EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006A0405(13)

Advies van de Raad van 14 maart 2006 over het geactualiseerde convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk, 2005/2006-2010/2011

PB C 82 van 5.4.2006, p. 52–56 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

5.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/52


ADVIES VAN DE RAAD

van 14 maart 2006

over het geactualiseerde convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk, 2005/2006-2010/2011

(2006/C 82/13)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 14 maart 2006 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk voor de periode van 2005/2006-2010/2011 besproken.

(2)

In de afgelopen tien jaar heeft het Verenigd Koninkrijk indrukwekkende macro-economische prestaties geleverd op het vlak van een verbeterde stabiliteit, groei, lage inflatie en arbeidsmarktresultaten. De jaarlijkse reële BBP-groei bedroeg gemiddeld 3,25 % in de periode 1996-2000 en 2,25 % in de periode 2001-2005. Na een periode van begrotingsconsolidatie tussen 1996 en 2001, toen het overheidstekort werd omgebogen van een tekort van ongeveer 5 % van het BBP in een ruim overschot, heeft het Verenigd Koninkrijk de voorgenomen aanzienlijke verhoging van de overheidsuitgaven, met inbegrip van de overheidsinvesteringen, ten uitvoer gelegd waardoor het overheidssaldo veranderde in een tekort van meer dan 3 % van het BBP in 2004. De brutoschuld werd teruggebracht van meer dan 50 % van het BBP in 1996 tot minder dan 38 % van het BBP in 2002, maar vertoont sedertdien een langzame opwaartse trend.

(3)

In zijn advies van 8 maart 2005 over de vorige actualisering van het convergentieprograma verzocht de Raad het Verenigd Koninkrijk erop toe te zien dat het tekort lager uitvalt dan 3 % van het BBP en de conjunctuurgezuiverde begrotingssituatie verbetert zodat op middellange termijn een begrotingssituatie wordt bewerkstelligd en gehandhaafd die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. Rekening houdend met de gegevens die in de actualisering 2005 van het convergentieprogramma zijn vervat, heeft de Raad op 24 januari 2006 vastgesteld dat in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestond. Volgens de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, van dezelfde datum, moet dit buitensporig tekort uiterlijk in het begrotingsjaar 2006/2007 gecorrigeerd zijn (2). Na het verstrijken van de in de aanbeveling vastgestelde termijn van zes maanden dient de Commissie een evaluatie te maken van de vooruitgang die door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk bij de correctie van het buitensporig tekort werd geboekt.

(4)

Wat de uitvoering van de begroting in het begrotingsjaar 2005/2006 betreft, wordt in de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie een overheidstekort van 3,4 % van het BBP voorspeld, terwijl in de vorige actualisering van het convergentieprogramma een raming van 2,8 % van het BBP was opgenomen. Het hoger tekort dan verwacht is toe te schrijven aan de lager dan verwachte BBP-groei (momenteel wordt deze op 1,75 % van het BBP geraamd, tegen 3 % in de vorige actualisering), aan basiseffecten als gevolg van lager dan verwachte belastingontvangsten in het begrotingsjaar 2004/2005 en, in mindere mate, aan een geringe discretionaire versoepeling.

(5)

Het programma volgt grotendeels de modelstructuur, maar wijkt op sommige essentiële punten af van de in de nieuwe gedragscode (3) vastgestelde gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's.

(6)

Volgens het macro-economische scenario dat aan de budgettaire prognoses ten grondslag ligt, zal de reële BBP-groei aantrekken van 1,75 % in het begrotingsjaar 2005/2006 tot 3 % in het begrotingsjaar 2007/2008 en vervolgens vertragen tot 2,75 % in het begrotingsjaar 2008/2009 en tot 2,25 % in latere jaren. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario uit te gaan van grotendeels plausibele groeihypothesen met een veiligheidsmarge tegen het einde van de prognoseperiode. De in het programma gehanteerde inflatieverwachtingen lijken realistisch.

