneer zulks in verband met de omstandigheden mogelijk is, mogen inspecteurs vergezeld worden door een stagiair, die aan de kapitein van het vissersvaartuig moet worden voorgesteld. De activiteiten van de stagiair beperken zich tot het observeren van de door de inspecteurs verrichte inspectie.
2. Een inspectie mag niet langer duren dan drie uur of de tijd die nodig is om het net en de vangst binnen te halen en te inspecteren, als dat langer duurt. Indien een overtreding is geconstateerd, mogen de inspecteurs zo lang aan boord blijven als nodig is om hun in de artikelen 48 en 51 bedoelde taken te vervullen. De inspecteur verlaat, naar gelang van het geval, het vaartuig binnen één uur na het voltooien van de oorspronkelijke inspectie of na het vervullen van zijn taken uit hoofde van artikel 48.
3. Er worden voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat schade wordt toegebracht aan verpakkingen, kartons of andere containers en inhoud. Kartons en containers worden zo geopend dat ze snel opnieuw kunnen worden gesloten, verpakt en opgeslagen.
4. De inspecteurs rekenen het in het productielogboek genoteerde productiegewicht om in levend gewicht zodat logboekgegevens die in levend gewicht zijn uitgedrukt, kunnen worden geverifieerd. De inspecteurs laten zich leiden door de door de kapitein van het vaartuig gebruikte omrekeningsfactoren.
5. De inspecteurs zijn gemachtigd om alle relevante gebieden, dekken en vertrekken van vissersvaartuigen, de (al dan niet verwerkte) vangsten, de netten en ander vistuig, de uitrusting en alle documenten die nodig zijn om te controleren of de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO zijn nageleefd, te onderzoeken.
6. De inspecteurs mogen de kapitein tijdens hun inspectie om alle nodige bijstand verzoeken. De kapitein mag zijn opmerkingen kenbaar maken over het rapport, dat na afloop van de inspectie door de inspecteurs dient te worden ondertekend. Een afschrift van het rapport wordt aan de kapitein van het vissersvaartuig overhandigd.
Artikel 46
Opstelling van inspectieverslagen
1. De inspecteurs stellen een inspectieverslag op aan de hand van het in bijlage IX opgenomen formulier en zenden dit door aan hun autoriteiten.
2. De inspecteurs geven op basis van de logboekgegevens voor de betrokken visreis een overzicht van de vangst van het vaartuig in het gereglementeerde NAFO-gebied per soort en per sector, en registreren deze gegevens in punt 14 van het inspectieverslag.
3. Zijn er verschillen tussen de genoteerde vangsten en de ramingen van de inspecteur, dan mag deze laatste de berekeningen, procedures, relevante documenten en de vangst aan boord van het vaartuig opnieuw controleren. Deze verschillen worden in punt 18 van het inspectieverslag genoteerd.
Artikel 47
Verplichtingen van de kapitein van het vissersvaartuig tijdens de inspectie
De kapitein van een communautair vissersvaartuig dat wordt aangehouden en geïnspecteerd:
a) |
ziet erop toe dat het aan boord komen vlot en veilig verloopt volgens de regels van de scheepvaart wanneer het juiste sein uit het internationaal seinboek is gegeven door een vaartuig of een helikopter met een inspecteur aan boord; |
b) |
verstrekt een loodsladder die in overeenstemming is met de aanbevelingen van de internationale Maritieme Organisatie inzake ladders; |
c) |
werkt mee aan de inspectie van het vissersvaartuig volgens de in deze verordening vastgestelde procedures; waarborgt de veiligheid van de inspecteurs en mag hen niet van de uitvoering van hun taken weerhouden, noch ze intimideren of hinderen tijdens hun werkzaamheden; |
d) |
staat de inspecteurs toe met de autoriteiten van de vlaggenstaat en van de inspecterende staat te communiceren; |
e) |
verleent toegang tot alle relevante gebieden, dekken en vertrekken van het vaartuig, de (al dan niet verwerkte) vangsten, de netten en ander vistuig, de uitrusting en registratiedocumenten, tekeningen of beschrijvingen van visruimen, productielogboeken en opslagplattegronden en andere relevante documenten, en verleent de bijstand die redelijkerwijs nodig is om vast te stellen of de opslag overeenkomt met de opslagplattegronden; |
f) |
ziet erop toe dat de inspecteurs veilig van boord kunnen gaan. |
Artikel 48
Toezending van inspectieverslagen
1. De lidstaat die een inspectie verricht, zendt het origineel van het overeenkomstig artikel 37, lid 1, opgestelde NAFO-inspectieverslag binnen 20 dagen na terugkeer van het inspectievaartuig naar de haven toe aan de Commissie, die het binnen 30 dagen na terugkeer van het inspectievaartuig naar de haven doorstuurt naar de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig met een kopie voor het NAFO-secretariaat.
2. In geval van een overtreding of een verschil tussen de geregistreerde vangsten en de ramingen van de inspecteurs van de vangsten aan boord wordt het origineel van het inspectieverslag met stavingsdocumenten, inclusief kopieën van foto’s, zo snel mogelijk na de terugkeer van het inspectievaartuig naar de haven aan de Commissie toegezonden. De Commissie stuurt deze documentatie binnen tien dagen na de terugkeer van het inspectievaartuig naar de haven door naar de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig met een kopie voor het NAFO-secretariaat.
3. In de in lid 2 bedoelde situatie geeft de inspecteur ook een verklaring af die een voorafgaande mededeling vormt van de vermoedelijke overtreding. Die verklaring bevat de in de punten 16, 18 en 20 van het inspectieverslag vermelde gegevens en een gedetailleerde beschrijving van de grondslag voor de afgifte van de dagvaarding voor een overtreding en het bewijs ter ondersteuning daarvan. De inspecteur van de Gemeenschap zendt de verklaring binnen een werkdag na de inspectie via de Commissie naar de vlaggenstaat en het NAFO-secretariaat.
4. De inspecteurs verstrekken de Commissie om de tien dagen een lijst van geïnspecteerde vaartuigen. De Commissie stelt maandelijks een lijst op van geïnspecteerde vaartuigen en stuurt deze lijst door naar het NAFO-secretariaat.
DEEL 4
Overtredingen
Artikel 49
Procedures voor de behandeling van overtredingen
1. Wanneer een inspecteur een overtreding van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO vaststelt:
a) |
noteert hij de overtreding in zijn inspectieverslag, ondertekent hij zijn aantekeningen en laat hij deze aftekenen door de kapitein; |
b) |
maakt hij een aantekening in het visserijlogboek of andere relevante documenten, en ondertekent hij die, met vermelding van de datum, locatie en aard van de geconstateerde overtreding. De inspecteur mag een kopie maken van alle relevante aantekeningen in het visserijlogboek of andere relevante documenten, en verzoekt de kapitein de echtheid daarvan op elke bladzijde van de kopie schriftelijk te certificeren; |
c) |
documenteert hij de overtreding zo nodig met foto’s van het vistuig en de vangst. In dat geval geeft hij een kopie van de foto aan de kapitein en hecht hij een tweede kopie ervan aan het rapport; |
d) |
tracht hij zich onmiddellijk in verbinding te stellen met een inspecteur of met de aangewezen autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig; |
e) |
zendt hij het inspectieverslag en de in artikel 47, lid 3, bedoelde voorafgaande mededeling van de overtreding onverwijld toe aan zijn autoriteiten. |
2. Inspecteurs mogen verlangen dat de kapitein dat deel van het vistuig dat niet in overeenstemming is met de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO, verwijdert. Op elk deel van het vistuig dat in overtreding is, brengen zij een NAFO-inspectiezegel overeenkomstig bijlage X aan en dit noteren zij in het inspectieverslag. Het vistuig blijft verzegeld totdat het door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partij van het vaartuig is onderzocht.
Artikel 50
Afwikkeling van overtredingen
1. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat die in kennis worden gesteld van een inbreuk begaan door een van de vaartuigen van die lidstaat, stellen naar aanleiding daarvan onverwijld een volledig onderzoek in om het nodige bewijs te verzamelen en gaan daarbij zo nodig over tot een fysieke inspectie van het betrokken vaartuig.
2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat ondernemen bij een inbreuk op de NAFO-regels onverwijld de bij hun nationale wet voorgeschreven administratieve of gerechtelijke stappen tegen onderdanen die aansprakelijk zijn voor het vaartuig dat hun vlag voert.
3. De bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat zien erop toe dat de in lid 2 bedoelde procedurele stappen tot voldoende strenge en afdwingbare maatregelen leiden, de plegers van de feiten het economische voordeel van de inbreuk ontnemen en een voldoende ontradend effect hebben.
