Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1551

    Verordening (EG) nr. 1551/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde ingevroren aardbeien van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 287 van 18.10.2006, p. 3–29 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 17/04/2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1551/oj

    18.10.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 287/3


    VERORDENING (EG) Nr. 1551/2006 VAN DE COMMISSIE

    van 17 oktober 2006

    tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde ingevroren aardbeien van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 7,

    Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   INLEIDING VAN DE PROCEDURE

    (1)

    Op 19 januari 2006 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van bepaalde ingevroren aardbeien van oorsprong uit de Volksrepubliek China (hierna „de VRC” genoemd).

    (2)

    De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 5 december 2005 werd ingediend door de Poolse Unie van Invriesbedrijven (hierna „de klager” genoemd) namens producenten die een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde ingevroren aardbeien in de Gemeenschap vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dumping en daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd toereikend geacht om een antidumpingprocedure in te leiden.

    2.   PARTIJEN BIJ DE PROCEDURE

    (3)

    De Commissie heeft de volgende partijen officieel in kennis gesteld van de inleiding van de procedure: de klagende producenten in de Gemeenschap, andere producenten in de Gemeenschap, de haar bekende belanghebbende producenten/exporteurs, leveranciers, importeurs, gebruikers en gebruikersorganisaties, alsmede de vertegenwoordigers van de VRC. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

    (4)

    De klagende producenten, andere medewerkende producenten in de Gemeenschap, producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers en gebruikersorganisaties hebben hun standpunt bekendgemaakt. Alle belanghebbenden die daarom met opgave van redenen hadden verzocht, werden gehoord.

    (5)

    De Commissie heeft aan de haar bekende belanghebbende Chinese producenten/exporteurs de formulieren toegezonden waarmee zij, indien zij dit wensten, een behandeling als markgericht bedrijf of een individuele behandeling konden aanvragen. Vijf ondernemingen verzochten om behandeling als marktgericht bedrijf overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, of om individuele behandeling indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet voldeden aan de voorwaarden om als marktgericht bedrijf te worden beschouwd. Eén onderneming verzocht uitsluitend om individuele behandeling.

    (6)

    De Commissie heeft er in het bericht van inleiding van de procedure op gewezen dat voor de vaststelling van dumping en schade gebruik kan worden gemaakt van steekproeven overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze ook samen te stellen, werden alle producenten in de Gemeenschap, producenten/exporteurs en niet-verbonden importeurs verzocht zich bij de Commissie bekend te maken en haar, zoals vermeld in het bericht van inleiding, fundamentele gegevens te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak (1 januari tot en met 31 december 2005). Na beoordeling van de verstrekte informatie en gezien het kleine aantal producenten/exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs die bereid waren hun medewerking te verlenen, werd besloten dat alleen voor de producenten in de Gemeenschap een steekproef moest worden samengesteld.

    (7)

    De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden en alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hadden aangemeld, een vragenlijst toegezonden. In totaal 26 producenten in de Gemeenschap hebben het steekproefformulier ingevuld teruggezonden. Ingevulde vragenlijsten werden ontvangen van acht in de steekproef opgenomen klagende producenten in de Gemeenschap, vijf producenten/exporteurs in de VRC, twee in de VRC gevestigde handelaars, vier niet-verbonden importeurs en negen niet-verbonden gebruikers in de Gemeenschap. Er werd informatie ontvangen van nog een andere niet-verbonden importeur en van één gebruiker. Er werd ook informatie ontvangen van drie verenigingen van importeurs en van vier gebruikersorganisaties.

    (8)

    De Commissie heeft alle gegevens die nodig waren voor de voorlopige vaststelling van dumping, schade en het belang van de Gemeenschap, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

    a)

    producenten in de Gemeenschap (allen gevestigd in Polen):

    Real SA, Siedlce,

    Chlodina SA, Kielce,

    Polfrys Sp z.o.o., Swidwin,

    Globus Polska, Lipno,

    Przedsiebiorstwo Produkcyjno-Handlowe „Fructodor” Sp Zoo, Bolimow,

    Hortino Lpow Sp. Z o. o., Lezajsk,

    POW Gomar, Pinczow,

    Unifreeze S.P z.o.o, Miesiączkowo;

    b)

    producenten/exporteurs in de VRC:

    Harbin Gaotai Food, Binzhou Town,

    Dalian Dili Delicious Foods, Zhuanghe City,

    Baoding Binghua Food, Baoding,

    Yantai Yongchang Foodstuff, Laiyang City,

    Dandong Junao Foodstuff, Fengcheng City;

    c)

    verbonden handelaars in de VRC:

    Shijiazhuang Fortune Foods, Shijiazhuang,

    Shijiazhuang Golden Berry Trading, Shijiazhuang;

    d)

    gebruikers in de Gemeenschap:

    Dirafrost Frozen Fruits Industry NV, Herk-de-Stad, België.

    (9)

    Om de normale waarde vast te stellen voor producenten/exporteurs in de VRC die niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld, werd bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse verricht teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van de gegevens van een referentieland.

    Producenten in Turkije:

    Fine Food Gida Sanayi ve Ticaret. A.S., Bursa,

    Bidas Gida Sanayi ve Ticaret A.S., Bursa,

    Penguen Gida Sanayi A.S., Bursa.

    3.   STEEKPROEF

    (10)

    Voor de producenten in de Gemeenschap stelde de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening een steekproef van acht ondernemingen samen op basis van het grootste representatieve productievolume in de Gemeenschap (ongeveer 14 %) dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd overleg gepleegd met de organisatie van producenten in de Gemeenschap, die geen bezwaar heeft aangetekend. Daarnaast werd de overige producenten in de Gemeenschap verzocht bepaalde algemene gegevens voor de schadeanalyse te verstrekken.

    4.   ONDERZOEKTIJDVAK

    (11)

    Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 (het onderzoektijdvak). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant waren voor de schadebeoordeling, had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak (de beoordelingsperiode).

    5.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    5.1.   Algemeen

    (12)

    Ingevroren aardbeien worden gewoonlijk door de voedselverwerkende industrie gebruikt voor de productie van jam, vruchtensap, yoghurt en andere zuivelproducten. Slechts een klein gedeelte wordt aan de kleinhandel en de horeca verkocht voor directe consumptie. Ingevroren aardbeien moeten normaliter binnen één jaar worden verbruikt om ervoor te zorgen dat de smaak- en kleurkenmerken behouden blijven. Het product wordt gewoonlijk geproduceerd volgens standaardspecificaties, die vervolgens aan de behoeften van de eindgebruiker worden aangepast.

    5.2.   Betrokken product

    (13)

    De klacht heeft betrekking op aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, ingedeeld onder de GN-codes 0811 10 11, 0811 10 19 en 0811 10 90, van oorsprong uit de Volksrepubliek China. De GN-codes zijn slechts ter informatie vermeld.

    (14)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten van het betrokken product, ondanks verschillen in ras, kwaliteit, grootte en naverwerking, allemaal dezelfde fysieke en biologische basiskenmerken hebben en in hoofdzaak voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Daarom worden ze als één enkel product beschouwd.

    5.3.   Soortgelijk product

    (15)

    Door sommige belanghebbenden is aangevoerd dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen het betrokken product en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap voortgebrachte product. Deze verschillen betreffen vooral de gebruikte aardbeirassen en –soorten, de kwaliteit en het eindgebruik van het product. Uit het onderzoek is echter gebleken dat alle soorten van het betrokken product die worden geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt van de VRC, en op de binnenlandse markt van Turkije, dat als referentieland diende, alsmede de ingevroren aardbeien die in de Gemeenschap door de producenten van de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht, ondanks verschillen op sommige punten zoals kwaliteit en nabehandeling, vorm en grootte, dezelfde fysieke en biologische basiskenmerken hadden en voor dezelfde doeleinden werden gebruikt.

    (16)

    De conclusie luidt dan ook dat alle soorten ingevroren aardbeien één product vormen en als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

    B.   DUMPING

    6.   BEHANDELING ALS MARKTGERICHT BEDRIJF

    (17)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit de VRC voor producenten die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel.

    (18)

    Om verwijzingen te vergemakkelijken, zijn deze criteria hieronder kort samengevat:

    1)

    besluiten van bedrijven worden genomen en kosten gemaakt als reactie op marktsignalen en zonder staatsinmenging;

    2)

    de boekhouding staat onder controle van een onafhankelijke instantie, is in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen en bestrijkt alle terreinen;

    3)

    er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

    4)

    er is rechtszekerheid en stabiliteit dankzij faillissements- en eigendomswetten;

    5)

    munteenheden worden tegen de marktkoers omgerekend.

    (19)

    In het kader van dit onderzoek hebben vijf producenten/exporteurs in de VRC overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening verzocht als marktgericht bedrijf te worden behandeld en hebben te dien einde binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende formulier ingevuld teruggezonden. Wanneer een dochtermaatschappij of een andere met de indiener van het verzoek verbonden onderneming in de VRC het betrokken product exporteerde, werd ook dat bedrijf verzocht het desbetreffende formulier in te vullen en werd ter plaatse een controle verricht. De Commissie onderzoekt immers doorgaans of een groep verbonden bedrijven als geheel aan de voorwaarden voor behandeling als marktgericht bedrijf voldoet.

    (20)

    Uit het onderzoek is gebleken dat één van de vijf Chinese producenten/exporteurs voldeed aan alle voorwaarden om als marktgericht bedrijf te worden behandeld. De overige vier verzoeken moesten worden afgewezen.

    (21)

    In onderstaande tabel wordt de situatie van elke onderneming die niet als marktgericht bedrijf kon worden behandeld, getoetst aan elk van de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

    Criteria

    Bedrijf

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    niet vervuld

    niet vervuld

    niet vervuld

    vervuld

    vervuld

    2

    niet vervuld

    niet vervuld

    niet vervuld

    vervuld

    vervuld

    3

    vervuld

    vervuld

    vervuld

    vervuld

    vervuld

    4

    vervuld

    niet vervuld

    vervuld

    vervuld

    vervuld

    5

    niet vervuld

    niet vervuld

    niet vervuld

    vervuld

    vervuld

    (22)

    Op grond hiervan werd de volgende producent/exporteur in de VRC als marktgericht bedrijf behandeld:

    Yantai Yongchang Foodstuff.

