Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R0772

    Verordening (EG) nr. 772/2005 van de Commissie van 20 mei 2005 betreffende de specificaties voor het toepassingsgebied van de kenmerken en de definitie van het technische formaat voor de productie van jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009 (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 128 van 21.5.2005, p. 51–70 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/07/2013

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/772/oj

    21.5.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 128/51


    VERORDENING (EG) Nr. 772/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 20 mei 2005

    betreffende de specificaties voor het toepassingsgebied van de kenmerken en de definitie van het technische formaat voor de productie van jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 48/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 (1), en met name op artikel 7,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 48/2004 is een gemeenschappelijk kader voor de productie van jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009 vastgesteld.

    (2)

    Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 48/2004, artikel 7, onder a), zijn uitvoeringsmaatregelen nodig om het toepassingsgebied van de verlangde kenmerken te specificeren.

    (3)

    Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 48/2004, artikel 7, onder b), zijn uitvoeringsmaatregelen nodig om het technische formaat voor de verzending van de jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie te definiëren.

    (4)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   De specificaties voor het toepassingsgebied van de kenmerken zijn vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

    2.   In deze specificaties wordt voor verwijzingen naar bedrijfsrekeningen gebruik gemaakt van de in artikel 9 en artikel 23 van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad (2) vastgestelde rubrieken voor de opstelling van respectievelijk de balans en de winst-en-verliesrekening.

    Artikel 2

    Het in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 48/2004 bedoelde technische formaat is vastgesteld in bijlage II bij deze verordening.

    Artikel 3

    De lidstaten passen deze specificaties en dit technische formaat toe voor het referentiejaar 2003 en volgende jaren.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 mei 2005.

    Voor de Commissie

    Joaquín ALMUNIA

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 7 van 13.1.2004, blz. 1.

    (2)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.


    BIJLAGE I

    TOEPASSINGSGEBIED VAN DE KENMERKEN

    1.   JAARLIJKSE STATISTIEKEN OVER DE SCHROOTBALANS VOOR STAAL EN GIETIJZER

    Inleidende opmerkingen

    De lidstaten dienen deze informatie te verzamelen bij alle bedrijven die ijzer, staal of als groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 gedefinieerde producten produceren en die schroot verbruiken en/of produceren. Voor het eerste referentiejaar 2003 zal de Commissie aanvaarden dat de onderzochte populatie gebaseerd is op groep 27.1 van de NACE Rev. 1. Voor ieder bedrijf dient een afzonderlijke vragenlijst te worden ingediend, ook indien sommige bedrijven deel uitmaken van dezelfde onderneming. Een plaatselijk aan een ijzer- en staalbedrijf verbonden staalgieterij dient te worden beschouwd als een integrerend deel van het ijzer- en staalbedrijf. Plaatselijk verbonden bedrijven zijn bedrijven die onder dezelfde leiding staan en in dezelfde plaats zijn gevestigd. De vragenlijst heeft ook betrekking op walserijen, waarin bruikbaar materiaal, dat gewoonlijk niet als schroot wordt beschouwd, direct wordt herwalst. Alle ijzer- en staalbedrijven die zelf niet over hulpbronnen beschikken en die daarom hun schroot bij andere bedrijven inkopen, moeten deze enquête op dezelfde wijze als producenten invullen. Daar zij niet in groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 zijn ingedeeld, zijn ijzersmelterijen, al dan niet plaatselijk verbonden, en niet-verbonden staalgieterijen van de enquête uitgesloten.

    Worden als schroot beschouwd:

    ijzer- of staalschroot dat ontstaat tijdens de productie en verwerking van ijzer of staal of dat uit oude artikelen van ijzer of staal wordt teruggewonnen en dat voor omsmelting in aanmerking komt (met inbegrip van schroot dat wordt aangekocht, maar met uitsluiting van verbrand of door zuren aangetast gietwerk);

    gietlopen, trechters, opkomers en ander gietafval ontstaan bij het gieten van staal, alsmede afgekeurde blokken en blokken met fouten, die niet tot de productie zijn gerekend;

    gietpanberen (niet in zand uitgegoten).

    Daarentegen mag ijzerhoudend afval dat in sterke mate vermengd is met niet-metalen materialen en dat ontstaat tijdens het smelten of bij thermische of mechanische bewerkingen, niet als schroot worden beschouwd. Hieronder vallen onder meer:

    gietlopen van hoogovens;

    gietgoten, spatijzer en ander afval van het gieten van ijzer, afval van gietkuilen;

    slakken van staalbedrijven;

    oxidehuid van herverhittingsovens, walshuid en hamerslag;

    convertorspatten;

    restanten uit rookkanalen en gietbekken, restanten en overblijfselen van zandgieten.

    Specificaties

    Code:

    1010

    Titel: Voorraden op de eerste dag van het jaar

    De voorraden in het hele bedrijf moeten onder deze codes worden vermeld, met inbegrip van die bij de plaatselijk verbonden bedrijven (ook de staalgieterijen), met uitzondering van de voorraden bij de ijzergieterijen.

    Code:

    1020

    Titel: Afkomstig uit eigen bedrijf

    Dit omvat:

    gietlopen, opkomers, trechters, koppen van blokken, afgekeurde en overgebleven blokken, afgekeurd gietwerk en in coquille of vorm uitgegoten gietpanberen;

    als nieuw schroot wordt beschouwd het afval, ontstaan bij de vervaardiging van halffabrikaat en walserijproducten, met inbegrip van loonbewerking, alsmede blokschroot, afgekeurde blokken en afgekeurd gietwerk waarvan pas nadat zij aanvankelijk tot de productie van ruwstaal of gietstaal waren gerekend, is vastgesteld dat zij onbruikbaar zijn. Omvat schroot dat ontstaat in plaatselijk verbonden staalgieterijen, smederijen, buizenfabrieken, trekkerijen, koudwalserijen, metaalconstructiebedrijven en andere staalverwerkende afdelingen, met uitzondering van ijzergieterijen (zie algemene opmerking 1 hierboven). Walserijschroot dat in de eigen walserijen opnieuw wordt gewalst, wordt niet als nieuw schroot beschouwd;

    als oud schroot worden beschouwd staal en gietijzer die afkomstig zijn van reparaties of sloop van oude installaties, machines en gereedschappen, bv. coquilles.

