Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003D0564

    2003/564/EG: Beschikking van de Commissie van 28 juli 2003 betreffende de toepassing van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2626)

    PB L 192 van 31.7.2003, p. 23–39 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/564/oj

    32003D0564

    2003/564/EG: Beschikking van de Commissie van 28 juli 2003 betreffende de toepassing van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2626)

    Publicatieblad Nr. L 192 van 31/07/2003 blz. 0023 - 0039


    Beschikking van de Commissie

    van 28 juli 2003

    betreffende de toepassing van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2626)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2003/564/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/232/EEG(2), en met name op artikel 2, lid 2, en artikel 7, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De huidige betrekkingen tussen de nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten, als gedefinieerd in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 72/166/EEG ("de bureaus"), en die van de Tsjechische Republiek, Hongarije, Noorwegen, Slowakije en Zwitserland, werden aanvankelijk geregeld door overeenkomsten die een aanvulling vormden op de internationale overeenkomst inzake het stelsel van de groene kaart tussen nationale bureaus van verzekeraars van 2 november 1951 ("aanvullende overeenkomsten"). Deze aanvullende overeenkomsten bevatten praktische afspraken met het oog op de opheffing van de verzekeringscontrole ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van deze landen zijn gestald.

    (2) De Commissie heeft vervolgens beschikkingen gegeven volgens welke iedere lidstaat, overeenkomstig Richtlijn 72/166/EEG, afziet van het verrichten van controle op de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk in een andere lidstaat of op het grondgebied van de bovengenoemde derde landen zijn gestald, en die onder de aanvullende overeenkomsten vallen.

    (3) De nationale bureaus van verzekeraars hebben de teksten van de aanvullende overeenkomsten herzien en eenvormig gemaakt en hebben deze vervangen door één enkele overeenkomst (de "Multilaterale Garantieovereenkomst") die op 15 maart 1991 werd gesloten in overeenstemming met de beginselen van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 72/166/EEG. Deze Multilaterale Garantieovereenkomst werd opgenomen in Beschikking 91/323/EEG van de Commissie(3).

    (4) De Commissie heeft vervolgens de Beschikkingen 93/43/EEG(4), 97/828/EG(5), 1999/103/EG(6) en 2001/160/EG(7) gegeven, volgens welke de lidstaten afzien van het verrichten van controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk in een andere lidstaat of op het grondgebied van IJsland, Slovenië, Kroatië of Cyprus zijn gestald.

    (5) Op 30 mei 2002 is in Rethymno (Kreta), overeenkomstig de in artikel 2, lid 2, van Richtlijn 72/166/EEG vervatte beginselen, de "Overeenkomst tussen de nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en andere geassocieerde staten" gesloten. In het eerste aanhangsel van deze overeenkomst worden alle bepalingen van de "Uniforme Overeenkomst tussen bureaus" en van de "Multilaterale Garantieovereenkomst" in één document samengevoegd ("Algemeen Reglement"). Dit Algemeen Reglement vervangt de beide genoemde overeenkomsten per 1 augustus 2003.

    (6) Daarom dienen de Beschikkingen 91/323/EEG, 93/43/EEG, 97/828/EG, 1999/103/EG en 2001/160/EG op 1 augustus 2003 te worden ingetrokken,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Met ingang van 1 augustus 2003 ziet iedere lidstaat af van het verrichten van controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk in een andere lidstaat of op het grondgebied van de Tsjechische Republiek, Kroatië, Cyprus, Hongarije, IJsland, Noorwegen, Slowakije, Slovenië of Zwitserland zijn gestald en die vallen onder de "Overeenkomst van 30 mei 2002 tussen nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en andere geassocieerde staten", welke in de bijlage bij deze beschikking is opgenomen.

    Artikel 2

    De Beschikkingen 91/323/EEG, 93/43/EEG, 97/828/EG, 1999/103/EG en 2001/160/EG worden met ingang van 1 augustus 2003 ingetrokken.

    Artikel 3

    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de ter uitvoering van deze beschikking genomen maatregelen.

    Artikel 4

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 28 juli 2003.

    Voor de Commissie

    Frederik Bolkestein

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 103 van 2.5.1972, blz. 1.

    (2) PB L 129 van 19.5.1990, blz. 33.

    (3) PB L 177 van 5.7.1991, blz. 25.

    (4) PB L 16 van 25.1.1993, blz. 1.

    (5) PB L 343 van 13.12.1997, blz. 25.

    (6) PB L 33 van 6.2.1999, blz. 25.

    (7) PB L 57 van 27.2.2001, blz. 56.

    BIJLAGE

    AANHANGSEL

    Overeenkomst tussen de bureaus van nationale verzekeraars van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en andere geassocieerde staten

    PREAMBULE

    Overwegende dat in Richtlijn 72/166/EEG van de Raad (Eerste richtlijn motorrijtuigenverzekering) wordt bepaald dat de nationale bureaus van verzekeraars een overeenkomst sluiten waarbij elk nationaal bureau, overeenkomstig de eigen nationale wetgeving betreffende de verplichte verzekering, de afwikkeling van ongevallen waarborgt die zich op zijn grondgebied hebben voorgedaan en die zijn veroorzaakt door deelneming aan het verkeer van al dan niet verzekerde voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gestald;

    Overwegende dat de genoemde richtlijn bepaalt dat voertuigen die gewoonlijk in een derde land zijn gestald, worden behandeld als voertuigen die gewoonlijk in de Gemeenschap zijn gestald wanneer elk nationaal bureau, overeenkomstig de eigen nationale wetgeving betreffende de verplichte verzekering, de afwikkeling van ongevallen waarborgt die zich op zijn grondgebied hebben voorgedaan en die zijn veroorzaakt door deelneming aan het verkeer van deze voertuigen;

    Overwegende dat de nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten en de nationale bureaus van verzekeraars van andere staten met het oog op de toepassing van deze bepalingen verscheidene overeenkomsten hebben gesloten om aan de voorwaarden van de richtlijn te voldoen, en dat deze bureaus vervolgens hebben besloten deze overeenkomsten te vervangen door één enkele overeenkomst, getiteld "Multilaterale Garantieovereenkomst tussen bureaus van nationale verzekeraars", welke op 15 maart 1991 in Madrid werd ondertekend;

    Overwegende dat de Raad van bureaus tijdens de algemene vergadering in Rethymno (Kreta) van 30 mei 2002 heeft besloten alle bepalingen van de Uniforme Overeenkomst tussen bureaus en van de Multilaterale Garantieovereenkomst tussen nationale bureaus van verzekeraars die de betrekkingen tussen bureaus regelen, samen te voegen in één document met de titel Algemeen Reglement,

    De ondertekenende bureaus hebben de volgende overeenkomst gesloten:

    Artikel 1

    De ondertekenende bureaus verbinden zich ertoe om, in het kader van hun wederzijdse betrekkingen, de verplichte bepalingen van het Algemeen Reglement, aangenomen door de Raad van bureaus op 30 mei 2002, na te komen alsook de optionele bepalingen die worden vermeld onder afdeling III en, indien van toepassing, onder afdeling II van dit Reglement, waarvan een afschrift in bijlage I van deze overeenkomst is opgenomen.