DEEL 5
Ernstige inbreuken
Artikel 51
Lijst van ernstige inbreuken
De volgende inbreuken worden als ernstig beschouwd:
a) |
visserij uit hoofde van een quotum „overige” zonder voorafgaande kennisgeving aan het NAFO-secretariaat, of meer dan zeven werkdagen na de kennisgeving door het NAFO-secretariaat dat de visserij uit hoofde van een quotum „overige” voor dat visbestand of die soort was gesloten; |
b) |
gericht vissen op een bestand waarvoor een moratorium of een visverbod geldt; |
c) |
gericht vissen op bestanden of soorten na de datum waarop de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig het NAFO-secretariaat ervan in kennis heeft gesteld dat zijn vaartuig de gerichte visserij voor deze bestanden of soorten zal stopzetten; |
d) |
vissen in een gesloten gebied of met vistuig dat in een bepaald gebied verboden is; |
e) |
overtredingen van de maaswijdtevoorschriften; |
f) |
vissen zonder geldige vergunning van de vlaggenstaat van de verdragsluitende partij; |
g) |
onjuiste registratie van vangsten; |
h) |
storen van het satellietvolgsysteem; |
i) |
overtredingen in verband met vangstaangiften; |
j) |
inspecteurs of waarnemers beletten hun taken te vervullen. |
Artikel 52
Activiteiten van de inspecteur
1. Wanneer een inspecteur een vaartuig aanhoudt wegens een ernstige overtreding in de zin van artikel 51, stelt hij de vlaggenstaat, zijn eigen autoriteiten, de Commissie en het NAFO-secretariaat daarvan onverwijld in kennis.
2. In geval van ernstige overtreding neemt de inspecteur alle nodige maatregelen om het bewijsmateriaal te beveiligen en het behoud ervan te waarborgen, en verzegelt hij in voorkomend geval het ruim van het vaartuig voor een volgende haveninspectie. Op verzoek van de inspecteur beëindigt de kapitein alle visserijactiviteiten die volgens de inspecteur een ernstige overtreding inhouden.
3. Zolang de inspecteur aan boord blijft, mag de kapitein de visserijactiviteit niet hervatten totdat de inspecteur er voldoende van overtuigd is, hetzij door een maatregel van de kapitein van het vaartuig, hetzij door contacten met een inspecteur of bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig, dat de ernstige overtreding zich niet zal herhalen.
4. De inspecteur mag zo lang aan boord van een vissersvaartuig blijven als nodig is om de relevante informatie betreffende de overtreding te verkrijgen. In deze periode voltooit de inspecteur de inspectie; daarna verlaat hij het vaartuig. Hij mag wel aan boord blijven wanneer hij erin slaagt in contact te treden met de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partij van het geïnspecteerde vaartuig en deze autoriteiten hiermee akkoord gaan. Wanneer hij niet in staat is om binnen een redelijke termijn in contact te treden met de bevoegde autoriteiten, verlaat hij het geïnspecteerde vaartuig en neemt hij zo snel mogelijk contact met hen op.
5. De inspecterende lidstaat of de Commissie beslist in overleg met de vlaggenstaat of de inspecteur tijdens de opbrenging van het vaartuig overeenkomstig artikel 54, lid 1, aan boord blijft. De inspecterende lidstaat en de Commissie beslissen eveneens of een NAFO-inspecteur aanwezig zal zijn bij de grondige inspectie van het vaartuig in de haven overeenkomstig artikel 53, lid 3. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de beslissingen die zij op grond van dit lid hebben genomen.
Artikel 53
Inspectie door een door de vlaggenlidstaat gemachtigde inspecteur
1. Wanneer een vlaggenlidstaat of de Commissie door een inspecteur op de hoogte wordt gebracht van een vermoedelijke ernstige overtreding door een vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert, stellen de vlaggenlidstaat en de Commissie elkaar daarvan onverwijld in kennis.
2. Wanneer de vlaggenlidstaat door een andere verdragsluitende partij op de hoogte is gebracht van een ernstige overtreding door een communautair vaartuig, zorgt hij er in samenwerking met de Commissie voor dat het vaartuig binnen 72 uur wordt geïnspecteerd door een naar behoren gemachtigde inspecteur.
3. De naar behoren gemachtigde inspecteur gaat aan boord van het betrokken vissersvaartuig, onderzoekt de bewijsgegevens van de vermoedelijke overtreding en deelt de uitkomsten van zijn onderzoek zo spoedig mogelijk mee aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat en aan de Commissie.
Artikel 54
Opbrenging van vaartuigen
1. Na mededeling van de uitkomsten en indien de vermoedelijke overtreding van ernstige aard is, geeft de vlaggenlidstaat van het geïnspecteerde vaartuig, wanneer zulks gerechtvaardigd is, het vaartuig binnen 24 uur de opdracht koers te zetten naar een aangewezen haven of geven zij de naar behoren gemachtigde inspecteur mandaat om een dergelijke opdracht te geven. Deze haven zou St Johns of Halifax, Canada, St Pierre, France, of de thuishaven moeten zijn, tenzij de vlaggenlidstaat een andere haven heeft aangewezen.
2. De in lid 1 genoemde termijn van 24 uur kan op schriftelijk verzoek van de vlaggenlidstaat door de Commissie tot maximaal 72 uur worden verlengd.
3. Indien de vlaggenlidstaat geen opdracht geeft om koers te zetten naar een haven, deelt hij de Commissie onverwijld de redenen daarvoor mee. De Commissie stelt het NAFO-secretariaat tijdig in kennis van dit besluit en de motivering daarvan.
Artikel 55
Inspectie in de haven na opbrenging
1. Bij aankomst in de aangewezen haven wordt het vaartuig waarvan wordt vermoed dat het een ernstige overtreding heeft begaan, onder gezag van de vlaggenlidstaat onderworpen aan een grondige inspectie, in aanwezigheid van een inspecteur van een andere verdragsluitende partij die aan de inspectie wenst deel te nemen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het haveninspectieverslag in bijlage XII.
2. De vlaggenlidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van de uitkomsten van de grondige inspectie en van de maatregelen die hij heeft genomen naar aanleiding van de overtreding, inclusief maatregelen om herhaling van de overtreding te voorkomen.
Artikel 56
Strengere vervolgmaatregelen bij sommige ernstige inbreuken
1. De vlaggenlidstaat neemt naast de in dit deel, met name in de artikelen 54 en 55, voorgeschreven maatregelen, de in dit deel bedoelde maatregelen wanneer een van zijn vaartuigen een van de volgende zware inbreuken heeft gepleegd:
a) |
gericht vissen op een bestand waarvoor een moratorium of een visverbod geldt; |
b) |
onjuist registreren van vangsten. Om voor een vervolgactie op grond van dit artikel vatbaar te zijn, moet het verschil tussen de schatting door de inspecteur van de naar soort opgesplitste of totale aan boord gehouden verwerkte vangst en de in het productielogboek geregistreerde hoeveelheden 10 t of 20 % bedragen, al naargelang van wat het grootst is, berekend als percentage van de hoeveelheden in het productielogboek. Voor de schatting van de aan boord gehouden verwerkte vangst wordt een stuwagefactor toegepast die is overeengekomen tussen de inspecteurs van de inspecterende verdragsluitende partij en de verdragsluitende partij van het geïnspecteerde vaartuig; |
c) |
het herhalen van dezelfde ernstige inbreuk bedoeld in artikel 51, die is bevestigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 52, lid 4, binnen een tijdspanne van 100 dagen of binnen dezelfde visreis, al naargelang van wat het kortst is. |
2. De vlaggenlidstaat doet het nodige opdat het betrokken vaartuig na de in lid 3 bedoelde inspectie alle visserijactiviteiten stopzet en een onderzoek wordt ingesteld met betrekking tot de ernstige inbreuk.
3. Indien in het gereglementeerde gebied geen inspecteur noch een andere door de vlaggenlidstaat aangewezen persoon aanwezig is om het in lid 2 bedoelde onderzoek te verrichten, draagt de vlaggenlidstaat het vaartuig op onmiddellijk een haven aan te doen waar het onderzoek kan plaatsvinden.
4. De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat de fysieke inspectie en vaststelling van de totale aan boord gehouden vangst in het kader van een onderzoek betreffende een ernstige inbreuk als bedoeld in lid 1, onder b) (onjuist registreren van vangsten), onder zijn gezag plaatsvindt in een haven. Bij een dergelijke inspectie mag met toestemming van de vlaggenlidstaat een inspecteur van eender welke andere verdragsluitende partij die zulks wenst aanwezig zijn.
5. Wanneer een vaartuig overeenkomstig het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 opdracht krijgt om een haven aan te doen, mag een inspecteur van een andere verdragsluitende partij aan boord van het vaartuig komen en/of blijven terwijl het op weg is naar de haven, tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het geïnspecteerde vaartuig de inspecteur verzoekt het vaartuig te verlaten.
