This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32006R1027
Regulation (EC) No 1027/2006 of the European Central Bank of 14 June 2006 on statistical reporting requirements in respect of post office giro institutions that receive deposits from non-monetary financial institution euro area residents (ECB/2006/8)
Verordening (EG) nr. 1027/2006 van de Europese Centrale Bank van 14 juni 2006 betreffende de statistische rapportagevereisten ten aanzien van postcheque- en girodiensten die deposito’s aantrekken van in het eurogebied ingezetenen, niet-monetaire financiële instellingen (ECB/2006/8)
Verordening (EG) nr. 1027/2006 van de Europese Centrale Bank van 14 juni 2006 betreffende de statistische rapportagevereisten ten aanzien van postcheque- en girodiensten die deposito’s aantrekken van in het eurogebied ingezetenen, niet-monetaire financiële instellingen (ECB/2006/8)
PB L 184 van 6.7.2006, p. 12–24
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO, HR)
PB L 314M van 1.12.2007, p. 106–118
(MT)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2014; opgeheven door 32013R1074
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32006R1027R(01) | (SK) | |||
Repealed by | 32013R1074 |
6.7.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 184/12 |
VERORDENING (EG) Nr. 1027/2006 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 14 juni 2006
betreffende de statistische rapportagevereisten ten aanzien van postcheque- en girodiensten die deposito’s aantrekken van in het eurogebied ingezetenen, niet-monetaire financiële instellingen
(ECB/2006/8)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid op artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt in artikel 2, lid 1, dat, ter vervulling van haar rapportagevereisten, de Europese Centrale Bank (ECB), bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB’s), bevoegd is tot het verzamelen van statistische gegevens binnen de grenzen van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en van hetgeen nodig is om de taken van het Europees Stelsel van centrale banken uit te voeren. Artikel 2, lid 2, onder b), bepaalt voorts dat postcheque- en girodiensten (POGI’s) behoren tot de referentiepopulatie van informatieplichtigen, voorzover zulks nodig is ter vervulling van de rapportagevereisten van de ECB inzake onder meer monetaire en bancaire statistieken. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europee Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) (2) werd vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 2533/98. Luidens artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) bestaat de werkelijke populatie van informatieplichtigen uit de monetaire financiële instellingen (MFI's) die ingezetenen zijn van de deelnemende lidstaten. |
(3) |
De monetaire aggregaten van het eurogebied en hun tegenposten worden voornamelijk afgeleid uit de MFI-balansgegevens die zijn verzameld uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13). De monetaire aggregaten van het eurogebied omvatten evenwel niet alleen monetaire verplichtingen van MFI’s ten aanzien van niet-MFI-ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid, maar eveneens monetaire verplichtingen van de centrale overheid ten aanzien van niet-MFI-ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid. Om die reden worden aanvullende statistische gegevens inzake depositoverplichtingen van de centrale overheid en door de centrale overheid aangehouden liquiditeiten en effecten die door MFI’s zijn uitgegeven, momenteel verzameld uit hoofde van Richtsnoer 2003/652/EG van de Europese Centrale Bank van 6 februari 2003 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken (ECB/2003/2) (3). |
(4) |
In een aantal van de deelnemende lidstaten maken POGI’s niet langer deel uit van de sector centrale overheid in het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (het ESR 95) (4) en hebben niet als enige taak het ontvangen van deposito’s in naam van hun ministeries van Financiën, maar mogen deposito’s voor eigen rekening aantrekken. Derhalve is het niet langer mogelijk statistische gegevens inzake dergelijke deposito’s binnen het kader van Richtsnoer 2003/652/EG (ECB/2003/2) te rapporteren. |
(5) |
POGI’s die deposito’s aantrekken, verrichten in dit opzicht werkzaamheden die met werkzaamheden van MFI’s vergelijkbaar zijn. Op beide soorten entiteiten dienen vergelijkbare statistische rapportagevereisten van toepassing te zijn, voorzover deze vereisten voor hun werkzaamheden relevant zijn. |
(6) |
Om een dergelijke geharmoniseerde behandeling en de beschikbaarheid van statistische gegevens inzake door POGI’s aangetrokken deposito’s te verzekeren, is het vereist een nieuwe verordening vast te stellen die aan deze entiteiten rapportagevereisten oplegt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
In deze verordening:
— |
hebben de termen „deelnemende lidstaat”, „informatieplichtigen” en „ingezetene” dezelfde betekenis zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98; |
— |
wordt bedoeld met „POGI”: een postkantoor dat behoort tot de sector „niet-financiële vennootschappen” (sector 11 van het ESR 95), en, in aanvulling op postale diensten, deposito’s aantrekt van niet-MFI-ingezetenen van het eurogebied, teneinde voor hun deposanten overmakingsdiensten te verrichten. |
Artikel 2
Werkelijke populatie van informatieplichtigen
1. De werkelijke populatie van informatieplichtigen bestaat uit de POGI's die ingezetenen zijn van de deelnemende lidstaten.