(7)

In het geactualiseerde programma wordt uitgegaan van een daling van het tekort van iets meer dan 3 % van het BBP in het begrotingsjaar 2005/2006 tot onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP in het begrotingsjaar 2006/2007. Nadien zal het tekort naar verwachting afnemen tot 1,5 % van het BBP in het begrotingsjaar 2010/2011. Het primair overheidssaldo, dat wordt geraamd op een tekort van 1,0 % van het BBP in het begrotingsjaar 2005/2006, bereikt opnieuw een evenwicht in het begrotingsjaar 2008/2009 en wordt tegen het begrotingsjaar 2010/2011 omgebogen in een overschot van 0,5 % van het BBP. De verbetering van het nominale saldo is hoofdzakelijk een gevolg van een stijging van de ontvangsten, deels wegens het verwachte conjuncturele herstel van de economie en deels omdat de verhouding tussen belastinginkomsten en BBP is gestegen. Het geactualiseerde programma voorziet in een enigszins strakker discretionair begrotingsbeleid in de begrotingsjaren 2006/2007 en 2007/2008, die naar verwachting permanent zal zijn. Verwacht wordt dat de uitgavenquote zal toenemen tot in het begrotingsjaar 2007/2008 onder invloed van een voorgenomen verhoging van de uitgaven voor openbare diensten en van de overheidsinvesteringen. De netto overheidsinvesteringen (inclusief kapitaalsubsidies aan de particuliere sector) zullen stijgen van 1,6 % van het BBP in het begrotingsjaar 2004/2005 tot 2,25 % van het BBP in het begrotingsjaar 2006/2007 en vervolgens stabiel blijven als percentage van het BBP. Na het begrotingsjaar 2007/2008 zal de huidige uitgavengroei naar verwachting aanzienlijk vertragen. Verwacht wordt dus dat het tekort tegen het begrotingsjaar 2008/2009 volledig terug te voeren zal zijn op de financiering van overheidsinvesteringen. In vergelijking met de actualisering van 2004 zijn de tekortprognoses voor de begrotingsjaren 2005/2006 en 2006/2007 op basis van de economische ontwikkelingen opwaarts herzien, terwijl zij op middellange termijn convergeren naar het profiel dat in de vorige actualisering wordt geschetst.

(8)

Volgens berekeningen op basis van de algemeen aanvaarde methode voorziet het programma in een gemiddelde jaarlijkse verbetering van het structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) van iets meer dan 0,25 procentpunt van het BBP, waarbij wordt uitgegaan van een geraamd structureel tekort van iets minder dan 3 % van het BBP in het begrotingsjaar 2005/2006. Deze aanpassing vindt vooral in het begrotingsjaar 2006/2007 plaats, wanneer het buitensporig tekort zal worden verholpen en de negatieve output gap het grootst is, maar de aanpassing vertraagt vervolgens naarmate de negatieve output gap kleiner wordt. Een kwantitatieve middellangetermijndoelstelling voor het structureel overheidssaldo ontbreekt. Het programma verwijst naar begrotingsdoelstellingen in het kader van binnenlandse regels, die een traject op middellange termijn voor het conjunctuurgezuiverde tekort inhouden waarbij de schuldquote op een laag niveau wordt gestabiliseerd en ervoor wordt gezorgd dat de lopende begroting gemiddeld beschouwd over de gehele economische cyclus in evenwicht is of een overschot vertoont.