    (23)

    Van de vier ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld, voldeden er drie niet aan criterium 1. Twee ondernemingen hadden, hoewel ze in handen waren van particuliere aandeelhouders, een bedrijfsvergunning met een bijzonder korte geldigheidsduur. Daardoor waren ze afhankelijk van de bereidheid van de autoriteiten om een nieuwe bedrijfsvergunning af te geven telkens als de geldigheid van de bestaande bedrijfsvergunning afliep, waardoor er ook ruimte was voor staatsinmenging. De onzekerheid over de toekomst van de ondernemingen kwam ook tot uiting in de tegenzin van de aandeelhouders om de ondernemingen voldoende kapitaal te verschaffen, wat op de kapitaalintensieve markt van ingevroren aardbeien een groot probleem vormt. Wat de derde onderneming betreft, werd geconstateerd dat de aankoopprijzen van verse aardbeien, d.w.z. de voornaamste grondstof om ingevroren aardbeien te produceren/verwerken, voor het hele seizoen werden vastgesteld, ongeacht wisselende kwaliteit en seizoenschommelingen. Die onderneming kon dan ook niet aantonen dat de kosten van haar voornaamste grondstoffen een duidelijke afspiegeling waren van de marktwaarden.

    (24)

    Ondanks het feit dat twee ondernemingen aan criterium 1 voldeden, zij erop gewezen dat alle vijf de ondernemingen een subsidie ontvingen. Alle ondernemingen kochten verse aardbeien in bij plaatselijke telers. De telers betaalden geen btw op deze verkoop van aardbeien. De producenten van het betrokken product trokken echter wel een „impliciete btw” op deze aankopen af van de op hun verkoop van ingevroren aardbeien verschuldigde btw. Hoewel de ondernemingen als resultaat van dit mechanisme het voordeel van lagere kosten kunnen hebben genoten, blijft het effect op de totale kosten echter beperkt en kan elk voordeel voor de ondernemingen als gevolg van deze lagere kosten worden gecorrigeerd door een aanpassing van de normale waarde.

    (25)

    Geen van de vier ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld, voldeed aan criterium 2. In enkele van deze gevallen werd de boekhouding niet op coherente wijze gevoerd en beantwoordde deze niet aan de internationale boekhoudnormen. Voorts werd bij de audits niet gewezen op diverse inconsistenties in de boekhouding of op de ernstige financiële situatie van een bedrijf. Deze feiten roepen twijfels op over de betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de audits. In twee andere gevallen werden onnauwkeurigheden in de boekhouding waargenomen die in strijd zijn met de internationale boekhoudnormen. In de audits werd evenmin op deze overtredingen van de boekhoudvoorschriften gewezen. Daarom werd geconcludeerd dat de vier ondernemingen in kwestie niet konden aantonen dat zij beschikten over een duidelijke elementaire boekhouding die in overeenstemming met de internationale normen door een onafhankelijke instantie werd gecontroleerd.

    (26)

    Drie van de vier ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld, voldeden niet aan criterium 3. In één geval was het recht op het gebruik van grond niet geraamd en evenmin in de balans vermeld. Deze onderneming huurde ook opslagplaatsen van derden, maar in de aangerekende huur werden de elektriciteitskosten niet afzonderlijk vermeld. Voorts werden voor dezelfde onderneming een onregelmatige afschrijvingspraktijk en aanwijzingen van ruilhandel met betrekking tot vaste activa geconstateerd. Een andere onderneming huurde grond tegen gunstige voorwaarden en gaf ook inconsistenties in de afschrijvingen te zien. Bij de derde onderneming waren zes van de zeven leningen niet gedekt door een garantie. In deze drie gevallen werd geconcludeerd dat aan het derde criterium niet werd voldaan omdat er voor de productiekosten en/of de financiële situatie van de bedrijven aanzienlijke verstoringen zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie.

    7.   INDIVIDUELE BEHANDELING

    (27)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt een voor het gehele land geldend recht vastgesteld voor landen waarop dat artikel van toepassing is, maar kunnen ondernemingen die aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd.

    (28)

    Een individuele behandeling kon worden toegekend aan de volgende producent/exporteur:

    Junao Foodstuff Co., Ltd.

    8.   NORMALE WAARDE

    8.1.   Algemene methode

    (29)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening ging de Commissie voor de betrokken producenten/exporteurs eerst na of hun totale binnenlandse verkoop van ingevroren aardbeien representatief was, m.a.w. of het totale volume van die verkoop minstens 5 % vertegenwoordigde van hun totale uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

    (30)

    Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke productsoorten die op de binnenlandse markt door de onderneming met een in het algemeen representatieve binnenlandse verkoop waren verkocht, identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten.

    (31)

    Voor elke soort die door de producenten/exporteurs op de binnenlandse markt was verkocht en die rechtstreeks vergelijkbaar was met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soort ingevroren aardbeien, werd nagegaan of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer van die soort in het onderzoektijdvak op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort.

    (32)

    De Commissie heeft vervolgens voor de betrokken onderneming onderzocht of elke soort van het betrokken product die op de binnenlandse markt in representatieve hoeveelheden was verkocht, was verkocht in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Daartoe werd voor elke productsoort het aandeel in de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld.

    8.2.   Vaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf werden behandeld

    (33)

    Voor de producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf werden behandeld, is de normale waarde volgens de bovenbeschreven methode vastgesteld. Uit het onderzoek is gebleken dat de producent/exporteur die als marktgericht bedrijf werd behandeld, een in het algemeen representatieve binnenlandse verkoop had. Bovendien werd geconstateerd dat de binnenlandse prijzen in het kader van normale handelstransacties tot stand waren gekomen, d.w.z. dat de binnenlandse prijzen konden worden gebruikt voor alle door de Chinese producent verkochte soorten.

    8.3.   Vaststelling van de normale waarde voor alle producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden behandeld of die een individuele behandeling hadden verkregen

    a)   Referentieland

    (34)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werd de normale waarde voor ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld, gebaseerd op de prijzen of de geconstrueerde waarde in een referentieland.

    (35)

    In het bericht van inleiding wees de Commissie op haar voornemen om de VS als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC te kiezen, en belanghebbenden werd verzocht hun reacties mee te delen.

    (36)

    Enkele Europese voedselverwerkende bedrijven tekenden bezwaar aan tegen dit voorstel, waarbij zij erop wezen dat de VS wegens hun andere productiepatronen, met name de arbeidskosten, niet als geschikt referentieland werden beschouwd. Er werden vragenlijsten naar alle bekende producenten in de VS gezonden, maar er werden geen antwoorden ontvangen. De VS konden dan ook niet als referentieland worden gekozen.

    (37)

    De Commissie heeft daarom alternatieve oplossingen in overweging genomen en kwam tot de bevinding dat Turkije als geschikt referentieland kon worden beschouwd. Uit het onderzoek is immers gebleken dat Turkije, met diverse binnenlandse producenten van verschillende grootte, een concurrerende markt is voor het betrokken product. De binnenlandse producenten bleken, door toepassing van de door de Europese voedselverwerkende bedrijven voorgeschreven specificaties, soortgelijke productsoorten als die in de VRC te produceren en met soortgelijke productiemethoden te werken. De Turkse markt werd derhalve voldoende representatief geacht om de normale waarde vast te stellen. Tegen deze keuze van het referentieland werden geen bezwaren geuit.

    (38)

    Er werd met alle bekende producenten in Turkije contact opgenomen en drie ondernemingen waren bereid mee te werken. Deze producenten werd een vragenlijst toegezonden en de gegevens in hun antwoorden werden ter plaatse gecontroleerd.

    (39)

    Hoewel de organisatie die de gebruikers vertegenwoordigde, instemde met de keuze van Turkije als referentieland, was één exporteur het niet eens met die keuze omdat Turkse aardbeien volgens hem van veel betere kwaliteit zijn dan de Chinese. Vaak zou het om wilde aardbeien gaan in tegenstelling tot de Chinese geteelde aardbeien, en om andere rassen.

    b)   Vaststelling van de normale waarde in het referentieland

    (40)

    Na de keuze van Turkije als referentieland en krachtens artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden behandeld of die een individuele behandeling hadden verkregen, de normale waarde overeenkomstig de bovenbeschreven methode vastgesteld op basis van gecontroleerde informatie die van de drie producenten in het referentieland werd ontvangen, d.w.z. op basis van betaalde of te betalen prijzen.

    (41)

    De binnenlandse verkoop van de drie Turkse producenten van het soortgelijke product bleek representatief te zijn in vergelijking met het betrokken product dat door de producenten/exporteurs in de VRC naar de Gemeenschap was uitgevoerd.

    (42)

    Uit het onderzoek is gebleken dat meer dan 80 % van de totale verkoop van elke producent verkocht was tegen een nettoverkoopprijs gelijk aan of hoger dan de kosten per eenheid. Er werd dan ook geoordeeld dat hun binnenlandse verkoop had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties.

    9.   UITVOERPRIJZEN

    (43)

    Daar het betrokken product in alle gevallen naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap was uitgevoerd, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen.

    10.   VERGELIJKING

    (44)

    De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Passende correcties werden toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Zo werden correcties toegepast voor de kosten van vervoer, verzekering, krediet en commissies en voor bankkosten. Met betrekking tot de uit het referentieland ontvangen gegevens voor de normale waarde werd krachtens artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening een correctie voor fysieke kenmerken toegepast, aangezien de in Turkije geproduceerde en verkochte aardbeien van betere kwaliteit bleken te zijn dan die welke door de Chinese producenten werden uitgevoerd (zie overweging 40). De Turkse aardbeien waren ook van betere kwaliteit dan die welke door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden geproduceerd. Deze correctie werd voorlopig geraamd op 30 % van de Turkse verkoopwaarde. Dit percentage kwam ongeveer overeen met het verschil tussen de prijs van op de binnenlandse markt verkochte Turkse aardbeien en de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    11.   DUMPINGMARGE

    11.1.   Vaststelling van de dumpingmarges voor de medewerkende producent/exporteur die als marktgericht bedrijf werd behandeld dan wel een individuele behandeling had verkregen

    a)   Behandeling als marktgericht bedrijf

    (45)

    Voor de onderneming die als marktgericht bedrijf werd behandeld, werd de gewogen gemiddelde normale waarde van het betrokken product dat naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

    Op basis daarvan is de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, als volgt:

    Yantai Yongchang Foodstuff Co.

    0 %.

    b)   Individuele behandeling

    (46)

    Voor de onderneming die een individuele behandeling had verkregen, werd overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening de voor het referentieland vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap.

    (47)

    Op basis daarvan is de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, als volgt:

    Dandong Junao Foodstuff Co.

    31,1 %.

