EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R1346

Verordening (EG) nr. 1346/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen

PB L 212 van 17.8.2005, p. 16–25 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/06/2008; opgeheven door 32008R0501

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1346/oj

17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/16


VERORDENING (EG) Nr. 1346/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad van 14 december 1999 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen (1), en met name op artikel 5, lid 1, en de artikelen 7 en 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gezien de ervaring die de vorige jaren is opgedaan, moet worden overgegaan tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2879/2000 van de Commissie van 28 december 2000 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen (2). In het belang van de duidelijkheid en de logica moet Verordening (EG) nr. 2879/2000 worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2702/1999 kan de indienende organisatie worden toegestaan bepaalde onderdelen van het programma zelf uit te voeren, de uitvoeringsorganen in een later stadium van de procedure te selecteren, en de hoogte van de bijdrage van de Gemeenschap te handhaven op een constant peil dat evenwel niet meer mag bedragen dan 50 % van de werkelijke kosten van elke fase van het programma. De desbetreffende uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld.

(3)

Voor een goed beheer moet worden bepaald dat de lijsten van producten en markten waarvoor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen worden opgezet, opgesteld en regelmatig bijgewerkt moeten worden, dat de voor de toepassing van deze verordening verantwoordelijke nationale autoriteiten moeten worden aangewezen en welke de looptijd van de programma’s is.

(4)

Om elk gevaar van concurrentievervalsing te voorkomen, moeten de richtsnoeren worden vastgesteld met betrekking tot de verwijzing naar de bijzondere oorsprong van de producten waarvoor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties worden opgezet.

(5)

Met het oog op het vrije dienstenverkeer en een zo ruim mogelijke concurrentie moet de procedure voor de indiening van de programma’s en voor de selectie van het uitvoeringsorgaan worden vastgesteld en hierbij moet, met name wanneer de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling is, rekening worden gehouden met Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (3).

(6)

Om de naleving van de communautaire regels te waarborgen en de doeltreffendheid van de acties te garanderen, moeten de criteria worden vastgesteld aan de hand waarvan de programma’s door de lidstaten worden geselecteerd en de geselecteerde programma’s door de Commissie worden onderzocht. Na het onderzoek van de programma's beslist de Commissie welke programma’s worden aanvaard en stelt zij de desbetreffende begrotingen vast.

(7)

Met het oog op de nodige uniformiteit bij de selectie van de uitvoeringsorganen en van de programma’s lijkt het aangewezen dezelfde voorschriften toe te passen voor alle acties die moeten worden uitgevoerd door de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde internationale organisaties. Met het oog op de rechtszekerheid moet worden bepaald dat de in het kader van de programma’s gedane mededelingen in overeenstemming moeten zijn met de wetgeving van de derde landen waarvoor zij bestemd zijn.

(8)

Om de doeltreffendheid van de communautaire acties te garanderen, moeten de lidstaten erop toezien dat de goedgekeurde programma’s aansluiten bij en een aanvulling vormen op de nationale of regionale programma’s.

(9)

Met datzelfde doel moet ook worden bepaald op basis van welke criteria programma’s prioriteit moeten krijgen bij de selectie, ten einde aan de betrokken programma’s een zo groot mogelijke impact te geven.

(10)

Voor programma's waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, moeten maatregelen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat die lidstaten met het oog op de indiening en het onderzoek van de programma's onderling overleg plegen.

(11)

Met het oog op een goed financieel beheer moet in de programma’s worden vastgesteld hoe de lidstaten en de indienende organisaties tot de financiering van de programma’s kunnen bijdragen.

(12)

De verschillende bepalingen voor de uitvoering van de aangegane verplichtingen moeten worden vastgelegd in contracten die binnen een redelijke termijn tussen de belanghebbenden en de bevoegde nationale autoriteiten worden gesloten op basis van standaardcontracten die de Commissie ter beschikking stelt van de lidstaten.

(13)

Als garantie voor een goede uitvoering van het contract moet de contractant bij de bevoegde nationale autoriteit een zekerheid stellen ten belope van 15 % van de bijdragen van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten. Met hetzelfde doel moet hij ook een zekerheid stellen telkens wanneer hij voor elke fase van twaalf maanden een voorschot aanvraagt.

(14)

De door de lidstaten uit te voeren controles moeten worden vastgesteld.

(15)

Er moet worden vastgesteld dat de uitvoering van de in de contracten opgenomen acties een primaire eis vormt in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (4).

