Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0394

2000/394/EG: Beschikking van de Commissie van 25 november 1999 betreffende de steunmaatregelen ten behoeve van de ondernemingen op het grondgebied van Venetië en Chioggia zoals bedoeld in wetten nr. 30/1997 en nr. 206/1995 houdende verlagingen van sociale bijdragen (Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 4268) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

PB L 150 van 23.6.2000, p. 50–63 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/394/oj

32000D0394

2000/394/EG: Beschikking van de Commissie van 25 november 1999 betreffende de steunmaatregelen ten behoeve van de ondernemingen op het grondgebied van Venetië en Chioggia zoals bedoeld in wetten nr. 30/1997 en nr. 206/1995 houdende verlagingen van sociale bijdragen (Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 4268) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 150 van 23/06/2000 blz. 0050 - 0063


Beschikking van de Commissie

van 25 november 1999

betreffende de steunmaatregelen ten behoeve van de ondernemingen op het grondgebied van Venetië en Chioggia zoals bedoeld in wetten nr. 30/1997 en nr. 206/1995 houdende verlagingen van sociale bijdragen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 4268)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2000/394/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(1), en met name op artikel 14,

Na de belanghebbenden overeenkomstig artikel 88, lid 2, eerste alinea, te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken(2) en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I

PROCEDURE

(1) Bij schrijven van 10 juni 1997 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie de tekst meegedeeld van de bepalingen inzake verlagingen van sociale bijdragen zoals bedoeld in artikel 27 van "decreto-legge" nr. 669 van 31 december 1996, omgezet in wet nr. 30 van 28 februari 1997. Deze tekst werd meegedeeld overeenkomstig artikel 5 van Beschikking 95/455/EG van de Commissie van 1 maart 1995 betreffende de maatregelen inzake de verminderingen van de sociale lasten voor de bedrijven in de Mezzogiorno en de fiscalisatie van sommige van deze lasten(3). Overeenkomstig dit artikel diende Italië de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die het had genomen voor de uitvoering van het in deze beschikking vastgestelde plan voor de geleidelijke beëindiging van de regeling betreffende de vermindering van de sociale bijdragen voor ondernemingen in de regio's Sicilië, Calabrië, Sardinië, Basilicata, Apulië, Molise en de Abruzzen.

(2) Uit onderzoek van de meegedeelde regelgeving bleek dat het toepassingsbereik daarvan zich niet alleen uitstrekt tot de tenuitvoerlegging van dit plan, maar ook tot verlagingen van sociale bijdragen in Venetië en Chioggia. Bij schrijven van 1 juli 1997 heeft de Commissie aanvullende inlichtingen gevraagd. Bij gebreke van antwoord werd op 28 augustus 1997 een aanmaning verzonden.

(3) Aangezien de Italiaanse autoriteiten geen verduidelijkingen hebben gegeven, heeft de Commissie Italië bij schrijven van 17 december 1997 in kennis gesteld van de inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag (het huidige artikel 88, lid 2) ten aanzien van de steunmaatregelen zoals bedoeld in artikel 27 van wet nr. 30/1997 en artikel 5bis van "decreto legge" nr. 96 van 29 maart 1995, omgezet in wet nr. 206/1995, waarnaar in bewust artikel 27 wordt verwezen. Door deze bepalingen wordt het toepassingbereik van de voor de Mezzogiorno vastgestelde verlagingen van sociale bijdragen uitgebreid tot het grondgebied van de gemeenten Venetië en Chioggia.

(4) In het kader van de procedure heeft één belanghebbende, het Comité "Venezia vuole vivere" (hierna: "het comité"), opmerkingen gemaakt bij schrijven van 17 maart 1998. Het comité diende een notitie in, vergezeld van een studie door het Coses (Consorzio per la ricerca e la formazione) betreffende de moeilijkheden die ondernemingen uit de lagune ondervinden ten opzichte van ondernemingen op het vasteland.

(5) Deze opmerkingen werden Italië toegezonden.

(6) Bij schrijven van 23 januari 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten hun opmerkingen meegedeeld betreffende:

a) tabellen van de sociale zekerheid (Istituto Nazionale Previdenza Sociale; hierna: "INPS") met de soorten verlagingen van sociale bijdragen die worden toegekend, het aantal en de omvang van de begunstigde ondernemingen, het aantal betrokken werknemers en de bedragen uitgesplitst naar sector en jaar;

b) hun standpunt ten aanzien van de aard van de betrokken maatregelen en de verenigbaarheid van de steun ten aanzien waarvan de procedure was ingeleid;

c) hun standpunt ten aanzien van de terugvordering van steun die eventueel als onverenigbaar zou worden aangemerkt.

(7) Ook de gemeente Venetië heeft een schrijven met opmerkingen gezonden, waarin zij onder meer verklaart dat in het kader van de betrokken regeling ook de gemeentebedrijven behoren tot de begunstigden van de te onderzoeken maatregelen. De gemeente onderstreept dat het ondernemingen betreft die belast werden met het verrichten van een openbare dienst van algemeen belang. Bijgevolg beroept het gemeentebestuur van Venetië zich op de toepassing van de afwijking uit artikel 90, lid 2, van het Verdrag (het huidige artikel 86, lid 2) ten aanzien van de verlagingen van sociale bijdragen die aan de gemeentebedrijven van Venetië en Chioggia zijn toegekend. De Commissie heeft deze opmerkingen aan Italië doen toekomen.

(8) Bij schrijven van 10 juni 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie meegedeeld dat zij het volledig eens waren met de opmerkingen van de gemeente Venetië betreffende de verhoopte toepassing van de afwijking uit artikel 86, lid 2, op de verlagingen van sociale bijdragen ten faveure van de gemeentebedrijven van Venetië en Chioggia.

(9) Omdat de Commissie van oordeel was dat Italië niet alle inlichtingen had verstrekt die noodzakelijk zijn om na te gaan of de maatregelen ten behoeve van de gemeentebedrijven van Venetië en Chioggia in aanmerking konden komen voor de afwijking uit artikel 86, lid 2, van het Verdrag, heeft zij Italië bij beschikking van 23 juni 1999 gelast haar alle bescheiden, inlichtingen en gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn om de verenigbaarheid van de steunmaatregel te beoordelen.

(10) Bij schrijven van 27 juli 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten hun opmerkingen meegedeeld betreffende het bevel van de Commissie.

(11) Op 12 oktober 1999 vond er in Brussel een bijeenkomst plaats met de Italiaanse autoriteiten.

(12) Geen andere lidstaat of belanghebbende derde heeft opmerkingen kenbaar gemaakt.

II

BESCHRIJVING

(13) De betrokken steunmaatregelen op grond van artikel 5 bis van wet nr. 206/1995 en artikel 27 van wet nr. 30/1997 betreffen:

a) de verlagingen van sociale bijdragen zoals bedoeld in artikel 1 van het decreet van de minister van Arbeid van 5 augustus 1994 (ten aanzien waarvan Beschikking 95/455/EG werd gegeven) ten behoeve van ondernemingen in Venetië en Chioggia;

b) de volledige vrijstelling van sociale bijdragen zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 5 augustus 1994, voor nieuwe arbeidsplaatsen die worden gecreëerd in ondernemingen in Venetië en Chioggia.

De door het INPS verstrekte gegevens kunnen in onderstaande tabel als volgt worden samengevat:

Periode 1995-1997 - gemiddelde per jaar

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(14) De Italiaanse autoriteiten hebben ook meegedeeld dat zij de regeling per 1 december 1997 hebben stopgezet.

(15) Wat betreft de verlagingen van sociale bijdragen voor nieuw geschapen arbeidsplaatsen, wijst het INPS erop dat deze worden toegekend voor de duur van één jaar voor arbeidsplaatsen die in een referentieperiode (30 november voorafgaand aan de periode waarvoor vrijstelling wordt verleend) nieuw worden geschapen. De onderneming mag geen werknemers ontslagen hebben en de in dienst genomen werknemers moeten werkloos zijn. De steun bedraagt, volgens de Italiaanse autoriteiten, per jaar en per werknemer 300 EUR.