2. De directie van de ECB kan een lijst van onder deze verordening vallende POGI’s opzetten en bijhouden. De NCB’s en de ECB maken deze lijst, en de herzieningen ervan, op passende wijze toegankelijk voor de betrokken POGI’s, waaronder via elektronische weg, het internet of, op verzoek van de betrokken POGI’s, in gedrukte vorm. Deze lijst dient uitsluitend ter informatie. Ingeval de meest recent beschikbare versie van de lijst onjuist is, legt de ECB echter geen sancties op aan POGI’s die niet naar behoren aan hun rapportageverplichtingen hebben voldaan voorzover deze te goeder trouw afgingen op de onjuiste lijst.
3. NCB’s kunnen POGI’s vrijstellen van het vereiste om statistische gegevens te rapporteren uit hoofde van deze verordening, indien uit andere beschikbare bronnen de vereiste statistische gegevens reeds worden verzameld. De NCB’s controleren op gepaste tijden of aan deze voorwaarde is voldaan en in overeenstemming met de ECB verlenen zij indien nodig een vrijstelling, of trekken deze in, zulks vanaf het begin van het jaar.
Artikel 3
Statistische rapportageverplichtingen
1. De werkelijke populatie van informatieplichtigen rapporteert maandelijkse statistische gegevens in termen van standen inzake haar balans per maandultimo aan de NCB van de deelnemende lidstaat, waarvan de POGI ingezetene is.
2. De uit hoofde van deze verordening vereiste, in de bijlagen I en II opgenomen statistische gegevens betreffen door een POGI voor eigen rekening uitgevoerde werkzaamheden.
3. De uit hoofde van deze verordening vereiste statistische gegevens worden gerapporteerd met inachtneming van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals vastgelegd in bijlage III.
4. De NCB’s definiëren en passen de door de werkelijke populatie van informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures toe overeenkomstig nationale kenmerken. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de uit hoofde van deze verordening vereiste statistische gegevens opleveren en een nauwkeurige controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage III.
5. In het geval van een fusie of splitsing dan wel een andere vorm van reorganisatie die de naleving van zijn statistische verplichtingen kan raken, stelt de betreffende informatieplichtige, zodra het voornemen tot het uitvoeren van een dergelijke rechtshandeling openbaar geworden is en tijdig voordat de fusie, de splitsing of de reorganisatie van kracht wordt, de betreffende NCB in kennis van de voorgenomen procedures ter nakoming van de in deze verordening neergelegde statistische informatieverplichtingen.
Artikel 4
Tijdigheid
De NCB’s versturen de krachtens artikel 3, leden 1 en 2, gerapporteerde statistische gegevens naar de ECB aan het einde van de vijftiende werkdag volgende op het einde van de maand waarop zij betrekking hebben. De NCB’s bepalen wanneer zij deze gegevens van de informatieplichtigen moeten ontvangen om aan deze termijn te kunnen voldoen.