(16)

Gelet op de eisen inzake het begrotingsbeheer moet worden voorzien in een geldstraf voor het geval dat de aanvragen voor tussentijdse betalingen niet worden ingediend of de termijn voor de indiening daarvan niet in acht wordt genomen, of voor het geval dat de betalingen van de lidstaten niet tijdig worden uitgevoerd.

(17)

Ter wille van een goed financieel beheer en om te voorkomen dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap volledig wordt uitbetaald via de tussentijdse betalingen, zodat er geen saldo meer te betalen valt, moet worden vastgesteld dat het voorschot en de tussentijdse betalingen de drempel van 80 % van de bijdragen van de Gemeenschap en van de lidstaten niet mogen overschrijden. Om dezelfde reden moet de aanvraag om betaling van het saldo binnen een bepaalde termijn bij de bevoegde nationale autoriteit worden ingediend.

(18)

De lidstaten moeten al het voorlichtings- en afzetbevorderingsmateriaal dat in het kader van de programma's is geproduceerd, verifiëren. De voorwaarden voor het gebruik ervan na afloop van de programma’s moeten worden vastgesteld.

(19)

In het licht van de opgedane ervaring en met het oog op een goed beheer van de programma’s moeten bepalingen worden vastgesteld inzake het toezicht door de groep die met dat doel is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2702/1999.

(20)

Het blijkt noodzakelijk dat de lidstaten de uitvoering van de acties controleren en dat de Commissie op de hoogte wordt gehouden van de resultaten van de in deze verordening bedoelde verificatie- en controlemaatregelen. Met het oog op een goed financieel beheer dient te worden voorzien in samenwerking tussen de lidstaten, wanneer de acties worden uitgevoerd in een andere lidstaat dan die waar de bevoegde contractsluitende organisatie is gevestigd.

(21)

Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap moeten gepaste maatregelen ter bestrijding van fraude en ernstige nalatigheid worden getroffen. Hiertoe moeten bepalingen inzake terugbetalingen en sancties worden vastgesteld.

(22)

Er dient duidelijk te worden vastgesteld dat voor de meerjarenprogramma's na afloop van elke fase van twaalf maanden een intern evaluatieverslag moet worden overgelegd, zelfs wanneer geen betalingsaanvraag is ingediend.

(23)

De door de begunstigde te betalen rentevoet voor onverschuldigde betalingen moet in overeenstemming worden gebracht met de in artikel 86 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) bedoelde rentevoet voor schuldvorderingen die op de vervaldag niet zijn voldaan.

(24)

Om de overschakeling van Verordening (EG) nr. 2879/2000 naar de onderhavige verordening te vergemakkelijken, moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld voor de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s waarover de Commissie vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening een financieringsbesluit heeft genomen.

(25)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het gezamenlijke Comité van beheer „Afzetbevordering van landbouwproducten”,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en definities

Bij deze verordening worden de toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 vastgesteld, met name inzake het opstellen, selecteren, ten uitvoer leggen, financieren en controleren van de in artikel 7, lid 1, van die verordening bedoelde programma’s, en worden de regels vastgesteld voor de via een internationale organisatie uitgevoerde programma’s zoals bedoeld in artikel 6 van die verordening.

Onder „programma” wordt verstaan: een geheel van coherente acties met een reikwijdte die groot genoeg is om de voorlichting over de betrokken producten en de afzet ervan te helpen bevorderen.

Artikel 2

Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die met de toepassing van deze verordening worden belast (hierna „de bevoegde nationale autoriteiten” genoemd).

Zij stellen de Commissie in kennis van de naam en alle contactgegevens van de aangewezen autoriteit, alsook van eventuele veranderingen daarin.

De Commissie maakt deze gegevens in een passende vorm bekend.

Artikel 3

Looptijd van de programma’s

De programma's worden uitgevoerd over een periode van minimaal één en maximaal drie jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende, in artikel 12, lid 1, bedoelde contract.

Artikel 4

Kenmerken van de in het kader van de programma’s verspreide boodschappen inzake voorlichting en afzetbevordering

1.   Elke boodschap inzake voorlichting of afzetbevordering die in het kader van de programma’s tot de consumenten en andere doelgroepen wordt gericht (hierna „de boodschap” genoemd), moet gebaseerd zijn op de intrinsieke eigenschappen of kenmerken van het betrokken product.

Deze boodschappen moeten in overeenstemming zijn met de terzake geldende wetgeving in de derde landen waarvoor zij bestemd zijn.