Artikel 57
Handhavingsmaatregelen
1. De vlaggenlidstaat neemt handhavingsmaatregelen ten aanzien van vaartuigen waarvan overeenkomstig zijn nationale recht is vastgesteld dat zij een ernstige inbreuk als bedoeld in artikel 56 hebben gepleegd.
2. De in lid 1 bedoelde maatregelen omvatten, gelet in het bijzonder op de ernst van de inbreuk en op de toepasselijke nationale wettelijke bepalingen:
a) |
boetes; |
b) |
inbeslagneming van illegaal vistuig en illegale vangsten; |
c) |
conservatoir beslag op het vaartuig; |
d) |
schorsing of intrekking van de visvergunning; |
e) |
korting of intrekking van de vangstquota. |
3. De vlaggenlidstaat van het betrokken vaartuig stelt de Commissie onverwijld in kennis van de vervolgmaatregelen die hij overeenkomstig dit artikel neemt. Op basis van die kennisgeving deelt de Commissie de maatregelen aan het NAFO-secretariaat mee.
Artikel 58
Verslag over ernstige inbreuken
1. Bij een ernstige inbreuk als bedoeld in artikel 47 bis doet de betrokken lidstaat de Commissie zo snel mogelijk, en in elk geval binnen drie maanden na de kennisgeving van de inbreuk, een verslag toekomen over de voortgang van het onderzoek, met opgave van de maatregelen die zijn genomen of worden voorgenomen met betrekking tot de ernstige inbreuk, en wanneer het onderzoek is afgerond, een verslag over de uitkomst ervan.
2. De Commissie stelt namens de Gemeenschap een samenvattend verslag op van de verslagen van de lidstaten. Zij doet binnen vier maanden vanaf de kennisgeving van de inbreuk het communautair voortgangsverslag betreffende onderzoeken en, wanneer het onderzoek is afgerond, zo snel mogelijk een verslag over de uitkomst ervan aan het NAFO-secretariaat toekomen.
DEEL 6
Rapporten
Artikel 59
Behandeling van de inspectieverslagen
1. Inspectie- en surveillanceverslagen van NAFO-inspecteurs vormen in alle lidstaten toelaatbaar bewijsmateriaal in gerechtelijke of administratieve procedures. Voor de vaststelling van feiten worden zij op dezelfde voet behandeld als inspectie- en surveillanceverslagen van de lidstaten.
2. De lidstaten werken mee aan het vergemakkelijken van gerechtelijke of andere procedures die zijn ingeleid naar aanleiding van een in het kader van deze regeling door een inspecteur opgesteld verslag, mits aan de voorwaarden voor de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal in nationale gerechtelijke of andere stelsels is voldaan.
Artikel 60
Verslagen over overtredingen
1. De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 25 januari van elk jaar voor de periode van 1 juli tot en met 31 december, en uiterlijk op 25 augustus van elk jaar voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni, een verslag toe dat de volgende gegevens bevat:
a) |
het resultaat van de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van overtredingen door hun vaartuigen; overtredingen worden jaarlijks geïnventariseerd tot de maatregel is afgesloten; |
b) |
significante verschillen tussen in het logboek van het vaartuig geregistreerde vangsten en de ramingen van de inspecteur betreffende de vangsten aan boord van de vaartuigen. Een verschil wordt als significant beschouwd wanneer de raming van de inspecteur 5 % of meer afwijkt van de in het logboek geregistreerde vangst; |
c) |
gegevens over de stand van de procedure, met name of de zaak in behandeling is, wordt behandeld in beroep dan wel of het onderzoek nog loopt; |
d) |
een gedetailleerde beschrijving van de opgelegde sancties of boetes, met vermelding van de hoogte van de boetes, de waarde van de in beslag genomen vangsten en/of vistuigen, de schriftelijke waarschuwingen enz., en |
e) |
toelichtingen indien geen maatregelen zijn genomen. |
2. De Commissie stelt namens de Gemeenschap een samenvattend verslag op van de verslagen van de lidstaten. Uiterlijk op 1 februari en 1 september van elk jaar zendt zij dit toe aan het NAFO-secretariaat.
Artikel 61
Rapportage over inspectie- en surveillanceactiviteiten
1. Iedere lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 februari van elk jaar de volgende gegevens over het afgelopen kalenderjaar:
a) |
het aantal door de lidstaat in het kader van de NAFO-regeling verrichte inspecties, met opgave van het aantal geïnspecteerde vaartuigen van iedere verdragsluitende partij en, in geval van vermoedelijke overtreding, de datum en de locatie van de inspectie en de aard van de vermoedelijke overtreding; |
b) |
het aantal vlieguren in verband met NAFO-surveillance, het aantal waarnemingen en het aantal surveillancerapporten, met vermelding van de afwikkeling daarvan. |
2. De Commissie stelt namens de Gemeenschap een samenvattend verslag op van de verslagen van de lidstaten. Uiterlijk op 1 maart van elk jaar zendt zij dit toe aan het NAFO-secretariaat.
HOOFDSTUK V
INSPECTIES IN DE HAVEN
Artikel 62
Inspectie in de haven
1. De lidstaten zien erop toe dat alle vaartuigen die hun havens binnenvaren om vangsten uit het gereglementeerde NAFO-gebied aan te voeren en/of over te laden, in de haven worden geïnspecteerd. Deze vangsten mogen niet worden aangevoerd of overgeladen zolang de inspectie niet volledig is uitgevoerd. Bij de inspectie wordt tevens nagegaan of de communautaire vaartuigen voldoen aan andere voor deze vaartuigen geldende instandhoudings- en controlemaatregelen van de Gemeenschap.
2. Teneinde de inspecties te vergemakkelijken, verzoeken de lidstaten de kapiteins van vissersvaartuigen of hun vertegenwoordigers om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarvan zij de havens of aanvoerinstallaties wensen te gebruiken, ten minste 48 uur vóór het vermoedelijke tijdstip van aankomst in de haven, in kennis te stellen van:
a) |
het tijdstip van aankomst in de aanvoerhaven; |
b) |
een kopie van de visvergunning; |
c) |
de hoeveelheden aan boord, uitgedrukt in kilogram levend gewicht; |
d) |
de sector(en) of zone(s) in het gereglementeerde NAFO-gebied waar de vangst is gedaan. |
3. Bij de haveninspectie worden ten minste de volgende elementen gecontroleerd:
a) |
gevangen soorten en hoeveelheden; |
b) |
gegevens over inspecties op het vaartuig overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IV; |
c) |
maaswijdte van de netten aan boord en maat van de vis aan boord. |
4. De lidstaten zien erop toe dat de aangevoerde hoeveelheden per soort en de hoeveelheden aan boord in voorkomend geval worden getoetst aan de hoeveelheden die zijn genoteerd in het logboek en die in de vangstaangifte bij het verlaten van het gereglementeerde NAFO-gebied in de zin van artikel 21, lid 2, onder d).
Artikel 63
Haveninspectieverslagen
1. De lidstaten zien erop toe dat het haveninspectieverslag in bijlage XII wordt gebruikt voor alle uit hoofde van deze verordening verrichte haveninspecties.
2. De lidstaten zenden het haveninspectieverslag binnen 14 werkdagen na de haveninspectie toe aan de Commissie. Deze stuurt het onverwijld door aan het NAFO-secretariaat en, op verzoek, aan de vlaggenstaat van het vaartuig.
HOOFDSTUK VI
ACTIVITEITEN VAN NIET-VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN
Artikel 64
IUU-activiteiten van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen
1. Een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat visserijactiviteiten uitoefent in het gereglementeerde NAFO-gebied wordt geacht IUU-activiteiten te hebben verricht die de doeltreffendheid van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO in gevaar hebben gebracht.
2. In het geval van overladingsactiviteiten waarbij een waargenomen en geïdentificeerd vaartuig van een niet-verdragsluitende partij, in of buiten het gereglementeerde NAFO-gebied, is betrokken, worden ook andere bij deze activiteiten betrokken vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij geacht de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO in gevaar te brengen.
Artikel 65
Gegevens over vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen
1. Indien een inspecteur van een lidstaat of van de Commissie een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarneemt of op andere wijze identificeert, tracht hij het vaartuig ervan in kennis te stellen dat het wordt geacht de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO in gevaar te brengen en worden de gegevens doorgestuurd naar de verdragsluitende partijen bij de NAFO, andere regionale visserijorganisaties en de vlaggenstaat van het vaartuig.
2. De lidstaten verstrekken de Commissie onverwijld de gegevens betreffende waarnemingen, weigering van toegang tot een haven, aanvoer of overlading, alsmede de resultaten van alle controles in hun havens en de maatregelen die zij naar aanleiding daarvan ten aanzien van het betrokken vaartuig hebben genomen. De Commissie zendt alle gegevens onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.