Artikel 5
Boekhoudkundige regels
1. Met inachtneming van de leden 2 en 3 zijn de boekhoudkundige regels die POGI’s voor rapportagedoeleinden uit hoofde van deze verordening volgen, neergelegd in de nationale omzetting van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (5), alsook in enige andere internationale boekhoudnorm, telkens voorzover deze op POGI’s van toepassing zijn. Onverminderd de heersende administratieve praktijken en salderingsregelingen in de deelnemende lidstaten worden alle financiële activa en passiva voor statistische doeleinden gerapporteerd op een brutobasis.
2. Depositoverplichtingen en leningen worden op brutobasis tegen het nominale per maandultimo uitstaande bedrag gerapporteerd. Het nominale bedrag is het bedrag van de hoofdsom dat een debiteur contractueel aan de crediteur dient terug te betalen.
3. NCB’s kunnen rapportage van leningen, waarvoor voorzieningen zijn getroffen, zonder deze voorzieningen toestaan, alsook de rapportage van overgenomen leningen tegen de ten tijde van de acquisitie overeengekomen prijs, op voorwaarde dat alle ingezetene informatieplichtigen deze rapportagepraktijken toepassen en ze inzake de statistische waardering van leningen noodzakelijk zijn voor het handhaven van continuïteit ten aanzien van de gegevens die werden gerapporteerd voor aan januari 2005 voorafgaande perioden.
Artikel 6
Verificatie en gedwongen verzameling
Het recht tot verificatie of gedwongen verzameling van de gegevens die informatieplichtigen overeenkomstig de in deze verordening neergelegde statistische rapportageverplichtingen verstrekken, wordt uitgeoefend door de NCB's, onverminderd het recht van de ECB om deze rechten zelf uit te oefenen. Dit recht wordt met name uitgeoefend wanneer een POGI die behoort tot de werkelijke populatie van informatieplichtigen, niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals omschreven in bijlage III.
Artikel 7
Slotbepalingen
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 14 juni 2006.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De President van de ECB
Jean-Claude TRICHET
(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.
(2) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2181/2004 (ECB/2004/21) (PB L 371 van 18.12.2004, blz. 42).
(3) PB L 241 van 26.9.2003, blz. 1. Richtsnoer laatstelijk gewijzigd bij Richtsnoer 2005/326/EG (ECB/2005/4) (PB L 109 van 29.4.2005, blz. 6).
(4) Zoals vastgesteld door de Raad van de Europese Unie in zijn Verordening (EG) nr. 2223/96 van 25 juni 1996 betreffende het Europees Systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).
(5) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.
BIJLAGE I
BIJLAGE II
DEFINITIES IN VERBAND MET DE STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN
Algemene definities
POGI’s consolideren voor statistische doeleinden de werkzaamheden van al hun op hetzelfde nationale grondgebied gevestigde kantoren (maatschappelijke zetel of hoofdkantoor en/of bijkantoren). Voor de statistische rapportages is grensoverschrijdende consolidatie niet toegestaan.
Indien een moedermaatschappij en haar dochterondernemingen op hetzelfde nationale grondgebied gevestigde POGI’s zijn, is het de moedermaatschappij toegestaan in haar statistische rapportages de werkzaamheden van deze dochterondernemingen te consolideren. Dochterondernemingen zijn afzonderlijke rechtspersoonlijkheid bezittende entiteiten waarin een andere entiteit een meerderheidsbelang of een belang van 100 % heeft, terwijl bijkantoren juridisch onzelfstandige (geen rechtspersoonlijkheid bezittende) entiteiten zijn die volledig eigendom zijn van de moedermaatschappij.
Indien een POGI bijkantoren op het grondgebied van de andere deelnemende lidstaten heeft, beschouwt de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor in een gegeven deelnemende lidstaat de posities ten aanzien van al deze bijkantoren als posities ten aanzien van ingezetenen in de andere deelnemende lidstaten. Een in een gegeven deelnemende lidstaat gevestigd bijkantoor beschouwt daarentegen de posities ten aanzien van de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor of andere bijkantoren van dezelfde instelling die zijn gevestigd op het grondgebied van andere deelnemende lidstaten, als posities ten aanzien van ingezetenen in andere deelnemende lidstaten.