    Artikel 2

    De ondertekenende bureaus kennen de andere ondertekenende bureaus de bevoegdheid toe om, zowel in hun naam als in die van hun leden, elke aanspraak op schadevergoeding bij minnelijke schikking te regelen of van elke gerechtelijke of buitengerechtelijke procedure de betekening in ontvangst te nemen, die kan leiden tot schadeloosstelling als gevolg van ongevallen waarop dit Algemeen Reglement betrekking heeft.

    Artikel 3

    De in artikel 1 bedoelde verbintenis treedt op 1 juli 2003 in werking. Op deze datum zal zij de Uniforme Overeenkomst tussen bureaus alsook de Multilaterale Garantieovereenkomst tussen nationale bureaus van verzekeraars vervangen die de ondertekenaars van deze overeenkomst thans verbinden.

    Artikel 4

    Deze overeenkomst wordt voor een onbeperkte periode gesloten. Elk ondertekenend bureau kan evenwel besluiten de overeenkomst op te zeggen mits een opzegtermijn van twaalf maanden in acht wordt genomen. De kennisgeving van deze opzegging dient te worden meegedeeld aan de secretaris-generaal van de Raad van bureaus, die de overige ondertekenende bureaus en de Commissie van de Europese Gemeenschappen onverwijld op de hoogte brengt. Het betrokken ondertekenende bureau blijft ingevolge de overeenkomst en haar bijlagen verantwoordelijk voor het afhandelen van verzoeken om terugbetaling in het kader van de behandeling van aanspraken op schadevergoeding, voortvloeiend uit ongevallen die vóór het verstrijken van de bovengenoemde periode hebben plaatsgevonden.

    Artikel 5

    Deze overeenkomst is opgesteld in drie exemplaren in de Engelse en de Franse taal, en ondertekend door de hieronder genoemde ondertekenende bureaus met betrekking tot het grondgebied van de staat waarvoor elk van deze bureaus bevoegd is.

    Eén exemplaar in elk van beide talen wordt respectievelijk bij het secretariaat van de Raad van bureaus, het secretariaat-generaal van het Europees Verzekeringscomité en de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingediend.

    De secretaris-generaal van de Raad van bureaus doet elk ondertekenend bureau een gewaarmerkt afschrift van deze overeenkomst toekomen.

    Ondertekend te Rethymno (Kreta) op 30 mei 2002 door:

    Oostenrijk, voor het "Verband der Versicherungsunternehmen Österreichs": Günter Albrecht, Secretary & Manager

    België, voor het Belgisch Bureau van de autoverzekeraars: Alain Pire, Directeur-Secrétaire Général

    Zwitserland (en Liechtenstein), voor het "Swiss National Bureau of Insurance": Martin Metzler, President

    Cyprus, voor het "Motor Insurer's Fund": Aristos Pissiris, President en Andreas Charalambides, Manager/Secretary

    Tsjechische Republiek, voor de "Ceská Kancelár Pojistitelu": Jakub Hradec, Chief Executive

    Duitsland, voor het Deutsches Buro Grüne Karte e.V.: Ulf Lemor, Managing Director

    Denemarken (en de Faeröer), voor het "Dansk Forening for International Motorkøretøjsforsikring": Steen Leth Jeppesen, Managing Director

    Spanje, voor het "Oficina Española de Aseguradores de Automóviles": José Ignacio Lillo Cebrián, President

    Frankrijk, voor het "Bureau Central Français": Alain Bouchon, President

    Finland, voor het "Liikennevakuutuskeskus": de heer Olli Latola, Chairman of the Board en mevrouw Ulla Niku-Koskinen, Managing Director

    Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Kanaaleilanden, Gibraltar en het eiland Man, voor het Motor Insurers' Bureau: James Read, Chief Executive

    Griekenland, voor het Bureau van motorrijtuigenverzekeraars: Michael Psalidas, voorzitter en George Tzanis, Secretary General

    Hongarije, voor het Hongaarse Bureau van motorrijtuigenverzekeraars: István Ragályi, Managing Director

    Kroatië, voor het "Hrvatski Ured Za Osiguranje": Ante Lui, General Manager

    Italië (en de Republiek San Marino en Vaticaanstad), voor het "Ufficio Centrale Italiano" (UCI): Raffaele Pellino, President

    Ierland, voor het "Motor Insurers' Bureau": Michael Halligan, Chief Executive

    IJsland, voor het "Alpjódlegar Bifreidatryggingar á Islandi": Sigmar Ármannsson, Managing Director

    Luxemburg, voor het "Bureau Luxembourgeois des Assureurs": Paul Hammelmann, Secretary General

    Noorwegen, voor het "Trafikkforsikringsforeningen": Jan Gunnar Knudsen, Managing Director

    Nederland, voor het Nederlands Bureau van Motorrijtuigverzekeraars: Frank Robertson, Chairman

    Portugal, voor het "Gabinete Português de Carta Verde GPCV": Maria José Mesquita, vice-voorzitter en Antonio Lourenço, Vogel

    Zweden, voor het "Trafikförsakringsföreningen": Ulf Blomgren, Managing Director

    Slowakije, voor het "Slovenská kancelária poistovatelov": Imrich Fekete, voorzitter en Lydia Blaeková, Chief Executive

    Slovenië, voor het "Slovensko Zavarovalno Zdruzenje, GIZ": Tjasa Korbar, Head of the Green Card Bureau (namens Mirko Kaluza, Director)

    AANHANGSEL 1

    ALGEMEEN REGLEMENT VAN DE RAAD VAN BUREAUS

    Preambule

    (1) Overwegende dat de Subcommissie voor het wegvervoer van het Comité voor binnenlands vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in 1949 een aanbeveling(1) heeft gericht tot de regeringen van de lidstaten, waarin zij werden uitgenodigd de verzekeraars, die risico's dekken betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake wegverkeer, te verzoeken overeenkomsten te sluiten die tot doel hebben, eenvormige en praktische bepalingen vast te leggen die aan automobilisten toelaten op bevredigende wijze verzekerd te zijn wanneer zij landen betreden waar de verzekering van dergelijke risico's verplicht is;

    (2) Overwegende dat deze aanbeveling de instelling van een éénvormig verzekeringsdocument heeft aangewezen als de meest geschikte maatregel teneinde het vooropgestelde doel te bereiken, met vermelding van de fundamentele principes aangaande de tussen de verzekeraars van de verschillende landen te sluiten overeenkomsten;

    (3) Overwegende dat de Overeenkomst tussen bureaus, waarvan de tekst in november 1951 werd aangenomen door de vertegenwoordigers der verzekeraars van de staten die toen gunstig reageerden op de aanbeveling, de basis heeft gevormd voor de relaties tussen deze verzekeraars;