(9)

De feitelijke begrotingsresultaten kunnen slechter uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. Dit geldt met name voor de korte termijn. Aan het voorspelde herstel van de verhouding tussen belastinginkomsten en BBP, en in het bijzonder van de ontvangsten uit hoofde van de vennootschapsbelasting, zijn risico's verbonden, in die zin dat dit herstel afhangt van de aanname dat de financiële sector zich ook volgend jaar positief zal ontwikkelen en deze gunstige trend niet omslaat. Wat de uitgavenzijde betreft, wordt er in de actualisering van het programma van uitgegaan dat uitgavenquote, na tot het begrotingsjaar 2007/2008 te zijn gestegen, vervolgens zal dalen tot onder het niveau van het begrotingsjaar 2005/2006. Dat zou nog een hele opgave kunnen worden. Gezien de bestaande beleidsverplichtingen houdt een vermindering van de uitgavenquote een forse vertraging in van de huidige op sommige beleidsterreinen waarschijnlijk bijzonder grote uitgavengroei. De grondige evaluatie van de overheidsuitgaven die in het kader van de Comprehensive Spending Review 2007 zal worden uitgevoerd, moet het mede mogelijk maken beleidsterreinen op te sporen waar de toename van de overheidsuitgaven moet worden getemperd. In de begrotingsjaren 2009/2010 en 2010/2011 kunnen deze negatieve risico's — hoofdzakelijk aan de ontvangstenzijde — gedeeltelijk worden gecompenseerd doordat in de prognose voor de economische groei een veiligheidsmarge lijkt te zijn ingebouwd.

(10)

Wat de correctie van het buitensporig tekort betreft, wordt er in het programma, dat vóór de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, was bekendgemaakt, van uitgegaan dat het tekort in het begrotingsjaar 2006/2007 onder de referentiewaarde zal dalen. Volgens de raming van de diensten van de Commissie, die werd opgesteld op het ogenblik dat de aanbeveling van de Raad werd vastgesteld, is het evenwel waarschijnlijk dat het tekort zelfs na de in het Pre-Budget Report van december 2005 aangekondigde discretionaire maatregelen enigszins boven de 3 % zal blijven. Na het verstrijken van de termijn van zes maanden zal de Commissie evalueren welke vooruitgang werd geboekt bij de correctie van het buitensporig tekort. Op basis van de minimumbenchmark (geraamd op een conjunctuurgezuiverd tekort van iets minder dan 1,5 % van het BBP) lijkt de begrotingsstrategie — tenzij misschien helemaal aan het einde van de programmaperiode in het begrotingsjaar 2010/2011 — geen veiligheidsmarge te verschaffen die ruim genoeg is om te voorkomen dat, bij normale macro-economische fluctuaties, het VK tekortschiet in zijn verplichting ernaar te streven dat het tekort onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP blijft. De prognoses voor de begrotingssaldi worden evenwel beïnvloed door de uitvoering van het bovenvermelde programma van overheidsinvesteringen. Na de voorgenomen correctie van het buitensporig tekort in het begrotingsjaar 2006/2007 vertraagt de voorspelde structurele aanpassing op het moment dat de output gap weliswaar zal verkleinen, maar toch negatief zal blijven, en dat de ontwikkelingen op het gebied van de belastingelasticiteiten relatief gunstig zijn. Dit suggereert dat het aanpassingstraject zou kunnen worden versterkt.

(11)

Verwacht wordt dat de bruto schuldquote in de prognoseperiode langzaam zal toenemen — al zal zij ver onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP blijven — en in het begrotingsjaar 2007/2008 een hoogtepunt zal bereiken van iets minder dan 45 % van het BBP, na in het begrotingsjaar 2004/2005 ongeveer 41 % te hebben bedragen. Vervolgens zal de schuldquote naar verwachting lichtjes afnemen.