2.   Elke verwijzing naar de oorsprong van de producten moet ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap van de campagne. De oorsprong van een product mag wel worden vermeld in een voorlichtings- of afzetbevorderingsactie, wanneer het gaat om een aanduiding in het kader van de communautaire regelgeving of om een voorbeeldproduct waarmee de voorlichtings- of afzetbevorderingsactie wordt geïllustreerd.

Artikel 5

Lijst van producten en markten

De lijst van de in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde producten en markten is opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Deze lijst wordt om de twee jaar, uiterlijk op 31 december, bijgewerkt.

Artikel 6

In samenwerking met internationale organisaties uitgevoerde programma’s

Bij toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 dienen de in dat artikel bedoelde internationale organisaties op verzoek van de Commissie de voorstellen voor de in het daaropvolgende jaar geplande programma’s in.

De voorwaarden voor het verlenen en betalen van de in artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgelegd in een subsidieovereenkomst die wordt gesloten tussen de Gemeenschap en de betrokken internationale organisatie.

HOOFDSTUK 2

Selectie van de in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde programma’s

Artikel 7

Indiening van de programma’s en voorafgaande selectie door de lidstaten

1.   Voor de uitvoering van de acties in het kader van de programma's doet de betrokken lidstaat elk jaar een oproep tot het indienen van voorstellen.

Uiterlijk op 31 maart dienen de beroeps- en bedrijfskolomorganisaties in de Gemeenschap die representatief zijn voor de betrokken sector (hierna „de indienende organisaties” genoemd), hun programma’s in bij de lidstaat.

De programma's worden ingediend volgens een model dat door de Commissie is opgesteld en op haar website kan worden opgevraagd. Het model wordt als bijlage opgenomen bij de in de eerste alinea bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen.

2.   De overeenkomstig lid 1 ingediende programma's zijn in overeenstemming met:

a)

de communautaire regelgeving over de betrokken producten en de afzet ervan;

b)

het door de betrokken lidstaten bekendgemaakte bestek met uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria.

De programma’s moeten voldoende worden uitgewerkt, zodat kan worden nagegaan of ze in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving en de prijs-kwaliteitverhouding ervan kan worden beoordeeld.

De programma’s worden door de lidstaten onderzocht aan de hand van de onderstaande criteria:

de samenhang tussen de voorgestelde strategie en het vastgestelde doel,

de kwaliteit van de voorgestelde acties,

de te verwachten gevolgen van de uit te voeren acties voor de ontwikkeling van de vraag naar de betrokken producten,

de garanties inzake doeltreffendheid en representativiteit van de indienende organisaties,

de technische bekwaamheid en de garanties op het vlak van doeltreffendheid van het voorgestelde uitvoeringsorgaan.

De lidstaten stellen de voorlopige lijst van de door hen geselecteerde programma’s vast aan de hand van de in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde bestek en in de derde alinea vastgestelde criteria.

3.   Elke indienende organisatie selecteert, na een inschrijvingsprocedure volgens passende en door de lidstaat geverifieerde methoden, één of meer uitvoeringsorganen die met de tenuitvoerlegging van haar programma’s worden belast. Indien deze selectie is gebeurd vóór het programma is ingediend, mag het uitvoeringsorgaan aan het uitwerken van dat programma deelnemen.

4.   Wanneer het gaat om een programma waarbij waarschijnlijk meerdere lidstaten worden betrokken, plegen de betrokken lidstaten overleg over de selectie van het programma en wijzen zij met name een coördinerende lidstaat aan. Zij verbinden zich er met name toe om overeenkomstig artikel 11, lid 2, bij te dragen tot de financiering van het programma en om, in het belang van het toezicht op en de uitvoering en de controle van het programma, op administratief gebied samen te werken.

5.   Elke lidstaat ziet toe op de samenhang tussen de geplande nationale en regionale acties en de krachtens Verordening (EG) nr. 2702/1999 gecofinancierde acties en zorgt ervoor dat de ingediende programma’s aansluiten bij de nationale en regionale campagnes.

Artikel 8

Prioriteit bij de selectie van programma’s

1.   In het kader van de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde programma’s die door meerdere lidstaten worden ingediend, wordt de voorkeur gegeven aan de programma’s die betrekking hebben op een groep producten en die met name de nadruk leggen op de kwaliteit, de voedingswaarde en de voedselveiligheid van de communautaire productie.

2.   Wanneer de programma’s betrekking hebben op één lidstaat of één product, wordt de voorkeur gegeven aan de programma's waarin de nadruk wordt gelegd op het communautaire belang, met name op de kwaliteit, de voedingswaarde en de voedselveiligheid, alsmede de representativiteit van de Europese landbouw- en voedselproductie.