Indien een POGI bijkantoren buiten het grondgebied van de deelnemende lidstaten heeft, beschouwt de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor in een gegeven deelnemende lidstaat de posities ten aanzien van al deze bijkantoren als posities ten aanzien van ingezetenen in de rest van de wereld. Een in een gegeven deelnemende lidstaat gevestigd bijkantoor beschouwt daarentegen de posities ten aanzien van de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor of andere bijkantoren van dezelfde instelling die zijn gevestigd buiten het grondgebied van andere deelnemende lidstaten, als posities ten aanzien van ingezetenen in de rest van de wereld.
In zogenaamde offshore financiële centra gevestigde POGI’s worden statistisch behandeld als ingezetenen van het grondgebied waar de centra zijn gevestigd.
Definities van sectoren
Het ESR 95 stelt de norm voor de sectorindeling. Tegenpartijen van POGI’s op het grondgebied van de deelnemende lidstaten worden bepaald aan de hand van hun binnenlandse sector of institutionele classificatie conform de Lijst van MFI’s voor statistische doeleinden en de leidraad voor de statistische classificatie van klanten die wordt verschaft door het Sectorhandboek voor de monetaire en bancaire statistieken (Guidance for the statistical classification of customers), dat classificatieprincipes volgt die, voorzover mogelijk, overeenkomen met ESR 95.
„MFI’s” omvatten de volgende sectoren en subsectoren:
— monetaire financiële instellingen (MFI's): ingezeten kredietinstellingen zoals gedefinieerd in communautaire wetgeving, en andere ingezeten financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito’s en/of nauwe substituten van deposito’s aan te trekken van andere instellingen dan MFI’s, en voor eigen rekening (ten minste in economische zin) krediet te verstrekken en/of te beleggen in effecten;
— kredietinstellingen: zoals gedefinieerd in communautaire wetgeving (1), a) een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek (2) aantrekken van deposito's of van andere terug te betalen gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening, of b) een instelling voor elektronisch geld zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (3);
— centrale banken: de centrale banken van de deelnemende lidstaten en de ECB;
— geldmarktfondsen: die instellingen voor collectieve belegging waarvan, in termen van liquiditeit, de participaties nauwe substituten voor deposito's vormen en die voornamelijk beleggen in geldmarktinstrumenten en/of in aandelen/participaties van geldmarktfondsen en/of in andere overdraagbare schuldinstrumenten met een resterende looptijd tot en met één jaar en/of in bankdeposito's, en/of die een rendementsniveau nastreven dat dicht bij de geldende rente op geldmarktinstrumenten ligt;
— overige monetaire financiële instellingen: overige ingezeten financiële instellingen die voldoen aan de MFI-definitie, afgezien van de aard van hun werkzaamheden.
Buiten de lidstaten gevestigde bankinstellingen worden aangeduid als „banken” in plaats van MFI’s. Evenzo heeft de term „niet-MFI” alleen betrekking op de lidstaten; voor andere landen wordt de term „niet-banken” gebruikt. „Niet-MFI's” omvatten de volgende sectoren en subsectoren:
— overheid: ingezeten eenheden met als hoofdfunctie het voortbrengen van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor individueel of collectief gebruik en/of de herverdeling van het nationale inkomen en het nationale vermogen (ESR 95, paragrafen 2.68-2.70),
— centrale overheid: bestuursinstellingen van de staat en andere centrale instellingen waarvan de bevoegdheid zich over het gehele economische gebied uitstrekt, met uitzondering van de wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen (ESR 95, paragraaf 2.71);
— deelstaatoverheid: afzonderlijke institutionele eenheden die bepaalde overheidsfuncties op een lager niveau dan de centrale overheid en op een hoger niveau dan de institutionele eenheden van de lagere overheid uitoefenen, met uitzondering van de wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen (ESR 95, paragraaf 2.72);
— lagere overheid: instellingen van openbaar bestuur waarvan de bevoegdheid zich slechts tot een lokaal gedeelte van het economische gebied uitstrekt, met uitzondering van de plaatselijke wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen (ESR 95, paragraaf 2.73);
— wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen: institutionele eenheden op centraal, deelstaat- en lokaal niveau waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verstrekken van sociale uitkeringen (ESR 95, paragraaf 2.74).