    Code:

    1030

    Titel: Ontvangsten (1031 + 1032 + 1033)

    Schroot dat wordt aangevoerd via een als tussenpersoon optredende handelaar wordt, naar gelang van het geval, ondergebracht bij de bronnen die als de codes 1031, 1032 en 1033 zijn aangegeven.

    Het scheepssloopschroot afkomstig van sloperijen binnen de Gemeenschap dient te worden beschouwd als binnenlands of Gemeenschapsschroot.

    Code:

    1031

    Titel: Ontvangsten uit het binnenland

    Dit omvat schrootaanvoer afkomstig van andere bedrijven of afdelingen van dezelfde maatschappij in hetzelfde land. Hiertoe behoren hoogovens, staalfabrieken, walserijen; ijzergieterijen (met inbegrip van de verbonden ijzergieterijen). De schrootaanvoer uit andere staalbedrijven en uit andere bedrijven dan die welke staal fabriceren of gebruiken, bv. mijnen, moet hier ook worden opgenomen.

    Dit omvat ook het schroot dat op de binnenlandse markt rechtstreeks is aangekocht bij niet tot de ijzer- en staalindustrie behorende firma's, zoals ijzer- of staalgieterijen, buizenfabrieken, smederijen, bouwbedrijven, mijnbedrijven, scheepswerven, spoorwegmaatschappijen, machinefabrieken, alle soorten ijzer- en staalverwerkende bedrijven enz.

    Code:

    1032

    Titel: Ontvangsten uit landen van de Gemeenschap

    Dit omvat de aanvoer van schroot uit andere landen van de Gemeenschap.

    Code:

    1033

    Titel: Ontvangsten uit derde landen

    Dit omvat de aanvoer van schroot uit niet-EU-landen (of derde landen).

    Code:

    1040

    Titel: Beschikbare hoeveelheid, totaal (1010 + 1020 + 1030)

    Totale voorraden op de eerste dag van het jaar, uit eigen bedrijf en als ontvangsten.

    Code:

    1050

    Titel: Verbruik, totaal, …

    Het totale verbruik omvat de totale hoeveelheden schroot die worden verbruikt bij de productie van ijzer in hoogovens, elektrische ruwijzerovens en sinterinstallaties, alsmede het totale verbruik van schroot dat wordt gebruikt bij de totale productie van ruw staal, met inbegrip van de fabricage van speciaal ruwijzer door de heropkoling van staal en de productie van plaatselijk verbonden staalgieterijen.

    Code:

    1051

    Titel: … waarvan elektro-ovens

    Verbruik van schroot bij de productie van staal in elektro-ovens.

    Code:

    1052

    Titel: … waarvan roestvrij schroot

    Verbruik van roestvrij schroot dat 10,5 % of meer chroom en niet meer dan 1,2 % koolstof bevat, met of zonder andere legeringselementen.

    Code:

    1060

    Titel: Leveringen

    Alle leveringen van schroot opgeven, met inbegrip van die naar alle gieterijen, ook de lokaal verbonden gieterijen.

    Code:

    1070

    Titel: Voorraden op de laatste dag van het jaar (1040 – 1050 – 1060)

    De voorraden in het hele bedrijf moeten onder deze codes worden vermeld, met inbegrip van die bij de plaatselijk verbonden bedrijven (ook de staalgieterijen), met uitzondering van de voorraden bij de ijzergieterijen.

    2.   VERBRUIK VAN BRANDSTOFFEN EN ENERGIE EN ELEKTRICITEITSBALANS VOOR DE STAALINDUSTRIE

    Inleidende opmerkingen over de soorten installaties

    Ertsvoorbereidingsinstallaties omvatten installaties voor de voorbereiding van de lading en sinterinstallaties.

    Wat hoogovens en elektrische ruwijzerovens betreft, mag alleen rekening worden gehouden met het verbruik van de brandstof die direct in ovens wordt geladen of gebruikt als vervangmiddel voor cokes, d.w.z. met uitsluiting van het verbruik in windverhitters, ventilatoren en andere hulpinrichtingen voor hoogovens (op te geven onder „overige installaties”).

    Smelterijen omvatten smelterijen in staalfabrieken en continugietinstallaties.

    Elektrische centrales omvatten het verbruik van brandstof en energie die worden gebruikt om alle elektriciteit in het bedrijf of in de verbonden elektrische centrales van meerdere staalfabrieken te produceren. Zie ook algemene opmerking nr. 2.

    De lidstaten dienen deze informatie te verzamelen bij alle ijzer- en staalbedrijven die als groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 zijn gedefinieerd, met inbegrip van herwalserijen en elektrische centrales in de staalindustrie die door meerdere bedrijven en maatschappijen gemeenschappelijk worden gebruikt. Deze elektrische centrales moeten voor deze statistieken als staalbedrijven van groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 worden beschouwd.

    Gemeenschappelijke elektrische centrales in de ijzer- en staalindustrie

    Elektrische centrales die gemeenschappelijk in bezit zijn van meerdere bedrijven of maatschappijen in de staalindustrie moeten als entiteit worden opgenomen.

    Gemeenschappelijke elektrische centrales in de staalindustrie moeten de vragenlijst rechtstreeks beantwoorden. Bedrijven die gebruik maken van de productie van deze elektrische centrales, mogen deze gegevens niet in hun individuele antwoorden opnemen, teneinde dubbeltellingen te vermijden.

    De staalbedrijven dienen evenwel onder „Beschikbaar” hun stroomafname van gemeenschappelijke centrales (code 3102) te vermelden tezamen met de stroom die van derden werd betrokken.

    Elektrische centrales die met andere industrieën verbonden zijn, bv. met de steenkoolindustrie, zijn uitgesloten.

    Gecombineerde installaties voor de productie van stroom en stoom

    Deze gecombineerde installaties kunnen slechts gedeeltelijk als installaties voor de opwekking van elektriciteit worden beschouwd. In het brandstofverbruik mag slechts de brandstof worden opgenomen die voor de opwekking van elektrische energie werd gebruikt, d.w.z. met uitsluiting van de hoeveelheden die voor verwarmingsdoeleinden werden gebruikt.