Artikel 9

Selectie van de programma’s door de Commissie

1.   De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks uiterlijk op 30 juni de in artikel 7, lid 2, bedoelde lijst, met daarbij in voorkomend geval de lijst van de uitvoeringsorganen die zij overeenkomstig artikel 7, lid 3, hebben geselecteerd, alsmede een kopie van de programma's.

Voor programma's waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, wordt deze mededeling door de betrokken lidstaten gezamenlijk gedaan in onderlinge overeenstemming.

2.   Wanneer de Commissie constateert dat een ingediend programma in zijn geheel of gedeeltelijk niet aan de communautaire regelgeving of aan de in artikel 7, lid 2, bedoelde criteria voldoet en dus in zijn geheel of gedeeltelijk niet voor steun in aanmerking komt, stelt de Commissie de betrokken lidstaten daarvan in kennis binnen 60 kalenderdagen na ontvangst van de in artikel 7, lid 2, bedoelde lijst.

3.   Na de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde kennisgeving zenden de lidstaten, overeenkomstig artikel 7, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 2702/1999, de herziene programma’s binnen 30 kalenderdagen aan de Commissie.

Na verificatie van de herziene programma’s beslist de Commissie, volgens de in artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde procedure, uiterlijk op 30 november welke programma’s zij kan cofinancieren.

4.   De indienende organisatie(s) is/zijn verantwoordelijk voor een goede uitvoering en een goed beheer van het geselecteerde programma.

Artikel 10

Goedkeuring van de uitvoeringsorganen

1.   De selectie van het uitvoeringsorgaan overeenkomstig artikel 7, lid 3, wordt eerst door de lidstaat goedgekeurd en vervolgens door die lidstaat aan de Commissie gemeld vóór de ondertekening van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract.

De lidstaat verifieert of het geselecteerde uitvoeringsorgaan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 over de nodige financiële en technische middelen beschikt om de acties met optimale efficiëntie uit te voeren. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de hiertoe gevolgde procedure.

2.   De indienende organisatie kan krachtens artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 toestemming krijgen om bepaalde delen van het programma zelf uit te voeren, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het uitvoeringsvoorstel moet voldoen aan de bepalingen van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2702/1999;

b)

de indienende organisatie moet beschikken over ten minste vijf jaar ervaring met de uitvoering van soortgelijke acties;

c)

de kosten voor het door de indienende organisatie uit te voeren gedeelte mogen niet meer dan 50 % van de totale kosten van het programma bedragen, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen en na schriftelijke toestemming van de Commissie;

d)

de indienende organisatie moet zich ervan vergewissen dat de kostprijs van de door haar uit te voeren acties niet hoger ligt dan de gebruikelijke markttarieven.

De lidstaat verifieert of deze voorwaarden in acht worden genomen.

3.   Indien de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling is in de zin van artikel 1, onder b), tweede alinea, van Richtlijn 92/50/EEG, treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aanbestedende diensten toezien op de naleving van de bepalingen van die richtlijn.

Richtlijn 92/50/EEG is eveneens van toepassing op de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde acties.

HOOFDSTUK 3

Bepalingen inzake de financiering van de programma’s

Artikel 11

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt betaald aan de betrokken lidstaten.

2.   Wanneer meerdere lidstaten bijdragen in de financiering van een programma, vervolledigt hun aandeel de financiële inbreng van de op hun respectieve grondgebied gevestigde indienende organisatie. Onverminderd artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedraagt de financiële bijdrage van de Gemeenschap in een dergelijk geval niet meer dan 50 % van de totale kosten van het programma.

3.   De in artikel 9, leden 2 an 3, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde financiële bijdragen moeten in het aan de Commissie meegedeelde programma worden weergegeven.

Artikel 12

Het sluiten van het contract en het stellen van de zekerheid

1.   Zodra de Commissie het in artikel 9, lid 3, bedoelde besluit heeft genomen, wordt elke indienende organisatie door de lidstaat ingelicht over het aan haar aanvraag gegeven gevolg.

De lidstaten sluiten contracten met de geselecteerde indienende organisaties binnen 90 kalenderdagen na de kennisgeving van het in artikel 9, lid 3, bedoelde besluit van de Commissie. Na het verstrijken van die termijn mag geen enkel contract meer worden gesloten zonder voorafgaande toestemming van de Commissie.

2.   De lidstaten gebruiken de standaardcontracten die de Commissie hun ter beschikking stelt.

Zo nodig mogen de lidstaten bepaalde voorwaarden van de standaardcontracten wijzigen om rekening te houden met nationale voorschriften, voorzover dit geen afbreuk doet aan de communautaire regelgeving.