(12)

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, zal de mogelijke stijging van de budgettaire lasten als gevolg van ontoereikende voorzieningen voor particuliere pensioenen, in combinatie met een stijging van de lasten van de vergrijzing, voor het VK een middelgroot risico vormen tenzij wijzigingen worden aangebracht om de houdbaarheid van de begroting te verbeteren. Verwacht wordt dat zich in de periode tot 2050 een gematigde stijging van de uitgaven voor de overheidspensioenen zal voordoen. Aangezien ontoereikende voorzieningen voor particuliere pensioenen mogelijk zijn, moet evenwel rekening worden gehouden met een hogere leeftijdsgerelateerde uitgavendruk. Momenteel wordt het beleid inzake pensioenen geëvalueerd en in het voorjaar van 2006 wordt het antwoord verwacht van de regering op het in november 2005 bekendgemaakte rapport van de Pensions Commission. Dankzij de huidige gunstige schuldpositie blijven de budgettaire gevolgen van de vergrijzing enigszins beperkt. Verwacht wordt evenwel dat de brutoschuld in de loop van de prognosesperiode tot 2050 de referentiewaarde van 60 % van het BBP zal overschrijden, indien tijdens de programmaperiode geen verdere budgettaire consolidatie plaatsvindt ten opzichte van de structurele begrotingssituatie in het begrotingsjaar 2005/2006. Een verbetering van het structurele saldo van de overheidsfinanciën op middellange termijn zou de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën helpen beperken (4).

(13)

De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Het huidige niveau van de schuldquote van de overheid is nog steeds vrij laag, maar het tekort is buitensporig en moet nog worden verholpen, waarbij een verdere consolidatie is vereist om de schuldquote te stabiliseren. De momenteel uitgevoerde evaluatie van de voorzieningen voor overheidspensioenen is wenselijk om de toegankelijkheid, financiële levensvatbaarheid en de sociale toereikendheid ervan te waarborgen. Voorts zijn in het programma maatregelen vervat om de kwaliteit van de openbare financiën te verbeteren, zoals een initiatief om de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven te verbeteren door middel van een beter activabeheer, een verhuizing van openbare diensten en een vermindering van het personeelsbestand in de openbare sector.

(14)

In het nationale hervormingsprogramma van het Verenigd Koninkrijk, dat op 13 oktober 2005 in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is ingediend, worden de volgende uitdagingen genoemd die aanzienlijke gevolgen voor de openbare financiën hebben: handhaven van de houdbaarheid van de openbare financiën in het licht van de demografische uitdagingen; bevorderen van innovatie en O&O; zorgen voor meer mogelijkheden voor het verwerven van vaardigheden; het garanderen van gelijke kansen door middel van een modern en flexibel stelsel van sociale voorzieningen; en het bevorderen van innovatie en aanpassingsvermogen bij de inzet van middelen. De gevolgen voor de begroting van de in het nationale hervormingsprogramma beschreven maatregelen komen volledig tot uiting in de budgettaire prognoses van het convergentieprogramma. De in het convergentieprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de overheidsfinanciën sluiten grotendeels aan bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties.

Gezien de bovenstaande evaluatie is de Raad van oordeel dat het voorgenomen aanpassingstraject niet zonder risico's is. In het licht van de aanbevelingen overeenkomstig artikel 104, lid 7, en met het oog op het opvangen van de risico's voor de houdbaarheid op lange termijn, acht de Raad het aangewezen dat het Verenigd Koninkrijk:

i)

erop toeziet dat het tekort in het begrotingsjaar 2006/2007 op geloofwaardige en duurzame wijze tot minder dan 3 % van het BBP wordt teruggebracht, en de begrotingsconsolidatie daarna voortzet, met name door de uitvoering van de voorgenomen beperking van de uitgavengroei na het begrotingsjaar 2007/2008;

ii)

zich een middellangetermijndoelstelling stelt die snelle vooruitgang naar houdbaarheid en een voorzichtige schuldquote van ruim onder de 60 % van het BBP garandeert, die een veiligheidsmarge verschaft die ruim genoeg is om te voorkomen dat het VK tekortschiet in zijn verplichting ernaar te streven dat het tekort de referentiewaarde van 3 % van het BBP niet overschrijdt en die, met name gelet op de behoefte aan overheidsinvesteringen, budgettaire manoeuvreerruimte laat.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004/2005

2005/2006

2006/2007

2007/2008

2008/2009

2009/2010

2010/2011

Reëel BBP

(Verandering in %)

CP dec 2005 (5)

2,75

1,75

2,25

3

2,75

2,25

2,25

COM nov 2005 (6)

3,2

1,6

2,3

2,8

n.b.

n.b.

n.b.

