Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R1960

    Verordening (EG) nr. 1960/2000 van de Commissie van 15 september 2000 tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 234 van 16.9.2000, p. 5–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/07/2009; stilzwijgende opheffing door 32009R0470

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/1960/oj

    32000R1960

    Verordening (EG) nr. 1960/2000 van de Commissie van 15 september 2000 tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 234 van 16/09/2000 blz. 0005 - 0009


    Verordening (EG) nr. 1960/2000 van de Commissie

    van 15 september 2000

    tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1295/2000 van de Commissie(2), inzonderheid op de artikelen 6, 7 en 8,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Er moeten krachtens Verordening (EEG) nr. 2377/90 geleidelijk maximumwaarden worden vastgesteld voor residuen van alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in aan voedselproducerende dieren toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.

    (2) Alvorens er maximumwaarden voor residuen worden vastgesteld, moeten alle relevante gegevens betreffende de veiligheid van de residuen van de stof in kwestie voor de consument van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, alsmede het effect van residuen op de industriële verwerking van de levensmiddelen door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik zijn onderzocht.

    (3) Bij het vaststellen van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong dient te worden omschreven in welke diersoorten residuen mogen worden aangetroffen, welke concentraties daarvan in elk voor consumptie in aanmerking komend weefsel van een behandeld dier toelaatbaar zijn (te onderzoeken weefsel) en welk type residu voor de controle van de residuen van belang is (indicatoresidu).

    (4) Voor de controle van residuen zoals door de desbetreffende communautaire wetgeving wordt voorgeschreven, zullen meestal maximumwaarden voor residuen in de te onderzoeken weefsels, de lever of de nieren moeten worden vastgesteld. Lever en nieren worden vaak uit voor de internationale handel bestemde karkassen verwijderd en bijgevolg moeten ook steeds maximumwaarden voor residuen in spier- of vetweefsel worden vastgesteld.

    (5) Wat geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft die aan legpluimvee, melkvee of honingbijen worden toegediend, moeten ook maximumwaarden voor residuen in eieren, melk en honing worden vastgesteld.

    (6) Spectinomycine, dicyclanil en tylosine dienen in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2377/90 te worden opgenomen.

    (7) Om de afronding van wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken, dient deltamethrine in bijlage III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 te worden opgenomen.

    (8) Met het oog op de voltooiing van de wetenschappelijke studies terzake, dient de eerder in bijlage III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 vastgestelde geldigheidsduur van de voorlopige maximumwaarden voor residuen van dihydrostreptomycine, streptomycine, neomycine (inclusief framycetine) en gentamicine te worden verlengd.

    (9) Er moet worden voorzien in een voldoende lange termijn alvorens deze verordening van kracht wordt, teneinde de lidstaten toe te staan om, met het oog op de bepalingen van deze verordening, eventueel de nodige aanpassingen aan te brengen in de reeds eerder overeenkomstig Richtlijn 81/851/EEG van de Raad(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/37/EG van de Commissie(4), verleende vergunningen voor het op de markt brengen van de bedoelde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.

    (10) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlagen I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden gewijzigd zoals bepaald in de bijlage van deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing vanaf de zestigste dag na haar bekendmaking.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 15 september 2000.

    Voor de Commissie

    Erkki Liikanen

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.

    (2) PB L 146 van 21.6.2000, blz. 11.

    (3) PB L 317 van 6.11.1981, blz. 1.

    (4) PB L 139 van 10.6.2000, blz. 25.

    BIJLAGE

    A. Bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Infectiewerende middelen

    1.2. Antibiotica

    1.2.4. Macroliden

    ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    1.2.10. Aminoglycosiden

    ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    2. Antiparasitaire middelen

    2.2. Geneesmiddelen tegen ectoparasieten

    2.2.5. Pyrimidinederivaten

    ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    B. Bijlage III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Infectiewerende middelen

    1.2. Antibiotica

    1.2.5. Aminoglycosiden

    ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    2. Antiparasitaire middelen

    2.2. Geneesmiddelen tegen ectoparasieten

    2.2.3. Pyretrine en pyrethroïden

    ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    Top