    Energieverbruik

    In deel A dient het brandstof- en energieverbruik in de ijzer- en staalbedrijven en de tot deze bedrijven behorende hulpinstallaties (hoogovens, sinterinstallaties, plaatselijk verbonden staalgieterijen, walserijen, enz.), met uitzondering van cokesovens, te worden opgegeven.

    Het totale verbruik van de hulpinstallaties (bv. dat van elektrische centrales en stoominstallaties), zelfs indien deze niet uitsluitend voor het ijzer- en staalbedrijf werkzaam zijn, dient hier ook in te worden opgenomen.

    Met het ijzer- en staalbedrijf verbonden bedrijven waarvan de activiteiten niet onder groep 27.1 van de NACE Rev. 1.1 vallen, zijn uitgesloten.

    Deel A:   Jaarlijkse statistieken over het brandstof- en energieverbruik ingedeeld naar type installatie

    Code:

    2010

    Titel: Vaste brandstoffen (2011 + 2012)

    Vaste brandstoffen moeten worden vermeld naar gelang van de toestand waarin ze zich bevinden bij levering.

    Code:

    2011

    Titel: Cokes

    Omvat cokes, halfcokes, petroleumcokes en cokesgruis.

    Code:

    2012

    Titel: Overige vaste brandstoffen

    Omvat steenkool en agglomeraat, bruinkool en briketten.

    Code:

    2020

    Titel: Vloeibare brandstoffen

    Omvat het verbruik van alle vloeibare brandstoffen in de ijzer- en staalbedrijven en de tot deze bedrijven behorende hulpinstallaties, in elektrische centrales, maar met uitzondering van cokesovens.

    Code:

    2030

    Titel: Gas (2031 + 2032 + 2033 + 2034)

    Het te vermelden verbruik is het nettoverbruik, exclusief verliezen en afgefakkelde gassen.

    Het gasverbruik moet in gigajoule worden opgegeven (1 gigajoule = 109 joule = 1 gigacalorie/4,186) op basis van de calorische onderwaarde voor elk gas (voor droog gas bij 0° en 760mm/Hg).

    Code:

    2040

    Titel: Externe leveringen van hoogovengas

    Dit omvat de totale externe leveringen van hoogovengas aan de openbare gasdistributie, aan verbonden hoogovencokesfabrieken, aan andere staalbedrijven en aan andere klanten.

    Code:

    2050

    Titel: Externe leveringen van convertorgas

    Dit omvat de totale externe leveringen van convertorgas aan de openbare gasdistributie, aan verbonden hoogovencokesfabrieken, aan andere staalbedrijven en aan andere klanten.

    Deel B:   Jaarlijkse statistieken over de elektriciteitsbalans voor de staalindustrie

    Specificaties

    Code:

    3100

    Titel: Beschikbaar (3101 + 3102)

    Zie specificaties voor 3101 en 3102.

    Code:

    3101

    Titel: Brutoproductie

    Brutoproductie die overeenkomt met het totale verbruik in elektrische centrales zoals opgegeven in deel A voor elektrische centrales.

    Code:

    3102

    Titel: Ontvangsten van derden

    Derden kunnen zijn: openbare netten, andere landen, andere ijzer- en staalbedrijven (inclusief gemeenschappelijke centrales), cokesovens van staalbedrijven, plaatselijk verbonden afdelingen, enz.

    Code:

    3200

    Titel: Afname (3210 + 3220 + 3230)

    Het totaal van regel 3200 moet overeenstemmen met dat van regel 3100.

    Code:

    3210

    Titel: Verbruik per installatie (3211 + 3212 + 3213 + 3214 + 3215 + 3216 + 3217)

    Omvat het totale verbruik per installatie van de regels (3211 + 3212 + 3213 + 3214 + 3215 + 3216 + 3217).

    Code:

    3217

    Titel: Overige installaties

    Hiermee worden andere typen installaties bedoeld zoals gespecificeerd in deel A.

    Code:

    3220

    Titel: Leveringen aan derden

    Zie code 3102.

    Code:

    3230

    Titel: Verliezen

    Omvat alle verliezen van elektrische energie.

    3.   ENQUÊTE NAAR DE INVESTERINGEN IN DE IJZER- EN STAALINDUSTRIE (UITGAVEN EN CAPACITEIT)

    Deel A:   Jaarlijkse statistieken over de uitgaven

    Inleidende opmerkingen

    Voor ieder bedrijf dient een afzonderlijke vragenlijst te worden ingediend, ook indien sommige bedrijven deel uitmaken van dezelfde onderneming.

    Met investeringsuitgaven worden de investeringen in materiële goederen tijdens de referentieperiode bedoeld. Inbegrepen zijn nieuwe en bestaande materiële kapitaalgoederen, of deze nu bij derden zijn gekocht of voor eigen gebruik zijn geproduceerd (d.w.z. geactiveerde productie van materiële kapitaalgoederen), met een nuttige levensduur van meer dan één jaar, met inbegrip van niet-geproduceerde materiële goederen zoals grond. De drempel voor de nuttige levensduur van in aanmerking komende goederen kan worden verhoogd indien in de boekhouding van de vennootschap een langere verwachte nuttige levensduur dan één jaar als drempel wordt gehanteerd.

    Alle investeringen worden bruto gewaardeerd (d.w.z. voor waardecorrecties en voor aftrek van inkomsten uit verkoop). Gekochte goederen worden gewaardeerd tegen de aankoopprijs, d.w.z. inclusief vervoer- en installatiekosten, honoraria, belastingen en andere kosten in verband met de eigendomsoverdracht. Zelf geproduceerde materiële goederen worden gewaardeerd tegen de productiekosten. Goederen die worden verworven als gevolg van herstructureringen (zoals fusies, overnames en op- of afsplitsingen), blijven buiten beschouwing. Aankopen van kleine gereedschappen die niet tot de vaste activa behoren, zijn in de lopende uitgaven begrepen.

    Hieronder vallen ook toevoegingen, veranderingen, verbeteringen en renovaties die de nuttige levensduur verlengen of het productieve vermogen van kapitaalgoederen doen toenemen.