    12.   VASTSTELLING VAN DE DUMPINGMARGES VOOR ALLE ANDERE PRODUCENTEN/EXPORTEURS

    (48)

    Om de voor het gehele land geldende dumpingmarge te berekenen voor alle andere exporteurs in de VRC, heeft de Commissie eerst het niveau van medewerking onderzocht. Hiertoe werd de totale invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC, berekend aan de hand van Eurostatgegevens, vergeleken met het uitvoervolume zoals vermeld in de antwoorden van de exporteurs in de VRC op de vragenlijst. Op basis hiervan werd geconstateerd dat het niveau van medewerking laag was, namelijk 37 % van de totale Chinese uitvoer naar de Gemeenschap.

    (49)

    De dumpingmarge werd bijgevolg berekend als volgt: de uitvoerprijs voor de medewerkende exporteurs werd vastgesteld op basis van de gecontroleerde informatie die zij hadden verstrekt. Vervolgens werd een uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van Eurostatgegevens, waarbij de aan Eurostat gemelde hoeveelheid boven de door de medewerkende exporteurs gemelde hoeveelheden werd meegerekend. Daarna werden de twee uitvoerprijzen gewogen volgens hun respectieve hoeveelheden en werden zij vergeleken met de gewogen gemiddelde normale waarde die voor het referentieland werd vastgesteld. Bij gebrek aan meer informatie over de uitvoerprijzen was het nodig gebruik te maken van Eurostatgegevens om het voor het gehele land geldende recht vast te stellen.

    (50)

    Op deze wijze werd de dumpingmarge voor het gehele land voorlopig vastgesteld op 66,9 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring.

    C.   SCHADE

    13.   PRODUCTIE IN DE GEMEENSCHAP

    (51)

    Tijdens dit onderzoek werd geconstateerd dat ingevroren aardbeien in de Gemeenschap werden geproduceerd door:

    26 communautaire producenten die klagers waren of de klacht uitdrukkelijk steunden. Geen van deze producenten was verbonden met Chinese exporteurs of importeurs van het betrokken product uit de VRC;

    een groot aantal communautaire producenten die geen standpunt over de klacht hebben ingenomen (stille producenten) en niet aan het onderzoek hebben meegewerkt. Van veel van deze producenten is bekend dat zij banden hebben met de sector van de gebruikers/importeurs.

    14.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (52)

    De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die werd ingediend door de Poolse Unie van Invriesbedrijven (de klager) namens 25 producenten die een groot deel van de totale productie van bepaalde ingevroren aardbeien in de Gemeenschap vertegenwoordigen.

    (53)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de klagende communautaire producenten samen met de andere communautaire producent die de klacht steunde en de steekproefvragenlijst beantwoordde, in het onderzoektijdvak circa 41 100 ton ingevroren aardbeien hadden geproduceerd. Dit is ongeveer 29 % van de in de Gemeenschap geproduceerde totale hoeveelheid van het soortgelijke product en vertegenwoordigt dus een groot deel van de productie van de Gemeenschap. De 25 klagende communautaire producenten en de communautaire producent die de klacht steunde werden daarom als de bedrijfstak van de Gemeenschap beschouwd in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Sommige belanghebbenden voerden aan dat enkele van de 26 medewerkende ondernemingen hun steun voor de procedure hadden ingetrokken. Geen van de 26 ondernemingen heeft echter haar steun ingetrokken.

    15.   STEEKPROEF OM DE SCHADE TE BEOORDELEN

    (54)

    Zoals in overweging 10 werd uitgelegd, heeft de Commissie wegens het grote aantal producenten van ingevroren aardbeien in de Gemeenschap overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef samengesteld van acht producenten die het grootste representatieve productievolume vertegenwoordigden dat redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd kon worden onderzocht.

    (55)

    De gezamenlijke productie van de acht voor de steekproef geselecteerde communautaire producenten die volledig aan het onderzoek hebben meegewerkt, bedroeg in het onderzoektijdvak 19 200 ton, of ongeveer 14 % van de geraamde totale productie van ingevroren aardbeien in de Gemeenschap.

    16.   VERBRUIK IN DE GEMEENSCHAP

    (56)

    In de beoordelingsperiode ontwikkelde het verbruik in de Gemeenschap zich als volgt.

    Hoeveelheid in ton

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Verbruik in de Gemeenschap

    202 353

    213 083

    238 144

    210 285

    Index 2002 = 100

    100

    105

    118

    104

    (57)

    Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van het totale volume van de productie van ingevroren aardbeien door de bedrijfstak van de Gemeenschap en andere producenten van het product in de Gemeenschap plus de invoer uit alle derde landen, met uitsluiting van alle uitvoer. De cijfers voor de totale productie van het betrokken product door de bedrijfstak van de Gemeenschap en andere producenten in de Gemeenschap zijn ontleend aan ramingen van de relevante autoriteiten en organisaties in de lidstaten waar ingevroren aardbeien worden geproduceerd, met name IERiGEZ voor Polen, FruitVeb voor Hongarije, Assomela voor Italië en het ministerie van Landbouw voor Spanje. De in- en uitvoercijfers zijn afgeleid van gegevens van Eurostat.

    (58)

    In de verbruikscijfers zijn hoeveelheden ingevroren aardbeien opgenomen die werden opgeslagen. Daar echter geen betrouwbare verkoop- of opslaggegevens konden worden verkregen voor alle communautaire producenten van het soortgelijke product, worden de gegevens betreffende de totale productie van het soortgelijke product voor alle communautaire producenten als de meest betrouwbare bron beschouwd.

    (59)

    Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, is het verbruik van ingevroren aardbeien in de Gemeenschap over de beoordelingsperiode relatief stabiel gebleven, met uitzondering van 2004, dat een toename van het verbruik met 13 % tegenover het vorige jaar laat zien. Deze toename is echter te verklaren doordat als gevolg van een goede oogst weer een hoog productieniveau in de Gemeenschap werd bereikt en tegelijkertijd verder grote hoeveelheden werden ingevoerd. In het onderzoektijdvak stabiliseerde het verbruik zich op het niveau van de jaren 2002 en 2003.

    17.   INVOER UIT DE VRC IN DE GEMEENSCHAP

    17.1.   Volume en marktaandeel van de invoer van het betrokken product

    (60)

    Het volume en het marktaandeel van de invoer uit de VRC ontwikkelden zich als volgt.

    Invoervolume

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    VRC in ton

    8 941

    37 925

    30 622

    43 025

    Index 2002 = 100

    100

    424

    342

    481

    Bron: Eurostat.


    Marktaandeel van de invoer

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    VRC

    4 %

    18 %

    13 %

    20 %

    (61)

    Terwijl het verbruik van ingevroren aardbeien in de beoordelingsperiode relatief stabiel bleef, is de invoer uit de VRC in die periode met ongeveer 381 % gestegen. Als gevolg daarvan is het geraamde marktaandeel van de VRC in de beoordelingsperiode aanzienlijk gestegen, namelijk van 4 % in 2002 tot 20 % in het onderzoektijdvak.

    17.2.   Invoerprijzen en prijsonderbieding

    EUR/ton

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Prijzen bij invoer uit de VRC

    745

    738

    605

    461

    Index 2002 = 100

    100

    99

    81

    62

    Bron: Eurostat.

    (62)

    Bovenstaande tabel laat de ontwikkeling van de gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC zien. Over de beoordelingsperiode zijn de prijzen onafgebroken gedaald met in totaal 38 %.

    (63)

    Er werd een vergelijking gemaakt tussen de verkoopprijzen op de interne markt van de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de prijzen bij invoer uit de VRC in het onderzoektijdvak. Hierbij werd uitgegaan van de verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in rekening brachten aan onafhankelijke afnemers, waar nodig gecorrigeerd naar het niveau af fabriek, d.w.z. met uitsluiting van de kosten van het vervoer in de Gemeenschap en na aftrek van kortingen en rabatten. Deze prijzen werden vergeleken met de verkoopprijzen van de Chinese producenten/exporteurs, zonder kortingen en rabatten en indien nodig gecorrigeerd tot cif grens Gemeenschap, alsmede gecorrigeerd voor de inklaringskosten en de kosten na invoer.

    (64)

    Uit de vergelijking is gebleken dat het ingevoerde betrokken product in het onderzoektijdvak in de Gemeenschap werd verkocht tegen prijzen waarmee de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden onderboden, en wel met 6,0 % op basis van de door de medewerkende producenten/exporteurs verstrekte gegevens en met 6,4 % op basis van Eurostatgegevens die alle invoer omvatten. Uit dit niveau van prijsonderbieding en de prijsontwikkeling van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals hieronder uiteengezet (zie overweging 74), blijkt duidelijk dat de prijzen al onder aanzienlijke druk waren komen te staan.

    18.   SITUATIE VAN DE PRODUCENTEN IN DE GEMEENSCHAP

    (65)

    Volgens de gebruikelijke praktijk worden de in het onderzoek naar schade verzamelde gegevens in de volgende overwegingen in twee delen gesplitst. Het eerste deel heeft betrekking op de bedrijfstak van de Gemeenschap zoals vertegenwoordigd door de acht in de steekproef opgenomen ondernemingen. In het tweede deel worden gegevens verstrekt voor alle producenten van het betrokken product in de Gemeenschap. Deze gegevens werden verkregen van nationale autoriteiten en organisaties uit de lidstaten waar het betrokken product werd geproduceerd.

    18.1.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (66)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een beoordeling van alle economische factoren en indicatoren die op de situatie van die bedrijfstak van invloed zijn, vanaf 2002 tot het onderzoektijdvak.

    (67)

    De onderstaande gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn de gecumuleerde gegevens van de acht in de steekproef opgenomen medewerkende producenten in de Gemeenschap. Deze gegevens zijn representatief voor de 26 medewerkende producenten die ingevulde steekproefformulieren hebben teruggezonden.

    18.1.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

    (68)

    In de onderstaande tabel wordt de ontwikkeling van de productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad van de in de steekproef opgenomen producenten in de Gemeenschap weergegeven.

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Productie (ton)

    26 000

    16 555

    26 912

    19 198

    Index 2002 = 100

    100

    64

    104

    74

    Productiecapaciteit (ton)

    34 546

    36 384

    39 934

    39 934

    Index 2002 = 100

    100

    105

    116

    116

    Bezettingsgraad

    75 %

    46 %

    67 %

    48 %

    Index 2002 = 100

    100

    60

    90

    64

    (69)

    Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, is de productie in de beoordelingsperiode met 26 % gedaald terwijl de capaciteit met 16 % is gestegen. De bezettingsgraad is in die periode met 36 % gedaald. De daling van de bezettingsgraad kan slechts gedeeltelijk in verband worden gebracht met de stijging van de capaciteit. De grootste oorzaak van de daling van de bezettingsgraad is de daling van de productie, m.a.w. de oogst in het jaar in kwestie.