(16) Bij de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag had de Commissie opgemerkt dat de verlagingen van sociale bijdragen voor bestaande arbeidsplaatsen op het eerste gezicht exploitatiesteun vormde. Een dergelijke steun kan onder bepaalde voorwaarden slechts worden goedgekeurd voor regio's ex artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag. Chioggia en Venetië komen niet voor deze uitzondering in aanmerking, omdat zij niet behoren tot een regio van niveau II van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) met een bruto binnenlands product (BBP) per inwoner van minder dan 75 % van het communautaire gemiddelde(4). Wat de verlagingen van sociale bijdragen voor nieuw geschapen arbeidsplaatsen betreft, had de Commissie opgemerkt dat, aangezien het een volledige vrijstelling betrof en de Italiaanse regering toentertijd geen enkele andere gegevens ter beoordeling had verstrekt, zij zich niet kon uitspreken over de vraag of de steun in verhouding stond tot het nagestreefde doel. Voorts komt Chioggia wel in aanmerking voor regionale steun overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), maar Venetië slechts ten dele. De Commissie had twijfel geuit ten aanzien van de verenigbaarheid van de maatregelen met de gemeenschappelijke markt, omdat in de delen van Venetië die niet voor regionale steun in aanmerking komen - in strijd met de richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun - de betrokken steun niet beperkt leek te zijn tot kleine en middelgrote ondernemingen (hierna: "KMO's"), noch bedoeld was ter bevordering van de indienstneming van bepaalde categorieën werknemers die het bijzonder moeilijk hebben om tot de arbeidsmarkt toe te treden of opnieuw een arbeidsplaats te vinden.

III

OPMERKINGEN

A. De vraag of de bijdragenverlagingen steun vormen

Opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten

(17) De Italiaanse autoriteiten onderstrepen dat de bijdragenverlagingen bedoeld zijn om de extra kosten te bestrijden van ondernemingen die actief zijn op de eilanden in de lagune en dat zij worden toegekend voor alle werknemers van ondernemingen op de eilanden van Venetië. Het moet om de volgende extra kosten van de betrokken ondernemingen gaan:

a) hoge vestigingskosten door aankoop- of huurprijzen voor vastgoed, alsmede de inrichting en het onderhoud ervan;

b) logistieke kosten voor het transport van voorraden en goederen die herhaaldelijk moeten worden overgeladen;

c) hoge kosten voor de goederen en diensten omdat de ondernemingen actief zijn in een stad, die bovendien een toeristische trekpleister is;

d) extra kosten in verband met de beperkingen en juridische restricties met het oog op het behoud van het historische en landschappelijke erfgoed en de specifieke veiligheidsvoorschriften;

e) kosten van ongemakken veroorzaakt door milieufactoren (het zogenaamde "acqua alta"-fenomeen (stijgend waterpeil), smog en getijdenwerking);

f) kosten ingevolge het demografische tekort en de veroudering van de bevolking waardoor de aanwezigheid van lokaal actieve bedrijven afneemt.

(18) De verlagingen van sociale bijdragen moeten niet als steun worden beschouwd omdat zij de positie van de begunstigde ondernemingen op geen enkele wijze versterken. Deze maatregelen worden eerder voorgesteld bij wijze van compensatie voor de hogere kosten die moeten worden gemaakt door ondernemingen die in de lagune actief zijn.

(19) De Italiaanse autoriteiten verwijzen naar de gegevens uit de Coses-studie om aan te tonen dat het totaal van de extra kosten die de Venetiaanse bedrijven moeten maken, de voordelen als gevolg van de verlagingen van sociale bijdragen verre overstijgt(5).

(20) De ondernemingen in de lagune krijgen dus geen voordeel inzake de kosten die andere ondernemingen normaliter moeten dragen. Integendeel, door de overheidsmaatregel wordt de concurrentiesituatie tussen de ondernemingen weer ten dele hersteld. De steun heeft niet alleen geen weerslag op de mededinging, maar hij herstelt haar minstens ten dele, zodat de begunstigde ondernemingen op voet van gelijkheid kunnen concurreren met andere ondernemingen.

(21) Dergelijke maatregelen niet nemen zou erop neerkomen dat de stad wordt overgelaten aan verval, zoals blijkt uit de tendens van ondernemingen om te verhuizen naar het vasteland.

Opmerkingen van het comité

(22) In de opmerkingen van het comité worden de reeds beschreven opmerkingen herhaald, maar wordt ook de nadruk gelegd op het ontbreken van een - reëel of potentieel - concurrentieverstorend effect, aangezien de bijdragenverlagingen een compensatie vormen voor de kosten die de ondernemingen uit de lagune moeten maken. De verdeling van deze kosten gelijkt sterk op die welke de Italiaanse autoriteiten hebben gepresenteerd(6). De betrokken maatregelen hebben ten doel daadwerkelijke concurrentie tussen ondernemingen mogelijk te maken, hetgeen in overeenstemming is met de doelstellingen van het Verdrag. Bijgevolg wordt de mededinging door deze maatregelen niet ongunstig beïnvloed en vormen zij ook geen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

(23) Het comité onderstreept voorts dat er een duidelijk en onlosmakelijk verband bestaat tussen de betrokken bijdragenverlagingen en de extra kosten die verbonden zijn aan het uitoefenen van activiteiten in Venetië. Deze maatregelen zijn niet gericht op werkgelegenheid, maar houden juist verband met de ontwikkeling van de regio. Aangezien de maatregelen uitsluitend als compensatie bedoeld zijn(7), komen de auteurs van de studie tot de slotsom dat de bijdragenverlagingen niet moeten worden aangemerkt als steun in de zin van artikel 87 van het Verdrag.

Opmerkingen van de gemeente Venetië

(24) De gemeente Venetië wijst erop dat het antwoord op de vraag of deze bijdragenverlagingen steun vormen, ook afhangt van de invloed op het intracommunautaire handelsverkeer en de verstoring van de mededinging.

(25) De gemeente verklaart dat zij heeft gevraagd om voor de komende programmeringsperiode te worden opgenomen in de lijst van regio's die in aanmerking komen voor maatregelen van doelstelling 2 van de structuurfondsen. Door een verklaring dat de steun onverenigbaar zou zijn, en het aansluitende bevel tot terugvordering zouden de voordelen van de maatregelen uit de structuurfondsen, en dus het cohesiebeleid, worden tenietgedaan. Het feit dat de stad momenteel niet in aanmerking komt voor maatregelen van doelstelling 2, is niet relevant omdat de reële situatie niet verschilt van die welke zich zal voordoen op 1 januari 2000, wanneer de nieuwe programmeringsperiode van de structuurfondsen aanvangt.

(26) Onderzoek van de Verdragsbepalingen inzake cohesie en concurrentie zou uitwijzen dat de bepalingen inzake cohesie het "constitutionele" primaat hebben, aangezien de cohesie een beginsel is dat hiërarchisch boven de mededinging staat. Daaruit zou volgen dat de concurrentieregels, met name die betreffende overheidssteun, gericht zijn op de totstandbrenging van een "billijke mededinging" en niet van een "vrije concurrentie". Billijke mededinging kan enkel tot stand worden gebracht door een situatie van "vrijheid van concurrentie" te herstellen.

B. De verenigbaarheid van de steun

Opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten

(27) Ingeval de betrokken overheidsmaatregelen als overheidssteun moeten worden beschouwd, vragen de Italiaanse autoriteiten dat de afwijkingen uit artikel 92 (het huidige artikel 87), lid 3, onder a) en c), van het Verdrag worden toegepast, gelet op de regionale doelstelling van de steun en het geringe effect ervan op de mededinging en het communautaire handelsverkeer. De grond voor de regionale afwijking is de economische cohesie, om ondernemingen in staat te stellen communautaire doelstellingen na te streven, waarvan de marktkrachten de verwezenlijking binnen een redelijke termijn niet zouden toestaan. Voorts verwijzen de Italiaanse autoriteiten naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen(8) om te eisen dat de gevolgen van deze maatregelen op de mededinging door de Commissie wordt aangetoond.

(28) De Italiaanse autoriteiten voeren aan dat door de betrokken maatregelen voorkomen wordt dat Venetië ontvolkt, haar industriële activiteiten afnemen en de stad verwordt tot een "museumstad", zonder enige vitaliteit of ontwikkelingspotentieel.

(29) Zij merken op dat de diverse communautaire richtsnoeren niet geschikt zijn om de betrokken bijdragenverlagingen te rechtvaardigen en dat de Commissie moet vermijden dat deze beginselen al te strikt worden toegepast, hetgeen in strijd zou zijn met de geest van de in het Verdrag vervatte afwijkingen.