    (4) Overwegende dat:

    a) het doel van het systeem, algemeen bekend onder de naam "groene-kaartsysteem", is het internationaal wegverkeer van motorrijtuigen te vergemakkelijken door mogelijk te maken dat de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, aan de opgelegde criteria van het bezochte land zou voldoen en bij ongevallen te waarborgen dat de schadeloosstelling van de benadeelden overeenkomstig de reglementering van dat land zou gebeuren;

    b) de internationale verzekeringskaart voor motorrijtuigen ("groene kaart") - een door de overheden van de staten die de aanbeveling van de Verenigde Naties hebben onderschreven, officieel erkend document - in elk bezocht land het bewijs vertegenwoordigt van verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van het motorrijtuig dat erop vermeld is, aanleiding kan geven;

    c) in elke deelnemende staat, een nationaal bureau werd opgericht en officieel erkend teneinde te waarborgen:

    - ten overstaan van zijn overheid, de naleving van de in het land toepasselijke wetgeving door de buitenlandse verzekeraar en binnen dit kader, de schadeloosstelling van de benadeelden;

    - ten overstaan van het bureau van het bezochte land, de verbintenis van de aangesloten verzekeraar, die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid verzekert, voortvloeiend uit het gebruik van het bij het ongeval betrokken voertuig;

    d) ingevolge deze dubbele taak vervuld zonder winstoogmerk, elk bureau moet beschikken over een onafhankelijke financiële structuur, gesteund op de solidariteit van de op zijn nationale markt actieve verzekeraars, die toegelaten zijn tot het uitoefenen van de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zodat het de verplichtingen kan naleven in het kader van de overeenkomsten die het binden aan andere bureaus.

    (5) Overwegende dat:

    a) sommige staten, teneinde het internationale wegverkeer nog meer te versoepelen, de controle van de groene kaart bij het overschrijden van de grens hebben afgeschaft op basis van door hun respectieve bureaus gesloten overeenkomsten, die hoofdzakelijk steunen op de kentekenplaat van de voertuigen;

    b) de Raad van de Europese Unie aan de bureaus der lidstaten, via de richtlijn van 24 april 1972(2), heeft voorgesteld een dergelijke overeenkomst te onderschrijven; dat dit laatste, genaamd Aanvullende Overeenkomst tussen bureaus, tot stand kwam op 16 oktober 1972;

    c) latere overeenkomsten, gesteund op dezelfde principes, toegelaten hebben aan bureaus van andere landen hierbij aan te sluiten; dat deze werden gebundeld in een eenzelvig document getekend op 15 maart 1991 en gekend als Multilaterale Garantieovereenkomst;

    (6) Aangezien het opportuun is in éénzelfde document het geheel van de overeenkomsten die de betrekkingen tussen de bureaus regelen, te bundelen, heeft de Raad van bureaus ter gelegenheid van de algemene vergadering van 30 mei 2002 te Rethymno (Kreta) dit Algemeen Reglement aangenomen.

    AFDELING I ALGEMENE VOORWAARDEN (VERPLICHTE MAATREGELEN)

    Artikel 1 Doel

    Dit Algemeen Reglement heeft tot doel de betrekkingen tussen nationale bureaus van verzekeraars te regelen in het kader van de toepassing van de beschikkingen van Aanbeveling nr. 5, aangenomen op 25 januari 1949 door de Subcommissie voor het wegvervoer van het Comité voor binnenlands vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, vervangen door bijlage 2 van de Globale Resolutie over het vergemakkelijken van het wegvervoer (R.E.4), door de subcommissie aangenomen op haar vierenzeventigste zitting op 25-29 juni 1984, zoals hernomen in haar laatste versie (hierna Aanbeveling nr. 5 genoemd).

    Artikel 2 Definities

    Voor de toepassing van dit Algemeen Reglement zullen de volgende woorden en begrippen uitsluitend de betekenis hebben die er in onderstaande tekst wordt aan toegekend:

    1. "Nationaal Bureau van verzekeraars" (hierna "bureau" genoemd): de in het land waar zij is gevestigd, overeenkomstig Aanbeveling nr. 5 opgerichte beroepsorganisatie, lid van de Raad van bureaus.

    2. "Verzekeraar": elke onderneming die toegelaten is tot de uitoefening van de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven.

    3. "Lid": elke verzekeraar aangesloten bij een bureau.

    4. "Correspondent": een verzekeraar of elke andere natuurlijke of rechtspersoon die door één of meerdere verzekeraars werd aangesteld, onder erkenning van het bureau van het land waar hij is gevestigd, voor de behandeling en de afwikkeling van schade-eisen ontstaan uit ongevallen waarbij voertuigen betrokken zijn, die zij verzekeren, en die plaatsvonden op het grondgebied van het land van vestiging van deze correspondent.

    5. "Voertuig": elk motorrijtuig dat bestemd is om zich anders dan langs spoorstaven over de grond te bewegen en dat door een mechanische kracht kan worden gedreven, alsmede al dan niet aan het motorrijtuig gekoppelde aanhangwagen, op voorwaarde dat het motorrijtuig of de aanhangwagen onderworpen zijn aan de verplichte verzekering in het land waar zij in verkeer gesteld zijn.

    6. "Ongeval": elke gebeurtenis die een vorm van schade heeft veroorzaakt die, volgens de wet van het land waar ze voorkomt, reden geeft tot toepassing van de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit het verkeer van om het even welk voertuig.

    7. "Benadeelde": elke persoon die recht heeft op vergoeding van door een voertuig veroorzaakte schade.

    8. "Schade-eis": één of een reeks aanvragen tot vergoeding voorgelegd door een benadeelde of zijn rechthebbenden, en die voortvloeien uit éénzelfde ongeval.

    9. "Verzekeringspolis": een verplicht verzekeringscontract uitgereikt door een lid van een bureau ter dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit het gebruik van een voertuig.

    10. "Verzekerde": elke persoon wiens aansprakelijkheid gedekt is door een verzekeringspolis.

    11. "Groene kaart": de internationale motorrijtuigenverzekeringskaart, volgens een door de Raad van bureaus goedgekeurd model.

    12. "Raad van bureaus": het orgaan waarbij alle bureaus verplicht aansluiten, belast met het beheer en de werking van het Internationaal verzekeringssysteem tegen aansprakelijkheid betreffende motorrijtuigen (bekend als "het groene-kaartsysteem").

    Artikel 3 Behandeling van de schade-eisen

    1. Wanneer een bureau verneemt dat er zich een ongeval heeft voorgedaan op het grondgebied van het land waarvoor het bevoegd is, waarin een uit een ander land afkomstig voertuig betrokken is, moet het overgaan tot een onderzoek zonder te wachten op een formele schade-eis. Het deelt, binnen de kortst mogelijke termijn, deze informatie mee aan de verzekeraar die de groene kaart of verzekeringspolis heeft uitgereikt, of bij gebreke daaraan, aan het betrokken bureau. Om het even welke nalatigheid van het bureau kan in dit opzicht er evenwel niet tegen worden ingeroepen.