    Lopende onderhoudskosten zijn uitgezonderd, evenals de waarde van en de lopende uitgaven voor kapitaalgoederen die worden gebruikt op grond van huur- en leasecontracten.

    Wanneer de facturering, levering, betaling en het eerste gebruik van investeringen in verschillende referentieperiodes plaatsvindt, moet worden gestreefd naar de volgende registratiemethode:

    investeringen worden geregistreerd wanneer de eigendom wordt overgedragen aan de eenheid die de goederen denkt te gebruiken. Geactiveerde productie wordt geregistreerd wanneer deze wordt geproduceerd. Voor investeringen die in identificeerbare etappes plaatsvinden, geldt dat iedere deelinvestering moet worden geregistreerd in de referentieperiode waarin deze wordt gedaan.

    In de praktijk is dit niet altijd mogelijk; gezien de regels voor bedrijfsboekhoudingen is wellicht een van de volgende benaderingen van deze methode nodig:

    investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze worden geleverd;

    investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze in het productieproces worden ingezet;

    investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze in rekening worden gebracht;

    investeringen worden geregistreerd in de referentieperiode waarin ze worden betaald;

    investeringen staan niet op de balans. Wel worden toevoegingen en onttrekkingen aan en overdrachten van vaste activa, alsmede waardecorrecties voor deze vaste activa op de balans of in de toelichting op de rekeningen opgenomen.

    Materiële goederen worden in de bedrijfsrekeningen opgenomen onder Vaste activa — materiële vaste activa.

    Specificaties naar type installatie

    Code:

    4010

    Titel: Cokesinstallaties

    Deze omvatten:

    ovens, met inbegrip van cokesovenbatterijen met hulpinrichtingen zoals ladingen, drukkers, brekers enz., alsmede cokesbluswagens en blustorens;

    hulpinstallaties.

    Opmerking: in elke rubriek inbegrepen zijn installaties, gebouwen en hulpinrichtingen.

    Code:

    4020

    Titel: Ertsvoorbereidingsinstallaties

    Daartoe behoren installaties voor de voorbereiding van het ijzererts en de lading.

    Code:

    4030

    Titel: Installaties voor de vervaardiging van ijzer en ferrolegeringen (inclusief hoogovens)

    Daartoe behoren elektrische ruwijzerovens, laagovens en andere voorsmeltinstallaties, enz.

    Code:

    4040

    Titel: Smelterijen in staalfabrieken

    Het AOD-proces, vacuüm- en gietpanbehandelingen enz., worden beschouwd als behandelingen volgend op het eindproces; de desbetreffende investeringsuitgaven moeten (zoals alle productie) worden opgenomen in de categorie waaronder het desbetreffende eindproces valt.

    Indien het bedrijf over een staalsmelterij en een menger beschikt (of zal beschikken), moeten de uitgaven betreffende de menger worden opgenomen bij de overeenkomstige smelterij. Indien het bedrijf niet over een smelterij beschikt, moeten deze uitgaven worden opgenomen in de uitgaven voor de hoogovens.

    Code:

    4041

    Titel: waarvan elektrische

    Omvat het EAF-proces voor de productie van ruw staal in een elektrische (vlamboog- of inductie-) oven.

    Code:

    4050

    Titel: Continugietinstallaties

    Betreft continu gegoten plakken, voorgewalste blokken, knuppels, voorgewalste balkprofielen en buishalffabrikaten, met uitsluiting van afvalkoppen.

    Code:

    4060

    Titel: Walserijen (4061 + 4062 + 4063 + 4064)

    Voor elk type walserij moet niet alleen rekening worden gehouden met de uitgaven betreffende de walserij zelf, maar ook met de uitgaven betreffende de installaties vóór de walserijen (bv. herverhittingsovens) en na de walserijen (bv. koelbedden, scharen). Onder de rubriek „Overige” (code 4070) zijn de uitgaven begrepen betreffende alle inrichtingen die niet onder een speciale categorie walserijen vallen, behalve bekledingsinstallaties (vertinnen, verzinken, enz.), die onder code 4064 zijn ingedeeld.

    De uitgaven voor hardingswalserijen moeten onder code 4063 — koud-breedbandwalserijen worden opgegeven.

    Code:

    4061

    Titel: Platte producten

    Onder deze code worden de uitgaven voor warmwalserijen voor platte producten vermeld.

    Code:

    4062

    Titel: Lange producten

    Onder deze code worden de uitgaven voor warmwalserijen voor lange producten vermeld.

    Code:

    4063

    Titel: Koud-breedbandwalserijen

    Onder deze code worden de uitgaven voor koud-breedbandwalserijen, al dan niet continu, vermeld.

    Code:

    4064

    Titel: Bekledingsinstallaties

    Onder deze code worden de uitgaven voor bekledingsinstallaties vermeld.

    Code:

    4070

    Titel: Overige installaties

    Deze code omvat:

    al de centrale installaties en distributienetten voor elektriciteit, gas, water, stoom, lucht en zuurstof;

    vervoer, machinebouwwerkplaatsen, laboratoria en alle ander installaties die deel uitmaken van het bedrijf in zijn geheel, maar niet als onderdeel van een specifieke sector kunnen worden ingedeeld;

    bloem-, plak- en knuppelwalserijen indien deze halffabrikaten niet continu worden gegoten en onder code 4050 worden vermeld.

    Code:

    4200

    Titel: waarvan ter bestrijding van vervuiling

    Kapitaaluitgaven voor methoden, technologieën, processen of apparatuur die bedoeld zijn om verontreinigingen en verontreinigende stoffen (bv. luchtemissies, afvalwater of vaste afvalstoffen) te verzamelen en te verwijderen nadat deze zijn gecreëerd, de verspreiding van verontreinigingen te voorkomen, de verontreinigingsgraad te meten en de verontreinigende stoffen die door de bedrijfsactiviteit van de onderneming zijn ontstaan, te behandelen en te verwijderen.