(30) In dit verband herhalen de Italiaanse autoriteiten dat de Commissie in de kaderregeling inzake overheidssteun voor ondernemingen in achtergestelde stadswijken(9) toegeeft dat de regelgeving inzake regionale steun ontoereikend is voor de eisen van geografisch beperkte gebieden. De Commissie zou dus erkennen dat deze kaderregeling een regionale doelstelling heeft, die voor de Italiaanse regering bestaat in het voorkomen van de ontvolking en het verval van stadswijken omdat ondernemingen verhuizen wegens de extra kosten waarmee zij te maken krijgen door op die plaats te blijven.

(31) Dezelfde overwegingen zouden ook ten grondslag liggen aan de wijziging(10) van de methode van toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag op regionale steunmaatregelen voor gebieden in Noord-Europa.

(32) De afwijkingen uit artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag kunnen om de volgende redenen op de betrokken maatregelen worden toegepast:

a) de bijdragenverlagingen dragen bij tot de langetermijnontwikkeling van de eilanden van Venetië;

b) er is sprake van een gemeenschappelijk belang waardoor de eilanden van Venetië voor deze maatregelen in aanmerking komen. Er bestaat namelijk een onlosmakelijk verband tussen het behoud van de economie van Venetië en het behoud van de stad, die volgens de Unesco een stad van mondiaal belang is;

c) de betrokken maatregelen hebben geen invloed op het intracommunautaire handelsverkeer omdat het compensaties betreft voor de extra lasten die Venetiaanse ondernemingen moeten dragen en omdat de economie van Venetië een lokale markt bedient.

(33) Het specifieke of beter het unieke karakter van de situatie van Venetië zou er dus voor moeten zorgen dat de Commissie zich niet strikt opstelt bij de beoordeling van de betrokken maatregelen. Het feit dat het om een insulaire regio gaat, zou een dergelijke benadering nog moeten versterken in het licht van de aan de slotakte van het Verdrag van Amsterdam gehechte verklaring (nr. 30) betreffende insulaire regio's.

Opmerkingen van het comité

(34) Indien de betrokken maatregelen overheidssteun in de zin van artikel 87 van het Verdrag vormen, dient de Commissie volgens het comité de afwijkingen uit artikel 87, lid 3, onder a) en c), toe te passen, aangezien het regionale steun betreft, de invloed ervan op het intracommunautaire handelsverkeer gering is en de steun bijdraagt tot het behoud van het historische en artistieke erfgoed van Venetië.

(35) Het comité onderstreept dat de regio die bijdragenverlagingen geniet, ten dele aanspraak maakt op de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c).

(36) De reeds beschreven argumenten van de Italiaanse autoriteiten worden door het comité herhaald om de Commissie ervan te overtuigen de meest flexibele criteria te hanteren bij de beoordeling van de betrokken bijdragenverlagingen.

(37) In dit verband beklemtoont het comité de specifieke behoeften die ten grondslag liggen aan de kaderregeling inzake overheidssteun voor ondernemingen in achtergestelde stadswijken. Een verder argument voor een flexibele opstelling vanwege de Commissie zou geleverd zijn in de zaak van een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone, waarop de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van toepassing is verklaard, ook al betrof het een NUTS III-gebied dat niet aan de voorwaarden voldeed om in aanmerking te worden genomen.

(38) Voorts hebben gelijkaardige moeilijkheden als die waarmee Venetië te kampen heeft, de Commissie ertoe aangezet de regels inzake de toepasselijkheid van de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), op de perifere en dunbevolkte gebieden in Noord-Europa aan te passen; een gunstige benadering moet ook aan eilanden worden voorbehouden, zoals bepaald in voormelde verklaring nr. 30.

(39) De betrokken steun zou bovendien voldoen aan het evenredigheidsbeginsel aangezien hij het enige middel is om de exodus van ondernemingen naar het vasteland te beperken.

(40) Door de toegekende steun zouden de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig zijn veranderd dat het gemeenschappelijke belang erdoor wordt geschaad: het merendeel van de begunstigde ondernemingen bestaat uit KMO's die reeds steun kregen voor een bedrag beneden het de-minimis-plafond. Voorts gaat het om ondernemingen die in hoofdzaak een activiteit met lokaal karakter uitoefenen. Gezien de moeilijkheden ingevolge de vestiging op een eiland, zijn de ondernemingen weinig concurrerend naar buiten toe, al zijn zij wel gevoelig voor concurrentie van buitenaf. De productieve activiteiten in Venetië die voor de export bestemd zijn, betreffen vooral traditionele producten, zoals glas.

(41) Om alle genoemde redenen moet de betrokken steun als verenigbaar worden aangemerkt op grond van de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c). Voorts roept het comité ook de toepassing in van de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder a), door te beklemtonen dat voor het behoud van Venetië dat door de Unesco tot beschermd monument werd uitgeroepen, maatregelen moeten worden genomen om de economie van de stad, en dus ook haar ondernemingen, nieuw leven in te blazen. Zonder een economisch en sociaal weefsel zou de stad immers verworden tot een museum. Subsidiair verzoekt het comité de Commissie bij de Raad een voorstel in te dienen tot goedkeuring van deze steun op grond van de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder e), gelet op de unieke situatie en de dringende noodzaak.

Opmerkingen van de gemeente Venetië

(42) De gemeente neemt grotendeels de reeds uiteengezette argumenten over om de toepassing te vragen van de afwijkingen voor regionale steun zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag. De gemeente heeft de Italiaanse regering gevraagd Venetië op te nemen in de lijst van de regio's die in aanmerking komen voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. Worden deze maatregelen tot herstel van het economische evenwicht van de begunstigde ondernemingen niet genomen, dan zouden de ondernemingen door de extra kosten en de moeilijkheden ingevolge hun activiteiten in de lagune veroordeeld zijn tot verval en verdwijning. Zonder deze steun zou door het vrije spel van marktkrachten geen van de met de afwijkingen beoogde doelstellingen, inzonderheid die in verband met de regionale ontwikkeling, kunnen worden verwezenlijkt.

C. De gemeentebedrijven

(43) De gemeente Venetië verklaart dat de bijdragenverlagingen ook aan een aantal gemeentebedrijven werden toegekend. Zij onderstreept dat het ondernemingen betreft die belast werden met het verrichten van een openbare dienst van algemeen belang. Bijgevolg komt de betrokken maatregel, op grond van de rechtspraak van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen(11), in aanmerking voor de afwijking uit artikel 86, lid 2.

(44) De Italiaanse autoriteiten verklaren dat zij het volledig eens zijn met de opmerkingen van de gemeente Venetië betreffende de verhoopte toepassing van de afwijking uit artikel 86, lid 2, op de verlagingen van sociale bijdragen ten faveure van de gemeentebedrijven van Venetië en Chioggia.

D. De de-minimis-regel

(45) De Italiaanse autoriteiten en de gemeente Venetië wijzen erop dat het merendeel van de betrokken maatregelen werd toegekend aan KMO's voor een bedrag dat ver beneden het plafond voor de de-minimis-steun(12) ligt.

E. De mogelijkheid van een bevel tot terugvordering van de steun

(46) De Italiaanse autoriteiten sommen een aantal beschikkingen van de Commissie en arresten van het Hof van Justitie op om het discretionaire karakter van de terugvordering van steun te staven. Zij verwijzen ook naar Beschikking 95/455/EG waarin de Commissie in overweging 15 het algemene beginsel zou hebben geformuleerd als zou - in zeer bijzondere en zeldzame situaties die een beperkte weerslag hebben op de mededinging - het afzien van de terugvordering een tegenprestatie zijn voor de afschaffing van steun.

(47) De Italiaanse autoriteiten noemen drie beschikkingen waarin de Commissie om bijzondere en specifieke redenen heeft afgezien van de eis tot terugvordering. In dit verband zijn specifieke redenen om de terugvordering van steun niet te eisen:

a) het feit dat de ondernemingen op eilanden gevestigd zijn;

b) het lokale karakter van de activiteiten die er plaatsvinden;

c) het feit dat belanghebbende derden tijdens de procedure geen opmerkingen kenbaar maakten;

d) de afschaffing van de regeling per 30 september 1997.

IV

BEOORDELING

(48) De hier te onderzoeken maatregelen vallen onder een steunregeling, aangezien zij werden vastgesteld bij een wet die op alle ondernemingen uit de betrokken gebieden van toepassing is. Bijgevolg kunnen zij, ook overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie(13), niet worden beschouwd als ad-hocsteun, zoals het comité beweert.