    Wanneer, in de loop van het onderzoek, het bureau vaststelt dat de verzekeraar van het betrokken voertuig bekend is en dat een correspondent van deze verzekeraar conform de aanbevelingen van artikel 4 werd aangesteld, bezorgt het zonder verwijl de informatie aan de correspondent voor verder vervolg.

    2. Wanneer het bureau een schade-eis ontvangt ingevolge een ongeval overkomen onder bovenvermelde omstandigheden en er een correspondent door de verzekeraar werd aangesteld, moet het de schade-eis zonder verwijl aan de correspondent overmaken met het oog op de behandeling en afwikkeling overeenkomstig de beschikkingen van artikel 4. Bij ontstentenis, moet het bureau de verzekeraar die de groene kaart of verzekeringspolis heeft uitgereikt of, bij gebreke daaraan, het betrokken bureau, onmiddellijk meedelen dat het een schade-eis heeft ontvangen en dat het deze zal behandelen of laten behandelen door een lasthebber waarvan het de identiteit bekendmaakt.

    3. Het bureau is toegelaten iedere schade-eis door minnelijke schikking te regelen en betekening in ontvangst te nemen van elke buitengerechtelijke of gerechtelijke procedure, die tot vergoeding kan leiden.

    4. Elke schade-eis moet door het bureau behandeld worden in volstrekte autonomie en overeenkomstig de wettelijke en reglementaire beschikkingen, die van kracht zijn in het land van het ongeval en die betrekking hebben op de aansprakelijkheid, de vergoeding van de benadeelden en de verplichte motorrijtuigenverzekering, en, in zijn optreden, moet het bureau de belangen van de verzekeraar die de groene kaart of verzekeringspolis heeft uitgereikt of, bij ontstentenis, van het betrokken bureau, zo goed mogelijk behartigen.

    Het bureau is als enige bevoegd voor alle vragen aangaande de interpretatie van de in het land van ongeval toepasselijke wetgeving, ook als deze verwijst naar wetsbepalingen van een ander land, en de afwikkeling van de schade-eis. Onder voorbehoud van laatstvermelde beschikking, en zo het daartoe uitdrukkelijk wordt uitgenodigd, licht het bureau de verzekeraar of het aanbelangende bureau in, alvorens een definitieve beslissing te nemen.

    5. Wanneer de overwogen regeling de voorwaarden of beperkingen die van toepassing zijn op grond van de in het land van het ongeval geldende wetgeving betreffende de verplichte motorrijtuigenverzekering overtreft, maar gedekt is door de verzekeringspolis, moet het bureau desalniettemin overleg plegen met de verzekeraar in verband met dat deel van de schade-eis dat deze voorwaarden of beperkingen overtreft. De goedkeuring van deze verzekeraar is niet vereist indien de toepasselijke wet het bureau verplicht rekening te houden met contractuele waarborgen die de voorwaarden of beperkingen overschrijden, die bij wet voorzien zijn aangaande de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen van het land waar het ongeval is voorgekomen.

    6. Het bureau mag niet, op eigen initiatief, zonder schriftelijke toestemming van betrokken verzekeraar of bureau, de behandeling van een schade-eis toevertrouwen aan een lasthebber, die uit hoofde van een contractuele verbintenis financiële belangen heeft bij deze schade-eis. Indien het dit toch doet, zonder dergelijke toestemming, wordt zijn recht op terugbetaling beperkt tot de helft van het normaal terugvorderbare bedrag.

    Artikel 4 Correspondenten

    1. Behoudens het bestaan van een tegenstrijdig akkoord dat het bindt aan andere bureaus en/of onder voorbehoud van welke wettelijke of reglementaire nationale beschikking ook, bepaalt ieder bureau de voorwaarden onder dewelke het de erkenning van de correspondenten in het land waarvoor het verantwoordelijk is, toekent, weigert of herroept.

    De erkenning moet echter automatisch toegekend worden indien ze gevraagd wordt in naam van een lid van een ander bureau, wanneer ze betrekking heeft op een vestiging waarover dit lid beschikt in het land van het aangesproken bureau, op voorwaarde dat het in dat land toegelaten is de burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen uit te oefenen.

    2. De bureau van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zijn ertoe gehouden als correspondent te aanvaarden, de schaderegelaars die in hun land door de verzekeraars van de andere lidstaten zijn aangewezen overeenkomstig Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad(3), wanneer dergelijk verzoek tot hen wordt gericht. Behoudens zware tekortkoming aan de gestelde verplichtingen uit dit artikel, kan de aldus toegekende erkenning niet herroepen worden zolang de betrokken correspondent de hoedanigheid van schaderegelaar behoudt, zoals ze in betrokken richtlijn is omschreven.

    3. Enkel de bureaus zijn gerechtigd, op aanvraag van één van hun leden, om de aanvraag tot erkenning van een correspondent gevestigd in het land van een bepaald bureau over te maken aan dat laatste bureau. Deze aanvraag moet per fax of e-mail gericht worden en vergezeld zijn van het bewijs dat de voorgedragen correspondent de gevraagde erkenning aanvaardt.

    Binnen een termijn van drie maand, te rekenen vanaf de dag waarop de aanvraag werd ontvangen, kent het bureau de erkenning toe of weigert deze en deelt het zijn beslissing alsook de datum van inwerkingtreding mee aan het bureau, dat de aanvraag heeft overgemaakt, en aan de betrokken correspondent. Indien deze informatie niet werd meegedeeld vóór het verstrijken van deze termijn, wordt verondersteld dat de erkenning toegekend en van kracht is.

    4. De correspondent behandelt, overeenkomstig de wettelijke en reglementaire beschikkingen die van kracht zijn in het land van het ongeval en die betrekking hebben op de aansprakelijkheid, de vergoeding van de benadeelden en de verplichte motorrijtuigenverzekering, in naam van het bureau dat hem heeft aangesteld en voor rekening van de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd, de schade-eisen voortvloeiend uit ongevallen die daar overkomen zijn en waarbij voertuigen, verzekerd door de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd, betrokken zijn.

    Wanneer de overwogen regeling de voorwaarden of beperkingen die van toepassing zijn op grond van de in het land van het ongeval geldende wetgeving op de verplichte motorrijtuigenverzekering overtreft, maar gedekt is onder de verzekeringspolis, moeten de bepalingen voorzien onder artikel 3.5 door de correspondent nageleefd worden.

    5. Het bureau dat de erkenning van een correspondent toekent, erkent hem als enige bevoegd voor de behandeling en de afwikkeling van schade-eisen in naam van het bureau zelf en voor rekening van de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd. Het bureau is ook verplicht de benadeelde op de hoogte te stellen van deze bevoegdheid en de correspondent alle kennisgevingen te bezorgen die betrekking hebben op deze schade-eisen. Het kan echter op eender welk ogenblik en zonder opgave van reden de plaats van de correspondent innemen bij de behandeling en de afwikkeling van een schade-eis.