3.   Het contract kan door de twee partijen pas worden gesloten, nadat de indienende organisatie, als garantie voor de goede uitvoering van het contract, overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 een zekerheid ten gunste van de lidstaat heeft gesteld ter waarde van 15 % van de maximale jaarlijkse bijdrage van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten.

Indien de contractsluitende organisatie evenwel een publiekrechtelijke instelling is of onder toezicht van een dergelijke instelling optreedt, kan de bevoegde nationale autoriteit een aan het in de eerste alinea vastgestelde percentage gelijkwaardige schriftelijke zekerheid van de toezichthoudende instelling aanvaarden, op voorwaarde dat die instelling zich ertoe verbindt:

a)

toe te zien op de correcte uitvoering van de aangegane verplichtingen, en

b)

na te gaan of de ontvangen bedragen daadwerkelijk voor de uitvoering van de aangegane verplichtingen worden gebruikt.

Het bewijs dat de zekerheid is gesteld, moet in het bezit van de lidstaat zijn vóór de in lid 1 genoemde termijn is verstreken.

4.   De primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 is de uitvoering van de in het contract opgenomen acties.

5.   De lidstaat verstrekt de Commissie onmiddellijk een kopie van het contract en het bewijs van het stellen van de zekerheid.

De lidstaat verstrekt de Commissie tevens een kopie van het contract dat de geselecteerde indienende organisatie met het uitvoeringsorgaan heeft gesloten. In dit laatste contract is bepaald dat het uitvoeringsorgaan verplicht is zich aan de in artikel 21 bedoelde controles te onderwerpen.

Artikel 13

Regeling voor de voorschotten

1.   Binnen 30 kalenderdagen na de ondertekening van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract en, voor meerjarenprogramma’s, binnen 30 dagen na het begin van elke fase van 12 maanden, kan de contractsluitende organisatie bij de lidstaat een voorschotaanvraag indienen, die vergezeld moet gaan van de in lid 3 van het onderhavige artikel bedoelde zekerheid. Na het verstrijken van die termijn kan geen voorschot meer worden aangevraagd.

Het voorschot mag niet meer bedragen dan 30 % van de in artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2826/2000 bedoelde jaarlijkse bijdragen van de Gemeenschap en de betrokken lidstaat/lidstaten.

2.   De lidstaat betaalt het voorschot binnen 30 kalenderdagen na de indiening van de voorschotaanvraag. Elke overschrijding van deze termijn leidt ertoe dat het door de Commissie aan de lidstaat betaalde maandelijkse voorschot wordt verlaagd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie (6), tenzij er sprake is van overmacht.

3.   Het voorschot wordt slechts betaald als de contractsluitende organisatie overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 een zekerheid ten gunste van de lidstaat heeft gesteld ter waarde van 110 % van dit voorschot. De lidstaat verstrekt de Commissie onmiddellijk een kopie van de voorschotaanvraag en een bewijs van het stellen van de overeenkomstige zekerheid.

Indien de contractsluitende organisatie evenwel een publiekrechtelijke instelling is of onder toezicht van een dergelijke instelling optreedt, kan de bevoegde nationale autoriteit een aan het in de eerste alinea vastgestelde percentage gelijkwaardige schriftelijke zekerheid van de toezichthoudende instelling aanvaarden, op voorwaarde dat die instelling zich ertoe verbindt het door de zekerheid gedekte bedrag uit te keren indien niet kan worden bewezen dat de betrokkene recht heeft op het voorgeschoten bedrag.

Artikel 14

Tussentijdse betalingen

1.   De aanvragen om tussentijdse betaling van de bijdragen van de Gemeenschap en van de lidstaten worden door de indienende organisaties bij de lidstaten ingediend vóór het einde van de kalendermaand die volgt op het einde van elk kwartaal, waarbij de berekening van de kwartalen ingaat op de datum van ondertekening van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract.

Deze aanvragen betreffen de in het betrokken kwartaal gedane uitgaven en gaan vergezeld van een financieel overzicht, een kopie van de betrokken facturen en bewijsstukken, en een tussentijds verslag over de uitvoering van het contract voor het betrokken kwartaal (hierna „het kwartaalverslag” genoemd). Wanneer in het betrokken kwartaal geen betaling is verricht of geen enkele activiteit heeft plaatsgevonden, worden die documenten bij de bevoegde nationale autoriteit ingediend binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn.