De vraag of de maatregelen uit de regeling steun vormen

(49) De Commissie is van oordeel dat de maatregelen uit de betrokken regeling overheidssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. In de eerste plaats verliest het INPS door deze maatregelen bijdragen, hetgeen neerkomt op het gebruik van overheidsmiddelen. Ten tweede worden de maatregelen selectief toegepast voor de ondernemingen uit de lagune, die kosten welke normaliter op hun begroting zouden drukken, niet hoeven te dragen. Zij bevinden zich dus in een gunstiger positie ten opzichte van concurrerende ondernemingen die alle kosten moeten dragen. Ten derde worden de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloed doordat de verlagingen van sociale bijdragen worden toegekend aan alle lidstaten, waaronder ook de ondernemingen die economische activiteiten uitoefenen waarvoor er tussen deze staten een handelsverkeer bestaat. Meer bepaald blijkt uit de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte gegevens dat de begunstigde ondernemingen onder meer actief zijn in sectoren waarvoor er een intensief handelsverkeer bestaat, zoals de be- en verwerkende nijverheid en de dienstensector.

(50) Zijn de begunstigde ondernemingen weliswaar in hoofdzaak KMO's - en dus potentieel minder actief buiten de nationale markt -, toch vervalsen de maatregelen de mededinging en beïnvloeden zij het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig, niet alleen omdat zij een deel van hun eigen productie naar andere lidstaten exporteren, maar ook omdat zodoende de kansen van in andere lidstaten gevestigde ondernemingen om hun producten uit te voeren naar de markt van die lidstaat, afnemen(14).

(51) Wat betreft de argumenten die de Italiaanse autoriteiten en de belanghebbenden aanvoeren ten aanzien van het feit dat de maatregelen een compensatie vormen voor de extra kosten van de ondernemingen die in de lagune actief zijn, is de Commissie het volgende van mening.

(52) Het feit dat een maatregel een compensatie vormt, sluit niet uit dat hij steun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Volgens artikel 87, lid 2, onder b), zijn "steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen (...)" verenigbaar. Dit betekent dat de notie "steun" niet afhankelijk is van de vraag of een maatregel compensatie biedt. Toch kan in sommige gevallen met dit gegeven wel rekening worden gehouden bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun.

(53) Ook dient rekening te worden gehouden met het feit dat het Verdrag niet bedoeld is om een situatie van perfecte theoretische gelijkheid tussen ondernemingen in stand te houden, aangezien deze ondernemingen in een reële situatie actief zijn en niet in een perfecte markt waar zij onder volstrekt identieke voorwaarden met elkaar kunnen concurreren.

(54) Bovendien werden de extra kosten die drukken op de Venetiaanse ondernemingen, niet berekend ten opzichte van de gemiddelde kosten van de ondernemingen in de Gemeenschap, maar ten opzichte van de kosten die deze ondernemingen hadden kunnen besparen door te verhuizen naar het vasteland. Bijgevolg werd er geen vergelijking gemaakt met een modelsituatie, maar met een situatie die voor deze ondernemingen voordeliger is.

(55) Voorts is de beoordeling van de Commissie, in een van de door de Italiaanse regering genoemde beschikkingen, dat bepaalde steunmaatregelen voor de textielindustrie een "neutraal" karakter hebben, gebaseerd op een onderzoek naar de gemiddelde kosten in deze sector, waarbij niet wordt uitgesloten dat de desbetreffende maatregelen steun vormen.

(56) In meer algemene zin onderstreept de Commissie dat artikel 87 geen onderscheid maakt naar de oorzaken of doeleinden der bedoelde maatregelen, doch ziet naar hun gevolgen voor de mededinging(15).

(57) Het argument van de Italiaanse autoriteiten als zouden de betrokken maatregelen neutraal zijn omdat de begunstigde ondernemingen hun producten niet exporteren, kan niet in aanmerking worden genomen. Het handelsverkeer tussen de lidstaten wordt immers ongunstig beïnvloed wanneer de kansen van in andere lidstaten gevestigde ondernemingen om hun producten uit te voeren naar de markt van die lidstaat, daardoor afnemen(16).

(58) De gemeente Venetië vraagt dat de Commissie aantoont dat de tenuitvoerlegging van de betrokken maatregelen het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloedt. De Commissie constateert dat de betrokken regeling een voordeel kan verschaffen ten opzichte van ondernemingen die deelnemen aan het handelsverkeer tussen lidstaten(17). Aangezien het bovendien om een steunregeling gaat en niet om ad-hocsteun, volstaat deze vaststelling om te spreken van een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer. Omdat de regeling niet is aangemeld, behoeft de Commissie niet aan te tonen, welke de werkelijke gevolgen ervan waren voor het handelsverkeer tussen de lidstaten. Anders zou dit er immers toe leiden dat lidstaten die steun verlenen zonder zich te houden aan hun aanmeldingsplicht, worden bevoordeeld boven lidstaten die hun steunvoornemens wél aanmelden(18).

(59) Wat betreft de vermeende hiërarchische superioriteit van de Verdragsbepalingen inzake cohesie aan die inzake overheidssteun, de Commissie vindt deze totaal ongegrond. Naar artikel 2, eerste streepje, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (ex-artikel B) betreffende de samenhang als doelstelling van de Unie wordt verwezen in samenhang met het vijfde streepje uit hetzelfde artikel betreffende volledige handhaving en verdere ontwikkeling van het communautaire acquis. Voorts is volgens artikel 2 van het EG-Verdrag een van de taken van de Gemeenschap het bevorderen van een harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de economische activiteit binnen de grenzen van de mededingingsregels en de economische en sociale samenhang. Voor de verwezenlijking van de in artikel 2 van het EG-Verdrag genoemde doelstellingen, worden in artikel 3 initiatieven genoemd, waaronder het mededingingsbeleid onder g) en de versterking van de economische en sociale samenhang onder j). Door de Verdragsbepalingen wordt bijgevolg niet bevestigd dat het cohesiebeleid hiërarchisch hoger in rangorde zou staan.

Wordt ten slotte gekeken naar het afgeleide recht, dan is van artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad(19) betreffende de taken van de fondsen met structurele strekking duidelijk bepaald dat acties van de structuurfondsen mede in overeenstemming moeten zijn met het beleid inzake mededingingsregels, hetgeen nogmaals een zogenaamde superioriteit van het cohesiebeleid uitsluit.

De verenigbaarheid van de maatregelen uit de steunregeling

(60) Nadat de Commissie heeft vastgesteld dat de onderzochte maatregelen overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Verdrag overheidssteun vormen, moet zij onderzoeken of deze als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd in de zin van artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag.

(61) Wat betreft de steun die werd toegekend in de vorm van de in artikel 2 van het decreet van 5 augustus 1994 bedoelde verlagingen van sociale bijdragen ten behoeve van het scheppen van arbeidsplaatsen, staat de Commissie in de communautaire richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun (hierna: "de richtsnoeren")(20) onder meer positief tegenover steun voor de nettoschepping van nieuwe arbeidsplaatsen in KMO's of in ondernemingen in de gebieden die voor regionale steun in aanmerking komen. Volgens deze richtsnoeren moet ook met bijzondere aandacht erop worden gelet dat de steun evenredig is met het nagestreefde doel. Op grond van de door het INPS meegedeelde inlichtingen kan de Commissie concluderen dat de betrokken maatregel bestemd is voor de nettoschepping van nieuwe arbeidsplaatsen in de zin van de richtsnoeren en zoals goedgekeurd bij Beschikking 95/455/EG. Het bedrag van circa 300 EUR per geschapen arbeidsplaats staat in verhouding tot de nagestreefde doelstelling, omdat dit bedrag gering is in verhouding tot de totale kosten per werknemer. Niettemin komt de gemeente Chioggia weliswaar in aanmerking voor regionale steun overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c),(21) maar Venetië daarentegen kon in de betrokken periode slechts ten dele aanspraak maken op deze afwijking. In de niet voor regionale steun in aanmerking komende zones van Venetië is de steun, overeenkomstig de richtsnoeren, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat hij niet beperkt is tot KMO's. Bijgevolg is overeenkomstig punt 21, eerste streepje, van de richtsnoeren, steun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar indien hij aan KMO's wordt toegekend. De steun die wordt toegekend aan ondernemingen die niet onder deze categorie vallen, is verenigbaar indien de ondernemingen actief zijn in een zone die in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

(62) Buiten deze beide categorieën - KMO's en grote ondernemingen die actief zijn in een gebied dat in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag - komt voor deze afwijking ook die steun in aanmerking welke werd toegekend aan ondernemingen die bepaalde categorieën werknemers in dienst nemen die het bijzonder moeilijk hebben om tot de arbeidsmarkt toe te treden of opnieuw een arbeidsplaats te vinden.