    6. Indien, om welke reden dan ook, het bureau dat de erkenning heeft toegekend een benadeelde moet vergoeden in de plaats van een correspondent, wordt het onmiddellijk terugbetaald door het bureau dat de aanvraag tot erkenning heeft overgemaakt, volgens de bepalingen voorzien in artikel 5.

    7. Onder voorbehoud van de beschikkingen in artikel 4.4 is de correspondent vrij om, samen met de verzekeraar die zijn erkenning heeft aangevraagd, de modaliteiten af te spreken voor de terugbetaling van aan benadeelden gestorte bedragen, alsook voor de berekening van de behandelingsvergoeding, hoewel deze modaliteiten aan de bureaus niet tegenstelbaar zijn.

    Wanneer een correspondent de terugbetaling niet krijgt van de bedragen die hij heeft voorgeschoten in opdracht van de verzekeraar die zijn erkenning in overeenstemming met artikel 4.4 heeft aangevraagd, wordt hij terugbetaald door het bureau dat hem heeft erkend. Dit bureau wordt dan op zijn beurt terugbetaald door het bureau waarvan de betrokken verzekeraar lid is, volgens de bepalingen voorzien in artikel 5.

    8. Wanneer een bureau verneemt dat één van zijn leden beslist geen beroep meer te doen op een correspondent, licht het onmiddellijk het bureau in dat de erkenning heeft aanvaard. Deze laatste dient de datum vast te leggen vanaf dewelke de beëindiging van de erkenning uitwerking heeft.

    Wanneer het bureau dat de erkenning van een correspondent heeft aanvaard, beslist deze te herroepen of verneemt dat de correspondent zelf daarvan wenst af te zien, licht het zonder verwijl de bureaus in die de aanvragen tot erkenning m.b.t. deze correspondent hebben overgemaakt. Het deelt hen ook de datum mee waarop de herroeping of de beëindiging van de erkenning uitwerking heeft.

    Artikel 5 Terugbetalingsmodaliteiten

    1. Wanneer een bureau of de hiertoe aangewezen lasthebber alle schade-eisen voortvloeiend uit eenzelfde ongeval heeft behandeld, richt hij per fax of e-mail, binnen een maximumtermijn van één jaar te rekenen vanaf de laatste betaling verricht ten gunste van een benadeelde, een verzoek tot terugbetaling aan het lid van het bureau dat de groene kaart of de verzekeringspolis heeft uitgereikt of, bij ontstentenis, aan het betrokken bureau zelf. Dit verzoek zal de volgende punten toelichten:

    1.1. de bedragen uitbetaald als schadevergoedingen aan de benadeelden op basis van een minnelijke schikking of krachtens een rechtelijke beslissing;

    1.2. de bedragen betaald voor externe diensten inherent aan de behandeling en de afwikkeling van elke schade-eis, alsook kosten die specifiek nodig zijn voor een gerechtelijke procedure, die in gelijkaardige omstandigheden ook zouden zijn opgelopen door een verzekeraar gevestigd in het land van het ongeval;

    1.3. de behandelingsvergoeding voor het dekken van alle andere kosten, berekend volgens de regels die door de Raad van bureaus goedgekeurd zijn.

    Wanneer schade-eisen voortvloeiend uit eenzelfde ongeval geen enkele schadevergoeding tot gevolg hebben gehad, kunnen de bedragen voorzien onder punt 5.1.2 opgeëist worden alsook de minimumbehandelingsvergoeding, bepaald door de Raad van bureaus, overeenkomstig punt 5.1.3.

    2. Het verzoek tot terugbetaling vermeldt dat het opgevorderde bedrag betaalbaar is in de nationale munteenheid in het land van de begunstigde, vrij van kosten, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van het verzoek en dat, eens deze termijn verlopen is, verwijlinteresten van rechtswege verschuldigd zijn, berekend tegen een rentevoet van 12 % per jaar vanaf de datum van het verzoek tot en met de datum waarop de bank van de begunstigde het opgevorderde bedrag heeft ontvangen.

    Het verzoek tot terugbetaling mag tevens vermelden dat de bedragen vermeld in nationale munteenheid, betaalbaar zijn in euro, tegen de officiële koers in het land van het verzoekende bureau op de datum van het verzoek.

    3. Het opgevorderde bedrag mag in geen geval boeten bevatten, borgen of enige andere aan de verzekerde opgelegde financiële straf, die in het land waar het ongeval is overkomen niet kaderen binnen de waarborg voorzien door de verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.

    4. Op aanvraag van de bestemmeling van het verzoek tot terugbetaling, worden de bewijsstukken, waaronder ook het objectieve bewijs dat de verschuldigde schadevergoedingen werden uitbetaald aan de benadeelden, zonder verwijl bezorgd, zonder dat dit evenwel de terugbetaling mag vertragen.

    5. De terugbetaling van de bedragen voorzien onder de punten 5.1.1 en 5.1.2 kan aangevraagd worden onder de voorwaarden voorzien in dit artikel zelfs indien het bureau nog niet alle schade-eisen voortvloeiend uit hetzelfde ongeval heeft behandeld. De behandelingsvergoeding voorzien onder punt 5.1.3 mag eveneens opgeëist worden indien het hoofdbedrag dat wordt geëist het bedrag vastgelegd door de Raad van bureaus overtreft.

    6. Wanneer na uitbetaling van het verzoek tot terugbetaling, een afgewikkelde schade-eis wordt heropend of een verdere schade-eis voor hetzelfde ongeval wordt ingediend, zal het eventueel als behandelingsvergoeding te betalen saldo worden berekend in overeenstemming met de bepalingen die gelden op het ogenblik dat het verzoek tot terugbetaling met betrekking tot de heropende of verdere schade-eis wordt ingediend.

    7. Geen enkele behandelingsvergoeding mag worden gevorderd wanneer een ongeval geen aanleiding heeft gegeven tot een schade-eis.

    Artikel 6 Verplichting tot waarborg

    1. Elk bureau waarborgt de terugbetaling van de aan zijn leden door het bureau van het land waarin het ongeval is overkomen of door de hiertoe aangestelde lasthebber opgevorderde bedragen, overeenkomstig de beschikkingen voorzien in artikel 5.

    Wanneer een lid de terugbetaling die hem wordt opgevorderd niet uitvoert binnen de termijn van twee maanden voorzien in artikel 5, gaat het bureau waarbij dit lid is aangesloten zélf over tot terugbetaling volgens de hierna beschreven modaliteiten, na ontvangst van de oproep tot waarborg geadresseerd door het bureau van het land waarin het ongeval is overkomen of door de hiertoe aangewezen lasthebber.