    Deze rubriek is de som van de uitgaven op de milieugebieden bescherming van de luchtkwaliteit en het klimaat, afvalwaterbeheer, afvalbeheer en overige activiteiten op het gebied van milieubescherming. Overige activiteiten op het gebied van milieubescherming omvatten bescherming en sanering van bodem, grondwater en oppervlaktewater, beperking van geluidshinder en trillingen, bescherming van de biodiversiteit en het landschap, bescherming tegen straling, onderzoek en ontwikkeling, algemene milieuadministratie en algemeen milieubeheer, onderwijs, opleiding en voorlichting, activiteiten die leiden tot ondeelbare uitgaven, en niet elders ingedeelde activiteiten.

    Inbegrepen zijn:

    investeringen in afzonderlijke, identificeerbare componenten ter aanvulling van bestaande apparatuur, die worden geïmplementeerd aan het eind van of volledig buiten de productielijn („end-of-pipe”-apparatuur);

    investeringen in apparatuur (bv. filters of afzonderlijke reinigingsstappen) die verontreinigende stoffen binnen de productielijn verzwakken of extraheren, wanneer de verwijdering van deze toegevoegde voorzieningen over het geheel genomen geen invloed zou hebben op het functioneren van de productielijn.

    Het hoofddoel of de hoofdfunctie van deze kapitaaluitgaven is milieubescherming en de totale uitgaven hiervoor moeten worden gemeld.

    De uitgaven moeten worden gemeld inclusief eventuele kostenvereffeningen die het resultaat zijn van het genereren en de verkoop van verkoopbare bijproducten, gerealiseerde besparingen of ontvangen subsidies.

    De aangekochte goederen worden gewaardeerd tegen de aankoopprijs exclusief aftrekbare BTW en andere direct met de omzet verbonden aftrekbare belastingen.

    Niet inbegrepen zijn:

    milieubevorderende acties en activiteiten die ongeacht overwegingen inzake milieubescherming toch zouden zijn ondernomen, met inbegrip van maatregelen die hoofdzakelijk gericht zijn op veiligheid en gezondheid op het werk en productieveiligheid;

    maatregelen ter vermindering van verontreiniging wanneer de producten worden gebruikt of afval worden (aanpassing van producten uit milieuoverwegingen), tenzij de producent in het kader van het milieubeleid en de milieuregelgeving ook wettelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de verontreiniging die de producten tijdens het gebruik veroorzaken of voor wat er met de producten gebeurt wanneer ze afval worden;

    activiteiten betreffende het gebruik en de besparing van hulpbronnen (bv. watervoorziening of de besparing van energie of grondstoffen), tenzij het hoofddoel milieubescherming is: bv. wanneer deze activiteiten tot doel hebben nationaal of internationaal milieubeleid uit te voeren en niet met het oog op kostenbesparingen worden ondernomen.

    Deel B:   Jaarlijkse statistieken over de capaciteit

    Inleidende opmerkingen

    De maximaal mogelijke productie komt overeen met de productie die een bedrijf tijdens het beschouwde jaar zou kunnen voortbrengen, rekening houdend met normale of verwachte exploitatiepraktijken, exploitatiemethoden en productmix. Zij is per definitie hoger dan de werkelijke productie.

    Veranderingen in de MMP zullen in het algemeen verband houden met:

    gedane investeringen, hoewel de uitgaven en de verandering niet noodzakelijk tegelijkertijd zullen plaatsvinden;

    gerealiseerde of geplande definitieve sluitingen, overdracht of verkoop. De maximaal mogelijke productie komt niet overeen met het technische of nominale vermogen van een inrichting, maar is gebaseerd op de algemene technische structuur van het bedrijf, rekening houdend met de relaties tussen de verschillende productiefasen, bv. tussen staalbedrijf en hoogovens.

    De maximaal mogelijke jaarproductie is de maximale productie die tijdens het jaar in kwestie onder normale bedrijfsomstandigheden kan worden gehaald, rekening houdend met reparaties, onderhoud en normale vakantiedagen, met de outillage die aan het begin van het jaar beschikbaar is, en tevens rekening houdend met de extra productie door installaties die in de loop van het jaar in gebruik zullen worden genomen en met bestaande installaties die in die periode definitief zouden moeten worden gesloten. De ontwikkeling van de productie is gebaseerd op het vermoedelijke aandeel in de samenstelling van de lading voor elk van de beschouwde installaties en op de veronderstelling dat de grondstoffen beschikbaar zullen zijn.

    Algemene berekeningsmethoden

    Alle niet definitief gesloten installaties moeten in de antwoorden op de enquête worden opgenomen.

    De berekening van de MMP is gebaseerd op de veronderstelling dat er normale bedrijfsomstandigheden gelden, inclusief:

    normale beschikbaarheid van arbeidskrachten, d.w.z. dat geen wijzigingen in de MMP mogen worden aangebracht in de situatie waarin een bedrijf zich aan fluctuerende marktomstandigheden aanpast door een tijdelijke personeelsinkrimping of -uitbreiding;

    normale beschikbaarheid van outillage, d.w.z. dat rekening moet worden gehouden met periodieke sluitingen, betaalde vakantiedagen, routineonderhoud en, waar van toepassing, de seizoengebonden beschikbaarheid van elektriciteit (1);

    normale beschikbaarheid van grondstoffen;

    normale distributie van ladingen, zowel grondstoffen als halffabrikaten (tenzij anders gespecificeerd betekent „normaal” die van het vorige jaar), naar de verschillende installaties. In gevallen waarin, om redenen specifiek voor een gegeven installatie, wijzigingen in deze distributie noodzakelijk zijn, kunnen deze wijzigingen alleen worden aangebracht indien de grondstoffen of halffabrikaten waarschijnlijk in voldoende grote hoeveelheden beschikbaar zullen zijn;

    normale productmix, die van het vorige jaar, tenzij specifieke wijzigingen gepland zijn;

    geen problemen met de afzet van producten;

    geen stakingen of lock-outs;

    geen technische ongevallen of uitvallen van installaties;

    geen ernstige onderbrekingen als gevolg van het weer, bv. overstroming.

    Ingebruikneming of buitengebruikstelling

    In gevallen waarin installaties tijdens het jaar in kwestie in gebruik zullen worden genomen, definitief gesloten, overgedragen of verkocht, moet rekening worden gehouden met de datum waarop de ingebruikneming of buitengebruikstelling zal plaatsvinden, en moet de MMP worden berekend naar rata van het aantal maanden dat de installaties naar verwachting in werking zullen zijn. In het geval van nieuwe installaties, met name wanneer het zeer grote projecten betreft, is voorzichtigheid geboden wat betreft de productie die kan worden gehaald tijdens de aanloopperiode, die meerdere jaren kan duren.