    (70)

    De productie van ingevroren aardbeien is nauw verbonden met de productie van verse aardbeien. De omvang en de kwaliteit van de oogst zijn dan ook van doorslaggevend belang voor het productievolume van het betrokken product. De slechte oogst van 2003 leidde tot een daling van de productie, terwijl de overvloedige oogst van 2004 het omgekeerde resultaat had en leidde tot een lichte stijging van de productiecijfers ten opzichte van 2002. Tussen 2004 en het onderzoektijdvak is de productie met 29 % afgenomen. Wanneer men er echter rekening mee houdt dat de productie van ingevroren aardbeien afhangt van de omvang van de oogst aan verse vruchten, kan de daling van de productie in het onderzoektijdvak ten opzichte van 2004 niet als een nuttige schade-indicator voor dit product worden beschouwd.

    18.1.2.   Voorraden

    (71)

    In de onderstaande tabel zijn de voorraden van de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan het einde van iedere periode weergegeven.

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Voorraden (ton)

    10 969

    9 482

    21 055

    13 586

    Index 2002 = 100

    100

    86

    192

    124

    (72)

    Opgeslagen ingevroren aardbeien moeten normaal gesproken binnen één jaar worden verbruikt en dus ook verkocht om ervoor te zorgen dat de smaak- en kleurkenmerken behouden blijven.

    (73)

    De voorraden zijn in de beoordelingsperiode aanzienlijk toegenomen. De afname van de voorraden in 2003 was het gevolg van de slechte oogst, wat op zijn beurt van invloed was op de beschikbaarheid van grondstoffen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in dat jaar. In 2004 zijn de voorraden fors toegenomen als gevolg van de overvloedige oogst in 2004. In vergelijking met 2002 zijn de voorraden in 2004 met 92 % toegenomen. Na deze piek zakten de voorraden in het onderzoektijdvak weer naar een normaal niveau, ofschoon ze toch nog 24 % groter waren dan in 2002. Tussen 2004 en het onderzoektijdvak werden massaal voorraden van de hand gedaan om te voorkomen dat de ingevroren aardbeien de vereiste kwaliteit zouden verliezen.

    18.1.3.   Verkoopvolume, marktaandeel en gemiddelde verkoopprijzen

    (74)

    In de onderstaande tabel zijn het verkoopvolume, het marktaandeel en de gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap weergegeven.

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Verkoopvolume van de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap (ton)

    27 428

    18 201

    14 647

    26 240

    Index 2002 = 100

    100

    66

    53

    96

    Marktaandeel

    13,6 %

    8,5 %

    6,2 %

    12,5 %

    Index 2002 = 100

    100

    63

    45

    92

    Gemiddelde verkoopprijs (EUR/ton)

    934

    1 382

    1 019

    671

    Index 2002 = 100

    100

    148

    109

    72

    (75)

    Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn in 2003 afgenomen als gevolg van het gebrek aan grondstoffen, d.w.z. verse aardbeien, in dat jaar. De verkoop en het marktaandeel zijn in 2004 zelfs nog verder gedaald ondanks een terugkeer naar normale productieniveaus. Deze daling van de verkoop leidde tot grotere voorraden. In het onderzoektijdvak heeft het verkoopvolume zich gedeeltelijk hersteld door de verkoop van voorraden. Het grote verkoopvolume dat opnieuw werd gehaald, ging echter ten koste van de gemiddelde verkoopprijs, die een forse daling met 34 % te zien gaf, van 1 019 EUR/ton in 2004 tot 671 EUR/ton in het onderzoektijdvak.

    (76)

    De gemiddelde prijzen van het betrokken product dat door de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd verkocht, zijn in de beoordelingsperiode met 28 % gedaald, waardoor de prijzen in het onderzoektijdvak sterk onder druk kwamen te staan. Zoals hierboven is vermeld, was de daling van de gemiddelde prijzen het sterkst tussen 2004 en het onderzoektijdvak, in welke periode de verkoopprijzen met 34 % zijn gedaald. De massale verkoop van voorraden in de periode van 2004 tot het onderzoektijdvak moest immers tegen zeer lage prijzen gebeuren.

    18.1.4.   Rentabiliteit, rendement van investeringen en kasstroom

    (77)

    De hieronder weergegeven rentabiliteit betreft de verkoop op de communautaire markt en wordt uitgedrukt als opbrengst over de omzet (RoT), rendement op investeringen (RoI) en kasstroom.

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Rentabiliteit op verkoop in de Gemeenschap (RoT)

    6,5 %

    9,4 %

    –1,5 %

    –12,5 %

    Index 2002 = 100

    100

    144

    –23

    – 191

    Rendement op investeringen (RoI)

    55 %

    36 %

    –4 %

    –24 %

    Index 2002 = 100

    100

    66

    –7

    –44

    Kasstroom (als percentage van de omzet)

    2 %

    3 %

    –1 %

    0 %

    Index 2002 = 100

    100

    143

    –64

    5

    (78)

    De RoT vertoont tussen 2002 en het onderzoektijdvak een scherpe daling, die neerkomt op bijna 300 %. Dit is bijzonder ernstig omdat de redelijke winst in 2002 en 2003 werd gevolgd door een zeer zwaar verlies van 12,5 % in het onderzoektijdvak.

    (79)

    Zowel de RoT, de RoI als de kasstroom laten zien dat de situatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de beoordelingsperiode is verslechterd.

    18.1.5.   Investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken

    (80)

    De ontwikkeling die de investeringen van de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben gevolgd, wordt in de onderstaande tabel weergegeven.

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Investeringen (EUR)

    3 106 428

    9 963 701

    10 122 277

    12 131 394

    Index 2002 = 100

    100

    321

    326

    391

    (81)

    Ondanks de hierboven beschreven negatieve ontwikkeling van de rentabiliteit heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn investeringen in het betrokken product verhoogd om zijn concurrentievermogen voor dat product te vergroten. De investeringen werden hoofdzakelijk verricht voor nieuwe gebouwen en de modernisering van koelhuizen en -apparatuur. Deze maatregelen hebben aanzienlijk bijgedragen aan het vergroten van de efficiëntie van de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (82)

    Er is de Commissie geen bewijsmateriaal verstrekt voor een beperkter of groter vermogen om kapitaal aan te trekken in de beoordelingsperiode.

    18.1.6.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Aantal werknemers

    390

    301

    445

    368

    Index 2002 = 100

    100

    77

    114

    94

    Productiviteit (ton/werknemer)

    67

    55

    60

    52

    Index 2002 = 100

    100

    82

    91

    78

    Lonen (EUR)

    2 572 050

    1 644 557

    2 065 347

    2 182 047

    Index 2002 = 100

    100

    64

    80

    85

    (83)

    Zoals uit het bovenstaande blijkt, hebben de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap het aantal werknemers aangepast aan de productiecijfers. Het aantal werknemers was het hoogst in 2004 omdat in dat jaar weer een groot productievolume werd gehaald na het lage cijfer in 2003. Als gevolg van de achteruitgang van de productie in het onderzoektijdvak zijn de productiviteit en het aantal werknemers afgenomen. De loonkosten zijn in de beoordelingsperiode gedaald. De daling van de productiviteit per werknemer is grotendeels te verklaren door de sterke afname van de productie als gevolg van de toegenomen invoer. De investeringen die de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak heeft verricht, zullen naar verwachting de efficiëntie en de productiviteit van de ondernemingen op middellange en lange termijn vergroten.

    18.1.7.   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge

    (84)

    De dumpingmarges zijn hierboven weergegeven in het deel over dumping. Alle vastgestelde marges behalve die voor een onderneming die als marktgericht bedrijf werd behandeld, liggen duidelijk boven de minimis. Bovendien kunnen de gevolgen van de werkelijke dumpingmarge, gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijzen van de ingevoerde producten, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

    18.1.8.   Gevolgen van eerdere dumping of subsidiëring

    (85)

    De bedrijfstak van de Gemeenschap verkeerde niet in een situatie waarin hij zich moest herstellen van de gevolgen van een vroegere dumping of subsidiëring, omdat er niet eerder een dergelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.

    18.2.   Macro-economische gegevens over de communautaire productie in haar geheel

    (86)

    De onderstaande gegevens betreffen de communautaire productie in haar geheel.

    (87)

    Bij de behandeling van de gegevens over het verbruik werd er reeds op gewezen dat er geen officiële cijfers over het totale verkoopvolume voor de Gemeenschap beschikbaar zijn. Voor de raming van het totale verkoopvolume van de op de communautaire markt actieve producenten werd de productie van deze producenten verminderd met een bedrag voor uitvoer.

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Productievolume beschikbaar voor verkoop (productie min uitvoer) (ton)

    139 705

    108 865

    145 596

    124 320

    Index 2002 = 100

    100

    78

    104

    89

    Marktaandeel

    69 %

    51 %

    61 %

    59 %

    Index 2002 = 100

    100

    74

    89

    86

    (88)

    Zoals hierboven is vermeld, is de bovenstaande tabel gebaseerd op het relevante productievolume min de uitvoer. Zij geeft dan ook de voor verkoop beschikbare hoeveelheden weer, die ofwel in hetzelfde seizoen worden verkocht, ofwel worden opgeslagen en in het volgende seizoen verkocht. Het gaat dus om gegevens die veeleer op de productie dan op de verkoop gebaseerd zijn. Niettemin wijzen de bovenstaande gegevens op een daling over de beoordelingsperiode, zowel voor het totale verkoopvolume (– 11 %) als voor het marktaandeel (– 14 %) van de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel.

    18.3.   Conclusie inzake schade

    (89)

    In de eerste plaats zij erop gewezen dat de volgende schade-indicatoren tijdens de beoordelingsperiode negatieve ontwikkelingen te zien gaven: verkoopprijzen en -volume, rentabiliteit, voorraden, bezettingsgraad, productie, werkgelegenheid, lonen, productiviteit, kasstroom en marktaandeel. Om de bovenvermelde redenen worden de ontwikkeling van de productie en de bezettingsgraad echter niet als bijzonder nuttige schade-indicatoren voor dit product beschouwd. Positieve ontwikkelingen werden daarentegen genoteerd voor investeringen en productiecapaciteit.

    (90)

    Er zij aan herinnerd dat het volume van de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC in de beoordelingsperiode met ruim 300 % is gestegen, terwijl de verkoopprijzen een scherpe daling kenden (– 38 %). Bovendien werden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak aanzienlijk onderboden, met ongeveer 6 %, door de prijzen van de invoer met dumping van het betrokken product.