    Het bureau dat de waarborg verschuldigd is, beschikt over een termijn van één maand om de betaling te verrichten. Wanneer deze termijn verstreken is, worden van rechtswege verwijlinteresten berekend tegen een rentevoet van 12 % per jaar vanaf de datum van de oproep tot waarborg tot de datum waarop het gevraagde bedrag door de bank van de begunstigde is ontvangen.

    Deze oproep tot waarborg moet per fax of per e-mail gericht worden binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de verzending van het verzoek tot terugbetaling bedoeld onder artikel 5. Bij het verstrijken van deze termijn, en onverminderd de eventuele verwijlinteresten dat het zelf zou verschuldigd zijn, zal het bureau dat de waarborg verschuldigd is slechts het bedrag geëist van zijn lid vermeerderd met twaalf maanden interesten berekend tegen een rentevoet van 12 % per jaar, moeten betalen.

    De oproep tot waarborg is niet meer ontvankelijk wanneer hij meer dan twee jaar na verzending van het verzoek tot terugbetaling wordt verstuurd.

    2. Elk bureau waarborgt dat zijn leden de correspondenten, waarvan zij de erkenning hebben aangevraagd, zouden opdragen om de schade-eisen overeenkomstig de beschikkingen voorzien in de eerste alinea van artikel 4.4 te behandelen en dat zij hen alle documenten zouden bezorgen m.b.t. schade-eisen die bij deze correspondenten of bij het bureau van het land waar het ongeval zich heeft voorgedaan, aanhangig zijn gemaakt.

    AFDELING II BIJZONDERE REGELS BETREFFENDE CONTRACTUELE VERHOUDINGEN TUSSEN BUREAUS STEUNEND OP DE GROENE KAART (OPTIONELE BESCHIKKINGEN)

    De beschikkingen van deze afdeling worden toegepast wanneer de contractuele verhoudingen tussen bureaus steunen op de groene kaart.

    Artikel 7 Uitreiking en afgifte van groene kaarten

    1. Elk bureau draagt de verantwoordelijkheid voor de druk of verleent toelating aan zijn leden tot de druk, van groene kaarten.

    2. Het laat zijn leden toe groene kaarten uit te reiken aan hun verzekerden uitsluitend voor voertuigen ingeschreven in elk land waarvoor het bevoegd is.

    3. Een lid kan echter wel de toelating krijgen om groene kaarten uit te reiken aan zijn verzekerden in elk land waar er geen bureau bestaat en op voorwaarde dat het lid ter plaatse gevestigd is. Deze mogelijkheid wordt beperkt tot voertuigen ingeschreven in het desbetreffende land.

    4. Elke groene kaart wordt geacht geldig te zijn gedurende ten minste 15 dagen. Bij ontstentenis moet het bureau dat de uitreiking van de groene kaart heeft toegelaten ten opzichte van de bureaus van de landen waarvoor deze geldig is, zijn waarborg verlenen gedurende 15 dagen te rekenen vanaf de datum vanaf dewelke de kaart geldig is.

    5. Wanneer de overeenkomst tussen twee bureaus wordt opgezegd overeenkomstig artikel 16.3.5, verliezen de groene kaarten, die in hun naam werden uitgereikt voor gebruik op hun respectievelijke grondgebieden, iedere geldigheid van zodra de opzegging van de overeenkomst van kracht wordt.

    6. Wanneer deze overeenkomst opgezegd of opgeschort wordt overeenkomstig artikel 16.3.6, zal de resterende geldigheid van de groene kaarten, die werden uitgereikt in naam van de betrokken bureaus tot gebruik op hun respectieve grondgebieden, bepaald worden doorde Raad van bureaus.

    Artikel 8 Bevestiging van geldigheid van de groene kaart

    Elke aanvraag tot bevestiging van geldigheid van een groene kaart, die per fax of e-mail aan een bureau wordt gericht door het bureau van het land waar het ongeval zich heeft voorgedaan of door de hiertoe gemachtigde lasthebber, moet binnen de drie maand na de aanvraagdatum door een definitief antwoord gevolgd worden. Bij ontstentenis van dergelijk antwoord binnen deze termijn zal de groene kaart als geldig worden beschouwd.

    Artikel 9 Valse, onregelmatig uitgereikte of gewijzigde groene kaarten

    Elke groene kaart, die wordt voorgelegd in een land waarvoor ze geldig is, als uitgereikt onder het gezag van een bureau, verbindt dit laatste tot waarborg ook indien deze groene kaart vals, op onregelmatige wijze is uitgereikt of gewijzigd.

    De waarborg van het bureau is echter niet verschuldigd indien dergelijke groene kaart verwijst naar een voertuig dat niet regelmatig ingeschreven is in zijn land, tenzij er werd beroep gedaan op de uitzondering voorzien onder artikel 7.3.

    AFDELING III BIJZONDERE REGELS BETREFFENDE DE CONTRACTUELE BETREKKINGEN TUSSEN BUREAUS, STEUNEND OP HET VERMOEDEN VAN VERZEKERING (OPTIONELE BESCHIKKINGEN)

    De beschikkingen van deze afdeling worden toegepast behoudens uitzonderingen wanneer de verhoudingen tussen bureaus steunen op het vermoeden van verzekering.

    Artikel 10 Verplichtingen van de bureaus

    De bureaus waarop de beschikkingen van deze afdeling betrekking hebben, waarborgen de enen ten opzichte van de anderen de terugbetaling van alle bedragen, die op grond van dit Algemeen Reglement betaalbaar zijn en volgen uit gelijk welke schade-eis voortvloeiend uit gelijk welk ongeval waarbij een al dan niet verzekerd voertuig betrokken is dat gewoonlijk is gestald op het grondgebied van de staat waarvoor elk van deze bureaus bevoegd is.

    Artikel 11 Gewoonlijke standplaats

    1. Het grondgebied van de staat waar een voertuig zijn gewoonlijke standplaats heeft wordt, naargelang het geval, bepaald op grond van de volgende criteria:

    1.1. het grondgebied van de staat waarvan het voertuig een kentekenplaat draagt;

    1.2. indien voor een bepaald soort voertuigen geen inschrijving bestaat, maar dit voertuig een verzekeringsplaat of een met een kentekenplaat analoog kenteken draagt, het grondgebied van de staat waar deze plaat of dit teken zijn uitgegeven;

    1.3. indien voor bepaalde typen voertuigen geen inschrijving, verzekeringsplaat of onderscheidingsteken bestaat, het grondgebied van de staat waar de houder van het voertuig zijn woonplaats heeft.

    2. Ingeval een aan de inschrijving onderworpen voertuig niet voorzien is van een kentekenplaat of een kentekenplaat draagt dat er niet mee overeenkomt en dat voertuig betrokken is geweest in een ongeval, wordt het grondgebied van de staat waar het ongeval is overkomen beschouwd als het grondgebied waar het voertuig gewoonlijk gestald is voor wat betreft de behandeling van het schadegeval.