CP dec 2004 (5)

3,25

3

2,50

2,25

2,25

2,25

n.b.

HICP-inflatie

(%)

CP dec 2005 (5)

1,25

2,25

2

2

2

2

2

COM nov 2005 (6)

1,3

2,4

2,2

2,0

n.b.

n.b.

n.b.

CP dec 2004

1,25

1,75

2

2

2

2

n.b.

Output gap

(% van het potentiële BBP)

CP dec 2005 (7)

0,5

– 0,5

– 1,0

– 0,8

– 0,5

– 0,6

– 0,6

COM nov 2005 (8)

0,6

– 0,5

– 0,9

– 0,8

n.b.

n.b.

n.b.

CP dec 2004 (7)

– 0,2

0,2

0,0

– 0,2

– 0,3

n.b.

n.b.

Overheidssaldo

(% van het BBP)

CP dec 2005 (9)

– 3,3

– 3,1

– 2,8

– 2,4

– 1,9

– 1,7

– 1,5

COM nov 2005 (10)

– 3,3

– 3,4

– 3,2

– 3,0

n.b.

n.b.

n.b.

CP dec 2004 (9)

– 2,9

– 2,8

– 2,3

– 2,1

– 1,7

– 1,6

n.b.

Primair saldo

(% van het BBP)

CP dec 2005 (11)

– 1,3

– 1,0

– 0,7

– 0,3

0,1

0,4

0,5

COM nov 2005 (6)

– 1,5

– 1,3

– 1,1

– 0,8

n.b.

n.b.

n.b.

CP dec 2004  (11)

– 0,8

– 0,7

– 0,2

– 0,1

n.b.

n.b.

n.b.

Conjunctuur-gezuiverd saldo

= structureel saldo (12)  (13)

(% van het BBP)

CP dec 2005 (7)  (9)

– 3,5

– 2,9

– 2,3

– 2,1

– 1,7

– 1,5

– 1,3

COM nov 2005 (8)

– 3,4

– 3,2

– 2,9

– 2,7

n.b.

n.b.

n.b.

CP dec 2004

– 2,8

– 2,9

– 2,3

– 2,0

– 1,6

n.b.

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

CP dec 2005

40,9

43,3

44,4

44,8

44,7

44,6

44,4

COM nov 2005

40,8

42,7

43,7

44,5

n.b.

n.b.

n.b.

CP dec 2004

40,9

41,8

42,4

42,8

42,8

42,6

n.b.

Convergentieprogramma (CP), berekeningen van de diensten van de Commissie, najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM).


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

(2)  Het begrotingsjaar van het Verenigd Koninkrijk loopt van april tot en met maart.

(3)  Met name ontbreekt de afdeling over de institutionele kenmerken van de openbare financiën. Het programma vertoont ook leemten in de verplichte gegevens (zo worden de prognose voor de werkgelegenheid, de werkloosheid en de beloning van werknemers niet verstrekt, terwijl de voor het laatste jaar te verstrekken gegevens over de uitgaven niet zijn opgesplitst). Voorts bevat het programma niet alle facultatieve gegevens. De gegevens betreffende de overheidsuitgaven en –ontvangsten zijn weliswaar op ESR 95-onderdelen gebaseerd, maar er worden aggregatiemethoden gebruikt die verschillen van de geharmoniseerde maatstaf. In de actualisering blijft het Verenigd Koninkrijk de opbrengsten van de verkoop van UMTS-licenties beschouwen als een jaarlijkse inkomstenstroom in plaats van als een verkoop van activa, hetgeen indruist tegen het besluit van Eurostat van 14 juli 2000 inzake de toewijzing van zulke opbrengsten. Een aantal lacunes in de gegevens werd verholpen tijdens bilaterale besprekingen tussen de diensten van de Commissie en ambtenaren van het Verenigd Koninkrijk.