3. De in lid 2 bedoelde mededeling omvat onder meer de naam van het geïnspecteerde vaartuig van de niet-verdragsluitende partij en zijn vlaggenstaat, de datum waarop en de haven waarin de inspectie heeft plaatsgevonden, de redenen voor het naar aanleiding daarvan opgelegde verbod op aanvoer en/of overlading of, indien geen dergelijk verbod is opgelegd, de overeenkomstig artikel 67, lid 3, overgelegde bewijzen.
4. De lidstaten kunnen aanvullende gegevens die van belang kunnen zijn voor de identificatie van de vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die IUU-visserijactiviteiten in het gereglementeerde NAFO-gebied verrichten, te allen tijde meedelen aan de Commissie, die deze informatie onmiddellijk doorzendt aan het NAFO-secretariaat.
5. De Commissie stelt de lidstaten elk jaar in kennis van de vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die voorkomen op de door de NAFO vastgestelde lijst van IUU-vaartuigen.
Artikel 66
Verbod op overlading en gezamenlijke visserijactiviteiten
Communautaire vissersvaartuigen mogen geen overladingen van vis ontvangen of verrichten naar of van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen als bedoeld in artikel 63, noch gezamenlijke visserijactiviteiten met deze vaartuigen uitoefenen.
Artikel 67
Inspectie op zee
De inspecteurs vragen in voorkomend geval of zij een waargenomen of op andere wijze geïdentificeerd vaartuig van niet-verdragsluitende partijen mogen controleren wanneer dit visserijactiviteiten uitoefent in het gereglementeerde NAFO-gebied. Vaartuigen die ermee instemmen om te worden gecontroleerd, worden geïnspecteerd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IV.
Artikel 68
Inspectie in de haven
1. De lidstaten zien erop toe dat elk vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat een aangewezen haven als bedoeld in artikel 28, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 aandoet, door hun bevoegde autoriteiten wordt geïnspecteerd. Het vaartuig mag geen vangsten aanvoeren of overladen zolang deze inspectie niet volledig is uitgevoerd.
2. Indien de bevoegde autoriteiten na de inspectie constateren dat een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij een van de door de NAFO geregelde of in bijlage II bij deze verordening bedoelde visbestanden of groepen visbestanden aan boord heeft, verbiedt de betrokken lidstaat dat vangsten van dat vaartuig worden aangevoerd of overgeladen.
3. Dit verbod geldt echter niet indien de kapitein van het geïnspecteerde vaartuig of zijn vertegenwoordiger ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat aantoont dat:
a) |
de aan boord gehouden vissoorten zijn gevangen buiten het gereglementeerde NAFO-gebied, of |
b) |
de aan boord gehouden vis van de in bijlage II vermelde soorten is gevangen met inachtneming van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO. |
4. Een lidstaat die aanvoer of overlading weigert, stelt de kapitein van de vaartuigen in kennis van zijn besluit.
Artikel 69
Maatregelen ten aanzien van IUU-vaartuigen
1. De volgende maatregelen zijn van toepassing op vaartuigen die door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) zijn geplaatst op de lijst van IUU-vaartuigen in bijlage XIII:
a) |
vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen, en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan IUU-vaartuigen, zich bezighouden met het be- of verwerken van vis of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen van de lijst van IUU-vaartuigen; |
b) |
in de haven mogen aan IUU-vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd en geen diensten worden verleend; |
c) |
de IUU-vaartuigen krijgen, tenzij in geval van overmacht, geen toegang tot havens van de lidstaten; |
d) |
IUU-vaartuigen krijgen, tenzij in verband met een geval van overmacht, geen toelating om van bemanning te wisselen; |
e) |
het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in Gemeenschapswateren en zij mogen niet gecharterd worden; |
f) |
lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere sectoren aan geen vis te verhandelen of over te laden die door dergelijke vaartuigen is gevangen; |
g) |
de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden. |
2. De Commissie brengt de lijst van IUU-vaartuigen met die van de NAFO in overeenstemming zodra de NAFO een nieuwe lijst vaststelt.
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 70
Procedure in geval van wijzigingen
De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de bepalingen van deze verordening wijzigen om de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO die voor de Gemeenschap bindend zijn geworden, in Gemeenschapsrecht om te zetten.
Artikel 71
Intrekking
De Verordeningen (EG) nr. 1262/00, (EG) nr. 3069/95, (EG) nr. 3680/93, (EEG) nr. 189/92, (EEG) nr. 1956/88 en (EEG) nr. 2868/88 worden ingetrokken.
Artikel 72
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 22 oktober 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) Advies uitgebracht op 7 juni 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 378 van 30.12.1978, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 653/80 (PB L 74 van 20.3.1980).
(3) PB L 175 van 6.7.1988, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3067/95 (PB L 329 van 30.12.1995, blz. 1).
(4) PB L 257 van 17.9.1988, blz. 20. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 494/1997 van de Commissie (PB L 77 van 19.3.1997, blz. 5).
(5) PB L 21 van 30.1.1992, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1048/97 (PB L 154 van 12.6.1997, blz. 1).
(6) PB L 341 van 31.12.1993, blz. 42. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1043/94 (PB L 114 van 5.5.1994, blz. 1).
(7) PB L 329 van 30.12.1995, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 855/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 1).
(8) PB L 144 van 17.6.2000, blz. 1.
(9) PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2017/2006 van de Commissie (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 44).
(10) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 van 10 juli 2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(11) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
(12) PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1.
(13) PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1799/2006 (PB L 341 van 7.12.2006, blz. 26).
(14) PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.
(15) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
BIJLAGE I
LIJST VAN SOORTEN
Nederlandse naam |
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Bodemvissen |
||
Kabeljauw |
Gadus morhua |
COD |
Schelvis |
Melanogrammus aeglefinus |
HAD |
Roodbaars |
Sebastes sp. |
RED |
Diepzeeroodbaars |
Sebastes marinus |
REG |
Diepzeeroodbaars |
Sebastes mentella |
REB |
Amerikaanse roodbaars |
Sebastes fasciatus |
REN |
Noordwest-Atlantische heek |
Merluccius bilinearis |
HKS |
Atlantische gaffelkabeljauw (1) |
Urophycis chuss |
HKR |
Zwarte koolvis |
Pollachius virens |
POK |
Amerikaanse schol |
Hippoglossoides platessoides |
PLA |
Witje |
Glyptocephalus cynoglossus |
WIT |
Geelstaartschar |
Limanda ferruginea |
YEL |
Groenlandse heilbot |
Reinhardtius hippoglossoides |
GHL |
Heilbot |
Hippoglossus hippoglossus |
HAL |
Amerikaanse winterschol |
Pseudopleuronectes americanus |
FLW |
Zomerbot |
Paralichthys dentatus |
FLS |
Amerikaanse griet |
Scophthalmus aquosus |
FLD |
Platvissen (n.e.g.) |
Pleuronectiformes |
FLX |
Amerikaanse zeeduivel |
Lophius americanus |
ANG |
Amerikaanse ponen |