De overige ingezetenen, i.e. niet-MFI’s-ingezetenen met uitzondering van de overheid omvatten:
— overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven: niet-monetaire financiële vennootschappen en quasivennootschappen (met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen) met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen anders dan in de vorm van valuta's, deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels bij andere institutionele eenheden dan MFI's (ESR 95, paragrafen 2.53-2.56). Omvat ook financiële hulpbedrijven bestaande uit alle financiële vennootschappen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie het verlenen van financiële hulpdiensten (ESR 95, paragrafen 2.57-2.59);
— verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: niet-monetaire financiële vennootschappen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie ten gevolge van risicospreiding (ESR 95, paragrafen 2.60-2.67);
— niet-financiële vennootschappen: vennootschappen en quasivennootschappen die zich niet bezighouden met financiële intermediatie, maar waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het produceren van marktgoederen en niet-financiële diensten (ESR 95, paragrafen 2.21-2.31);
— huishoudens: personen of groepen van personen, in de hoedanigheid van consument en in de hoedanigheid van producent van goederen en niet-financiële diensten voor uitsluitend eigen consumptie, alsook in de hoedanigheid van producent van marktgoederen en niet-financiële en financiële diensten mits hun activiteiten niet worden uitgeoefend door quasivennootschappen. De sector omvat tevens instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, met als hoofdfunctie de productie van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor bepaalde groepen huishoudens (ESR 95, paragrafen 2.75-2.88).
Voor de indeling naar sectoren van buiten het nationale grondgebied gevestigde tegenpartijen die geen MFI’s zijn, wordt verwezen naar het Sectorhandboek voor monetaire en bancaire statistieken van de ECB.
Definities van categorieën instrumenten
Definities van de categorieën activa en passiva houden rekening met de kenmerken van verschillende financiële systemen. Bepaalde categorieën activa en passiva worden uitgesplitst naar oorspronkelijke looptijd. Oorspronkelijke looptijd (de looptijd bij uitgifte) is de vaste looptijd van een financieel instrument, vóór afloop waarvan het niet kan worden afgelost (bijv. schuldbewijzen) of vóór afloop waarvan het slechts met een soort boete kan worden afgelost (bijv. bij sommige soorten deposito’s). De opzegtermijn is de tijdspanne tussen het ogenblik waarop de houder zijn voornemen om tot aflossing over te gaan bekendmaakt, en het ogenblik waarop het hem is toegestaan het instrument zonder een boete in geld om te zetten. Financiële instrumenten worden alleen op grond van opzegtermijn ingedeeld als er geen vaste looptijd is.
In de navolgende tabellen wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de categorieën instrumenten die de NCB’s, conform deze verordening, omzetten in categorieën die op het nationale niveau van toepassing zijn (4).
Gedetailleerde beschrijving van de categorieën instrumenten die voorkomen op de geaggregeerde balans op maandbasis
CATEGORIEËN ACTIVA
Categorie |
Belangrijkste kenmerken |
||||||||||||||||
|
Aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen. |
||||||||||||||||
|
Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post door de informatieplichtigen bij geldnemers uitgezette gelden, die niet zijn belichaamd in instrumenten of die zijn belichaamd in één enkel document (zelfs als dit verhandelbaar is geworden). Activa in de vorm van deposito's zijn inbegrepen.
Dubieuze vorderingen worden beschouwd als leningen waarvoor terugbetaling achterstallig is of waarvan anderszins wordt vastgesteld dat ze niet volwaardig zijn. NCB’s bepalen, of dubieuze vorderingen met of zonder specifieke voorzieningen dienen te worden geboekt.