    (91)

    Tijdens de beoordelingsperiode is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap bijgevolg aanzienlijk verslechterd. De voorraden zijn met 24 % toegenomen en bereikten eind 2004 een zorgwekkend niveau. Tegelijkertijd zijn de verkoopprijzen en met name het verkoopvolume in 2004 sterk gedaald. Pas in het onderzoektijdvak werd voor het verkoopvolume weer het niveau van 2002 gehaald, maar dit ging ten koste van de prijzen, die tot een onhoudbaar niveau werden verlaagd. Ondanks de voortdurende investeringen van de bedrijfstak om zijn concurrentievermogen te vergroten, had deze prijsdaling tot gevolg dat de rentabiliteit in het onderzoektijdvak tot – 12,5 % kelderde. Bovendien liepen ook de kasstroom en het rendement van investeringen terug en werden daarvoor in het onderzoektijdvak negatieve cijfers opgetekend.

    (92)

    Voorts zijn in de beoordelingsperiode zowel het totale aantal werknemers als de productiviteit gedaald.

    (93)

    Concluderend kan worden gesteld dat de schade hoofdzakelijk bestaat in een neerwaartse prijsdruk tegelijk met een toename van de voorraden. Dit resulteerde in zware verliezen voor de producenten in de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak.

    (94)

    Rekening houdend met het feit dat het verbruik voor de gehele Gemeenschap en het marktaandeel van de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap moesten worden geraamd, werd ervoor gezorgd dat dit aspect van de schadeanalyse werd beperkt tot de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (95)

    Op grond van alle bovengenoemde factoren wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

    D.   OORZAKELIJK VERBAND

    19.   VOORAFGAANDE OPMERKING

    (96)

    Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd ook nagegaan of er een oorzakelijk verband was tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap ook schade had kunnen lijden, werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat schade die mogelijk het gevolg was van deze andere factoren, aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

    20.   GEVOLGEN VAN DE INVOER UIT DE VRC

    (97)

    Er is reeds op gewezen dat het volume van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode met ongeveer 380 % is toegenomen en dat het geraamde marktaandeel daarvan in die periode bijna is verviervoudigd. Bovendien zijn, zoals vermeld in overweging 62, de prijzen bij invoer uit de VRC met 38 % gedaald en vond er aanzienlijke prijsonderbieding plaats.

    (98)

    De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft op de grote invoervolumes tegen scherp verlaagde prijzen gereageerd door in 2004 zijn verkoopprijs te verlagen. Ondanks deze verlaging bleef de gemiddelde verkoopprijs van de Chinese invoer ruim 30 % onder de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Als gevolg daarvan is de verkoop door de producenten van de Gemeenschap in dat seizoen sterk teruggelopen, waardoor deze aan het eind van het jaar met een zeer grote voorraad bleven zitten. Gezien de beperkte capaciteit voor opslag in koelhuizen en, wat belangrijker was, rekening houdend met het feit dat ingevroren aardbeien een beperkte houdbaarheidsduur hebben, moesten de voorraden van eind 2004 in het onderzoektijdvak van de hand worden gedaan. Aangezien de Chinese prijzen in het onderzoektijdvak verder waren gedaald in vergelijking met 2004, moest de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen ook weer verlagen (met bijna 24 %) om deze voorraden kwijt te raken. De verkoop lag in het onderzoektijdvak duidelijk onder de winstdrempel en dat was niet langer vol te houden. De situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak werd nog verergerd door de enorme toename met meer dan 40 % van de uit de VRC ingevoerde hoeveelheid. Het is dan ook duidelijk dat er een sterk verband is tussen de aanzienlijke toename van het invoervolume tegen steeds lagere prijzen en de in de bedrijfstak van de Gemeenschap geconstateerde schade.

    21.   GEVOLGEN VAN DE INVOER UIT DERDE LANDEN

    (99)

    De niet-Chinese invoer is in de beoordelingsperiode met 20 % gedaald. Het is derhalve zeer onwaarschijnlijk dat de invoer uit andere derde landen zoals Marokko op significante wijze kan hebben bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Het ziet er integendeel naar uit dat producenten/exporteurs van derde landen ook marktaandeel hebben verloren als gevolg van de invoer uit de VRC. Bovendien waren de gemiddelde prijzen bij invoer uit andere derde landen in het onderzoektijdvak 78 % hoger dan die van de uit de VRC ingevoerde producten en ongeveer 20 % hoger dan die van de in de steekproef opgenomen ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bijgevolg kan voorlopig worden geconcludeerd dat producenten/exporteurs van derde landen gezien hun krimpende marktaandeel en hun relatief hoge prijzen met hun verkoop geen schade aan de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben toegebracht. In de onderstaande tabel worden de invoervolumes en de gemiddelde prijzen bij invoer uit de voornaamste andere derde landen (Marokko en Turkije) weergegeven.

     

    2002

    2003

    2004

    Onderzoektijdvak

    Invoer uit Marokko (ton)

    25 532

    35 253

    47 079

    30 406

    Index 2002 = 100

    100

    138

    18

    119

    Gemiddelde prijzen (EUR/ton)

    820

    994

    824

    691

    Index 2002 = 100

    100

    12

    100

    84

    Marktaandeel

    11,7 %

    15,0 %

    18,7 %

    13,0 %

    Index 2002 = 100

    100

    128

    160

    111

    Invoer uit Turkije (ton)

    10 503

    9 312

    7 089

    6 121

    Index 2002 = 100

    100

    89

    67

    58

    Gemiddelde prijzen (EUR/ton)

    1 394

    1 659

    1 514

    1 337

    Index 2002 = 100

    100

    119

    109

    96

    Marktaandeel

    4,8 %

    4,0 %

    2,8 %

    2,6 %

    Index 2002 = 100

    100

    82

    58

    54

    22.   GEVOLGEN VAN VERANDERINGEN IN DE EXPORTPRESTATIES VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (100)

    Er is ook aangevoerd dat een achteruitgang van de exportprestaties, met name bij uitvoer naar de VS-markt, heeft bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. Volgens Eurostatgegevens is de uitvoer uit de Gemeenschap over de beoordelingsperiode inderdaad gedaald van ongeveer 19 000 ton in 2002 tot 15 000 ton in 2005. In vergelijking met de communautaire markt is het algemene belang van de exportmarkt echter vrij beperkt, want de uitvoer maakt over de gehele beoordelingsperiode in feite minder dan 10 % uit van het communautaire verbruik.

    (101)

    Voor de indicatoren waarvoor geen onderscheid kon worden gemaakt tussen de communautaire markt en de exportmarkt, zoals productie en bezettingsgraad, alsook investeringen en werkgelegenheid, was de negatieve ontwikkeling zo sterk dat zij duidelijk niet alleen te wijten kon zijn aan de gedaalde uitvoerprestaties. De negatieve ontwikkeling van die indicatoren moet dan ook zowel aan de gedaalde verkoop op de communautaire markt als aan de gedaalde uitvoer worden toegeschreven.

    (102)

    De negatieve ontwikkeling van rentabiliteit, kasstroom en rendement op investeringen was deels te wijten aan het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de hierboven beschreven negatieve ontwikkeling van het verkoopvolume op de communautaire markt en op de exportmarkt tot een zeer lage bezettingsgraad gedwongen werd. Bovendien stonden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onder grote druk van de invoer met dumping, wat die indicatoren verder negatief heeft beïnvloed.

    (103)

    Daarom kan, ook al hebben de afgenomen exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap misschien aan de geleden schade bijgedragen, het algemene effect ervan niet als significant worden beschouwd en kan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade daardoor niet worden verbroken.

    23.   GEVOLGEN VAN DE DALING VAN DE PRODUCTIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP EN VAN DE VERMEENDE DALING VAN HET VERBRUIK

    (104)

    Eén belanghebbende heeft aangevoerd dat de slechte oogsten van 2002 en 2003 en de daling van de productie in verband met het gebrek aan grondstoffen, d.w.z. verse aardbeien, in die jaren in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. Het is inderdaad duidelijk dat de slechte oogsten hebben geleid tot een lagere productie. Het is echter onwaarschijnlijk dat dit de belangrijkste oorzaak van de geleden schade is. De daling van de productie en de verkochte hoeveelheden ging gepaard met een prijsdaling, terwijl slechte oogsten en een verminderd aanbod gewoonlijk prijsstijgingen tot gevolg hebben. Bovendien blijkt uit een onderzoek naar de rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap over de beoordelingsperiode dat de bedrijfstak winstgevend bleef tot 2004, het jaar waarin de prijzen van de uit de VRC ingevoerde producten sterk zijn gedaald.

    (105)

    Voorts werd aangevoerd dat het verbruik van het betrokken product op de communautaire markt is gedaald en dat deze daling veeleer dan invoer met dumping uit de VRC de oorzaak is van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. Er zij aan herinnerd dat de gegevens over het verbruik in dit onderzoek zijn afgeleid van de productiegegevens en dat de aldus verkregen verbruikscijfers vertekend kunnen zijn doordat voorraden van het product erin zijn opgenomen. De mogelijkheid dat het verbruik in 2004 licht is gedaald, kan bijgevolg niet worden uitgesloten. Deze daling zou een invloed op het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben gehad. Er zij echter aan herinnerd dat, ook al zou het verbruik in de beoordelingsperiode zijn gedaald, de invoer uit de VRC in die periode met 381 % is toegenomen en plaatsvond tegen prijzen die in die periode met 38 % zijn gedaald. Daarom wordt aangenomen dat, mocht zich een daling van het verbruik hebben voorgedaan, deze niet de enige oorzaak van de geleden schade kan zijn.

    24.   GEVOLGEN VAN VERMEENDE STRUCTURELE TEKORTKOMINGEN BIJ DE PRODUCENTEN VAN DE GEMEENSCHAP

    (106)

    Er is ook aangevoerd dat de problemen van de bedrijfstak van de Gemeenschap verband houden met structurele problemen van de sector, waarbij onder meer wordt gewezen op een productiesysteem waarvan de efficiëntie kan worden verbeterd. Er werd daarvoor echter geen specifiek bewijsmateriaal verstrekt. Er zij op gewezen dat, zelfs in de veronderstelling dat de bedrijfstak in de beoordelingsperiode met structurele tekortkomingen te kampen had, hij tijdens die periode continu heeft geïnvesteerd. Deze investeringen hadden tot doel de efficiëntie van de bedrijfstak verder te vergroten.