    1.   Staalbedrijven

    —   convertorstaal: in het geval van convertorstaal (bv. LD, OBM, enz.) moeten alle installaties voor de productie van ijzer en staal tezamen worden beschouwd, d.w.z. dat de MMP kan worden beperkt door de beschikbaarheid van metaal in gesmolten toestand; in dergelijke gevallen moet de MMP van het staalbedrijf worden berekend op basis van het beschikbare ijzer, rekening houdend met de normale distributie van het ijzer tussen het staalbedrijf, de gieterijen, de granuleerinstallaties en de verkoop, naar gelang van de behoefte, en de normale schrootlading die nodig is voor 1 ton eindproduct;

    —   elektrostaal: er moet rekening worden gehouden met de normaliter beschikbare elektriciteitstoevoer;

    —   algemeen: er kunnen technische knelpunten bestaan in sommige hulpinstallaties, waardoor bijvoorbeeld het gelijktijdige gebruik kan worden beperkt tot slechts twee ovens van in totaal drie. (De oorzaak kan een technisch knelpunt zijn in de zuurstoftoevoer, de voorwarmovens, de bovenloopkranen, enz.) Daarom moet elke smelterij worden beschouwd tezamen met alle hulpinrichtingen die van invloed zijn op het gebruik ervan.

    2.   Walserijen en bekledingsinstallaties

    De MMP van een walserij of een bekledingsinstallatie moet worden vastgesteld op basis van een gegeven productmix, d.w.z. op basis van vaste volumes van gegeven productafmetingen en -profielen. Indien een onderneming zich vanwege onvoorzienbare marktomstandigheden niet in staat acht een prognose te maken, moet de productmix van het vorige jaar worden gebruikt.

    Bovendien moet de MMP ook worden vastgesteld op basis van het normale gamma afmetingen van de halffabrikaten die aan de walserij worden toegevoerd.

    Bij de berekening van de MMP moet rekening worden gehouden met knelpunten die zich in een eerder of later stadium kunnen voordoen in de gehele installatie, bv. de beschikbaarheid van halffabrikaten, de capaciteit voor de behandeling of afwerking van het product.

    Door de aankoop van staalhalffabrikaat mag de MMP van een anders beperkte walserij of groep alleen worden verhoogd indien het nodige volume staalhalffabrikaat waarschijnlijk beschikbaar zal zijn in een jaar met gunstige handelsvoorwaarden. Dit impliceert in het algemeen langetermijncontracten of welomschreven leveringsprogramma's.

    In het algemeen moet er in een verbonden bedrijf of in de bedrijven van een zelfde groep een evenwicht zijn tussen de staalproductie en de productie van gewalste producten, nadat rekening is gehouden met een normale distributie van het beschikbare staal tussen de walserijen, de gieterijen en de halffabrikaten voor de fabricage van buizen en smeedstukken.

    Wat de werkelijke productie (code ACP) betreft, zij erop gewezen dat deze moet worden opgegeven op brutobasis, bij de definitieve voltooiing van elke procesfase, vóór elke transformatie.

    Zij moet alle in het bedrijf vervaardigde producten omvatten, ongeacht of dit al dan niet voor eigen rekening gebeurt. In geval van loonbewerking moeten de producten worden opgenomen in de productie van het bedrijf waar ze werden vervaardigd en niet in die van het bedrijf dat ze heeft besteld. De productie moet alle producten en kwaliteiten (ongelegeerde en gelegeerde klassen) omvatten, met inbegrip van producten van ontoereikende kwaliteit die echter niet bestemd zijn om onmiddellijk te worden omgesmolten, zoals niet-eersteklasproducten, afgesneden stukken van platen en afvalkoppen, producten die zijn teruggewonnen bij het snijden van gewalste of gedeeltelijk gewalste staalproducten, of halffabrikaten waarbij de beschadigde delen worden verschroot voor onmiddellijke omsmelting.

    De toezending van gegevens betreffende de werkelijke productie is facultatief.

    Voor ieder bedrijf dient een afzonderlijke vragenlijst te worden ingediend, ook indien sommige bedrijven deel uitmaken van dezelfde onderneming.

    Specificaties

    Code:

    5010

    Titel: Coke

    Productie van cokesovens.

    Code:

    5020

    Titel: Ertsvoorbereiding

    Productie van alle sinter-, pellet- en andere installaties die geagglomereerde materialen voor de lading van hoogovens en direct gereduceerd sponsijzer produceren.

    Code:

    5030

    Titel: Ruwijzer en ferrolegeringen

    Productie van al het ijzer, spiegelijzer en koolstofrijk ferromangaan afkomstig van hoogovens en elektrische ruwijzerovens in het bedrijf.

    Code:

    5040

    Titel: Ruw staal

    Totale hoeveelheid ruw staal.

    Code:

    5041

    Titel: waarvan elektrostaal

    waarvan ruw staal uit elektrische (vlamboog- en inductie-) ovens.

    Code:

    5042

    Titel: waarvan voor continugieten

    waarvan continu gegoten plakken, voorgewalste blokken, knuppels, voorgewalste balkprofielen en buishalffabrikaten.

    Code:

    5050

    Titel: Rechtstreeks door warmwalsen verkregen producten (5051 + 5052)

    Omvat de totale hoeveelheid warmgewalste producten.

    Code:

    5051

    Titel: Platte producten

    Omvat de totale hoeveelheid warmgewalste platte producten.

    Code:

    5052

    Titel: Lange producten

    Totale hoeveelheid warmgewalste lange producten. Gemakshalve omvat deze code ook de gewalste halffabrikaten voor buizen, daar deze niet onder een andere code kunnen worden ingedeeld.

    Code:

    5060

    Titel: Producten verkregen uit warmgewalste producten

    (Behalve beklede producten)

    Producten verkregen uit warmgewalste producten (behalve beklede producten). Deze code omvat warmgewalst bandstaal van warmgewalst breedband, warmgewalste platen gesneden van warmgewalst breedband, koudgewalste platte producten als platen of op rollen.