Aangehouden effecten met uitzondering van aandelen en andere deelnemingen die niet verhandelbaar zijn en niet op secundaire markten kunnen worden verhandeld (zie tevens „Verhandelde leningen”.
Leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden, dienen te worden opgenomen onder de actiefpost „Leningen”, indien zij in één enkel document worden belichaamd en als regel slechts incidenteel verhandeld worden.
Achtergestelde schuldpapieren geven een ondergeschikte vordering op de uitgevende instelling, die alleen kan worden uitgeoefend nadat alle vorderingen met een hogere status (bijv. deposito's/leningen) zijn voldaan, waardoor ze enigszins lijken op „aandelen en andere deelnemingen”. Voor statistische doeleinden dienen achtergestelde schulden te worden behandeld overeenkomstig de aard van het financiële instrument, d.w.z. geclassificeerd te worden als „leningen” of als „effecten met uitzondering van aandelen”. Indien het gangbaar is alle vormen van door een POGI aangehouden achtergestelde schulden voor statistische doeleinden als een enkel cijfer aan te geven, dient dit cijfer onder de post „Effecten met uitzondering van aandelen” te worden opgenomen, vanwege het feit dat achtergestelde schulden hoofdzakelijk bestaan uit effecten en niet uit leningen.
Tegenpost van uitbetaalde gelden in ruil voor door informatieplichtigen gekochte effecten. De volgende post wordt niet behandeld als een lening:
Leningen die op basis van een trust worden verstrekt („trust-/fiduciaire leningen”), zijn leningen die worden afgesloten op naam van een partij („de bewindvoerder”) ten behoeve van een derde („de begunstigde”). Voor statistische doeleinden hoeven trustleningen niet op de balans van de bewindvoerder te worden opgenomen indien de aan de eigendom van de gelden verbonden risico's en beloningen voor de begunstigde blijven. De aan de eigendom verbonden risico's en beloningen blijven voor de begunstigde indien: i) de begunstigde het kredietrisico van de lening op zich neemt (d.w.z. de bewindvoerder is alleen verantwoordelijk voor het administratieve beheer van de lening) of ii) de belegging van de begunstigde wordt gegarandeerd tegen verlies, voor het geval dat de bewindvoerder failliet mocht gaan (d.w.z. de trustlening maakt geen deel uit van de activa van de bewindvoerder die in het geval van een faillissement kunnen worden uitgedeeld). |
||||||||||||||||
|
Aangehouden effecten met uitzondering van aandelen en overige deelnemingen die verhandelbaar zijn en gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. Hiertoe behoren:
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
Deze actiefpost omvat aangehouden aandelen/participaties uitgegeven door geldmarktfondsen. Geldmarktfondsen zijn ondernemingen voor collectieve belegging waarvan de aandelen/participaties, in termen van liquiditeit, nauwe substituten vormen voor deposito's en die hoofdzakelijk beleggen in geldmarktinstrumenten en/of in aandelen/participaties van geldmarktfondsen en/of in andere overdraagbare schuldinstrumenten met een resterende looptijd tot en met één jaar en/of in bankdeposito's, en/of die streven naar een rendementsniveau dat dicht bij de geldende rente op geldmarktinstrumenten ligt. |
CATEGORIEËN PASSIVA
Categorie |
Belangrijkste kenmerken |
||||||||||||||||
|
Door de informatieplichtigen aan crediteuren verschuldigde bedragen, niet zijnde gelden verkregen door de uitgifte van verhandelbare effecten. Ten behoeve van het rapportagekader wordt deze categorie uitgesplitst in girale deposito’s, deposito's met vaste looptijd, deposito’s met opzegtermijn en repo-overeenkomsten. „Deposito’s” omvatten tevens „leningen” als passiva van MFI’s. Conceptueel gesproken zijn leningen door POGI's ontvangen bedragen die niet in de vorm van „deposito’s” worden gestructureerd. Het ESR 95 maakt onderscheid tussen „leningen” en „deposito's” op grond van de partij die het initiatief neemt (indien dit de geldnemer is, is het een lening, maar indien dit de geldgever is, is het een deposito), hoewel in de praktijk het belang van dit onderscheid zal variëren al naar gelang van de nationale financiële structuur. In het rapportagekader worden „leningen” niet beschouwd als een aparte categorie aan de passiefzijde van de balans. In plaats daarvan dienen als leningen beschouwde tegoeden zonder differentiatie te worden opgenomen onder de passiefpost „Depositoverplichtingen”, tenzij het verhandelbare instrumenten zijn. Dit is in overeenstemming met de boven gegeven definitie van „depositoverplichtingen”. Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven schuldinstrumenten dienen in het algemeen te worden geclassificeerd als „depositoverplichtingen”. Instrumenten kunnen als „niet-verhandelbaar” worden aangeduid in die zin dat er beperkingen zijn met betrekking tot de overdracht van de juridische eigendom van het instrument, hetgeen betekent dat ze niet kunnen worden verhandeld of, ook al zijn ze technisch verhandelbaar, verhandelen niet mogelijk is vanwege het ontbreken van een gereguleerde markt. Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven instrumenten die nadien verhandelbaar worden en die op secundaire markten kunnen worden verhandeld, dienen als „schuldbewijzen” te worden ingedeeld. Margestortingen (margins) uit hoofde van derivatencontracten dienen als „deposito's” te worden ingedeeld, indien ze een liquide, bij POGI’s gedeponeerd onderpand vormen, eigendom blijven van de deposant en bij afloop van het contract aan de deposant worden terugbetaald. Op basis van de huidige marktpraktijk wordt ook voorgesteld dat door de rapportageplichtige ontvangen marges alleen als „depositoverplichtingen” dienen te worden geclassificeerd voorzover de POGI middelen tot haar beschikking krijgt die zonder meer opnieuw kunnen worden uitgeleend. Indien door de rapporterende POGI ontvangen marges aan een andere deelnemer op de derivatenmarkt dienen te worden doorgegeven (bijv. het clearinghuis), dient alleen het voor de POGI beschikbaar blijvende gedeelte in principe als „depositoverplichtingen” te worden geclassificeerd. De complexiteit van de huidige marktpraktijken maakt een vaststelling van die marges die voor de POGI middelen zijn voor het opnieuw uitlenen of marges die daadwerkelijk terugbetaalbaar zijn, wellicht moeilijk omdat verschillende soorten marges zonder onderscheid op dezelfde rekeningen worden geplaatst. In die gevallen kan de classificatie van deze marges onder „Overige verplichtingen” of als „Depositoverplichtingen”, afhankelijk van de nationale praktijk, aanvaard worden. „Geoormerkte uitstaande bedragen in verband met bijvoorbeeld leasing contracten” worden geclassificeerd onder „Deposito’s met vaste looptijd” of „Deposito’s met een opzegtermijn”, afhankelijk van de looptijd/bepalingen van het onderliggende contract. Gelden (deposito’s) die op een trustbasis worden ontvangen, worden niet opgenomen op de statistische balans van de POGI (zie bij „Leningen op basis van een trust” onder categorie 2). |
||||||||||||||||
|
Deposito’s die zonder enige significante vertraging, beperking of kosten kunnen worden omgezet in chartaal geld en/of die per cheque, bankopdracht, debitering en dergelijke overdraagbaar zijn. Saldi van door POGI’s uitgegeven elektronisch geld, hetzij in de vorm van „op hardware gebaseerd” elektronisch geld (bijv. elektronische portemonnees) of „op software gebaseerd” elektronisch geld, zijn in deze post inbegrepen. Niet-inbegrepen zijn niet-overdraagbare deposito's die technisch gezien onmiddellijk, maar tegen significante kosten opvraagbaar zijn
|
||||||||||||||||
|