    Artikel 12 Uitsluitingen

    De beschikkingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op:

    1. voertuigen ingeschreven buiten de landen waarvan de bureaus door onderhavige afdeling beoogd worden en waarop een groene kaart betrekking heeft, die werd uitgereikt door een lid van deze bureaus. Bij ongevallen zullen deze bureaus de regels toepassen zoals voorzien in afdeling 2;

    2. voertuigen toebehorend aan bepaalde publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen indien de staat waar ze ingeschreven zijn, in de andere staten een instantie of lichaam heeft aangewezen belast met de schadeloosstelling onder de voorwaarden vastgesteld door de wetgeving van het land waar het schadegeval zich heeft voorgedaan;

    3. bepaalde typen voertuigen of bepaalde voertuigen met een speciale kentekenplaat, wanneer de toelating tot het verkeer in een bezocht land bij wet onderworpen is aan het bezit door hun houder van een geldige groene kaart of aan het onderschrijven van een grensverzekering;

    De lijst van voertuigen beoogd onder punt 12.2 (met inbegrip van de lijst der in andere staten aangewezen instanties of lichamen) en onder punt 12.3, wordt opgesteld door elke betrokken staat en meegedeeld aan de Raad van bureaus door het bureau van deze staat.

    Artikel 13 Bevestiging van gewoonlijke standplaats

    Elke aanvraag tot bevestiging van de gewoonlijke standplaats, gericht tot een bureau, per fax of e-mail, door het bureau van het land waarin het ongeval is overkomen of door de daartoe aangewezen lasthebber, moet een definitief antwoord krijgen binnen drie maand na aanvraag. Bij ontstentenis van dergelijk antwoord binnen deze termijn wordt de gewoonlijke standplaats als bevestigd beschouwd.

    Artikel 14 Beperking in de tijd van de waarborg

    De bureaus mogen de waarborg verschuldigd op grond van artikel 10 beperken in de tijd voor:

    1. op basis van een verklaring gericht tot de Raad van bureaus, de voertuigen die een tijdelijke kentekenplaat dragen. In dit geval zal de beperking twaalf maand bedragen te rekenen vanaf het einde van de geldigheidsduur aangeduid op de plaat;

    2. elk ander voertuig, op basis van wederzijdse overeenkomsten met andere bureaus die zijn meegedeeld aan de Raad van bureaus.

    Artikel 15 Unilaterale toepassing van de waarborg steunend op het vermoeden van verzekering

    Onder voorbehoud van tegenstrijdige wetsbepalingen kan de unilaterale toepassing van deze afdeling overeengekomen worden in het kader van de bilaterale verhoudingen tussen bureaus.

    AFDELING IV REGELS BETREFFENDE OVEREENKOMSTEN TUSSEN NATIONALE BUREAUS VAN VERZEKERAARS (VERPLICHTE BESCHIKKINGEN)

    Artikel 16 Bilaterale overeenkomsten - Modaliteiten

    1. De bureaus hebben de mogelijkheid onderling bilaterale overeenkomsten te sluiten, waarbij ze er zich toe verbinden, in het kader van hun wederzijdse verhoudingen, de verplichte beschikkingen van dit Algemeen Reglement na te leven zowel als de optionele beschikkingen die er specifiek in vermeld zijn.

    2. Deze overeenkomst is opgesteld in drie exemplaren, ondertekend door de contracterende bureaus, die elk één exemplaar behouden. Het derde exemplaar wordt gericht tot de Raad van bureaus die, na raadpleging van betrokkenen, meedeelt wanneer hun overeenkomst in voege treedt.

    3. Deze overeenkomst omvat de volgende verplichte clausules:

    3.1. de identificatie der contracterende bureaus met opgave van hun hoedanigheid van lid van de Raad van bureaus zowel als de grondgebieden waarvoor ze verantwoordelijk zijn;

    3.2. de verbintenis tot naleving van de verplichte beschikkingen van dit Algemeen Reglement;

    3.3. de verbintenis tot naleving van de optionele beschikkingen van dit Algemeen Reglement;

    3.4. de wederzijdse toekenning door de bureaus, zowel in hun naam als in naam van hun leden, van de bevoegdheid om elke schade-eis bij minnelijke schikking te regelen of van elke gerechtelijke of buitengerechtelijke procedure de betekening in ontvangst te nemen, die kan leiden tot schadeloosstelling ingevolge ongevallen beoogd door het Algemeen Reglement;

    3.5. de onbeperkte duur van de overeenkomst onder voorbehoud van het recht dat elke contractant toekomt om deze overeenkomst op te zeggen mits een opzegtermijn van twaalf maanden, tegelijkertijd meegedeeld aan de andere partij en aan de Raad van bureaus;

    3.6. de automatische opzegging of schorsing van de overeenkomst indien één van beide contractanten zijn hoedanigheid van lid van de Raad van bureaus verliest of geschorst ziet.

    4. Een model voor deze overeenkomst is opgenomen in bijlage 3.

    Artikel 17 Uitzondering

    1. Als uitzondering op de beschikkingen vermeld onder artikel 16 zullen de bureaus van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte hun wederzijdse aansluiting aan dit Algemeen Reglement uitdrukken, overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 72/166/EEG, door middel van een multilaterale overeenkomst waarvan de ingangsdatum vastgelegd wordt door de Commissie van de Europese Gemeenschappen in samenwerking met de Raad van bureaus.

    2. De bureaus van de staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte hebben de mogelijkheid tot deze multilaterale overeenkomst toe te treden mits naleving van de door het bevoegde comité vastgelegde voorwaarden, overeenkomstig de statuten van de Raad van bureaus.

    AFDELING V WIJZIGINGSPROCEDURE VAN HET ALGEMEEN REGLEMENT (VERPLICHTE BESCHIKKINGEN)

    Artikel 18 Procedure

    1. Elke wijziging van dit Algemeen Reglement valt uitsluitend onder de bevoegdheid van de algemene vergadering van de Raad van bureaus.

    2. In afwijking van hetgeen voorafgaat:

    a) behoort elke wijziging van de beschikkingen in afdeling 3 tot de exclusieve bevoegdheid van het hiertoe door de statuten van de Raad van bureaus aangewezen comité. Deze wijziging is van toepassing op de bureaus, die geen lid zijn van dit comité maar die in het kader van hun bilaterale verhoudingen met andere bureaus gekozen hebben voor de toepassing van afdeling 3, en

    b) behoort elke wijziging van artikel 4.2 tot de exclusieve bevoegdheid van de bureaus van de Europese Economische Ruimte.

    AFDELING VI ARBITRAGE (VERPLICHTE BESCHIKKINGEN)

    Artikel 19 Arbitrale clausule

    Eventuele geschillen voortkomend uit dit Algemeen Reglement of betrekking hebbend op dit laatste, zullen beslecht worden via arbitrage, overeenkomstig het tegenwoordig van kracht zijnde Arbitragereglement van de CVNIHR (Commissie der Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht).

    De Raad van bureaus legt het barema voor de honoraria der scheidsrechters alsook de opeisbare kosten vast.

