This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32006D1013
2006/1013/EC: Commission Decision of 22 December 2006 granting a derogation requested by Germany pursuant to Council Directive 91/676/EEC concerning the protection of waters against pollution caused by nitrates from agricultural sources (notified under document number C(2006) 7075)
2006/1013/EG: Beschikking van de Commissie van 22 december 2006 waarbij een door Duitsland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 7075)
2006/1013/EG: Beschikking van de Commissie van 22 december 2006 waarbij een door Duitsland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 7075)
PB L 382 van 28.12.2006, p. 1–4
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 142M van 5.6.2007, p. 866–869
(MT)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013: This act has been changed. Current consolidated version: 13/10/2009
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Validity extended by | 32009D0753 | ||||
Modified by | 32009D0753 | vervanging | artikel 11 | DATEFF |
28.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 382/1 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 22 december 2006
waarbij een door Duitsland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 7075)
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
(2006/1013/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Wanneer een lidstaat voornemens is een andere hoeveelheid dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen dan is bepaald in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd op basis van objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname. |
(2) |
Duitsland heeft een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend. |
(3) |
De gevraagde afwijking betreft het voornemen van Duitsland om toestemming te geven om op intensieve graslandpercelen van specifieke landbouwbedrijven 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. De hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest die bij de akkerbouwgewassen van deze landbouwbedrijven op of in de bodem wordt gebracht, zou echter niet groter zijn dan 170 kg stikstof per hectare per jaar. |
(4) |
Ongeveer 13 500 landbouwbedrijven, 500 000 hectare en 11 600 ton stikstof per jaar, hetgeen overeenkomt met respectievelijk 2,4 % van de landbouwbedrijven, 2,9 % van de benutte landbouwgrond en 0,7 % van de totale meststikstof, zouden naar schatting onder de afwijking kunnen vallen. De percelen zijn voornamelijk gelegen in Beieren (Opper-Beieren), Baden-Württemberg (Tübingen), Nedersaksen (Lüneburg, Weser-Eems) en Sleeswijk-Holstein. |
(5) |
De Duitse wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG, de meststoffenverordening van 10 januari 2006, laatstelijk gewijzigd op 27 september 2006, is vastgesteld en is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking. |
(6) |
Uit de gegevens over de waterkwaliteit die door Duitsland bij het derde verslag over de uitvoering van de nitraatrichtlijn (2000-2003) en bij het verzoek om afwijking zijn ingediend, blijkt dat de nitraatconcentratie van het oppervlaktewater in vergelijking met de periode 1991-1994 in 83 % van de meetstations afneemt en in 9 % van de meetstations stabiel blijft. Uit het meetsysteem dat is opgezet om de uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG te beoordelen, blijkt dat de nitraatconcentratie van het grondwater in ongeveer 50 % van de meetstations daalt en in ongeveer 15 % van de meetstations stabiel blijft. |
(7) |
De veestapel is kleiner geworden en dit geldt met name voor de hoeveelheid runderen (-25 %). De per hectare per jaar op of in de bodem gebrachte hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest is tussen 1991-1993 en 2002-2004 met 11 % gedaald; het stikstofoverschot is in dezelfde periode afgenomen van 120 tot 101 kg per hectare. |
(8) |
Duitsland past overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG op zijn hele grondgebied een actieprogramma toe. |
(9) |
Uit de door Duitsland in de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar voor intensieve graslandpercelen gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname. |
(10) |
De Commissie is na bestudering van het verzoek van Duitsland van mening dat de voorgestelde hoeveelheid van 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan. |
(11) |
Deze beschikking dient van toepassing te zijn in samenhang met het huidige actieprogramma dat voor de periode 2006 tot 2009 van kracht is. |
(12) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De door Duitsland bij brief van 1 februari 2006 gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG wordt bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.
Artikel 2
Definities
In deze beschikking wordt verstaan onder:
a) |
„rundveehouderij”: een bedrijf met meer dan drie grootvee-eenheden, waar ten minste twee derde van de veestapel uit runderen bestaat; |
b) |
„intensief graslandperceel”: een perceel dat als blijvend of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond doorgaans gedurende minder dan vier jaar grasland is) wordt beheerd en dat ten minste vier keer per jaar wordt gemaaid of drie keer per jaar wordt gemaaid en tevens wordt beweid. |
Artikel 3
Toepassingsgebied
Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor rundveehouderijen en is alleen van toepassing op intensieve graslandpercelen.
Artikel 4
Jaarlijkse toestemming en verbintenis
1. Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.
2. Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag verklaren zij schriftelijk dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.
3. De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.
Artikel 5
Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen
1. De hoeveelheid dierlijke mest die elk jaar op intensieve graslandpercelen op rundveehouderijen, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 230 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 9 vastgestelde voorwaarden.
2. De totale stikstofgift wordt afgestemd op de nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas, rekening houdend met de levering van nutriënten vanuit de bodem.
3. Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin de vruchtwisseling voor de landbouwgrond en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof en fosfaat bevattende kunstmest worden beschreven. Dit plan is elk kalenderjaar uiterlijk op 1 februari op het bedrijf beschikbaar.
Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:
a) |
de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest; |
b) |
een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof (minus de verliezen in de stallen en de mestopslagruimte) en fosfor uit dierlijke mest; |
c) |
de vruchtwisseling en het areaal voor intensief grasland en voor elk gewas met een schets van de ligging van de verschillende percelen; |
d) |
de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen; |
e) |
de hoeveelheid en soort dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd; |
f) |
de bijdrage van de netto-mineralisatie van organisch materiaal in de bodem, een kwantificering van de hoeveelheid stikstof die aan het begin van de groeiperiode in de bodem aanwezig is en de bijdrage van gewasresten en vlinderbloemigen; |
g) |
de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel (gedeelte van het bedrijf dat wat gewas en bodemtype betreft homogeen is); |
h) |
de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit chemische en andere meststoffen voor elk perceel. |
Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.
4. Elk bedrijf stelt een mestboekhouding op. Deze wordt voor elk kalenderjaar bij de bevoegde instantie ingediend.
5. Elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.
6. Voor elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, wordt ten minste om de vier jaar voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is, een stikstof- en fosforanalyse in de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 hectare landbouwgrond vereist.
7. Het fosfaatoverschot van het bedrijf in het voorgaande jaar, berekend volgens de procedure die is bepaald in de hoofdstukken 5 en 6 van de meststoffenverordening van 10 januari 2006, is niet groter dan 20 kg per hectare.
8. Dierlijke mest wordt niet in het najaar vóór een grasteelt op- of ingebracht.
9. Bij het op- of inbrengen van de mest worden emissiearme technieken gebruikt.
Artikel 6
Landbeheer
Landbouwers die de begunstigden zijn van een individuele afwijking voor intensieve graslandpercelen, voeren de volgende maatregelen uit:
a) |
tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd; |
b) |
op intensief grasland worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, verbouwd. Dit geldt echter niet voor klaver op grasland met minder dan 50 % klaver. |
Artikel 7
Andere maatregelen
Duitsland zorgt ervoor dat het gebruik van de afwijking geen afbreuk doet aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.
Artikel 8
Monitoring
1. De bevoegde instantie maakt kaarten waarop wordt aangegeven welk percentage van de landbouwbedrijven, welk percentage van de veestapel en welk percentage van de landbouwgrond in elke gemeente onder een individuele afwijking valt en werkt deze jaarlijks bij. Deze kaarten worden jaarlijks en voor het eerst eind 2007 bij de Commissie ingediend.
2. Het effect van de afwijking op de waterkwaliteit wordt beoordeeld met behulp van een monitoringnetwerk voor de bemonstering van oppervlaktewater en ondiep grondwater. Daartoe worden het voor de monitoring van de verontreiniging door de landbouw opgezette grondwater-monitoringnetwerk en het oppervlaktewater-monitoringnetwerk uitgebreid in de gebieden waar 3 % of meer van het totale aantal landbouwbedrijven de begunstigde is van een individuele afwijking.
3. Onderzoek en nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op intensieve graslandpercelen waar tot 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar wordt op- of ingebracht.
4. In stroomgebieden met voornamelijk landbouwactiviteiten worden monitoringlocaties opgezet die, in situaties zowel met als zonder toegestane afwijking, gegevens opleveren over de stikstofconcentratie in het bodemwater en de daar optredende verliezen via de wortelzone naar het grondwater, alsmede de stikstofverliezen door afspoeling via het oppervlak en de ondergrond.
Artikel 9
Controles
1. De nationale bevoegde instantie voert administratieve controles uit op alle landbouwbedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, om te bepalen of zij de maximale hoeveelheid van 230 kg stikstof per hectare per jaar uit dierlijke mest, de bepalingen inzake bemesting met stikstof en fosfor en de voorwaarden voor het landgebruik in acht nemen.
2. Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de wetgeving voor de uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een inspectieprogramma opgesteld. Bij ten minste 3 % van de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden.
Artikel 10
Rapportage
1. De bevoegde instantie dient de resultaten van de monitoring, samen met een beknopt verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit en de evaluatiepraktijk, elk jaar bij de Commissie in. Het verslag bevat informatie over de wijze waarop de evaluatie van de uitvoering van de voorwaarden van de afwijking via controles op bedrijfsniveau wordt uitgevoerd, en informatie over bedrijven die zich niet aan de voorschriften hebben gehouden, op basis van de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse. De verslagen worden elk jaar in juni en voor het eerst in juni 2008 ingediend.
2. De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.
Artikel 11
Toepassing
Deze beschikking is van toepassing in de context van het Duitse actieprogramma (de meststoffenverordening van 10 januari 2006, zoals gewijzigd bij de meststoffenverordening van 27 september 2006) voor de periode 2006-2009.
Artikel 12
Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.
Gedaan te Brussel, op 22 december 2006
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1.