Prionotus sp. |
SRA |
Atlantische tomcod |
Microgadus tomcod |
TOM |
Blauwe diepzeekabeljauw |
Antimora rostrata |
ANT |
Blauwe wijting |
Micromesistius poutassou |
WHB |
Amerikaanse lipvis |
Tautogolabrus adspersus |
CUN |
Torsk |
Brosme brosme |
USK |
Groenlandse kabeljauw |
Gadus ogac |
GRC |
Blauwe leng |
Molva dypterygia |
BLI |
Leng |
Molva molva |
LIN |
Snotolf |
Cyclopterus lumpus |
LUM |
Koningombervis |
Menticirrhus saxatilis |
KGF |
Noordelijke kogelvis |
Sphaeroides maculatus |
PUF |
Puitalen (n.e.g.) |
Lycodes sp. |
ELZ |
Atlantische puitaal |
Macrozoarces americanus |
OPT |
Arctische kabeljauw |
Boreogadus saida |
POC |
Grenadiersvis |
Coryphaenoides rupestris |
RNG |
Noordelijke grenadiervis |
Macrourus berglax |
RHG |
Zandspieringen |
Ammodytes sp. |
SAN |
Zeedonderpadden |
Myoxocephalus sp. |
SCU |
Scup |
Stenotomus chrysops |
SCP |
Tautog-lipvis |
Tautoga onitis |
TAU |
Blauwe tegelvis |
Lopholatilus chamaeleonticeps |
TIL |
Witte heek (1) |
Urophycis tenuis |
HKW |
Zeewolven (n.e.g.) |
Anarhicas sp. |
CAT |
Zeewolf |
Anarhichas lupus |
CAA |
Gevlekte zeewolf |
Anarhichas minor |
CAS |
Bodemvissen (n.e.g.) |
|
GRO |
Pelagische vissen |
||
Atlantische haring |
Clupea harengus |
HER |
Makreel |
Scomber scombrus |
MAC |
Atlantische botervis |
Peprilus triacanthus |
BUT |
Menhaden |
Brevoortia tyrannus |
MHA |
Makreelgeep |
Scomberesox saurus |
SAU |
Amerikaanse ansjovis |
Anchoa mitchilli |
ANB |
Blauwbaars |
Pomatomus saltatrix |
BLU |
Paardenhorsmakreel |
Caranx hippos |
CVJ |
Fregattonijn |
Auxis thazard |
FRI |
Koningsmakreel |
Scomberomourus cavalla |
KGM |
Gevlekte koningsmakreel |
Scomberomourus maculatus |
SSM |
Zeilvis |
Istiophorus platypterus |
SAI |
Witte marlijn |
Tetrapturus albidus |
WHM |
Blauwe marlijn |
Makaira nigricans |
BUM |
Zwaardvis |
Xiphias gladius |
SWO |
Witte tonijn |
Thunnus alalunga |
ALB |
Bonito |
Sarda sarda |
BON |
Dwergtonijn |
Euthynnus alletteratus |
LTA |
Grootoogtonijn |
Thunnus obesus |
BET |
Gewone tonijn |
Thunnus thynnus |
BFT |
Gestreepte tonijn/Skipjack |
Katsuwonus pelamis |
SKJ |
Geelvintonijn |
Thunnus albacares |
YFT |
Tonijnen (n.e.g.) |
Scombridae |
TUN |
Pelagische vissen (n.e.g.) |
|
PEL |
Invertebraten |
||
Langvinpijlinktvis (Loligo) |
Loligo pealei |
SQL |
Kortvinpijlinktvis (Illex) |
Illex illecebrosus |
SQI |
Inktvissen (n.e.g.) |
Loliginidae, Ommastrephidae |
SQU |
Amerikaanse zwaardschede |
Ensis directus |
CLR |
Amerikaanse venusschelp |
Mercenaria mercenaria |
CLH |
Noordkromp |
Arctica islandica |
CLQ |
Grote strandgaper |
Mya arenaria |
CLS |
Reuze strandschelp |
Spisula solidissima |
CLB |
Stimpsons strandschelp |
Spisula polynyma |
CLT |
Tweekleppigen (n.e.g.) |
Prionodesmacea, Teleodesmacea |
CLX |
Kamschelp |
Argopecten irradians |
SCB |
Calicot mantelschelp |
Argopecten gibbus |
SCC |
IJslandse mantel |
Chlamys islandica |
ISC |
Amerikaanse grote mantel |
Placopecten magellanicus |
SCA |
Mantel- en kamschelpen (n.e.g.) |
Pectinidae |
SCX |
Noord-Amerikaanse oester |
Crassostrea virginica |
OYA |
Mossel |
Mytilus edulis |
MUS |
Busyconwulken (n.e.g.) |
Busycon sp. |
WHX |
Alikruiken (n.e.g.) |
Littorina sp. |
PER |
Weekdieren (n.e.g.) |
Mollusca |
MOL |
Atlantische rotskrab |
Cancer irroratus |
CRK |
Blauwe zwemkrab |
Callinectes sapidus |
CRB |
Strandkrab |
Carcinus maenas |
CRG |
Jonaskrab |
Cancer borealis |
CRJ |
Arctische sneeuwkrab |
Chionoecetes opilio |
CRQ |
Rode diepzeekrab |
Geryon quinquedens |
CRR |
Augustinuskrab |
Lithodes maia |
KCT |
Zeekrabben (n.e.g.) |
Reptantia |
CRA |
Amerikaanse zeekreeft |
Homarus americanus |
LBA |
Noorse garnaal |
Pandalus borealis |
PRA |
Ringsprietgarnaal |
Pandalus montagui |
AES |
Peneide garnalen (n.e.g.) |
Penaeus sp. |
PEN |
Pandalide garnalen |
Pandalus sp. |
PAN |
Zeewaterschelpdieren (n.e.g.) |
Crustacea |
CRU |
Zee-egels |
Strongylocentrotus sp. |
URC |
Wormen (n.e.g.) |
Polychaeta |
WOR |
Pijlstaartkreeft |
Limulus polyphemus |
HSC |
Invertebraten (n.e.g.) |
Invertebrata |
INV |
Overige soorten |
||
Rivierharing |
Alosa pseudoharengus |
ALE |
Geelstaarten |
Seriola sp. |
AMX |
Amerikaanse congeraal |
Conger oceanicus |
COA |
Amerikaanse paling |
Anguilla rostrata |
ELA |
Slijmprik |
Myxine glutinosa |
MYG |
Amerikaanse elft |
Alosa sapidissima |
SHA |
Zilvervissen (n.e.g.) |
Argentina sp. |
ARG |
Atlantische ombervis |
Micropogonias undulatus |
CKA |
Atlantische geep |
Strongylura marina |
NFA |
Atlantische zalm |
Salmo salar |
SAL |
Atlantische koornaarvis |
Menidia menidia |
SSA |
Atlantische draadvinnige haring |
Opisthonema oglinum |
THA |
Glijkop |
Alepocephalus bairdii |
ALC |
Zwarte trommelvis |
Pogonias cromis |
BDM |
Zwarte zeebaars |
Centropristis striata |
BSB |
Canadese elft |
Alosa aestivalis |
BBH |
Lodde |
Mallotus villosus |
CAP |
Riddervissen (n.e.g.) |
Salvelinus sp. |
CHR |
Cobia |
Rachycentron canadum |
CBA |
Gele pompano |
Trachinotus carolinus |
POM |
Draadvinnige elft |
Dorosoma cepedianum |
SHG |
Knorvissen (n.e.g.) |
Pomadasyidae |
GRX |
West-Atlantische fint |
Alosa mediocris |
SHH |
Lantaarnvis |
Notoscopelus sp. |
LAX |
Harders (n.e.g.) |
Mugilidae |
MUL |
Grootbek |
Peprilus alepidotus (= paru) |
HVF |
Varkensvis |
Orthopristis chrysoptera |
PIG |
Amerikaanse spiering |
Osmerus mordax |
SMR |
Rode ombervis |
Sciaenops ocellatus |
RDM |
Gewone zeebrasem |
Pagrus pagrus |
RPG |
Ruwe horsmakreel |
Trachurus lathami |
RSC |
Zandbaars |
Diplectrum formosum |
PES |
Schaapskopzeebrasem |
Archosargus probatocephalus |
SPH |
Puntombervis |
Leiostomus xanthurus |
SPT |
Gevlekte ombervis |
Cynoscion nebulosus |
SWF |
Koningsombervis |
Cynoscion regalis |
STG |
Gestreepte baars |
Morone saxatilis |
STB |
Steuren (n.e.g.) |
Acipenseridae |
STU |
Tarpoen |
Tarpon (= megalops) atlanticus |
TAR |
Zalmachtigen (n.e.g.) |
Salmo sp. |
TRO |
Amerikaanse zeebaars |
Morone americana |
PEW |
Beryciden (n.e.g.) |
Beryx sp. |
ALF |
Doornhaai |
Squalus acantias |
DGS |
Doornhaaien (n.e.g.) |
Squalidae |
DGX |
Gespikkelde scheurtandhaai |
Odontaspis taurus |
CCT |
Haringhaai |
Lamna nasus |
POR |
Makreelhaai |
Isurus oxyrinchus |
SMA |
Donkere haai |
Carcharhinus obscurus |
DUS |
Blauwe haai |
Prionace glauca |
BSH |
Haaien (n.e.g.) |
Squaliformes |
SHX |
Atlantische melkhaai |
Rhizoprionodon terraenova |
RHT |
Zwarte lantaarnhaai |
Centroscyllium fabricii |
CFB |
Groenlandse haai |
Sonmnousus microcephalus |
GSK |
Reuzenhaai |
Cetorhinus maximus |
BSK |
Roggen (n.e.g.) |
Raja sp. |
SKA |
Kleine rog |
Leucoraja erinacea |
RJD |
Arctische rog |
Amblyraja hyperborea |
RJG |
Deurrog |
Dipturus laevis |
RJL |
Winterrog |
Leucoraja ocellata |
RJT |
Sterrog |
Amblyraja radiata |
RJR |
Gladde rog |
Malcoraja senta |
RJS |
Groenlandse rog |
Bathyraja spinicauda |
RJO |
Gewone vis, andere dan schaal- en schelpdieren (n.e.g.) |
|
FIN |
(1) Overeenkomstig een door STACRES tijdens de jaarlijkse vergadering van 1970 aangenomen aanbeveling (ICNAF Redbook 1970, deel I, blz. 67) wordt heek van het geslacht Urophycis met het oog op de statistische rapportering als volgt aangeduid: heek afkomstig uit de deelgebieden 1, 2 en 3, en uit de sectoren 4R, S, T en V als witte heek, Urophycis tenuis; met lijnen gevangen heek of met gelijk welke methode gevangen heek die langer is dan 55 cm standaardlengte, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6, als witte heek, Urophycis tenuis; andere heek van het geslacht Urophycis, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6 als Atlantische gaffelkabeljauw, Urophycis chuss, onverminderd het bepaalde onder b).