    (107)

    De financiële resultaten en het concurrentievermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap waren zeer goed totdat grote hoeveelheden producten met dumping uit de VRC werden ingevoerd. Uit de onderzochte indicatoren blijkt opnieuw dat de schade zichtbaar werd vanaf het moment dat aanzienlijke hoeveelheden ingevroren aardbeien tegen dumpingprijzen uit China werden ingevoerd. Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat, mochten er structurele tekortkomingen hebben bestaan, deze niet de enige of voornaamste oorzaak van de geleden schade kunnen zijn.

    25.   GEVOLGEN VAN VERMEENDE SPECULATIEVE BEDRIJFSBESLISSINGEN VAN PRODUCENTEN VAN DE GEMEENSCHAP

    (108)

    Sommige belanghebbenden beweerden dat speculatie inzake prijzen en aanbod van ingevroren aardbeien op de communautaire markt de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap had veroorzaakt en dat de ondernemingen de geleden verliezen bijgevolg aan zichzelf hadden toe te schrijven. Er werd beweerd dat de Poolse producenten tijdens de slechte oogst in 2003 kunstmatig hoge prijzen handhaafden door het aanbod van ingevroren aardbeien te verminderen en dat zij tijdens het seizoen van 2004 doorgingen met deze strategie, waardoor de gebruikerssector zich genoopt zag uit te kijken naar alternatief aanbod in de VRC. De bedrijfstak van de Gemeenschap bleef dan met een aanzienlijke voorraad zitten, die tegen prijzen onder de winstdrempel van de hand moest worden gedaan.

    (109)

    Deze beweringen in verband met zelf toegebrachte schade werden echter niet verder gestaafd. Bovendien wordt voor deze beweringen geen steun gevonden in een analyse van de verkoop- en voorraadgegevens van de in de steekproef opgenomen producenten van de Gemeenschap, zoals beschreven in de punten 18.1.2 en 18.1.3. De hoge prijzen in 2003 hielden verband met hoge grondstofkosten als gevolg van de slechte oogst in dat seizoen. De voorraden aan het eind van die periode stonden ook op het laagste niveau dat in de beoordelingsperiode werd genoteerd. In 2004 herstelde de productie zich op het niveau van 2002 en deze stijging ging gepaard met een daling van de verkoopprijzen. Ondanks de daling van de verkoopprijzen was de bedrijfstak van de Gemeenschap niet in staat de productie in dat jaar te verkopen, wat leidde tot een forse toename van de voorraad aan het eind van 2004. In het onderzoektijdvak zag de bedrijfstak van de Gemeenschap zich genoopt zijn verkoopprijzen verder te verlagen. Deze verlaging is voor een deel te verklaren doordat de in het voorgaande jaar aangelegde voorraad moest worden verkocht. De prijsverlaging werd echter vooral ingegeven door de noodzaak om te reageren op de dumpingprijzen van de invoer uit de VRC die in dat jaar met nog eens 24 % waren verlaagd tegenover 2004.

    (110)

    Ook al was het voor de bedrijfstak van de Gemeenschap theoretisch mogelijk om in 2004 meer van zijn voorraad te verkopen, dit zou tegen zwaar verliesgevende prijzen zijn gebeurd. Het is dan ook duidelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich zowel in 2004 als in 2005 in een schadelijke situatie bevond. Het grootste probleem waarmee deze bedrijfstak werd geconfronteerd, was het toegenomen volume van de invoer tegen dumpingprijzen waarmee de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden onderboden, veeleer dan managementbeslissingen over de keuze van het tijdstip voor de verkoop van het betrokken product uit voorraad.

    26.   GEVOLGEN VAN WISSELKOERSSCHOMMELINGEN

    (111)

    Een andere factor waarvan werd beweerd dat hij de schade had veroorzaakt, was de dalende koers van de Amerikaanse dollar (die aan de Chinese RMB gekoppeld is) ten opzichte van de euro. De waardevermindering van de dollar ten opzichte van de euro bedroeg tijdens de beoordelingsperiode ongeveer 34 %.

    (112)

    Wat de schademarges betreft kan de waardevermindering van de dollar een grotere invoer van het betrokken product in de Gemeenschap hebben aangemoedigd. Er zijn echter geen bewijzen voor een verband tussen de daling van de Chinese prijzen bij invoer in de communautaire markt en de waardevermindering van de dollar ten opzichte van de euro. Dit blijkt uit het feit dat de daling van de Chinese invoerprijzen groter is dan de waardevermindering van de dollar tegenover de euro, en een vergelijking van jaar tot jaar toont aan dat zich koersschommelingen hebben voorgedaan die niet in de invoerprijzen tot uiting kwamen. Zo is de dollar in het onderzoektijdvak bijvoorbeeld met ongeveer 10 % in waarde verminderd tegenover de euro, terwijl de Chinese invoerprijzen met 24 % zijn gedaald.

    27.   CONCLUSIE BETREFFENDE HET OORZAKELIJK VERBAND

    (113)

    Er zij aan herinnerd dat in dit geval de daling van de productie en de toename van de voorraad samen met de neerwaartse prijsdruk, die een lagere rentabiliteit tot gevolg had, de voornaamste bewijzen van schade vormen. Rekening houdend met het feit dat de prijzen van de snel stijgende invoer uit de VRC de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk onderboden, is er geen enkele aanwijzing dat de bovenvermelde factoren van zo groot belang kunnen geweest zijn dat het oorzakelijk verband tussen de invoer van producten met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade erdoor werd verbroken. Er werden tijdens het onderzoek geen andere factoren gevonden die aanmerkelijke schade konden hebben veroorzaakt.

    (114)

    Op basis van bovenstaande analyse van de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt voorlopig geconcludeerd dat er een oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping uit de VRC en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

    E.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    28.   ALGEMENE OVERWEGINGEN

    (115)

    Er werd onderzocht of er dwingende redenen zijn die tot de conclusie kunnen leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn antidumpingrechten in te stellen op invoer uit het betrokken land. Voor de beoordeling van het belang van de Gemeenschap werden alle betrokken belangen geëvalueerd, namelijk die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs, de bedrijven die het product verwerken/gebruiken en de leveranciers. De Commissie heeft met name aan de importeurs en de industriële gebruikers van ingevroren aardbeien vragenlijsten toegezonden.

    29.   BELANG VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (116)

    De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft schade ondervonden van een sterke toename van de invoer van ingevroren aardbeien tegen lage prijzen uit de VRC. Zoals reeds vermeld wezen de bovenvermelde economische indicatoren van de bedrijfstak van de Gemeenschap erop dat de financiële resultaten van die bedrijfstak in de beoordelingsperiode zijn verslechterd. Rekening houdend met de aard van de schade (d.w.z. hoofdzakelijk omlaag gedrukte prijzen en dalende winst) en de opwaartse trend voor de invoer van het betrokken product, zou een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap onvermijdelijk zijn als er geen maatregelen werden genomen.

    (117)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de productie van de Gemeenschap wordt voortgebracht door een groot aantal producenten in de diepvriesindustrie, die werk biedt aan ongeveer 2 700 personen voor de productie en de verkoop van het betrokken product. Ingevroren aardbeien zijn een belangrijk product voor de communautaire diepvriesindustrie in haar geheel. Voor de bedrijven die de steekproefvragenlijst hebben beantwoord, maakte het betrokken product meer dan 10 % van hun totale omzet uit. Als geen maatregelen zouden worden opgelegd, zouden de prijzen verder dalen en zouden de producenten van de Gemeenschap verder zware verliezen lijden. Gezien de slechte financiële situatie van de producenten van de Gemeenschap kan worden verwacht dat sommige van deze producenten zich reeds op korte termijn genoopt zouden zien hun productie te staken als er geen maatregelen werden opgelegd. Het is dus waarschijnlijk dat het geraamde aantal arbeidsplaatsen (2 700) sterk zou moeten worden verminderd. Bovendien is het, als geen maatregelen worden opgelegd, zeer waarschijnlijk dat de verschillende gebruikersindustrieën op middellange en lange termijn met een ontoereikend aanbod te kampen zullen krijgen, daar de telers wegens de ingezakte prijzen van aardbeien geen aardbeien meer zullen telen voor de verwerkende industrie. De gevolgen van het verlies van arbeidsplaatsen zouden in deze sector bijzonder hard aankomen omdat veel van de producenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap in plattelandsgebieden gevestigd zijn en van groot belang zijn voor de werkgelegenheid van de plaatselijke bevolking. De bedrijfstak van de Gemeenschap zou, gelet op het voorgaande, duidelijk baat hebben bij antidumpingmaatregelen.

    (118)

    Als antidumpingmaatregelen zouden worden ingesteld, zouden de producenten van de Gemeenschap hun verkoopprijzen kunnen verhogen tot een niveau dat een redelijke winstmarge oplevert, en zou kunnen worden teruggekeerd naar een situatie van eerlijke concurrentie tussen de bedrijfstak van de Gemeenschap en de producenten/exporteurs van de VRC. Bovendien zou de bedrijfstak van de Gemeenschap door het opleggen van maatregelen in staat worden gesteld zijn herstructureringsproces voort te zetten.

    (119)

    Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden zijn.

    30.   BELANG VAN DE NIET-VERBONDEN IMPORTEURS

    (120)

    Vier niet-verbonden importeurs hebben de vragenlijst beantwoord. Nog een andere niet-verbonden importeur en drie verenigingen van importeurs hebben schriftelijk en mondeling hun standpunt meegedeeld.

    (121)

    Van de vier ondernemingen die de vragenlijst hebben beantwoord, hebben er slechts drie het deel betreffende het invoervolume ingevuld. Dit volume vertegenwoordigt minder dan 5 % van de totale invoer van het betrokken product uit de VRC gedurende het onderzoektijdvak.

    (122)

    Eén medewerkende importeur stemde in met het opleggen van maatregelen op voorwaarde dat deze slechts voor een beperkte periode gelden en een zodanige vorm aannemen dat daadwerkelijke concurrentie mogelijk is.

    (123)

    Twee van de medewerkende importeurs waren tegen het opleggen van maatregelen en benadrukten dat dit optreden niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn daar het probleem beperkt blijft tot Polen. Zij vonden dat het belang van de industrie van slechts één lidstaat moet worden afgewogen tegen de belangen van verschillende andere lidstaten waar de importeurs economische verliezen kunnen lijden zodra antidumpingrechten gelden. Bovendien waren deze medewerkende importeurs van mening dat door het opleggen van maatregelen belemmeringen zouden worden opgeworpen voor hun contacten met de producenten/exporteurs in de VRC en voor de bijstand die deze ontvangen in de vorm en opleiding en onderwijs.

