Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R1602

    Verordening (EG) nr. 1602/96 van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling van bijzondere beheersmaatregelen voor Noordzeeharing en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 3074/95

    PB L 198 van 8.8.1996, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1996

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/1602/oj

    31996R1602

    Verordening (EG) nr. 1602/96 van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling van bijzondere beheersmaatregelen voor Noordzeeharing en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 3074/95

    Publicatieblad Nr. L 198 van 08/08/1996 blz. 0001 - 0007


    VERORDENING (EG) Nr. 1602/96 VAN DE RAAD van 25 juli 1996 houdende vaststelling van bijzondere beheersmaatregelen voor Noordzeeharing en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 3074/95

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (1), als gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994, inzonderheid op artikel 8, lid 4,

    Overwegende dat volgens de meest recente wetenschappelijke informatie en met name het rapport van de Adviescommissie voor Visserijbeheer (ACFM) van de Internationale Raad voor Onderzoek van de Zee (ICES) de omvang van het haringbestand in de Noordzee beneden veilige biologische grenzen ligt; dat de huidige visserijmortaliteit meer dan het dubbele bedraagt van het niveau voor een duurzame visserij en dat de recente aanwas van vis in het bestand onvoldoende is om bij het huidige exploitatieniveau het bestand aan te vullen;

    Overwegende dat, volgens het wetenschappelijk advies uit bovengenoemde bronnen, snel maatregelen moeten worden genomen om het paaibestand weer op peil te brengen en om de visserijmortaliteit te verminderen; dat voor de vissersvloten die vissen voor menselijke consumptie deze maatregelen voor 1996 moeten bestaan in een vermindering van de vangst tot de helft van de huidige cijfers voor de totaal toegestane vangsten (TAC's) en dat voor de andere vissersvloten voor 1996 de visserijmortaliteit van haring die als bijvangst wordt gevangen met 50 % moet worden verminderd;

    Overwegende dat overeenkomstig de in de artikelen 2 en 7 van de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2) vastgestelde procedure, de Gemeenschap en Noorwegen overleg hebben gepleegd over onder hun bevoegdheid vallende en met betrekking tot Noordzeeharing te nemen maatregelen; dat dit overleg met succes is afgerond en dat maatregelen zijn overeengekomen;

    Overwegende dat de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1265/96 van 1 juli 1996 tot vaststelling van urgente instandhoudingsmaatregelen ter bescherming van het Noordzeeharingbestand (3), op grond van de bevoegdheden die bij artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 aan haar zijn gedelegeerd, reeds dergelijke maatregelen heeft vastgesteld;

    Overwegende dat de reeds vastgestelde maatregelen moeten worden gecompleteerd met aanvullende maatregelen; dat deze aanvullende maatregelen dienen te bestaan in een verlaging van de totaal toegestane vangst (TAC) voor sprot in de Noordzee, nadere vaststelling van de regels die moeten worden toegepast als de vangstlimieten voor de bijvangst zijn bereikt, en van de bepalingen van toepassing op vangsten, registratie en aanlanding van haring in bepaalde gebieden;

    Overwegende dat het dienstig is deze maatregelen en de maatregelen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1265/96 in één enkele verordening te combineren en genoemde verordening in te trekken;

    Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 3074/95 (4) voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden, de totaal toegestane vangsten, de verdeling daarvan over de Lid-Staten en bepaalde bij de visserij op die bestanden in acht te nemen voorschriften zijn vastgesteld; dat een aantal van de betrokken bepalingen moet worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Lid-Staten waar ongesorteerde vangsten worden aangevoerd die ook uit haring bestaan, zorgen ervoor dat er adequate bemonsteringssystemen bestaan voor een effectief toezicht op alle aanvoer van bijvangst van haring.

    Het wordt verboden ongesorteerde vangsten die ook uit haring bestaan, aan te landen in havens zonder een dergelijk bemonsteringssysteem.