(63) Overeenkomstig punt 23 van de richtsnoeren is deze benadering ook van toepassing op de ondernemingen uit gevoelige sectoren, omdat de betrokken regeling niet beperkt is tot één of enkele gevoelige sectoren, maar van toepassing is op alle economische sectoren zonder onderscheid.

(64) De bijdragenverlagingen zoals bedoeld in artikel 1 van het decreet van 5 augustus 1994 vormen - in tegenstelling tot die waarvan sprake is in overweging 61 - steunmaatregelen ten behoeve van het behoud van werkgelegenheid voor alle werknemers van de ondernemingen die in de lagune actief zijn.

(65) Volgens punt 22 van de richtsnoeren kan steun voor het behoud van de werkgelegenheid, die verwant is met productiesteun, slechts in de volgende gevallen worden toegestaan:

a) indien hij dient tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen (artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag);

b) indien hij wordt toegekend in regio's die in aanmerking komen voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag;

c) wanneer tot steun besloten wordt in het kader van een herstructureringsplan voor een in moeilijkheden geraakte onderneming overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(22).

Aangezien dergelijke elementen in deze zaak niet aanwezig zijn, kunnen de in artikel 1 van het decreet van 5 augustus 1994 bedoelde bijdragenverlagingen, op grond van de communautaire richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun, niet worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(66) Alle partijen die hun opmerkingen hebben kenbaar gemaakt, vragen dat, gelet op de bijzondere situatie van Venetië, de regels uit overweging 65 niet worden toegepast, maar dat de Commissie Venetië een speciale afwijking verleent. Volgens de Italiaanse autoriteiten moet een dergelijke afwijking zijn gebaseerd op de afwijkingen voor regionale steun zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a) of c), van het Verdrag, terwijl de twee belanghebbenden vragen dat, behalve deze afwijking, ook de "culturele" afwijking op grond van artikel 87, lid 3, onder d), wordt toegepast, of een specifieke afwijking die de Commissie aan de Raad zou voorstellen op grond van artikel 87, lid 3, onder e).

De afwijkingen voor regionale steun

(67) Wat betreft de regionale afwijking uit artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag, werd geen enkele toelichting verstrekt met het oog op de toepassing van deze afwijking. De argumenten die de Italiaanse autoriteiten en de belanghebbenden aanvoeren om de toepassing van een regionale afwijking op de betrokken steun te rechtvaardigen, zijn gebaseerd op het vereiste dat moet worden voorkomen dat Venetië ontvolkt, haar industriële activiteiten afnemen en de stad verwordt tot een "museumstad", zonder enige vitaliteit of ontwikkelingspotentieel.

(68) In de eerste plaats wijst de Commissie erop dat slechts een deel van het grondgebied van Venetië is opgenomen in de lijst van de Italiaanse regio's die voor regionale afwijkingen in aanmerking komen. Voorts herhaalt zij dat bij het opstellen van de Italiaanse regionalesteunkaart op basis van voorstellen van de Italiaanse autoriteiten, niet heel Venetië werd voorgesteld als een gebied waarop de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag van toepassing is.

(69) De criteria om erkend te worden als regio die in aanmerking komt voor regionale afwijkingen, het soort steun dat er kan worden toegekend en de steunintensiteit zijn door de Commissie vastgesteld in voormelde mededeling(23) inzake de wijze van toepassing van artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag op regionale steunmaatregelen. Enkel steun die in overeenstemming met deze wijze van toepassing wordt toegekend, kan als "regionale" steun worden beschouwd. Voor de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), baseert de Commissie haar beschikkingen op een methode waardoor de sociaal-economische situatie van een regio kan worden beoordeeld zowel in nationaal als in communautair verband. Daardoor kan zij, in het belang van de Gemeenschap, nagaan of er een relevante regionale ongelijkheid bestaat en, in voorkomend geval, de betrokken lidstaat toestaan om, ongeacht het niveau van de economische ontwikkeling, een nationaal regionaal beleid te voeren.

(70) Voorts wijst de Commissie erop dat regionale steun bestemd is voor productieve investeringen of voor het scheppen van werkgelegenheid in verband met dergelijke investeringen. Aangezien de betrokken maatregelen inzake schepping van werkgelegenheid losstaan van eender welk soort investering, kunnen zij niet als regionale steun worden beschouwd.

(71) Ook worden argumenten aangevoerd om aan te tonen dat de Commissie de regionale afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag bijwijlen heeft gebruikt om regels toe te passen die afwijken van die uit de in overweging 69 genoemde mededeling; dit zou het geval zijn voor een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone. In dat verband merkt de Commissie het volgende op.

(72) Het is niet correct om steun voor ondernemingen in achtergestelde stadswijken(24) als "regionale steun" te bestempelen. De met deze kaderregeling ingevoerde regels gaan uit van artikel 87, lid 3, onder c), en betreffen de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun die lidstaten verlenen in stadswijken waarvan de sociaal-economische indicatoren aanzienlijk lager liggen dan het gemiddelde van de stad waartoe zij behoren. Deze regels kunnen niet als uitzonderlijk worden beschouwd ten opzichte van die uit de in overweging 69 genoemde mededeling. Deze regels zijn trouwens niet van toepassing op deze zaak omdat niet voldaan is aan de voorwaarden waaronder stadswijken, begunstigde ondernemingen of bepaalde activiteiten voor steun in aanmerking kunnen komen(25).

(73) Bij de uitbreiding van de Gemeenschap met Zweden en Finland werd besloten tot wijziging van de methode van toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag op regionale steunmaatregelen(26). De Commissie heeft deze aanpassing doorgevoerd omdat de communautaire regels niet aangepast waren aan de kenmerken van bepaalde delen van het grondgebied van Scandinavische landen (extreem noordelijke ligging van bepaalde gebieden, barre klimaatsomstandigheden, zeer grote interne afstand) als beschreven in punt 4 van het betrokken document. De Commissie wilde een erkenningscriterium uitwerken dan aan twee voorwaarden voldoet: het moet algemeen toepasselijk zijn, d.w.z. potentieel toepasselijk op elk land, en het mag de communautaire organisatie niet verstoren, inzonderheid het vigerende stelsel van regionale steunmaatregelen.

(74) De Commissie is niet voornemens de wijze van toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag aan te passen ten behoeve van de hier te onderzoeken zaak. De situatie in Venetië levert geen nieuwe elementen op en, ten gronde, kan de voorgenomen steun het bestaande steunsysteem verstoren, daar het exploitatiesteun betreft voor een regio die niet te kampen heeft met acute problemen inzake economische en sociale cohesie. Voor de betrokken periode leverden de sociaaleconomische indicatoren van deze gebieden een BBP per inwoner van 122,3 op en een werkloosheidspeil van 70,8 ten opzichte van het communautaire gemiddelde. Deze gegevens wijzen niet op een abnormaal lage levensstandaard of een ernstig gebrek aan werkgelegenheid.

(75) In haar Beschikking 95/455/EG had de Commissie zich reeds uitgesproken over de bijdragenverlagingen zoals bedoeld in artikel 1 van het decreet van 5 augustus 1994. Zij had de steun omschreven als exploitatiesteun en deze als verenigbaar beschouwd omdat het degressieve en tijdelijke exploitatiesteun betrof voor een regio waarop de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag van toepassing is. De lagune van Venetië komt niet in aanmerking voor deze afwijking.

(76) Wat betreft het feit dat dezelfde steun reeds als verenigbaar werd aangemerkt in twee regio's van de Mezzogiorno waarop de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van toepassing is(27), heeft de Commissie in haar Beschikking 95/455/EG uiteengezet dat deze beoordeling plaatsvond in het kader van begeleidende maatregelen van tijdelijke aard ten behoeve van ondernemingen uit regio's die niet langer in aanmerking komen voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag. Deze begeleidende maatregelen omvatten onder meer bepaalde vormen van exploitatiesteun. Deze benadering is duidelijk uitgesloten voor Venetië en Chioggia die nooit op een dergelijke afwijking aanspraak konden maken en thans slechts ten dele in aanmerking komen voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c).

(77) Ten aanzien van de uitzondering waarbij afwijkingen werden toegepast voor een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone, dient te worden opgemerkt dat de Commissie in haar Beschikking 93/353/EEG(28) heeft vastgesteld dat dit gebied niet in aanmerking kwam voor regionale steun. Bijgevolg kon de nationale Spaanse regeling inzake regionale steun in dit gebied enkel worden toegepast voor KMO's, en meer bepaald voor KMO's in zones die in aanmerking kwamen voor steun uit de structuurfondsen; de toepassing werd ook beperkt tot 31 december 1993. De intensiteit van de investeringssteun werd ten dele verlaagd en beperkt tot 10 % voor middelgrote ondernemingen, 20 % voor kleine ondernemingen en 40 % voor micro-ondernemingen. In dit geval heeft de Commissie een beroep gedaan op de algemene regel uit punt 4.1, laatste alinea, van de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen(29).