Niet-overdraagbare deposito’s die niet in chartaal geld kunnen worden omgezet vóór afloop van een vaste termijn of die slechts vóór afloop daarvan in chartaal geld kunnen worden omgezet als de houder enigerlei boete betaalt. Hiertoe behoren tevens gereguleerde spaartegoeden waarvoor het looptijdcriterium niet relevant is (ingedeeld in de looptijdcategorie „langer dan twee jaar”). Financiële producten met roll-over-bepalingen moeten worden ingedeeld naar de kortste looptijd. Alhoewel deposito’s met een vaste looptijd eventueel eerder kunnen worden opgezegd na voorafgaande kennisgeving, of opgezegd kunnen worden op verzoek op straffe van bepaalde boetes, worden deze kenmerken niet relevant geacht voor classificatiedoeleinden. |
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
Niet-overdraagbare deposito’s zonder vaste looptijd die slechts in chartaal geld kunnen worden omgezet met inachtneming van een opzegtermijn, vóór afloop waarvan omzetting in chartaal geld niet of slechts met een boete mogelijk is. Hiertoe behoren deposito’s die juridisch gezien wellicht onmiddellijk opvraagbaar zijn, maar waarvoor krachtens nationale praktijk boetes en beperkingen gelden (ingedeeld in de looptijdcategorie „tot en met drie maanden”), evenals beleggingsrekeningen zonder opzegtermijn of vaste looptijd, maar met beperkingen ten aanzien van de op te nemen bedragen (ingedeeld in de looptijdcategorie „langer dan drie maanden”). |
||||||||||||||||
|
|
(1) Artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/29/EG (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 50) en zoals deze van tijd tot tijd wordt gewijzigd.
(2) Met inbegrip van de opbrengst van de verkoop van bankbrieven aan het publiek.
(3) PB L 275 van 27.10.2000, blz. 39. Richtlijn zoals van tijd tot tijd gewijzigd.
(4) Met andere woorden, deze tabellen zijn geen lijsten van individuele financiële instrumenten.
BIJLAGE III
MINIMUMKWALITEITSNORMEN WAARAAN DE RAPPORTAGE DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN MOET VOLDOEN
Informatieplichtigen dienen de volgende miniumkwaliteitsnormen in acht te nemen, om aan de statistische rapportagevereisten van de ECB te voldoen.
1. Minimumnormen voor transmissie
a) |
De rapportage aan NCB’s gebeurt tijdig en binnen de termijn die door de NCB's is vastgesteld; |
b) |
vorm en formaat van de statistische rapporten voldoen aan de technische eisen die hiervoor door de NCB’s zijn vastgesteld; |
c) |
een of meer contactpersonen binnen de informatieplichtige worden aangewezen, en |
d) |
de datatransmissie aan de NCB’s gebeurt met inachtneming van de daarvoor vastgestelde technische specificaties. |
2. Minimumnormen voor nauwkeurigheid
e) |
De statistische gegevens zijn juist:
|
f) |
de informatieplichtigen zijn in staat informatie te verschaffen over de ontwikkelingen waarop de verstrekte gegevens duiden; |
g) |
de statistische gegevens zijn volledig: er moet gewezen worden op eventuele leemten, waarvoor aan de NCB een verklaring moet worden gegeven en die, waar van toepassing, zo snel mogelijk moeten worden verholpen; |
h) |
de statistische gegevens bevatten geen continue en structurele leemten; |
i) |
de informatieplichtigen houden zich aan de afmetingen en decimalen die door de NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens zijn vastgesteld; |
j) |
de informatieplichtigen volgen het afrondingsbeleid dat door de NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens is vastgesteld. |
3. Minimumnormen voor conceptuele naleving
k) |
De statistische gegevens worden gepresenteerd met inachtneming van de definities en classificaties zoals vervat in deze verordening; |
l) |
in geval van afwijking van deze definities en classificaties, zullen de informatieplichtigen, waar van toepassing, op gezette tijden het verschil controleren en kwantificeren tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf in deze verordening; |
m) |
informatieplichtigen kunnen een verklaring geven voor een eventuele breuk in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande periodes. |
4. Minimumnormen voor herzieningen
n) |
Het beleid en de procedures die door de ECB en de NCB's met betrekking tot herzieningen zijn vastgesteld, dienen te worden gevolgd. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen worden van een toelichting voorzien. |