BIJLAGE II
Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst met de bestanden die overeenkomstig artikel 21 moeten worden gerapporteerd.
ANG/N3NO. |
Lophius americanus |
Amerikaanse zeeduivel |
CAA/N3LMN. |
Anarhichas lupus |
Zeewolf |
CAP/N3LM. |
Mallotus villosus |
Lodde |
CAT/N3LMN. |
Anarhichas spp. |
Zeewolf (n.e.g.) |
HAD/N3LNO. |
Melanogrammus aeglefinus |
Schelvis |
HAL/N23KL. |
Hippoglossus hippoglossus |
Heilbot |
HAL/N3M. |
Hippoglossus hippoglossus |
Heilbot |
HAL/N3NO. |
Hippoglossus hippoglossus |
Heilbot |
HER/N3L. |
Clupea harengus |
Haring |
HKR/N2J3KL |
Urophycis chuss |
Atlantische gaffelkabeljauw |
HKR/N3MNO. |
Urophycis chuss |
Atlantische gaffelkabeljauw |
HKS/N3NLMO |
Merlucius bilinearis |
Noordwest-Atlantische heek |
RNG/N23. |
Coryphaenoides rupestris |
Grenadiervis |
HKW/N2J3KL |
Urophycis tenuis |
Witte heek |
POK/N3O. |
Pollachius virens |
Zwarte koolvis |
RHG/N23. |
Macrourus berglax |
Noordelijke grenadiervis |
SKA/N2J3KL |
Raja spp. |
Roggen |
SKA/N3M. |
Raja spp. |
Roggen |
SQI/N56. |
Illex illecebrosus |
Kortvinnige pijlinktvis |
VFF/N3LMN. |
— |
Vissen, ongesorteerd, niet-geïdentificeerd |
WIT/N3M. |
Glyptocephalus cynoglossus |
Witje |
YEL/N3M. |
Limanda ferruginea |
Geelstaartschar |
BIJLAGE III
MINIMUMMATEN VAN DE VISSEN (1)
Soort |
Vis, ontdaan van kieuwen en ingewanden, met of zonder huid; vers, gekoeld, bevroren of gezouten. |
|||
In gehele staat |
Zonder kop |
Zonder kop en staart |
Zonder kop en overlangs doorgesneden |
|
Kabeljauw |
41 cm |
27 cm |
22 cm |
27/25 cm (2) |
Groenlandse heilbot |
30 cm |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Amerikaanse schol |
25 cm |
19 cm |
15 cm |
n.v.t. |
Geelstaartschar |
25 cm |
19 cm |
15 cm |
n.v.t. |
(1) Met betrekking tot de visgrootte dient voor kabeljauw te worden uitgegaan van de vorklengte, voor andere soorten van de volledige lengte.
(2) De kleinste maat voor vers gezouten vis.
BIJLAGE IV
VANGSTREGISTRATIE (LOGBOEKGEGEVENS)
IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS
Gegevens |
|
Standaardcode |
||
Naam van het vaartuig |
|
01 |
||
Nationaliteit van het vaartuig |
|
02 |
||
Registratienummer van het vaartuig |
|
03 |
||
Haven van registratie |
|
04 |
||
Gebruikte soort vistuig (uitgesplitst naar de verschillende soorten vistuig) |
|
10 |
||
Soort vistuig |
Datum — dag |
20 |
||
|
|
21 |
||
|
|
22 |
||
Positie — Breedtegraad |
|
31 |
||
|
|
32 |
||
|
|
33 |
||
(1) Aantal trekken per 24 uur |
40 |
|||
(1) Aantal uren dat per 24 uur met het vistuig is gevist |
41 |
|||
Soortnamen (bijlage II) |
|
|||
Dagelijkse vangst per soort (in metrieke ton levend gewicht) |
50 |
|||
Dagelijkse vangst per soort voor menselijke consumptie |
61 |
|||
Dagelijkse vangst per soort voor verwerking tot vismeel |
62 |
|||
Dagelijkse vangst die per soort en per dag overboord is gezet |
63 |
|||
Plaats(en) van overlading |
70 |
|||
Datum/data van overlading |
71 |
|||
Handtekening van de kapitein |
80 |
Vistuigcodes
Vistuigcategorieën |
Standaardcode |
OMSLUITINGSNETTEN |
|
Ringzegens met sluitlijn |
PS |
door één vaartuig bediend |
PS1 |
door twee vaartuigen bediend |
PS2 |
Ringzegens zonder sluitlijn (lampara) |
LA |
ZEGENS |
SB |
Bootzegens |
SV |
Deense zegens |
SDN |
Schotse zegens |
SSC |
spanzegens |
SPR |
Zegennetten (n.e.g.) |
SX |
TRAWLNETTEN |
|
Korven |
FPO |
Bodemtrawls |
|
boomkorren |
TBB |
ottertrawls (2) |
OTB |
spanrieten |
PTB |
kreeftentrawls |
TBN |
garnalentrawls |
TBS |
bodemtrawls (n.e.g.) |
TB |
Pelagische trawls |
|
ottertrawls |
OTM |
spanrieten |
PTM |
garnalentrawls |
TMS |
pelagische trawls (n.e.g.) |
TM |
Dubbelebordentrawls |
OTT |
Ottertrawls (n.e.g.) |
OT |
Spannetten (n.e.g.) |
PT |
Ottertrawls (n.e.g.) |
TX |
KORREN |
|
Vanaf een schip bediende kor |
DRB |
Handkor |
DRH |
KRUISNETTEN |
|
Draagbare kruisnetten |
LNP |
Vanaf een schip bediende kruisnetten |
LNB |
Vanaf de oever bediende kruisnetten |
LNS |
Kruisnetten (n.e.g.) |
LN |
VALLENDE NETTEN |
|
Werpnetten |
FCN |
Vallende netten (n.e.g.) |
FG |
KIEUWNETTEN EN WARNETTEN |
|
Geankerde kieuwnetten |
GNS |
Drijfnetten |
GND |
Omringende kieuwnetten |
GNC |
Staande kieuwnetten (met palen) |
GNF |
Schakels |
GTR |
Gecombineerde kieuwnetten en schakels |
GTN |
Kieuwnetten en warnetten (n.e.g.) |
GEN |
Kieuwnetten (n.e.g.) |
GN |
VALLEN |
|
Onbedekte kommen |
FPN |
Fuiken |
FYK |
Ankerkuilen |
FSN |
Barrières, staande netten, weren enz. |
FWR |
Luchtnetten |
FAR |
Vallen (n.e.g.) |
FIX |
HAKEN EN LIJNEN |
|
Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend) (3) |
LHP |
Handlijnen en hengelsnoeren (machinaal) |
LHM |
Grondbeugen |
LLS |
Drijvende beugen |
LLD |
Beuglijnen (n.e.g.) |
LL |
Sleeplijnen |
LTL |
Haken en lijnen (n.e.g.) (4) |
LX |
CONTACT- EN VERWONDINGSTUIG |
|
Harpoenen |
HAR |
VERZAMELMACHINES |
|
Pompen |
HMP |
Motordreggen |
HMD |
Verzamelmachines (n.e.g.) |
HMX |
DIVERSE SOORTEN VISTUIG (5) |
MIS |
VISTUIG VOOR RECREATIEDOELEINDEN |
RG |
ONBEKEND OF NIET NADER GESPECIFICEERD VISTUIG |
NK |
Codes van vissersvaartuigen
1. Voornaamste vaartuigtypes
FAO-code |
Vaartuigtype |
BO |
Beschermingsvaartuig |
CO |
Visserijopleidingsschip |
DB |
Vaartuig voor de korvisserij (niet-continu) |
DM |
Vaartuig voor de korvisserij (continu) |
DO |
Vaartuig voor de boomkorvisserij |
DO |
Vaartuig voor de korvisserij (n.e.g.) |
FO |
Visvervoerschip |
FX |
Vissersvaartuig (n.e.g.) |
GO |
Vaartuig voor de kieuwnetvisserij |
HOX |
Moederschip (n.e.g.) |
HSF |
Fabrieksschip |
KO |
Hospitaalschip |
LH |
Vaartuig voor de visserij met de handlijn of de handbeug |
LL |
Beugschip |
LO |
Vaartuig voor de lijnvisserij of de beugvisserij |
LP |
Hengelvisserijvaartuig |
LT |
Vaartuig voor de sleeplijnvisserij |
MO |
Polyvalent vaartuig |
MSN |
Vaartuig voor de visserij met de zegen of de handlijn |
MTG |
Vaartuig voor de trawl- en vleetvisserij |
MTS |
Vaartuig voor de visserij met de trawl en de zegen |
NB |
Vaartuig dat met één enkel kruisnet vist |
NO |
Vaartuig voor de kruisnetvisserij |
NOX |
Vaartuig voor de kruisnetvisserij (n.e.g.) |
PO |
Vaartuig dat met vispompen vist |
SN |
Vaartuig dat met het Deens zegennet vist |
SO |
Vaartuig voor de zegenvisserij |
SOX |
Vaartuig voor de zegenvisserij (n.e.g.) |
SP |
Vaartuig voor de ringzegenvisserij |
SPE |
Vaartuig dat met een ringzegen van het Europese type vist |
SPT |
Vaartuig voor tonijnvisserij met de ringzegen |
TO |
Trawler |
TOX |
Trawlers (n.e.g.) |
TS |
Zijtrawler |
TSF |
Zijtrawler met vriesinrichting |
TSW |
Zijtrawler voor verse vis |
TT |
Hektrawler |
TTF |
Hektrawler met vriesinrichting |
TTP |
Fabrieksschip dat over het hek vist |
TU |
Boomkortrawler |
WO |
Vaartuig dat met fuiken of vallen vist |
WOP |
Korvenvisser |
WOX |
Vaartuig dat met fuiken of vallen vist (n.e.g.) |
ZO |
Visserijonderzoeksschip |
DRN |
Vaartuig dat met drijvend vistuig vist |
n.e.g. = niet elders gespecificeerd |
2. Voornaamste activiteiten van de vaartuigen
Drielettercode |
Categorie |
ANC |
Voor anker gaan |
DRI |
Visserij met drijfnetten |
FIS |
Visserij |
HAU |
Halen van het vistuig |
PRO |
Be- en verwerken |
STE |
Stomen |
TRX |
Overladen (laden of lossen) |
OTH |
Andere (nader te specificeren) |
(1) Wanneer binnen een periode van 24 uur twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, dienen de gegevens voor elke soort vistuig apart te worden vermeld.