(78) Ten slotte, wat betreft de met de betrokken steun beoogde regionale ontwikkeling, merkt de Commissie op dat deze steun, gezien zijn kenmerken, niet in verhouding staat tot de structurele moeilijkheden die hij moet verhelpen. Er is namelijk geen enkel verband tussen de bijdragenverlagingen per werknemer en de kosten voor transport, voor verwerving, inrichting en onderhoud van gebouwen, de administratieve lasten als gevolg van juridische, architectonische en landschappelijke beperkingen en van andere door de overheid opgelegde beperkingen(30).

De culturele afwijking

(79) Ten aanzien van de culturele doelstelling waarvoor steun in de vorm van bijdragenverlagingen in de lagune werd toegekend, merkt de Commissie op dat de Italiaanse regering nooit heeft gevraagd om de toepassing van de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder d), van het Verdrag, maar steeds heeft verdedigd dat de betrokken maatregelen regionale steun vormden en de toepassing van de desbetreffende afwijking heeft geëist.

(80) Artikel 87, lid 3, onder d), van het Verdrag heeft twee aspecten, aangezien de afwijking kan worden toegepast op steun ter bevordering van de cultuur of tot instandhouding van het culturele erfgoed.

(81) Wat de instandhouding van het culturele erfgoed betreft, hebben de Italiaanse regering en het comité, in de lijst van de extra kosten die zouden drukken op de Venetiaanse ondernemingen, gewezen op de extra kosten als gevolg van de naleving van de architectonische en landschappelijke beperkingen. Deze kosten worden evenwel niet door alle ondernemingen gedragen. Dit betekent dat de bijdragenverlaging wel aan alle ondernemingen wordt toegekend, maar dat alleen sommige daarvan kosten dragen in verband met het behoud van het erfgoed. Voorts wijst de Commissie erop dat het door de steun verleende voordeel niet in verhouding staat tot de kosten die moeten worden gedragen, zelfs indien de afwijking beperkt blijft tot ondernemingen die gevestigd zijn in een gebouw waarvoor architectonische beperkingen gelden, en die dus ook daadwerkelijk deze extra kosten moeten maken. De steun kan namelijk niet volstaan om de doelstelling te verwezenlijken van het behoud van het erfgoed - indien de werknemers weinig talrijk zijn ten opzichte van het artistieke erfgoed dat in stand moet worden gehouden - of hij kan juist te groot zijn ingeval de steun bestemd is voor een onderneming met veel werknemers, maar met beperkte kosten in verband met het behoud van het erfgoed. Bijgevolg kan deze afwijking niet worden toegestaan omdat het steun betreft die door de wijze waarop hij wordt toegepast, niet de garantie biedt dat hij evenredig is aan de doelstelling waarvoor een afwijking wordt ingeroepen.

(82) Wat het aspect "cultuur" betreft, is de Commissie van oordeel dat het begrip in zijn algemeen aanvaarde betekenis moet worden begrepen en niet in ruime zin mag worden geïnterpreteerd. Het argument van het comité als zou de steun voor economische activiteiten die de levensader van Venetië vormen, bijdragen tot het behoud van de stad, die door de Unesco werd uitgeroepen tot erfgoed van de mensheid, blijft te algemeen en vaag ten aanzien van de culturele doelstellingen die met de betrokken afwijkingen worden beoogd.

De afwijking uit artikel 87, lid 3, onder e), van het Verdrag

(83) In zijn conclusies vraagt het comité dat voor een positieve beoordeling van de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder e), zou worden toegepast; in die bepaling is sprake van "andere soorten van steunmaatregelen aangewezen bij besluit van de Raad, genomen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie".

(84) De Commissie merkt op dat zij, op basis van de reeds in artikel 87, lid 3, genoemde categorieën afwijkingen, de richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun heeft kunnen vaststellen; deze bieden voldoende regels voor dit soort steun. Overigens zou de vaststelling door de Raad van een nieuwe categorie steunmaatregelen de daaronder vallende steun niet automatisch met de gemeenschappelijke markt verenigbaar maken, maar zou in ieder geval een beschikking van de Commissie vereist zijn om de verenigbaarheid van een specifieke steunzaak na te gaan en eventueel regels vast te leggen door een kaderregeling goed te keuren. Voorts kan de Commissie de betrokken regels die thans voor de beoordeling van onrechtmatig ten uitvoer gelegde steun gelden, niet naast zich neerleggen.

De gemeentebedrijven

(85) In haar opmerkingen onderstreept de gemeente Venetië als belanghebbende dat de gemeentebedrijven die bijdragenverlagingen krijgen, door de overheid belast worden met het verrichten van een openbare dienst van algemeen belang en dat de ontvangen steun noodzakelijk is voor de vervulling van "de hun toevertrouwde bijzondere taak".

(86) Bijgevolg is artikel 87 van het Verdrag niet van toepassing op grond van de afwijking uit artikel 86, lid 2. De gemeente merkt voorts op dat een aantal van de betrokken ondernemingen actief is in bedrijfstakken die niet geliberaliseerd zijn en waarvoor een monopolieregeling bestaat, zodat de bijdragenverlagingen de mededinging niet vervalsen. Dezelfde opmerkingen werden door de Italiaanse autoriteiten herhaald in hun antwoord op het bevel dat de Commissie met haar beschikking van 23 juni 1999 heeft gegeven.

(87) De Ialiaanse autoriteiten wijzen erop dat de betrokken ondernemingen onder een monopolieregeling actief zijn, doch verklaren tevens dat deze ondernemingen ook aanspraak kunnen maken op de afwijking uit artikel 86, lid 2, van het Verdrag. In dit verband hebben zij een lijst meegedeeld van zes gemeentebedrijven die belast zijn met het verrichten van diensten van algemeen belang. Deze ondernemingen verzorgen het openbaar vervoer in de stad en haar omgeving (ACTV), de sleepdiensten in de haven van Venetië (Panfido SpA), de drinkwatervoorziening (Aspiv), de dienst voor het schoonmaken van scholen, het onderhoud van openbare parken en andere sociale activiteiten (AMAV), de kansspelen onder beheer van het Casino van Venetië, en ten slotte de dienst tot behoud van Venetië en de lagune (Consorzio Venezia Nuova).

(88) Voor een aantal van deze bedrijven hebben de Italiaanse autoriteiten de boekhoudgegevens meegedeeld om aan te tonen dat de betrokken bijdragenverlagingen uitsluitend bestemd zijn als compensatie voor de extra kosten welke voortvloeien uit het verrichten van hun opdracht als openbare dienst.

(89) De Commissie heeft de betrokken ondernemingen elk afzonderlijk onderzocht.

(90) Wat betreft de onderneming die het stadsvervoer verzorgt (ACTV), deze dienst - inclusief het transport in de lagune, dat gezien de specifieke situatie in Venetië te vergelijken valt met het stadsvervoer - werd verzorgd in het kader van een wettelijk monopolie, in een niet-geliberaliseerde sector. Het feit dat een sector niet geliberaliseerd is, is niet steeds een voldoende reden om uit te sluiten dat het handelsverkeer niet ongunstig wordt beïnvloed. In dit geval betreft het echter een dienst die op lokaal niveau wordt verzorgd zonder dat potentiële concurrentie daardoor kan worden verstoord - de betrokken onderneming kreeg namelijk een uitsluitend recht - en in het besluit waarbij ACTV de concessie voor deze activiteit krijgt toegekend, is bepaald dat de onderneming enkel de daarin genoemde activiteiten mag uitoefenen. Van een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer kan dus geen sprake zijn. Gelet op het voorgaande dient te worden geconcludeerd dat de bijdragenverlagingen ten behoeve van ACTV in dit geval geen steun vormen omdat de voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag niet aanwezig zijn gelet op het feit dat het intracommunautaire handelsverkeer niet ongunstig wordt beïnvloed. In dergelijk omstandigheden dient ook niet te worden nagegaan of de afwijking uit artikel 86, lid 2, van toepassing is.