Wanneer de aanvraag om tussentijdse betaling samen met de in de tweede alinea bedoelde documenten te laat wordt ingediend, wordt het te betalen bedrag met 3 % per volle maand vertraging verlaagd, tenzij er sprake is van overmacht.

2.   De tussentijdse betaling wordt pas verricht nadat de lidstaat de in lid 1, tweede alinea, bedoelde documenten heeft geverifieerd.

3.   De tussentijdse betaling en de betaling van het in artikel 13 bedoelde voorschot mogen in totaal niet meer bedragen dan 80 % van de totale, in artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde jaarlijkse financiële bijdragen van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten. Wanneer dit percentage is bereikt, kunnen geen nieuwe aanvragen om tussentijdse betaling meer worden ingediend.

Artikel 15

Betaling van het saldo

1.   De aanvraag om betaling van het saldo wordt door de indienende organisatie bij de lidstaat ingediend binnen vier maanden na de datum waarop de acties die voor het betrokken jaar zijn opgenomen in het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract, zijn voltooid.

Deze aanvraag wordt slechts als ontvankelijk beschouwd, als zij vergezeld gaat van een uit de volgende elementen bestaand verslag (hierna „het jaarverslag” genoemd):

a)

een overzicht van de verwezenlijkingen en een beoordeling van de resultaten die op de datum van het verslag kunnen worden geconstateerd;

b)

een financieel overzicht van alle geplande en gedane uitgaven.

Het jaarverslag gaat vergezeld van een kopie van de facturen en bewijsstukken die betrekking hebben op de verrichte betalingen.

Wanneer de aanvraag om betaling van het saldo te laat wordt ingediend, wordt het saldo met 3 % per volle maand vertraging verlaagd, tenzij er sprake is van overmacht.

2.   Het saldo wordt pas betaald nadat de lidstaat de in lid 1, derde alinea, bedoelde facturen en documenten heeft geverifieerd.

Het saldo wordt verlaagd in verhouding tot de mate waarin niet aan de in artikel 12, lid 4, bedoelde primaire eis is voldaan.

Artikel 16

Door de lidstaat te verrichten betalingen

De lidstaat verricht de in de artikelen 14 en 15 bedoelde betalingen binnen 60 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de betalingsaanvraag.

Deze termijn kan evenwel op elk ogenblik van de periode van 60 dagen na de eerste registratie van de betalingsaanvraag worden geschorst door aan de schuldeisende contractsluitende organisatie te melden dat haar aanvraag niet in aanmerking kan worden genomen omdat de vordering niet ontvankelijk of niet invorderbaar is, of omdat zij niet wordt gestaafd door de bewijsstukken die voor alle andere aanvragen vereist zijn, of omdat de lidstaat nadere gegevens of verificaties noodzakelijk acht. De termijn begint weer verder te lopen vanaf de datum waarop de gevraagde nadere gegevens worden ontvangen of de lidstaat de verificaties heeft verricht, met dien verstande dat voor het overleggen van de gegevens en het verrichten van de verificaties een termijn van 30 kalenderdagen na de melding geldt.

Elke overschrijding van de betalingstermijn leidt ertoe dat het door de Commissie aan de lidstaten betaalde maandelijkse voorschot wordt verlaagd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 296/96, tenzij er sprake is van overmacht.

Artikel 17

Zekerheid

1.   De in artikel 13, lid 3, bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven voorzover de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betrokkene definitief recht heeft op het voorgeschoten bedrag.

2.   De in artikel 12, lid 3, bedoelde zekerheid is geldig tot de betaling van het saldo en wordt vrijgegeven op basis van een brief terzake van de bevoegde nationale autoriteit.

Voor het vrijgeven van de zekerheid gelden de in artikel 16 bedoelde termijnen en voorwaarden inzake de betaling van het saldo.

3.   Verbeurde zekerheden en opgelegde boetes worden, voor het met de communautaire financiering overeenkomende gedeelte, in mindering gebracht op de bij het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gedeclareerde uitgaven.

Artikel 18

Bij de Commissie in te dienen documenten

1.   Het jaarverslag wordt na afloop van elke jaarfase ingediend, zelfs wanneer geen aanvraag om betaling van het saldo is ingediend.

2.   De lidstaat dient binnen 30 kalenderdagen na de betaling van het in artikel 15, lid 2, bedoelde saldo de in artikel 15, lid 1, tweede alinea, onder a) en b), bedoelde overzichten in bij de Commissie.

3.   De lidstaat zendt overeenkomstig artikel 14 twee maal per jaar de voor de tussentijdse betaling vereiste kwartaalverslagen aan de Commissie.