    Code:

    5061

    Titel: waarvan producten verkregen door koudwalsen

    waarvan platte producten (platen en banden) verkregen door koudwalsen.

    Code:

    5070

    Titel: Beklede producten

    Deze code omvat verpakkingsstaal (blik, vertinde plaat en band, ECCS), door warm dompelen of elektrolytisch met metaal beklede plaat en rollen, plat of gegolfd, en alle platen en rollen, plat of gegolfd, voorzien van organische bekledingen.

    De definitie van de codes in deze enquête wordt gegeven onder verwijzing naar de vroegere EGKS-vragenlijst 2-61 van Eurostat.


    (1)  Periodieke revisies over een periode van jaren (bv. hoogoven) kunnen echter tot een jaarlijks „gemiddelde” worden verkort.


    BIJLAGE II

    TECHNISCH FORMAAT

    1.   DE VORM VAN DE GEGEVENS

    De gegevens worden verzonden als een recordverzameling waarvan een groot gedeelte dient voor de beschrijving van de kenmerken van de gegevens (land, jaar, economische activiteit enz.). De gegevens zelf zijn een getal dat kan worden gekoppeld aan vlaggen en verklarende voetnoten. Bij vertrouwelijke gegevens moet de werkelijke waarde in het desbetreffende veld worden opgenomen, terwijl er een vlag ter aanduiding van de aard van de vertrouwelijke gegevens aan het record moet worden toegevoegd.

    2.   RECORDSTRUCTUUR

    De records bestaan uit velden van variabele lengte, van elkaar gescheiden door een kommapunt (;). De verwachte maximumlengte wordt ter informatie in de tabel aangegeven. In volgorde van links naar rechts betreft het:

    Veld

    Type

    Maximum-lengte

    Waarde

    Reeks

    A

    3

    Alfanumerieke code van de reeks (zie onderstaande lijst)

    Jaar

    A

    4

    Jaar in vier cijfers, bv. 2003

    Land

    A

    6

    Landcode (zie onderstaande lijst)

    Type productie

    A

    3

    Om het onderscheid te maken tussen maximaal mogelijke productie en werkelijke productie (alleen gebruikt voor de statistieken over de capaciteit) of om het onderscheid te maken tussen de typen installaties (ertsvoorbereidingsinstallaties, walserijen, hoogovens en elektrische ruwijzerovens, elektrische centrales, smelterijen, overige installaties) (alleen gebruikt voor de statistieken over het verbruik van brandstoffen en energie)

    Variabele

    A

    4

    Code variabele. De codes in Verordening (EG) nr. 48/2004 betreffende de productie van jaarlijkse communautaire statistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009 bestaan uit vier cijfers (zie onderstaande lijst)

    Waarde gegevens

    N

    12

    Numerieke waarde van de gegevens uitgedrukt als een geheel getal zonder decimalen

    Vertrouwelijk-heidsvlag

    A

    1

    A, B, C, D: geeft aan waarom gegevens vertrouwelijk zijn (zie onderstaande lijst). Bij niet-vertrouwelijke gegevens blijft dit veld blanco.

    Machtspositie

    N

    3

    Een numerieke waarde gelijk aan of minder dan 100. Deze geeft in procenten aan in hoeverre één of twee ondernemingen de gegevens domineren, waardoor deze vertrouwelijk zijn. De waarde wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal, bv. 90,3 wordt 90, 94,50 wordt 95. Bij niet-vertrouwelijke gegevens blijft dit veld blanco. Het veld wordt alleen gebruikt wanneer in het vorige veld de vertrouwelijkheidsvlag B of C wordt gebruikt.

    Eenheden van gegevenswaarden

    A

    4

    Codes voor de aanduiding van de eenheden

    3.   BESCHRIJVING VAN DE VELDEN

    3.1   Soorten reeksen

    Soort reeks

    Code

    Jaarlijkse statistieken over de schrootbalans voor staal en gietijzer

    S10

    Jaarlijkse statistieken over het verbruik van brandstoffen en energie ingedeeld naar type installatie

    S2A

    Jaarlijkse statistieken over de elektriciteitsbalans voor de staalindustrie

    S2B

    Investeringen in de ijzer- en staalindustrie

    S3A

    Jaarlijkse statistieken over de capaciteit

    S3B

    3.2   Landen

    Land

    Code

    België

    BE

    Tsjechische Republiek

    CZ

    Denemarken

    DK

    Duitsland

    DE

    Estland

    EE

    Griekenland

    GR

    Spanje

    ES

    Frankrijk

    FR

    Ierland

    IE

    Italië

    IT

    Cyprus

    CY

    Letland

    LV

    Litouwen

    LT

    Luxemburg

    LU

    Hongarije

    HU

    Malta

    MT

    Nederland

    NL

    Oostenrijk

    AT

    Portugal

    PT

    Polen

    PL

    Slovenië

    SI

    Slowakije

    SK

    Finland

    FI

    Zweden

    SE

    Verenigd Koninkrijk

    UK

    IJsland

    IS

    Liechtenstein

    LI

    Noorwegen

    NO

    Zwitserland

    CH

    3.3   Type productie of type installatie

    Type productie

    Code

    Maximaal mogelijke productie

    MPP

    Werkelijke productie (facultatief)

    ACP

    Type installatie

     

    Ertsvoorbereidingsinstallaties

    PLP

    Walserijen

    RMD

    Hoogovens en elektrische ruwijzerovens

    FRN

    Elektrische centrales

    EGS

    Smelterijen

    MLS

    Overige installaties

    OTH

    3.4   Variabelen en eenheden van gegevenswaarden

    Code

    Titel

    Eenheid van gegevenswaarde

     

    Schrootbalans staal en gietijzer

    Metrieke ton

    1010

    Voorraden op de eerste dag van het jaar

    MTON

    1020

    Afkomstig uit eigen bedrijf

    MTON

    1030

    Ontvangsten (1031 + 1032 + 1033)

    MTON

    1031

    uit het binnenland

    MTON

    1032

    uit landen van de Gemeenschap

    MTON

    1033

    uit derde landen

    MTON

    1040

    Beschikbare hoeveelheid, totaal (1010 + 1020 + 1030)