    (124)

    Antidumpingmaatregelen hebben echter niet tot doel invoer tegen te gaan of de activiteiten van de importeurs in de Gemeenschap te belemmeren. Er zij op gewezen dat alle medewerkende importeurs ook aanzienlijke hoeveelheden ingevroren aardbeien bij Poolse producenten in de Gemeenschap betrekken en dat de verdere verwerking van het betrokken product deel uitmaakt van de activiteiten van de ondernemingen.

    (125)

    Bovendien zou het algemene effect van het antidumpingrecht op de prestaties van de importeurs minimaal moeten zijn. Importeurs kopen doorgaans een enorm assortiment aan voedingsproducten. Ingevroren aardbeien maken gewoonlijk niet meer dan 10 % van de totale invoer van deze importeurs uit. Daardoor zal het effect van het recht waarschijnlijk worden afgezwakt.

    (126)

    Aangezien de importeurs in deze sector echter zowel met Poolse als Chinese leveranciers werken en gezien het bescheiden recht dat zou worden ingesteld, zou de markt niet voor invoer uit de VRC worden afgesloten en zouden de gevolgen voor de importeurs naar verwachting niet zwaarwegend zijn. Er kan ook een beroep worden gedaan op leveranciers uit andere derde landen waarvoor geen heffingen gelden (bv. Marokko).

    31.   BELANG VAN DE GEBRUIKERS

    31.1.   Voorafgaande opmerking

    (127)

    Negen gebruikers, bv. bedrijven die ingevroren aardbeien verwerken, hebben antwoorden op de vragenlijst ingediend. In enkele gevallen was de verstrekte informatie van slechte kwaliteit en ontbraken essentiële gegevens over aankopen en het gebruik van het betrokken product, alsmede over de daaraan verbonden kosten. Er werd ook informatie verstrekt door drie verenigingen van verwerkende bedrijven en door nog een ander verwerkend bedrijf. Alle gebruikersorganisaties en verwerkende bedrijven die zich als belanghebbende bij de procedure hadden aangemeld, waren gekant tegen het opleggen van maatregelen. De gebruikers die in hun antwoorden op de vragenlijst de relevante aankoopgegevens hebben verstrekt, zijn samen goed voor nog eens 12 % (bovenop de 4 % die de importeurs voor hun rekening nemen) van de invoer uit het betrokken land in de Gemeenschap. De gebruikersorganisaties die in het kader van de procedure informatie hebben verstrekt, vertegenwoordigen naar eigen zeggen via hun leden 170 000 ton of 80 % van het totale verbruik van ingevroren aardbeien in de Gemeenschap.

    31.2.   Het gebruik van ingevroren aardbeien

    (128)

    Ingevroren aardbeien worden aangemerkt als halffabrikaat dat hoofdzakelijk voor verdere verwerking bestemd is, hoewel een klein gedeelte voor directe consumptie aan de detailhandel wordt verkocht. De directe consumptie van ingevroren aardbeien door de horeca en huishoudens wordt op maximaal 20 000 ton per jaar geraamd. De belangrijkste gebruikers van ingevroren aardbeien zijn verwerkende bedrijven die zich bezighouden met de productie van jam, vruchtenbereidingen die hoofdzakelijk door de zuivelindustrie worden gebruikt, en vruchtendranken. De productie van aardbeienjam in de Gemeenschap is betrekkelijk stabiel en wordt op 230 000-250 000 ton per jaar geraamd. Het verbruik van ingevroren aardbeien door deze sector wordt op ongeveer 100 000 ton per jaar geraamd. In tegenstelling tot wat voor de productie van jam, gelei en marmelade het geval is, wordt voor de sector van de vruchtenbereidingen en met name de zuivelindustrie over dezelfde periode een gestage groei waargenomen. Aardbei is een veel gevraagde smaak in de sector van de vruchtenbereidingen en de zuivelindustrie en aardbeien nemen in beide sectoren een groot deel van de totale productie voor hun rekening. Geraamd wordt dat ongeveer 110 000 ton aardbeien door de sector verse zuivel en roomijs wordt verbruikt. In de totale productie van dranken met vruchtensmaak is aardbeiensmaak, ofschoon nog steeds van belang, van veel geringere betekenis dan in de sectoren jam en vruchtenbereidingen.

    (129)

    Samengevat kan worden gesteld dat, indien het segment vruchtenbereidingen buiten beschouwing wordt gelaten (omdat het hier niet gaat om eindproducten die aan de consumenten worden verkocht), ingevroren aardbeien in min of meer gelijke hoeveelheden hoofdzakelijk in de segmenten jambereiding en zuivelproductie worden gebruikt.

    31.3.   Ontoereikend aanbod en de behoefte aan verschillende bronnen voor de levering van ingevroren aardbeien

    (130)

    De bedrijfssectoren die ingevroren aardbeien gebruiken, hebben erop gewezen dat het voor hun productie van cruciaal belang is verschillende rassen en kwaliteiten van ingevroren aardbeien te kunnen inkopen, omdat de industrie in haar recepten in het algemeen werkt met een mengsel van aardbeien uit verschillende voorzieningsbronnen. Verschillende voorkeuren van de consumenten en de vraag in de EU zijn ook factoren die ertoe bijdragen dat de industrie voor haar grondstoffen een beroep doet op een brede scala aan leveranciers. Voorts hebben de medewerkende gebruikers erop gewezen dat levering uit verschillende bronnen nodig is om het hele jaar door zeker te zijn van een voldoende groot aanbod van ingevroren aardbeien. De verwerkende bedrijven die aan het onderzoek hebben meegewerkt, voerden aan dat het opleggen van maatregelen de sector zou confronteren met een ontoereikend aanbod van ingevroren aardbeien, niet alleen wat hoeveelheden betreft, maar ook wat betreft de verschillende kwaliteiten die voor de productie nodig zijn. Bovendien zou het opleggen van maatregelen ingaan tegen de door de Chinese producenten/exporteurs verrichte en door de gebruikers ondersteunde aanzienlijke investeringen om ervoor te zorgen dat de Chinese producenten/exporteurs voldoen aan alle toepasselijke veiligheidsnormen.

    (131)

    De productie van ingevroren aardbeien in de EU is vooral geconcentreerd in Polen en is daar bijna uitsluitend gericht op het invriezen van het aardbeiras Senga Sengana. Dit is een gewaardeerd ras in de fruitverwerkende industrie omdat het tijdens het invriesproces zijn kleur- en smaakeigenschappen behoudt. Dankzij de grote opslagcapaciteit van de Poolse producenten van ingevroren aardbeien kan de levering over het hele jaar gespreid worden, ook al is er in Polen elk jaar slechts één oogstseizoen voor verse aardbeien. Het ziet ernaar uit dat met ingevroren aardbeien uit Polen en uit exportlanden waarvoor geen antidumpingrechten zullen worden ingesteld (Turkije en Marokko), kan worden gezorgd voor een constant aanbod van alle aardbeirassen die de verwerkende industrie (met name de jamindustrie) nodig heeft.

    (132)

    De producenten in de VRC zijn pas in 2003 begonnen ingevroren aardbeien in grotere hoeveelheden uit te voeren (zie overweging 60). In dat jaar is de invoer uit de VRC met 324 % toegenomen. Het ziet ernaar uit dat alle andere leveranciers de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap de rassen en kwaliteiten hebben geleverd die zij nodig hadden om de gewenste eindproducten te vervaardigen. De uitvoer uit de VRC omvat een aantal andere rassen en kwaliteiten van ingevroren aardbeien, waarvan de leveringen in juni begonnen en in augustus een piek te zien gaven.

    (133)

    Zoals in overweging 124 werd beschreven, hebben antidumpingmaatregelen niet tot doel de invoer tegen te gaan, noch de activiteiten van de voedselverwerkende industrie in de Gemeenschap te belemmeren. Het doel van antidumpingmaatregelen is niet het over het hele jaar gespreide aanbod te beperken of de beschikbaarheid van verschillende rassen die de voedselverwerkende industrie nodig heeft te bemoeilijken. Integendeel, de gebruikersindustrie heeft benadrukt dat de beschikbaarheid van ingevroren aardbeien uit de Gemeenschap en met name uit Polen wegens de specifieke kenmerken van het ras Senga Sengana van cruciaal belang is voor de productie van een breed assortiment producten zoals jam, yoghurt en vruchtenbereidingen. Bijgevolg moet worden aangenomen dat het ook in het belang van de gebruikers is om de continuïteit van de communautaire productie te waarborgen. De verwerkende bedrijven in de Gemeenschap lijken op hun beurt veel minder afhankelijk van ingevroren aardbeien uit de VRC gezien de manier waarop zij vóór 2002 in hun behoeften voorzagen en het feit dat zij ook grotere hoeveelheden uit andere exportlanden zoals Turkije en Marokko invoeren. Er kan gerust worden geconcludeerd dat gezien deze feiten het risico van een ontoereikend aanbod als gevolg van antidumpingmaatregelen kan worden uitgesloten. In dit verband zij erop gewezen dat een van de grootste jamfabrikanten in de Gemeenschap het betrokken product niet rechtstreeks uit de VRC heeft ingevoerd.

    31.4.   Hogere grondstofkosten en gebrek aan concurrentie

    (134)

    Diverse medewerkende gebruikers beweerden dat het opleggen van maatregelen zou leiden tot een aanzienlijke kostenstijging, de prijzen van grondstoffen zou destabiliseren en de concurrentie op de Europese markt zou belemmeren doordat de verwerkende bedrijven zouden aangewezen zijn op Polen als enige leverancier van ingevroren aardbeien. Ook werd aangevoerd dat, met de huidige marktstructuur, de stijging van de grondstofkosten voor de verwerkende industrie in de distributieketen niet kan worden doorberekend aan de detailhandel.

    (135)

    De gebruikersindustrie heeft aangetoond dat het betrokken product een aanzienlijk deel van de productiekosten van jam vormt (ongeveer 30-40 %). Er zij echter aan herinnerd dat jam, volgens verklaringen van de industrie zelf, in het algemeen bestaat uit een mengsel van aardbeien van verschillende herkomst, waarin het aandeel van producten uit China beperkt blijft tot ongeveer 20 %. Uit een effectbeoordeling blijkt dat de ondernemingen slechts een kostenstijging van ongeveer 2,5 % zouden hoeven te dragen. Bovendien legt geen enkele verwerkende industrie of fabrikant van jam of zuivelproducten zich uitsluitend toe op producten waarin ingevroren aardbeien worden verwerkt. Integendeel, deze producten maken doorgaans amper 10 % uit van de totale omzet van deze bedrijven. Over het geheel genomen zullen maatregelen waarschijnlijk dan ook slechts een marginaal effect hebben op de totale productiekosten en de rentabiliteit van de gebruikers.