(91) Wat betreft de onderneming die sleepdiensten in de haven van Venetië verzorgt (Panfido SpA), deze activiteit wordt op lokaal niveau uitgeoefend in een sector die niet geliberaliseerd is. Aangezien de onderneming een uitsluitend recht werd toegekend en in het besluit waarbij Panfido de concessie voor deze activiteit krijgt toegekend, bepaald is dat de onderneming enkel de daarin genoemde activiteiten mag uitoefenen, kan er geen sprake zijn van een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer. Geconcludeerd dient te worden dat de bijdragenverlagingen ten behoeve van Panfido in dit geval geen steun vormen, omdat de voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag niet aanwezig zijn, daar het intracommunautaire handelsverkeer niet ongunstig wordt beïnvloed.

(92) Ten aanzien van de waterleidingmaatschappij Aspiv zijn de voorwaarden vervuld voor de toepassing van de afwijking uit artikel 86, lid 2, van het Verdrag. In dit geval gaat het namelijk om het verrichten van een openbare dienst van algemeen economisch belang die door een formeel besluit van de overheid werd toevertrouwd aan een openbare onderneming zonder winstoogmerk. De Italiaanse autoriteiten hebben aangetoond dat de betrokken verlagingen van sociale bijdragen uitsluitend bestemd zijn ter dekking van de extra kosten welke voortvloeien uit het vervullen van een specifieke opdracht van openbare dienstverlening die aan de onderneming werd toevertrouwd. Bijgevolg is de steun die aan Aspiv werd toegekend, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(93) Wat betreft de onderneming die openbare diensten verricht waaronder het schoonmaken van scholen, het onderhoud van openbare parken en andere sociale activiteiten (AMAV), deze activiteiten zijn duidelijk lokaal zodat er geen sprake is van ongunstige beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer. Bijgevolg vormen de betrokken bijdragenverlagingen geen steun, aangezien de voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag niet aanwezig zijn.

(94) De activiteit van het Casino van Venetië is volgens de Commissie een commerciële activiteit, waar de concurrentie vrij spel moet krijgen; deze activiteit valt bijgevolg onder de toepassing van artikel 87 van het Verdrag. Wat betreft de toepassing van de afwijking uit artikel 86, lid 2, van het Verdrag, merkt de Commissie op dat de activiteit van het casino niet kan worden omschreven als een dienst van algemeen economisch belang, aangezien de overheid voor de betrokken activiteiten geen verplichtingen inzake openbare dienstverlening heeft opgelegd.

(95) De algemene analyse uit de overwegingen 61 tot en met 65 is dus van toepassing op de betrokken onderneming.

(96) Ten slotte wijst de Commissie erop dat Consorzio Venezia Nuova, de onderneming die belast is met het behoud van Venetië en de lagune, uitdrukkelijk werd opgericht tot behoud van het historische, artistieke en archeologische erfgoed van Venetië: haar statutaire doel is de verwezenlijking - via een concessie - van door de staat in deze sector gesteunde projecten. De Commissie is dan ook van oordeel dat de steun voor Consorzio Venezia Nuova verenigbaar moet worden verklaard met de gemeenschappelijke markt op grond van de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder d), van het Verdrag. In dit geval is de institutionele rol van Consorzio Venezia Nuova het behoud en de conservering van het erfgoed van Venetië; de steun in de vorm van bijdragenverlagingen voor de lagune heeft bijgevolg een culturele doelstelling.

De toepasselijkheid van andere afwijkingen

(97) De betrokken steunmaatregelen kunnen niet in aanmerking komen voor een van de overige afwijkingen uit artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag. De steun betreft niet de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang, noch is hij bestemd tot opheffing van een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat. Bijgevolg is de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder b), niet van toepassing.

(98) Wat artikel 87, lid 2, betreft voldoet de betrokken steun niet aan de voorwaarden onder a) (steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers) en vanzelfsprekend ook niet aan die onder c).

(99) Evenmin is de afwijking uit artikel 87, lid 2, onder b), van toepassing omdat het fenomeen van het stijgende waterpeil niet kan worden beschouwd als een natuurramp of een buitengewone gebeurtenis.

De terugvordering van de onverenigbare steun

(100) Zoals door het Hof van Justitie werd erkend(31), heeft de Commissie de mogelijkheid onverenigbare en onrechtmatige steun te doen terugvorderen.

(101) De terugvordering van steun die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en onrechtmatig, is een verplichting die de Commissie bij Verordening (EG) nr. 659/1999 werd opgelegd.

(102) Wordt in een beschikking vastgesteld dat de steun onrechtmatig werd toegekend en onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, dan is, volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie(32), de terugbetaling het logische gevolg, wil men de vroegere economische toestand herstellen.

(103) De opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten ter ondersteuning van hun vraag om de steun niet terug te vorderen indien deze onverenigbaar zou blijken met de gemeenschappelijke markt, zijn ontoereikend om te rechtvaardigen dat de consequenties van de toepassing van Verordening (EG) nr. 659/1999 - ingevolge het onrechtmatige karakter en de onverenigbaarheid van de betrokken steun met de gemeenschappelijke markt - worden tenietgedaan en wel om de volgende redenen:

a) het insulaire karakter van een regio vormt op zich nog geen element van structurele zwakte;

b) het lokale karakter van de activiteiten van de Venetiaanse ondernemingen werd niet aangetoond;

c) het feit dat geen belanghebbende opmerkingen kenbaar heeft gemaakt, toont nog niet aan dat het niet opportuun is om te voorzien in het herstel van de vroegere economische situatie;

d) het aflopen van de regeling per 30 november 1997 biedt een garantie dat de mededingingsregels worden hersteld, maar sluit niet uit dat tot dat tijdstip ondernemingen voordelen hebben gekregen die moeten worden tenietgedaan.

V

CONCLUSIES

(104) De Commissie stelt vast dat Italië in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag de verlagingen van sociale bijdragen zoals bedoeld in artikel 27 van wet nr. 30/1997 en artikel 5 bis van wet nr. 206/1995, waarin verwezen wordt naar het decreet van 5 augustus 1994, op onrechtmatige wijze heeft toegekend.

(105) Op grond van de in deel IV van de onderhavige beschikking gemaakte analyse verklaart de Commissie dat de steun in de vorm van een volledige vrijstelling van sociale bijdragen ten behoeve van nettoschepping van werkgelegenheid in KMO's verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De steun die wordt toegekend aan ondernemingen die niet beantwoorden aan de KMO-definitie, is verenigbaar indien de ondernemingen actief zijn in een zone die in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. De steun is eveneens verenigbaar indien iedere onderneming die werknemers aanwerft die het bijzonder moeilijk hebben om tot de arbeidsmarkt toe te treden of opnieuw een arbeidsplaats te vinden, aanspraak kan maken op deze steun.

(106) Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is de in artikel 2 van het decreet van 5 augustus 1994 en in artikel 1 van voormeld decreet bedoelde steun welke wordt toegekend aan grote ondernemingen die actief zijn buiten een gebied dat in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c).

(107) Om de in de overwegingen 90, 91 en 93 uiteengezette redenen worden de maatregelen ten behoeve van de gemeentebedrijven ACTV, Panfido SpA en AMAV niet beschouwd als steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

(108) Om de in overweging 92 uiteengezette redenen is de steun ten behoeve van het gemeentebedrijf Aspiv verenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat hij in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 86, lid 2, van het Verdrag.

(109) Om de in overweging 95 uiteengezette redenen is de steun ten behoeve van Consorzio Venezia Nuova verenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat hij in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder d), van het Verdrag.

(110) De maatregelen die voldoen aan de de-minimis-regel, vallen niet binnen de werkingssfeer van artikel 87 van het Verdrag. Op grond van deze regel mag het totale bedrag van de maatregelen die volgens voornoemde bepalingen aan ondernemingen ten goede komen, het plafond van 100000 EUR over een periode van drie jaar niet overschrijden. Zoals vermeld in de desbetreffende mededeling van de Commissie(33) geldt deze regel niet voor de sectoren die onder het EGKS-Verdrag vallen, de scheepsbouw, de vervoerssector, en voor steun die wordt verleend voor uitgaven in verband met landbouw of visserij.

(111) Indien onrechtmatig steun is toegekend die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, eist de Commissie van de lidstaat in kwestie dat deze wordt teruggevorderd van de ontvangers(34) teneinde de vroegere toestand te herstellen. Dit is het geval voor de steun die bij de onderhavige beschikking onverenigbaar is verklaard met de gemeenschappelijke markt en waarvan het bedrag door de ontvangers ervan moet worden teruggegeven.