Het eerste en het tweede kwartaalverslag worden binnen 60 kalenderdagen na ontvangst van het tweede kwartaalverslag door de lidstaat verstuurd, en het derde en het vierde kwartaalverslag worden bij de in lid 2 bedoelde overzichten gevoegd.

Het kwartaalverslag over het vierde kwartaal mag worden verwerkt in het jaarverslag over het afgelopen jaar.

4.   Binnen 30 kalenderdagen na betaling van het saldo stuurt de lidstaat de Commissie een financieel overzicht van de in het kader van het contract gedane uitgaven toe, aan de hand van een model dat de Commissie heeft opgesteld en aan de lidstaten heeft gestuurd. Dat overzicht gaat vergezeld van een door de lidstaat opgesteld, met redenen omkleed advies over de uitvoering van de voor de afgelopen fase geplande taken.

Voorts wordt in het overzicht verklaard dat, gezien de overeenkomstig artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, uitgevoerde controles, alle uitgaven als subsidiabel kunnen worden beschouwd overeenkomstig de bepalingen van het contract.

HOOFDSTUK 4

Toezicht en controles

Artikel 19

Gebruik van het materiaal

1.   De lidstaten verifiëren of het voorlichtings- en afzetbevorderingsmateriaal dat in het kader van de op grond van deze verordening gefinancierde programma’s wordt geproduceerd of gebruikt, in overeenstemming is met de communautaire regelgeving.

Zij stellen de Commissie in het bezit van het goedgekeurde materiaal.

2.   Alle in het kader van een in lid 1 bedoeld programma geproduceerd en gefinancierd materiaal, met inbegrip van de grafische, visuele en audiovisuele ontwerpen en de internetsites, mag later worden gebruikt met de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Commissie, de betrokken indienende organisaties en de tot de financiering van het programma bijdragende lidstaten, en met inachtneming van de rechten die voor de contractanten voortvloeien uit de nationale wetgeving die op het contract van toepassing is.

Artikel 20

Toezicht op de programma’s

1.   De in artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde toezichtgroep komt geregeld samen om de voortgang van de op grond van de onderhavige verordening gesubsidieerde programma’s te volgen.

Hiertoe wordt de toezichtgroep voor elk programma in kennis gesteld van het tijdschema voor de geplande acties, de kwartaal- en jaarverslagen en de resultaten van de op grond van de artikelen 14, 15 en 21 van de onderhavige verordening uitgevoerde controles.

De groep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat. Indien meerdere lidstaten bij een programma zijn betrokken, zit een door die lidstaten aangewezen vertegenwoordiger de groep voor.

2.   Ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie kunnen deelnemen aan de activiteiten die worden georganiseerd in het kader van een op grond van deze verordening gesubsidieerd programma.

Artikel 21

Door de lidstaten te verrichten controles

1.   De betrokken lidstaat bepaalt welke de meest geschikte middelen zijn voor de controle op de op grond van deze verordening gesubsidieerde programma’s en stelt de Commissie daarvan in kennis.

De controles worden jaarlijks uitgevoerd op ten minste 20 % van de tijdens het vorige jaar afgelopen programma’s — minimaal twee programma’s — en hebben betrekking op ten minste 20 % van de totale begrotingen voor de betrokken programma’s. De steekproef die met het oog op de keuze van de programma’s wordt genomen, wordt gebaseerd op een risicobeoordeling.

De lidstaat dient bij de Commissie voor elk gecontroleerd programma een verslag in met een beschrijving van de resultaten van de controles en de geconstateerde onregelmatigheden. Dat verslag wordt onmiddellijk na het opstellen ervan overgelegd.

2.   De lidstaat neemt de nodige maatregelen om, met name aan de hand van technische en boekhoudkundige controles bij de contractsluitende organisatie en het uitvoeringsorgaan, na te gaan of:

a)

de verstrekte gegevens en bewijsstukken juist zijn, en

b)

alle verplichtingen van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract zijn nagekomen.

Onverminderd Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad (7) stelt de lidstaat de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van elke onregelmatigheid die bij de controles wordt geconstateerd.

3.   Indien meerdere lidstaten bij de programma’s zijn betrokken, nemen deze lidstaten de nodige maatregelen om hun controles te coördineren en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

4.   De Commissie kan te allen tijde deelnemen aan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde controles. Hiertoe stellen de bevoegde nationale autoriteiten de Commissie ten minste 30 dagen vóór de uitvoering van de controles in kennis van een voorlopig tijdschema van de door de lidstaat uit te voeren controles.

De Commissie kan bovendien extra controles uitvoeren, wanneer zij dat noodzakelijk acht.