    (136)

    Bovendien bestaat er, gezien het aantal actoren op de Europese markt en de grote hoeveelheden die uit een aantal derde landen worden ingevoerd, geen gevaar dat de concurrentie op de Europese markt wordt belemmerd, zelfs indien de uitvoer uit de VRC aanzienlijk zou teruglopen.

    31.5.   Conclusie over het belang van de gebruikers

    (137)

    Gelet op het voorgaande is het onwaarschijnlijk dat antidumpingmaatregelen tot een ontoereikend aanbod of een gebrek aan concurrentie op de communautaire markt zouden leiden, omdat Chinese ingevroren aardbeien waarschijnlijk een aanzienlijk marktaandeel zullen behouden en er nog andere producenten/exporteurs in derde landen zijn. Met betrekking tot het kosteneffect voor de gebruikers werd geconstateerd dat dit slechts marginaal zou zijn en het concurrentievermogen en de prestaties van de voedselverwerkende industrie niet aanmerkelijk zou aantasten. Bovendien heeft de gebruikersindustrie erop gewezen dat de Poolse productie van ingevroren aardbeien van essentieel belang is voor de fruitverwerkende industrie, zodat maatregelen ter ondersteuning van een levensvatbare communautaire productie uiteindelijk ook de gebruikersindustrie ten goede zouden komen. Daarom wordt voorlopig aangenomen dat het effect voor de gebruikers niet aanzienlijk zou zijn.

    32.   BELANG VAN DE LEVERANCIERS

    (138)

    In het kader van dit onderzoek is door individuele telers geen informatie verstrekt. Daarom werd informatie over deze sector ingewonnen bij het directoraat-generaal Landbouw van de Europese Commissie en bij de relevante Poolse landbouwautoriteiten daar Polen in de EU de grootste producent van invriesaardbeien is. In tegenstelling tot de productie in andere lidstaten die gericht is op de verse markt, zijn de in Polen geteelde aardbeien vrijwel uitsluitend bestemd om te worden ingevroren en verder verwerkt. Uit indicatoren blijkt dat in de sector van de aardbeienteelt een consolidatie aan de gang is waardoor de teeltbedrijven in aantal verminderen en in omvang toenemen. Geraamd wordt dat het aantal commerciële producenten in Polen gedaald is van 153 000 in 1996 tot 96 700 in 2002. Hoewel wordt aangenomen dat dit aantal door de consolidatie in de laatste jaren nog verder is gedaald, is het toch duidelijk dat de aardbeienteelt voor een groot aantal teeltbedrijven in Polen een belangrijke economische activiteit is.

    (139)

    De prijs van verse aardbeien die bestemd zijn voor de verwerkende industrie, varieert altijd naar gelang van het aanbod en de omvang van de oogst. Vanaf 2004 echter liggen de prijzen onder de productiekosten waardoor de telers verlies hebben geleden. Beweerd wordt dat de toename van goedkope invoer uit de VRC, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap zich verplicht zag te besnoeien op grondstofkosten door de telers geleidelijk lagere prijzen te bieden, de belangrijkste oorzaak van deze ontwikkeling is. Als de grondstofprijs zich verder in die zin ontwikkelt, wordt het risico aanzienlijk geacht dat sommige telers de aardbeienteelt stopzetten en dat de verwerkende industrie met een ontoereikend aanbod wordt geconfronteerd. Als maatregelen werden opgelegd, zou de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk in staat zijn het betrokken product tegen hogere prijzen te verkopen en daardoor ook de leveranciers van aardbeien hogere prijzen te bieden.

    (140)

    Het is duidelijk dat de sector van de leveranciers baat zou hebben bij maatregelen omdat deze hen in staat zouden stellen tegen rendabele voorwaarden te werken.

    33.   CONCLUSIE INZAKE HET BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    (141)

    Het zou duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn om maatregelen in te stellen tegen de invoer van ingevroren aardbeien uit de VRC. Voor de importeurs/handelaars en de gebruikersindustrieën zal het effect op de prijzen van ingevroren aardbeien naar verwachting slechts beperkt zijn. Daarentegen zouden de verliezen van marktaandeel, de prijsdalingen en de financiële verliezen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap, inclusief hun grondstofleveranciers, worden geleden, duidelijk groter uitvallen indien geen maatregelen werden genomen.

    (142)

    Gelet op het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingrechten in te stellen op de invoer van ingevroren aardbeien uit de VRC.

    F.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    34.   SCHADEMARGE

    (143)

    Gelet op de conclusies inzake dumping, schade en belang van de Gemeenschap dienen antidumpingmaatregelen te worden genomen om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door invoer met dumping uit de VRC.

    (144)

    De rechten moeten hoog genoeg zijn om een eind te maken aan de door die invoer veroorzaakte schade, maar mogen het niveau van de vastgestelde dumpingmarge niet overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht dat nodig is om de schade ten gevolge van de dumping te neutraliseren, werd in aanmerking genomen dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die een bedrijfstak van dit type onder normale concurrentieomstandigheden, namelijk wanneer er geen sprake is van invoer met dumping, in de betrokken sector op de verkoop van het soortgelijke product in de Gemeenschap redelijkerwijs kan behalen. Voor deze berekening is een winstmarge, vóór belasting, van 6,5 % van de omzet gebruikt, gelet op de gemiddelde winst die in 2002 werd gemaakt voordat de invoer met dumping zich voordeed. De in 2003 gemaakte hoge winst is niet meegerekend daar de prijzen en de winst in dat jaar uitzonderlijk hoog waren. Op basis van de beschikbare gegevens werd een winstmarge van 6,5 % op de omzet voorlopig dan ook als een passende winst beschouwd die de bedrijfstak van de Gemeenschap bij afwezigheid van schadeveroorzakende dumping naar verwachting kon maken. Op basis hiervan werd voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een niet-schadelijke prijs van het soortgelijke product berekend. Deze niet-schadelijke prijs werd verkregen door de voornoemde winstmarge van 6,5 % bij de productiekosten op te tellen.

    (145)

    De noodzakelijke prijsstijging werd vervolgens vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs te vergelijken met de gemiddelde niet-schadelijke prijs. De invoerprijzen werden met 15,4 % verhoogd als correctie voor de normale douanerechten (14,4 %) en de kosten van de importeur voor lading, overlading en lossing (1 %).

    (146)

    Het verschil werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de gemiddelde cif-invoerwaarde. Uit het onderzoek is gebleken dat het betrokken product dat zowel door producenten/exporteurs als de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt werd verkocht, vergelijkbaar was. Daarom werden voor deze berekening gemiddelde waarden gebruikt.

    (147)

    De voorlopige gewogen gemiddelde schademarges voor de ondernemingen die als marktgericht bedrijf werden beschouwd of een individuele behandeling verkregen, zijn als volgt:

    Yantai Yongchang Foodstuff

    18,1 %

    Dandong Junao Foodstuff

    12,6 %

    (148)

    In verband met de berekening van de voor het gehele land geldende schademarge voor alle andere exporteurs in de VRC wordt er nog eens op gewezen dat het niveau van medewerking laag was. Daarom werd een gewogen gemiddelde marge berekend op basis van a) de schademarge van de medewerkende exporteurs die niet als markgericht bedrijf werden beschouwd noch een individuele behandeling verkregen, en b) de schademarge van de hoogst gerangschikte van de ondernemingen die niet als markgericht bedrijf werden beschouwd noch een individuele behandeling verkregen, teneinde de niet-medewerkende bedrijven te vertegenwoordigen. De voor het gehele land geldende schademarge was 34,2 %, d.i. het gewogen gemiddelde van de bovenvermelde twee elementen.

    35.   VOORLOPIGE MAATREGELEN

    (149)

    Gelet op het voorgaande werd geoordeeld dat overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening voorlopige antidumpingrechten moeten worden ingesteld op de invoer van het betrokken product uit de VRC. Overeenkomstig de regel van het laagste recht moeten de antidumpingrechten worden afgestemd op de schademarge of, indien die lager is, de dumpingmarge.

    (150)

    De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten (voor afzonderlijke ondernemingen) zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij zijn dan ook in overeenstemming met de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle andere ondernemingen” in het betrokken land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op de invoer van producten uit het betrokken land die door de betrokken ondernemingen, dus door de genoemde rechtspersonen, zijn geproduceerd. Deze rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn geproduceerd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, met inbegrip van rechtspersonen die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen. Op deze producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

    (151)

    Verzoeken in verband met de toepassing van een individueel antidumpingrecht (bv. naar aanleiding van een naamsverandering van de rechtspersoon of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopeenheden) dienen onverwijld aan de Commissie (3) te worden gericht met alle relevante informatie, met name over eventuele wijzigingen van de activiteiten van de onderneming ten aanzien van de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer, die verband houden met bijvoorbeeld die naamsverandering of die verandering in de productie- en verkoopeenheden. Indien gerechtvaardigd, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

    (152)

    Om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten/exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd.

    (153)

    De voorgestelde voorlopige antidumpingrechten zijn als volgt.

    Onderneming

    Schademarge

    Dumpingmarge

    Voorgesteld antidumpingrecht

    Yantai Yongchang Foodstuff

    18,1 %

    0 %

    0 %

    Dandong Junao Foodstuff

    12,6 %

    31,1 %

    12,6 %

    Alle andere ondernemingen

    34,2 %

    66,9 %

    34,2 %

    G.   SLOTBEPALING

    (154)

    Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bij de Commissie kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat de bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van de instelling van definitieve rechten kunnen worden herzien,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, ingedeeld onder de GN-codes 0811 10 11, 0811 10 19 en 0811 10 90, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product is als volgt.

    Fabrikant

    Antidumpingrecht

    (%)

    Aanvullende Taric-code

    Yantai Yongchang Foodstuff

    0

    A779

    Dandong Junao Foodstuff

    12,6

    A780

    Alle andere ondernemingen

    34,2

    A999

    3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product wordt een zekerheid gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

    4.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden, binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening, verzoeken in kennis te worden gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

    Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 1 van deze verordening is zes maanden van toepassing.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 17 oktober 2006.

    Voor de Commissie

    Peter MANDELSON

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

    (2)  PB C 14 van 19.1.2006, blz. 14.

    (3)  

    Europese Commissie

    Directoraat-generaal Handel

    Directoraat B

    Kamer J-79 5/16

    B-1049 Brussel.


    Top