(112) De terugvordering geschiedt in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures. De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun de begunstigden ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van de referentierentevoet welke wordt gehanteerd voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelingen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 is de steun die Italië aan ondernemingen op het grondgebied van Venetië en Chioggia heeft toegekend in de vorm van verlagingen van sociale bijdragen zoals bedoeld in wet nr. 30/1997 en wet nr. 206/1995, waarin verwezen wordt naar artikel 2 van het ministerieel decreet van 5 augustus 1994, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt voorzover hij werd toegekend aan de volgende ondernemingen:

a) KMO's in de zin van de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen;

b) ondernemingen die niet voldoen aan deze omschrijving, maar die gevestigd zijn in een zone die in aanmerking komt voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag;

c) iedere andere onderneming die werknemers aanwerft die het bijzonder moeilijk hebben om tot de arbeidsmarkt toe te treden of opnieuw een arbeidsplaats te vinden, overeenkomstig de communautaire richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun.

Deze steun is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wanneer hij wordt toegekend aan ondernemingen die geen KMO zijn en die gevestigd zijn buiten zones die in aanmerking komen voor de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

Artikel 2

Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 is de steun die Italië aan ondernemingen op het grondgebied van Venetië en Chioggia heeft toegekend in de vorm van verlagingen van sociale bijdragen zoals bedoeld in artikel 1 van het ministerieel decreet van 5 augustus 1994, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 3

De steun die Italië heeft toegekend aan Aspiv en Consorzio Venezia Nuova, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt op grond van de afwijking uit, onderscheidenlijk, artikel 86, lid 2, en artikel 87, lid 3, onder d), van het Verdrag.

Artikel 4

De steun die Italië heeft toegekend aan ACTV, Panfido SpA en AMAV vormt geen steun in de zin van artikel 87 van het Verdrag.

Artikel 5

Italië neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1, tweede alinea, en artikel 2 met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaarde steun, welke reeds onrechtmatig ter beschikking werd gesteld, van de begunstigden terug te vorderen.

De terugvordering geschiedt in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures. De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun de begunstigden ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van de referentierentevoet welke wordt gehanteerd voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelingen.

Artikel 6

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden na kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 25 november 1999.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(2) PB C 51 van 18.2.1998, blz. 9.

(3) PB L 265 van 8.11.1995, blz. 23.

(4) Cf. punt 1 van de mededeling van de Commissie inzake de wijze van toepassing van artikel 92, lid 3, onder a) en c), van het EG-Verdrag op regionale steunmaatregelen (PB C 212 van 12.8.1988, blz. 2), thans vervangen door de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9).

(5) Volgens de Coses-studie bedraagt het effect van de verlagingen van sociale bijdragen op de omzet van de begunstigde ondernemingen gemiddeld circa 2,9 %, terwijl de in aanmerking genomen extra kosten 9,5 % van de omzet bedragen.

(6) Het comité onderscheidt de volgende extra kosten:

a) logistieke en structurele kosten, waaronder de veel hogere kosten voor de inrichting en het onderhoud van gebouwen, kosten ingevolge de noodzaak om lokale magazijnen te gebruiken die hoger gelegen zijn als bescherming tegen vocht en de getijdenwerking, extra kosten voor de verwerving en de huur van vastgoed, extra kosten door de beperkingen die worden opgelegd in verband met architectuur, landschap en veiligheid;

b) exploitatiekosten onder meer voor het transport van voorraden en goederen die herhaaldelijk moeten worden overgeladen, hogere kosten voor goederen en diensten mede als gevolg van een betrekkelijke starre toeristische vraag ondanks prijsstijgingen;

c) hogere personeelskosten als gevolg van de vergoedingen die werknemers krijgen die in Venetië willen werken;

d) commerciële nadelen ingevolge de ontvolking en de geleidelijke vergrijzing van de bevolking van Venetië, hetgeen het contact met klanten en het op de markt brengen van producten bemoeilijkt;

e) kosten van ongemakken veroorzaakt door milieufactoren (het zgn. "acqua alta"-fenomeen (stijgend waterpeil), smog en getijdenwerking).

(7) De Italiaanse autoriteiten wijzen ook op het "neutrale" karakter van de maatregel en verwijzen naar de Franse steun voor de textiel-, kleding-, leder- en schoenindustrie, bekendgemaakt in PB C 357 van 26.11.1996, blz. 5, betreffende bijdragenverlagingen in het kader van een herschikking van de arbeidstijd.

(8) Arrest van 23 maart 1985 in zaak 296/82 (Nederland en Leeuwarder Papierwarenfabriek BV/Commissie), Jurisprudentie 1985, blz. 809.

(9) PB C 146 van 14.5.1997, blz. 6.

(10) PB C 364 van 20.12.1994, blz. 8.

(11) Arrest van 27 februari 1997 in zaak T-106/95 (Fédération française des sociétés d'assurances e.a./Commissie), Jurisprudentie 1997, blz. II-229.

(12) Mededeling van de Commissie inzake de de minimis-steun (PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9).

(13) Arrest van 13 april 1994 in de gevoegde zaken C-324/90 en C-342/90 (Duitsland en Pleuger Worthington/Commissie), Jurisprudentie 1994, blz. I-1173.

(14) Arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1988 in zaak 102-87 (Frankrijk/Commissie), Jurisprudentie 1988, blz. 4067.

(15) Arrest van het Hof van Justitie van 2 juli 1974 in zaak 173-74 (Italië/Commissie), Jurisprudentie 1974, blz. 709.

(16) Arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1988 in zaak 102-87 (Frankrijk/Commissie), Jurisprudentie 1988, blz. 4067.

(17) Arrest van het Hof van Justitie van 14 oktober 1987 in zaak 248-84 (Duitsland/Commissie), Jurisprudentie 1987, blz. 4013.

(18) Arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-214/95 (Vlaams Gewest/Commissie), Jurisprudentie 1998, blz. II-717.

(19) PB L 185 van 15.7.1988, blz. 9. Verordening per 1 januari 2000 vervangen door Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1).

(20) PB C 334 van 12.12.1995, blz. 4).

(21) Zie de beschikking van de Commissie die de Italiaanse regering werd meegedeeld bij schrijven van 30 juli 1997, onder meer betreffende de lijst van de gebieden die in aanmerking komen voor regionale steun.

(22) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(23) Zie voetnoot 4.

(24) Zie voetnoot 9.

(25) Volgens de toepassingsvoorwaarden van deze kaderregeling moet de achterstandswijk onder meer tussen de 10000 en 30000 inwoners hebben en deel uitmaken van steden van ten minste 100000 inwoners. Telde de gemeente Venetië in 1997 weliswaar 293727 inwoners, toch had het historische centrum slechts 68600 inwoners en de eilanden 45382 inwoners. Gezien dit bevolkingsaantal is het dus niet mogelijk deze kaderregeling toe te passen op het betrokken gebied. Wat begunstigde ondernemingen betreft, is er in de kaderregeling uitsluitend sprake van kleine ondernemingen in de zin van de communautaire definitie. Voorts wordt in de bijlage een lijst gegeven van de relevante sectoren.

(26) Zie voetnoot 10.

(27) Ook al komen de twee regio's (de Abruzzen en Molise) nog in aanmerking voor maatregelen van doelstelling 1 van de structuurfondsen, toch kunnen zij geen aanspraak meer maken op de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder a), omdat zij een BBP per inwoner hebben dat, uitgedrukt als percentage van het communautaire gemiddelde (Abruzzen: 89,85 % en Molise: 78,97 %) ver boven het plafond ligt van 75 % dat werd vastgesteld om aanspraak te kunnen maken op de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder a).

(28) PB L 145 van 17.6.1993, blz. 25.

(29) PB C 213 van 19.8.1992, blz. 2.

(30) Bovendien houden deze lasten niet per se verband met het insulaire karakter van de lagune, en bijgevolg vormen zij ook geen structurele nadelen van de eilanden waarmee in regelgeving, die gebaseerd zou zijn op de nieuwe verklaring nr. 30 zoals die werd ingevoerd bij het Verdrag van Amsterdam, rekening zou kunnen worden gehouden.

(31) Arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 1973 in zaak 70/72 (Duitsland/Commissie), Jurisprudentie 1973, blz. 813.

(32) Arrest van het Hof van Justitie van 21 maart 1990 in zaak C-142/87 (België/Commissie), Jurisprudentie 1990, blz, I-959.

(33) Zie voetnoot 12.

(34) Zie de mededeling van de Commissie in PB C 318 van 24.11.1983, blz. 3.

Top