    MTON

    1050

    Verbruik, totaal, …

    MTON

    1051

    … waarvan elektro-ovens

    MTON

    1052

    … waarvan roestvrij schroot

    MTON

    1060

    Leveringen

    MTON

    1070

    Voorraden op de laatste dag van het jaar (1040 – 1050 – 1060)

    MTON

     

    Verbruik van brandstoffen en energie

     

    2010

    Vaste brandstoffen (2011 + 2012)

    MTON

    2011

    Cokes

    MTON

    2012

    Overige vaste brandstoffen

    MTON

    2020

    Vloeibare brandstoffen

    MTON

    2030

    Gas (2031 + 2032 + 2033 + 2034)

    GJ

    2031

    Hoogovengas

    GJ

    2032

    Cokesovengas

    GJ

    2033

    Convertorgas

    GJ

    2034

    Overige gassen

    GJ

    2040

    Externe leveringen van hoogovengas

    GJ

    2050

    Externe leveringen van convertorgas

    GJ

     

    Jaarlijkse statistieken over de elektriciteitsbalans voor de staalindustrie

    MWh

    3100

    Beschikbaar (3101 + 3102)

    MWh

    3101

    Brutoproductie

    MWh

    3102

    Ontvangsten van derden

    MWh

    3200

    Afname (3210 + 3220 + 3230)

    MWh

    3210

    Verbruik per installatie

    (3211 + 3212 + 3213 + 3214 + 3215 + 3216 + 3217)

    MWh

    3211

    Sinter- en ertsvoorbereidingsinstallaties

    MWh

    3212

    Hoogovens en elektrische ruwijzerovens

    MWh

    3213

    Elektrische smelterijen en continugietinstallaties

    MWh

    3214

    Overige smelterijen en continugietinstallaties

    MWh

    3215

    Walserijen

    MWh

    3216

    Elektrische centrales

    MWh

    3217

    Overige installaties

    MWh

    3220

    Leveringen aan derden

    MWh

    3230

    Verliezen

    MWh

    Geldbedragen moeten worden uitgedrukt in duizenden euro’s voor de landen van de eurozone en in duizenden van de nationale valuta’s voor de landen buiten de eurozone.

    Code

    Titel

    Eenheid van gegevenswaarde

     

    Investeringsuitgaven in de ijzer- en staalindustrie

    Duizenden euro’s of duizenden nationale valuta

    4010

    Cokesinstallaties

    KEUR of KNV

    4020

    Ertsvoorbereidingsinstallaties

    KEUR of KNV

    4030

    Installaties voor de vervaardiging van ijzer en ferrolegeringen (inclusief hoogovens)

    KEUR of KNV

    4040

    Smelterijen in staalfabrieken

    KEUR of KNV

    4041

    waarvan elektrostaal

    KEUR of KNV

    4050

    Continugietinstallaties

    KEUR of KNV

    4060

    Walserijen (4061 + 4062 + 4063 + 4064)

    KEUR of KNV

    4061

    Platte producten

    KEUR of KNV

    4062

    Lange producten

    KEUR of KNV

    4063

    Koud-breedbandwalserijen

    KEUR of KNV

    4064

    Bekledingsinstallaties

    KEUR of KNV

    4070

    Overige installaties

    KEUR of KNV

    4100

    Algemeen totaal (4010 + 4020 + 4030 + 4040 + 4050 + 4060 + 4070)

    KEUR of KNV

    4200

    waarvan ter bestrijding van vervuiling

    KEUR of KNV

     

    Maximaal mogelijke productie in de ijzer- en staalindustrie (capaciteit)

    1 000 t per jaar

    5010

    Cokes

    1 000

    5020

    Ertsvoorbereiding

    1 000

    5030

    Ruwijzer en ferrolegeringen

    1 000

    5040

    Ruw staal

    1 000

    5041

    waarvan elektrostaal

    1 000

    5042

    waarvan voor continugieten

    1 000

    5050

    Rechtstreeks door warmwalsen verkregen producten (5051 + 5052)

    1 000

    5051

    Platte producten

    1 000

    5052

    Lange producten

    1 000

    5060

    Producten verkregen uit warmgewalste producten (behalve beklede producten)

    1 000

    5061

    waarvan producten verkregen door koudwalsen

    1 000

    5070

    Beklede producten

    1 000

    3.5   Vertrouwelijkheidsvlaggen

    De lidstaten wordt gevraagd vertrouwelijke gegevens duidelijk aan te geven met een van de volgende vlaggen:

    Reden voor vertrouwelijkheid

    Vlag

    Te weinig ondernemingen

    A

    Eén onderneming domineert de gegevens

    B

    Twee ondernemingen domineren de gegevens

    C

    Vertrouwelijk in verband met secundaire vertrouwelijkheid

    D

    4.   VOORBEELDEN VAN RECORDS

    Voorbeeld 1

    S10;2003;DE;;1010;12345;;;MTON

    Wat de jaarlijkse statistieken over de schrootbalans voor staal en gietijzer betreft, bedroegen de voorraden op 1 januari 2003 in Duitsland 12 345 metrieke ton. Deze gegevens waren niet vertrouwelijk.

    Voorbeeld 2

    S3B;2003;SK;MPP;5010;12000;;;MTON

    Wat de jaarlijkse statistieken over de capaciteit betreft, bedroeg de maximaal mogelijke productie van cokes in Slowakije 12 000 t in 2003. Deze gegevens waren niet vertrouwelijk.

    Voorbeeld 3

    S3B;2003;ES;ACP;5040;12000;B;95;MTON

    Wat de jaarlijkse statistieken over de capaciteit betreft, bedroeg de werkelijke productie van ruw staal in Spanje 12 000 t in 2003. Deze gegevens waren vertrouwelijk, daar één onderneming de gegevens domineerde en 95 % van de productie vertegenwoordigde.

    5.   ELEKTRONISCHE VORM

    De lidstaten moeten de bij deze verordening voorgeschreven gegevens en metagegevens bij de Commissie (Eurostat) indienen in een elektronisch formaat dat voldoet aan een door de Commissie (Eurostat) voorgestelde uitwisselingsnorm.


    Top