(2) De visserij-instanties mogen de bodemtrawls met zijde of hek aanduiden met de codes OTB-1 en OTB-2, en de pelagische trawls met zijde of hek met de codes OTM-1 en OTM-2.
(3) Met inbegrip van de peur.
(4) Code LDV voor vanaf de sloep bediende lijnen blijft voor historische doeleinden gehandhaafd.
(5) Dit punt omvat: hand- en landingsnetten, drive-in-netten en technieken waarbij de vis wordt verzameld met eenvoudige handwerktuigen, al dan niet met gebruikmaking van duikapparatuur, gif en explosieven, afgerichte dieren of elektrische hulpmiddelen.
BIJLAGE V
TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS
1. Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type
De bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type is een rechthoekig stuk want, bevestigd aan de bovenzijde van de kuil om beschadiging te verminderen en te voorkomen, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
a) |
het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die in artikel 5 zijn voorgeschreven voor de kuil; |
b) |
het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn; |
c) |
de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend. |
2. Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen
Een bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen omvat stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van de kuil, op voorwaarde dat:
i) |
elk stuk want:
|
ii) |
de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil. |
POOLS TYPE
3. |
Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type) Een bovennetbeschermer met grote mazen bestaat uit een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want samenvalt met vier mazen van de kuil. |
BIJLAGE VI
BEVESTIGING VAN DE KLOSSENPEES MET „TOGGLE CHAINS” BIJ GARNALENTRAWLERS: NAFO-gebied
Voor het bevestigen van de klossenpees aan de grondpees of de dunnepees worden op verschillende afstanden bevestigingskettingen (kettingen, touwen of combinaties van beide) geplaatst, zogenaamde „toggle chains”. De termen „grondpees” en „dunnepees” mogen in dit verband door elkaar worden gebruikt. Op sommige vaartuigen wordt één enkele lijn gebruikt; op andere worden een grondpees en een dunnepees gebruikt zoals aangegeven in het schema. De lengte van de bevestigingsketting of „toggle chain” moet worden gemeten van het hart van de ketting of het touw die de klossenpees vormt (het hart van de klossenpees) tot de onderkant van de grondpees.
Op bijgaand schema is aangegeven hoe de lengte van de toggle chain moet worden gemeten.
BIJLAGE VII
FORMAAT VOOR DE MEDEDELING VAN VANGSTGEGEVENS EN VERSLAGEN DOOR VISSERSVAARTUIGEN
1. Mededeling betreffende de vangst bij binnenvaren
Gegeven |
Veld code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Van |
FR |
V |
Naam van de partij die de mededeling doet |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „COE” als „vangst bij binnenvaren”-mededeling |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
Naam van de kapitein |
MA |
V |
Naam van de kapitein van het vaartuig |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig. |
Breedte |
LA |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Lengte |
LO |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Betrokken gebied |
RA |
V |
NAFO-sector die het vaartuig binnengaat |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Aan boord |
OB |
V |
Totaal gewicht aan vis per soort (3-lettercode) aan boord bij het binnenvaren van het NAFO-gebied in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg. Gebruik indien nodig verschillende paren van soort + gewicht, waarbij ieder veld wordt gescheiden door een spatie, bv.://OB/Soort gewicht Soort gewicht Soort gewicht// |
Doelsoort |
DS |
V |
Doelsoort. Vermeld eventueel verschillende soorten, steeds gescheiden door een spatie, bv.://DS/soort soort soort// |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
2. Bericht bij het binnenvaren
Gegeven |
Veld code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Verzender |
FR |
V |
Naam van de partij die de mededeling doet |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „ENT” als bericht van binnenvaren |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig |
Breedte |
LA |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Lengte |
LO |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Betrokken gebied |
RA |
V |
NAFO-sector die het vaartuig is binnengegaan |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
3. Vangstaangifte
Gegeven |
Veld code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer mededeling in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „CAT” als vangstaangifte |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
Verdragsluitende partij Intern referentienummer |
IR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; uniek volgnummer verdragsluitende partij als ISO-3-code van de vlaggenstaat, gevolgd door een nummer |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig |
Breedte |
LA |
V1 |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Lengte |
LO |
V1 |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Vangsten |
CA |
|
Activiteitsgegeven; cumulatieve vangsten per aan boord gehouden soort, hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G., hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
|
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
V |
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
|
|
V |
|
Aantal visdagen |
DF |
V |
Activiteitsgegeven; aantal dagen dat in het gereglementeerde NAFO-gebied is gevist sinds het begin van de visserijactiviteit of de laatste vangstaangifte |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
4. Bericht van overlading
Gegeven |
Veld Code: |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Van |
FR |
V |
Naam van de partij die de mededeling doet |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer mededeling in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „TRA” als bericht van overlading |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
Naam van de kapitein |
MA |
F |
Naam van de kapitein van het vaartuig |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig |
Geladen of geloste hoeveelheid |
KG |
|
In het G.G. geladen en geloste hoeveelheid per soort, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
V |
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
V |
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Overgeladen op |
TT |
V (1) |
Vaartuigregistratiegegeven; Internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig |
Overgeladen van |
TF |
V (1) |
Vaartuigregistratiegegeven; Internationale radioroepnaam van het overdragende vaartuig |
Breedte |
LA |
V (2) |
Activiteitsgegeven; geraamde breedtegraad waar de kapitein voornemens is de overlading te verrichten |
Lengte |
LO |
V (2) |
Activiteitsgegeven; geraamde lengtegraad waar de kapitein voornemens is de overlading te verrichten |
Geplande datum |
PD |
V (2) |
Activiteitsgegeven; geplande UTC-datum waarop de kapitein voornemens is de overlading te verrichten (YYYYMMDD) |
Gepland tijdstip |
PT |
V (2) |
Activiteitsgegeven; gepland UTC-tijdstip waarop de kapitein voornemens is de overlading te verrichten (HHMM) |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
5. Mededeling betreffende de vangst bij het verlaten van het gebied
Gegeven |
Veld Code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Van |
FR |
V |
Naam van de partij die de mededeling doet |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer mededeling in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; „COX” als melding van vangst bij het buitenvaren |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
Naam van de kapitein |
MA |
V |
Naam van de kapitein van het vaartuig |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig |
Breedte |
LA |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Lengte |
LO |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Betrokken gebied |
RA |
V |
NAFO-gebied dat het vaartuig verlaat |
Vangst |
CA |
|
Activiteitsgegeven; cumulatieve vangst per aan boord gehouden soort, hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G., hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
V |
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
V |
levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Aantal visdagen |
DF |
V |
Activiteitsgegeven; aantal dagen dat in het gereglementeerde NAFO-gebied is gevist sinds het begin van de visserijactiviteit of de laatste vangstaangifte |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
6. Bericht bij het buitenvaren
Gegeven |
Veld Code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Van |
FR |
V |
Naam van de partij die de mededeling doet |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer mededeling in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; „EXI” als bericht van buitenvaren |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
Naam van de kapitein |
MA |
V |
Naam van de kapitein van het vaartuig |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig |
Breedte |
LA |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Lengte |
LO |
V |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
7. Bericht „haven van aanlanding”
Gegeven |
Veld Code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
||
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
||
Van |
FR |
V |
Naam van de partij die de mededeling doet |
||
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
||
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer van het bericht van het vaartuig in het betrokken jaar |
||
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „POR” |
||
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
||
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
||
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
||
Naam van de kapitein |
MA |
F |
Naam van de kapitein van het vaartuig |
||
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig |
||
|
LA |
V (3) |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
||
Lengte |
LO |
V (3) |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
||
Kuststaat |
CS |
V |
Activiteitsgegeven; kuststaat van haven van aanlanding |
||
Naam van de haven. |
PO |
V |
Activiteitsgegeven; naam van haven van aanlanding |
||
Geplande datum |
PD |
V |
Activiteitsgegeven; geplande UTC-datum waarop de kapitein voornemens is in de haven te zijn (YYYYMMDD) |
||
Gepland tijdstip |
PT |
V |
Activiteitsgegeven; gepland UTC-tijdstip waarop de kapitein voornemens is in de haven te zijn (HHMM) |
||
Aan te voeren hoeveelheid |
KG |
V |
Activiteitsgegeven; aan te voeren hoeveelheid per soort, in voorkomend geval in paren |
||
Soorten |
FAO-soortencode |
||||
Levend gewicht |
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
||||
Hoeveelheid aan boord |
OB |
V |
Activiteitsgegeven; hoeveelheid aan boord, per soort, in voorkomend geval in paren |
||
Soorten |
FAO-soortencode |
||||
Levend gewicht |
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
||||
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; UTC-datum van de mededeling |
||
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; UTC-tijdstip van de mededeling |
||
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
(1) Indien van toepassing.