    Het gezag tot benoeming wordt uitgeoefend door de voorzitter van de Raad van bureaus of, bij ontstentenis, door de voorzitter van het Comité van benoemingen.

    Het aantal scheidsrechters wordt vastgesteld op drie.

    De te gebruiken talen voor de arbitrageprocedure zijn het Engels en het Frans.

    AFDELING VII INWERKINGTREDING (VERPLICHTE BESCHIKKING)

    Artikel 20 Inwerkingtreding

    De beschikkingen van dit Algemeen Reglement treden in werking op 1 Juli 2003. Op deze datum zal het alle uniforme overeenkomsten vervangen alsook de Multilaterale Garantieovereenkomst.

    BIJLAGEN

    Bijlage 1: Aanbeveling nr. 5.

    Bijlage 2: Richtlijn van 24 april 1972 (72/166/EEG).

    Bijlage 3: Modelovereenkomst tussen bureaus.

    >PIC FILE= "L_2003192NL.003501.TIF">

    (1) Aanbeveling nr. 5 van 25 januari 1949, vervangen door bijlage 2 van de Globale Resolutie over het vergemakkelijken van het wegvervoer, aangenomen door de Subcommissie voor het wegvervoer van het Comité voor binnenlands vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties waarvan de tekst is opgenomen in bijlage 1.

    (2) Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage 2.

    (3) PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65.

    AANHANGSEL 2

    LIJST VAN UITZONDERINGEN

    OOSTENRIJK

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    BELGIË

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    ZWITSERLAND (en LIECHTENSTEIN)

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    CYPRUS

    1. Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    2. Voertuigen van strijdkrachten en ander militair en burgerlijk personeel waarop internationale overeenkomsten van toepassing zijn.

    TSJECHISCHE REPUBLIEK

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    DUITSLAND

    1. Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    2. Militaire voertuigen waarop internationale overeenkomsten van toepassing zijn.

    DENEMARKEN (en de FAERÖER)

    1. Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    2. Militaire voertuigen waarop internationale overeenkomsten van toepassing zijn.

    FRANKRIJK (en MONACO)

    Militaire voertuigen waarop internationale overeenkomsten van toepassing zijn.

    FINLAND

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND (en de KANAALEILANDEN, GIBRALTAR en het EILAND MAN)

    NAVO-voertuigen waarop het Verdrag van Londen van 19 juni 1951 en het Protocol van Parijs van 28 augustus 1952 van toepassing zijn.

    GRIEKENLAND

    1. Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden. (Voor ongevallen die op of na 1 oktober 1993 hebben plaatsgevonden).

    2. Voertuigen van diplomatieke vertegenwoordigingen (Groene kentekenplaten met de letters "CD" en ΔΣ, gevolgd door het kentekennummer).

    3. Voertuigen van de strijdkrachten en het militair en het burgerlijk personeel van de NAVO (Gele kentekenplaten met de letters "ΞΑ", gevolgd door het kentekennummer).

    4. Voertuigen van de Griekse strijdkrachten (Kentekenplaten met de letters "ΕΣ").

    5. Voertuigen van de geallieerde strijdkrachten in Griekenland (Kentekenplaten met de letters "AFG").

    6. Voertuigen met proefplaten (Witte kentekenplaten, met de letters "ΔΟΚ", gevolgd door een kentekennummer met vier cijfers).

    HONGARIJE

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    ITALIË (alsmede de Republiek SAN MARINO en VATICAANSTAD)

    1. Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    2. Voertuigen van de strijdkrachten en ander militair en burgerlijk personeel waarop internationale overeenkomsten van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld de kentekenplaat "AFI" en internationale organisaties als de NAVO).

    3. Voertuigen zonder kentekenplaten (met name gemotoriseerde fietsen).

    4. Landbouwvoertuigen (zoals landbouwtractors, aanhangwagens daarvan en alle andere voertuigen die specifiek voor landbouwwerkzaamheden bestemd zijn).

    IERLAND

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    IJSLAND

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    LUXEMBURG

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    NOORWEGEN

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    NEDERLAND

    1. Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden. (Voor ongevallen die op of na 1 oktober 1993 hebben plaatsgevonden).

    2. Particuliere voertuigen van Nederlands defensiepersoneel dat in Duitsland gestationeerd is en de gezinsleden daarvan.

    3. Voertuigen van Duits defensiepersoneel dat in Nederland gestationeerd is.

    4. Voertuigen die toebehoren aan personen die verbonden zijn aan Headquarters Allied Forces Central Europe.

    5. Dienstvoertuigen van de NAVO-strijdkrachten.

    PORTUGAL

    1. Landbouwmachines en gemotoriseerde mechanische uitrusting waarvoor volgens het Portugese recht geen kentekenplaten vereist zijn.

    2. Voertuigen van diplomatieke vertegenwoordigingen van andere landen en van internationale organisaties waarvan Portugal lid is: (Witte kentekenplaten met rode cijfers, voorafgegaan door de letters "CD" of "FM").

    3. Voertuigen die toebehoren aan de Portugese staat: (Zwarte platen met witte cijfers, voorafgegaan door de letters "AM", "AP", "EP", "ME", "MG" of "MX", naar gelang van de betrokken overheidsinstantie).

    ZWEDEN

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    SLOWAKIJE

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    SLOVENIË

    Voertuigen met tijdelijke kentekenplaten die betrokken zijn bij ongevallen welke meer dan twaalf maanden na de afloopdatum die op de tijdelijke kentekenplaten wordt vermeld, hebben plaatsgevonden.

    AANHANGSEL 3

    OPSCHORTENDE CLAUSULES

    FRANKRIJK

    Het bepaalde van artikel 11, lid 2, van het Algemeen Reglement is niet van toepassing op het Bureau Central Français totdat de Franse regelgeving in die zin is gewijzigd dat naleving is gewaarborgd of totdat een overeenkomst is gesloten die de toepassing van deze bepaling mogelijk maakt.

    ITALIË

    Het bepaalde van artikel 11, lid 2, van het Algemeen Reglement is niet van toepassing op Ufficio Centrale Italiano (UCI) totdat de regelgeving die in dit land van toepassing is in overeenstemming is gebracht met de toepasselijke wetgeving van de Europese Gemeenschap om naleving van deze bepaling te waarborgen.

    PORTUGAL

    De bepaling van artikel 11, lid 2, van het Algemeen Reglement is niet van toepassing op Gabinete Portuguêse de Carta Verde totdat de regelgeving die in dit land van toepassing is in overeenstemming is gebracht met de toepasselijke wetgeving van de Europese Gemeenschap om naleving van deze bepaling te waarborgen.

    ZWITSERLAND

    Het bepaalde van artikel 11, lid 2, van het Algemeen Reglement is niet van toepassing op het Swiss National Bureau of Insurance totdat de regelgeving die in dit land van toepassing is in overeenstemming is gebracht met de toepasselijke wetgeving van de Europese Gemeenschap om naleving van deze bepaling te waarborgen.

    Top