(4)  In de technische beoordeling van het programma door de diensten van de Commissie worden nadere bijzonderheden verstrekt over de houdbaarheid op lange termijn

(http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm).

(5)  BBP- en inflatievoorspelling die ten grondslag ligt aan de prognoses van de autoriteiten met betrekking tot de openbare financiën; deze voorspelling is gebaseerd op een scenario waarin de trendmatige groei een kwart procentpunt hoger ligt.

(6)  De prognoses van de diensten van de Commissie hebben betrekking op een kalenderjaar. Volgens de eerste ramingen bedroeg de groei in 2005 1,8%. In de tussentijdse prognoses van de diensten van de Commissie van 22 februari 2006 wordt voor 2006 een groei van 2.4% voorspeld.

(7)  Berekeningen van de output gap volgens de algemeen aanvaarde methode op basis van in het convergentieprogramma voorkomende gegevens. De berekeningen van de output gap zijn gebaseerd op de gegevens die ten grondslag liggen van het basisscenario waarin sprake is van een trendmatige groei. Volgens de door het Verenigd Koninkrijk gehanteerde methode leveren beide benaderingen eenzelfde profiel op van de out gap.

(8)  De output gap is door de diensten van de Commissie berekend op basis van een kalenderjaar.

(9)  De gegevens uit het convergentieprogramma zijn aangepast voor de behandeling van de UMTS-opbrengsten. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk nemen in hun prognoses voor het overheidssaldo jaarlijks voor ongeveer 1 miljard GBP aan ontvangsten op die afkomstig zijn van de verkoop van UMTS-licenties in 2000. Om de prognoses op BTP-basis te brengen, moet dit worden gecorrigeerd. Hiertoe wordt jaarlijks ongeveer 0,1 procentpunt van het saldo afgetrokken (waardoor het tekort dus stijgt). Alle in de tabel vermelde gegevens werden berekend nadat de diensten van de Commissie deze correctie op de in het programma vervatte gegevens hadden toegepast.

(10)  De prognoses van de diensten van de Commissie dateren van vóór de in het Pre-Budget Report van december 2005 aangekondigde discretionaire maatregelen die in het convergentieprogramma zijn opgenomen. Indien in de prognoses van de diensten van de Commissie met het netto-effect van de maatregelen — zoals geraamd door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk — rekening wordt gehouden, zou het geraamde tekort in het begrotingsjaar 2005/2006 3,4% van het BBP bedragen, in het begrotingsjaar 2006/2007 3,1% en in het begrotingsjaar 2007/2008 2,8%.

(11)  Gegevens uit het convergentieprogramma die werden gecorrigeerd overeenkomstig een definitie van het primair saldo die gebaseerd is op bruto in plaats van op netto rentebetalingen.

(12)  Conjunctuurgezuiverd saldo (berekend volgens de algemeen aanvaarde methode), ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. De in het programma opgenomen cijfers voor de conjunctuurgezuiverde en structurele saldi, berekend volgens de eigen methode van het Verenigd Koninkrijk en gebaseerd op nominale saldi, niet gecorrigeerd voor de verwerking van de UMTS-opbrengsten, bedragen: -2,9% van het BBP in het begrotingsjaar 2004/2005, -2,2% in het begrotingsjaar 2005/2006, -1,7% in het begrotingsjaar 2006/2007, -1,7% in het begrotingsjaar 2007/2008, -1,7% in het begrotingsjaar 2008/2009, -1,6% in het begrotingsjaar 2009/2010 en -1,5% in het begrotingsjaar 2010/2011.

(13)  In de in het convergentieprogramma opgenomen prognoses en in de prognoses van de diensten van de Commissie komen geen eenmalige en tijdelijke maatregelen voor.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP), berekeningen van de diensten van de Commissie, najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM).


Top