Artikel 22

Terugvordering wegens onverschuldigde betaling

1.   In geval van onverschuldigde betaling betaalt de begunstigde het ten onrechte ontvangen bedrag terug, vermeerderd met een rente die wordt berekend over de periode tussen de betaling van het betrokken bedrag en de terugbetaling ervan door de betrokkene.

De toe te passen rentevoet wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 86, lid 2, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

2.   De teruggevorderde bedragen en de rente worden overgemaakt aan de betaalorganen van de lidstaten, die ze vervolgens in verhouding tot de financiële bijdrage van de Gemeenschap in mindering brengen op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven.

Artikel 23

Sancties

1.   Indien sprake is van fraude of ernstige nalatigheid, betaalt de indienende organisatie het dubbele van het verschil tussen het oorspronkelijk betaalde bedrag en het daadwerkelijk verschuldigde bedrag terug.

2.   Behoudens artikel 6 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (8) doen de in het kader van de onderhavige verordening vastgestelde verlagingen en uitsluitingen geen afbreuk aan op grond van andere communautaire of nationale regelgeving getroffen sancties.

HOOFDSTUK 5

Intrekking, overgangsbepalingen en slotbepalingen

Artikel 24

Intrekking van Verordening (EG) nr. 2879/2000

Verordening (EG) nr. 2879/2000 wordt ingetrokken. De bepalingen van die verordening blijven evenwel van toepassing op de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s waarvoor de Commissie reeds vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening een financieringsbesluit heeft getroffen.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 25

Overgangsbepalingen

1.   Met betrekking tot het jaar 2005 geldt als uiterste datum voor het indienen van de programma’s de in artikel 7, lid 1, tweede alinea, vastgestelde datum of 31 oktober 2005.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 1, eerste alinea, wordt, met betrekking tot het jaar 2005 en met betrekking tot de uiterlijk op 31 oktober ingediende programma’s, de voorlopige lijst van programma’s uiterlijk op 15 december 2005 aan de Commissie gemeld.

3.   In afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 3, neemt de Commissie, met betrekking tot het jaar 2005, uiterlijk op 28 februari 2006 het in dat lid bedoelde besluit.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 327 van 21.12.1999, blz. 7. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2060/2004 (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 3).

(2)  PB L 333 van 29.12.2000, blz. 63. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 67/2005 (PB L 14 van 18.1.2005, blz. 5).

(3)  PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1. Richtlijn ingetrokken met ingang van 31 januari 2006 bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(4)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1261/2005 (PB L 201 van 2.8.2005, blz. 3).

(6)  PB L 39 van 17.2.1996, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 605/2005 (PB L 100 van 20.4.2005, blz. 11).

(7)  PB L 67 van 14.3.1991, blz. 11.

(8)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.


BIJLAGE

1.   Lijst van de markten in derde landen waarvoor afzetbevorderingsacties kunnen worden uitgevoerd

A.   LANDEN

 

Zuid-Afrika

 

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

 

Australië

 

Bosnië en Herzegovina

 

Bulgarijë

 

China

 

Zuid-Korea

 

Kroatië

 

India

 

Japan

 

Noorwegen

 

Nieuw-Zeeland

 

Roemenië

 

Rusland

 

Servië en Montenegro (1)

 

Zwitserland

 

Turkije

 

Oekraïne

B.   GEOGRAFISCHE GEBIEDEN

 

Noord-Afrika

 

Noord-Amerika

 

Latijns Amerika

 

Zuidoost-Azië

 

Het Nabije Oosten en het Midden-Oosten

2.   Lijst van de producten waarvoor afzetbevorderingsacties kunnen worden uitgevoerd in derde landen

Vers, gekoeld of bevroren rund- en varkensvlees; levensmiddelenbereidingen op basis van deze producten

Kwaliteitsvlees van pluimvee

Zuivelproducten

Olijfolie en tafelolijven

Tafelwijn met een geografische aanduiding. VQPRD

Gedistilleerde dranken met een geografische aanduiding of een gereserveerde traditionele aanduiding

Verse en verwerkte groenten en fruit

Verwerkte producten op basis van granen en rijst

Vezelvlas

Levende planten en producten van de bloementeelt

Producten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOP), een beschermde geografische aanduiding (BGA) of een gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) in de zin van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (2) en van Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad (3)

Producten van de biologische landbouw in de zin van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (4).


(1)  Kosovo inbegrepen, onder auspiciën van de Verenigde Naties, krachtens Resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.

(2)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1.

(3)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9.

(4)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.


Top