    Artikel 2

    De Lid-Staten gaan over tot vaststelling van bijzondere controle- en beheersmaatregelen of andere maatregelen met betrekking tot de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat om ervoor te zorgen dat de vangstbeperkingen worden nageleefd. Deze maatregelen omvatten met name:

    i) bijzondere controle- en inspectieprogramma's;

    ii) programma's voor de visserij-inspanning, met inbegrip van lijsten van vaartuigen met vergunning en, als dat nodig wordt geoordeeld omdat een quotum voor meer dan 70 % is opgevist, beperkingen ten aanzien van de activiteit van vaartuigen met een vergunning;

    iii) controle op het overladen en op praktijken die leiden tot het weer overboord zetten van vis (teruggooi);

    iv) zo mogelijk, een tijdelijk visverbod voor wateren waarvan bekend is dat er een hoge bijvangst is van haring, en met name jonge haring.

    Artikel 3

    Inspecteurs van de Commissie voeren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (5), en telkens wanneer de Commissie zulks noodzakelijk acht, onafhankelijke inspecties uit om de toepassing door de bevoegde autoriteiten van de bemonsteringsprogramma's en de in de artikelen 1 en 2 nader omschreven maatregelen te verifiëren.

    Artikel 4

    De Commissie verbiedt de aanvoer van haring als wordt aangenomen dat de uitvoering van de in de artikelen 1 en 2 genoemde maatregelen niet voldoende waarborgen biedt dat bij alle visserij-activiteit een strikte beheersing van de visserijmortaliteit bij haring wordt bereikt.

    Artikel 5

    De Lid-Staten melden de Commissie elke week uiterlijk op vrijdag de aanvoer in de voorafgaande week van haring en sprot die is gevangen in de in bijlage I en bijlage II genoemde zones.

    Artikel 6

    1. Elke aanvoer van haring gevangen in de ICES-onderverdelingen III a, IV en VII d door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van 32 mm of meer bij het vangen van deze vangsten in de betroffen onderverdelingen, wordt verrekend tegen een betrokken quotum als omschreven in bijlage I bij deze verordening.

    2. Elke aanvoer van haring gevangen in de ICES-onderverdelingen III a, IV en VII d door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm bij het vangen van deze vangsten in de betroffen onderverdelingen, wordt verrekend tegen een betrokken quotum als omschreven in bijlage II bij deze verordening.

    3. Haring aangevoerd door vaartuigen die hun activiteit uitoefenen onder de in lid 2 omschreven voorwaarden, worden niet ten verkoop voor menselijk verbruik aangeboden.

    4. Ongeacht de in de leden 1 en 2 neergelegde voorwaarden wordt alle haring die in ICES-onderverdeling III a wordt gevangen door vaartuigen die op andere soorten als haring vissen, als omschreven in bijlage II bij deze verordening, verrekend tegen de overeenkomstige quota als bepaald in bijlage II.

    Artikel 7

    Verordening (EG) nr. 3074/95 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

    "2 bis. Ongeacht het bepaalde in de leden 1 en 2 is het, wanneer een in bijlage II bij deze verordening vastgesteld quotum is opgebruikt, voor vissersvaartuigen die vissen in de zone waarvoor het betreffende quotum gold, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook bestaan uit haring.";

    2. de bijlage wordt bijlage I en wordt als volgt gewijzigd:

    a) met betrekking tot haring worden de vermeldingen en voetnoten betreffende de zones III a, IV ab en IV c, VII d vervangen door de vermeldingen en voetnoten betreffende genoemde zones, die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening;

    b) met betrekking tot sprot worden de vermeldingen en voetnoten betreffende zone II a, IV vervangen door de vermeldingen en voetnoten betreffende die zone, die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening;

    3. bijlage II, opgenomen in bijlage II bij deze verordening, wordt toegevoegd.

    Artikel 8

    Verordening (EG) nr. 1265/96 van de Commissie wordt ingetrokken.

    Artikel 9

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing tot en met 31 december 1996.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 25 juli 1996.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    H. COVENEY

    (1) PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1.

    (2) PB nr. L 226 van 29. 8. 1980, blz. 48.

    (3) PB nr. L 163 van 2. 7. 1996, blz. 24.

    (4) PB nr. L 330 van 30. 12. 1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1088/96 (PB nr. L 144 van 18. 6. 1996, blz. 1).

    (5) PB nr. L 261 van 20. 10. 1993, blz. 1.

    BIJLAGE I

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE II

    "BIJLAGE II

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top