(2) Facultatief voor berichten die door het ontvangende vaartuig na de overlading worden toegezonden.
(3) Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
BIJLAGE VIII
BEKNOPT VERSLAG VAN DE WAARNEMER
BIJLAGE IX
Inspectieverslag
BIJLAGE X
NAFO-inspectiezegel
Het NAFO-inspectiezegel ziet er als volgt uit:
Naam … LOB TAG
Merkteken … „NAFO-INSPECTIE Nr. (zes cijfers)”
Materiaal … recycleerbaar polyethyleen
Kleur … oranje
Smeltindex … 6,70+0,60 (volgens de internationale norm)
Dichtheid … 953 +0,003 (volgens de internationale norm)
Breekpunt (lading) … min. 45 kg (to 20 oC)
BIJLAGE XI
Formulier voor het surveillancerapport
BIJLAGE XII
Haveninspectieverslag
BIJLAGE XIII
Lijst van NAFO-IUU-vaartuigen
Naam van het vaartuig (+ vroegere naam, indien bekend) |
Huidige vlaggenstaat (+ vroegere vlaggenstaat, indien bekend) |
Radioroepnaam (RC) |
IMO-nummer |
Carmen (Ostovets) |
Georgië (Dominica) |
4LSK |
8522030 |
EVA (Oyra) |
Georgië (Dominica) |
4LPH |
8522119 |
Isabella (Olchan) |
Georgië (Dominica) |
4LSH |
8422838 |
Juanita (Ostroe) |
Georgië (Dominica) |
4LSM |
8522042 |
Ulla (Lisa, Kadri) |
Georgië (Dominica) |
onbekend |
8606836 |
BIJLAGE XIV(a)
1. Dagelijkse vangstaangifte — Hoofdstuk VII (CAX)
Gegeven |
Code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer mededeling in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „CAX” als vangstaangifte |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Nummer reis |
TN |
F |
Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar |
Naam van het vaartuig |
NA |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig |
Verdragsluitende partij Intern referentienummer |
IR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; uniek volgnummer verdragsluitende partij als ISO-3-code van de vlaggenstaat, gevolgd door een nummer |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig |
Betrokken gebied |
RA |
V |
Activiteitsgegeven; NAFO-sector |
Breedte |
LA |
V (1) |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Lengte |
LO |
V (1) |
Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling |
Dagelijkse vangsten |
CA |
|
Activiteitsgegeven; cumulatieve vangsten per aan boord gehouden soort (m.u.v. teruggooi), hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G. (2), hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
V |
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
V |
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Teruggooi |
RJ |
V |
Activiteitsgegeven; teruggegooide vis per soort, hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G. (2), hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
|
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
|
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Ondermaatse vis |
Verenigde Staten |
V |
Activiteitsgegeven; ondermaatse vis per soort, hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G. (2), hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
|
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
|
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
2. Waarnemersmelding (OBR)
Gegeven |
Code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan |
Adres |
AD |
V |
Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO |
Volgnummer |
SQ |
V |
Gegeven betreffende mededeling; volgnummer mededeling in het lopende jaar |
Type mededeling |
TM |
V |
Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „OBR” als waarnemersmelding |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Vistuig |
GE |
V |
Activiteitsgegeven; FAO-code voor vistuig |
Doelsoort (3) |
DS |
V |
Activiteitsgegeven; FAO-soortencode |
Maaswijdte |
ME |
V |
Activiteitsgegeven; Gemiddelde maaswijdte (mm) |
Betrokken gebied |
RA |
V |
Activiteitsgegeven; NAFO-sector |
Dagelijkse vangsten |
CA |
V V |
Activiteitsgegeven; cumulatieve vangsten per aan boord gehouden soort (m.u.v. teruggooi), hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G. (4), hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
|
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
|
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Teruggooi |
RJ |
V (5) |
Activiteitsgegeven; teruggegooide vis per soort, hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G. (4), hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
|
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
|
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Ondermaatse vis |
Verenigde Staten |
V (5) |
Activiteitsgegeven; ondermaatse vis per soort, hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G. (4), hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren |
Soorten |
|
|
FAO-soortencode |
Levend gewicht |
|
|
Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg |
Logboek |
LB |
V |
Activiteitsgegeven; „Ja” of „Neen” (6) |
Productie |
PR |
V |
Activiteitsgegeven; code voor de productie. Zie bijlage XIV(b) |
Hail-berichten |
HA |
V |
Activiteitsgegeven; controle door de waarnemers of de berichten van de kapitein juist zijn, „Ja” of „Neen” (7) |
Klaarblijkelijke overtredingen |
AF |
V |
Activiteitsgegeven; „Ja” of „Neen” (8) |
Naam waarnemer |
ON |
V |
Gegeven betreffende mededeling; naam van de waarnemer die de melding ondertekent |
Datum |
DA |
V |
Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling |
Vrije tekst |
MS |
F (9) |
Activiteitsgegeven; voor verdere opmerkingen van de waarnemer |
Tijdstip |
TI |
V |
Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan |
(1) Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem..
(2) D.w.z. de eerste „vangstaangifte” tijdens de lopende visreis in het G.G.
(3) De doelsoort is de soort die de grootste vangst voor die dag uitmaakt.
(4) D.w.z. de eerste „vangstaangifte” tijdens de lopende visreis in het G.G.
(5) Alleen meedelen indien relevant.
(6) „Ja” indien de waarnemer de door de kapitein in het logboek vermelde gegevens goedkeurt.
(7) „Ja” indien de waarnemer de door de kapitein verzonden hail-berichten goedkeurt.
(8) „Ja” bij waarneming van een overtreding
(9) Verplicht indien „LB” = „Neen”, of „HA” = „Neen”, of „AF” = „Ja”
BIJLAGE XIV(b)
Codes voor de productvorm
Code |
Productvorm |
A |
Gehele staat — bevroren |
B |
Gehele staat — bevroren (gekookt) |
C |
Ontdaan van ingewanden, met kop — bevroren |
D |
Ontdaan van kop en ingewanden — bevroren |
E |
Ontdaan van kop en ingewanden — schoongemaakt — bevroren |
F |
Filets (onthuid) — bevroren |
G |
Filets (met huid) — bevroren |
H |
Gezouten |
I |
In azijn |
J |
Conserven |
K |
In olie |
L |
Meel van gehele vis |
M |
Meel van afvallen |
N |
Overige (specificeren) |