EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993L0024

Richtlijn 93/24/EEG van de Raad van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes op het gebied van de rundveeproduktie

PB L 149 van 21.6.1993, p. 5–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/12/2008; opgeheven door 32008R1165

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1993/24/oj

31993L0024

Richtlijn 93/24/EEG van de Raad van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes op het gebied van de rundveeproduktie

Publicatieblad Nr. L 149 van 21/06/1993 blz. 0005 - 0009
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 50 blz. 0046
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 50 blz. 0046


RICHTLIJN 93/24/EEG VAN DE RAAD van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes op het gebied van de rundveeproduktie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie(1) ,

Gezien het advies van het Europees Parlement(2) ,

Overwegende dat Richtlijn 73/132/EEG van de Raad van 15 mei 1973 betreffende de statistische enquêtes over de rundveestapel, ramingen van het aanbod van slachtrunderen en slachtstatistieken van runderen, welke door de Lid-Staten dienen te worden verricht(3) , en Richtlijn 78/53/EEG van de Raad van 19 december 1977 ter vaststelling van aanvullende bepalingen betreffende de door de Lid-Staten te verrichten statistische enquêtes over de rundveestapel(4) , herhaaldelijk zijn gewijzigd; dat, nu nieuwe wijzigingen worden overwogen, vanuit een oogpunt van duidelijkheid de daarin vervatte bepalingen dienen te worden herwerkt;

Overwegende dat het dienstig is Lid-Staten waarvan de rundveestapel slechts een klein percentage van de totale rundveestapel van de Gemeenschap uitmaakt, de mogelijkheid te bieden minder enquêtes per jaar te houden;

Overwegende dat de Commissie, voor een goed beheer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en in het bijzonder van de rundermarkt, op een regelmatige basis moet kunnen beschikken over gegevens over de ontwikkeling van de veestapel en de prognose van de produktie van rundvlees;

Overwegende dat, hoewel het verzamelen en bewerken van de gegevens en de organisatie van de enquêtes op nationaal niveau de verantwoordelijkheid van de statistische diensten van de Lid-Staten blijven, de Commissie moet zorgen voor de cooerdinatie en harmonisatie van statistische informatie op Europees niveau alsmede voor geharmoniseerde methoden ten behoeve van de uitvoering van het communautaire beleid;

Overwegende dat met het oog op het vergemakkelijken van de uitvoering van deze richtlijn de Lid-Staten en de Commissie nauw moeten blijven samenwerken in het kader van het bij Besluit 72/279/EEG(5) ingestelde Permanent Comité voor de landbouwstatistiek,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

AFDELING I ENQUÊTES NAAR DE RUNDVEESTAPEL A. Op nationaal niveau

Frequentie - Waarnemingsgebied

Artikel 1

1. De Lid-Staten houden ieder jaar met betrekking tot een dag in mei of juni en met betrekking tot een dag in december een statistische enquête naar de rundveestapel op hun grondgebied.

2. Op verzoek kunnen de Lid-Staten worden gemachtigd de enquêtes van mei of juni alleen te houden in bepaalde gebieden, met dien verstande dat deze enquêtes betrekking dienen te hebben op ten minste 70 % van de nationale rundveestapel.

Op verzoek kunnen Lid-Staten met een rundveestapel van minder dan 1,5 miljoen dieren worden gemachtigd volledig van een van beide in lid 1 bedoelde enquêtes af te zien of deze alleen in bepaalde gebieden te houden.

Op verzoek kunnen de Lid-Staten worden gemachtigd administratieve bronnen te benutten in plaats van de gegevens over de rundveestapel welke zijn verkregen door middel van de statistische enquêtes uit hoofde van lid 1.

3. Onverminderd de uit artikel 6 voortvloeiende verplichtingen neemt de Commissie volgens de procedure van artikel 17 een beslissing over de in lid 2 bedoelde verzoeken.

Artikel 2

1. In deze richtlijn wordt onder runderen verstaan huisdieren van de geslachten Bos taurus, Bubalus bubalus en Beefalo.

2. De in artikel 1 bedoelde enquêtes hebben betrekking op alle runderen die worden gehouden op de landbouwbedrijven als gedefinieerd volgens de procedure van artikel 17. Zij betreffen de bedrijven met te zamen ten minste 95 % van de totale zich op bovengenoemde bedrijven bevindende rundveestapel als vastgesteld bij de laatste enquête naar de structuur van de landbouwbedrijven.

3. Voor zover mogelijk vullen de Lid-Staten de resultaten van de in lid 2 bedoelde enquêtes aan met een schatting van het gedeelte van de rundveestapel dat niet door die enquêtes wordt bestreken.

Indeling in categorieën

Artikel 3

1. De in artikel 1 bedoelde enquêtes worden zodanig opgezet dat in ieder geval een indeling van de rundveestapel in de volgende categorieën wordt verkregen:

A. Runderen jonger dan een jaar:

a) vleeskalveren;

b) andere:

ba)mannelijke;

bb)vrouwelijke;

B. Runderen van een tot twee jaar:

a) mannelijke;

b) vrouwelijke:

ba)slachtdieren,

bb) andere;

C. Runderen van twee jaar en ouder:

a) mannelijke;

b) vrouwelijke:

ba) vaarzen:

1. slachtdieren,

2. andere;

bb) koeien:

1. melkkoeien,

2. andere;

D. Buffels:

a) fokbuffelkoeien,

b) andere buffels.

2. De in lid 1 genoemde categorieën kunnen volgens de procedure van artikel 17 worden gewijzigd.

3. De categorieën worden volgens de procedure van artikel 17 gedefinieerd.

Nadere gegevens

Artikel 4

1. De in artikel 1 bedoelde enquêtes worden gehouden als volledige tellingen of als representatieve steekproefenquêtes.

2. Bij de resultaten van de in artikel 2, lid 2, bedoelde enquêtes mag de steekproeffout voor iedere Lid-Staat niet meer bedragen dan 1 % van het totale aantal runderen en 1,5 % van het totale aantal koeien (betrouwbaarheidsinterval van 68 %).

3. De Lid-Staten zorgen, naast de steekproefbasis en de in artikel 2, lid 3, bedoelde aanvullende schattingen, voor de maatregelen die zij geschikt achten om de kwaliteit van de enquêteresultaten te handhaven.

Indieningstermijn

Artikel 5

1. De Lid-Staten zenden de Commissie de voorlopige resultaten van de enquêtes en aanvullende schattingen:

- voor de enquête van mei/juni: vóór 30 september van hetzelfde jaar;

- voor de enquête van december: vóór 15 februari van het volgende jaar.

2. De Lid-Staten zenden de Commissie de in artikel 4, lid 2, bedoelde resultaten van de enquêtes en aanvullende schattingen:

- voor de enquête van mei/juni: vóór 15 oktober van hetzelfde jaar;

- voor de enquête van december: vóór 1 april van het volgende jaar.

B. Op regionaal niveau

Gebieden

Artikel 6

1. De definitieve resultaten van de decemberenquête worden vastgesteld voor elk der gebieden als omschreven volgens de procedure van artikel 17.

2. Op verzoek kan de Commissie, in afwijking van lid 1, de Lid-Staten volgens de procedure van artikel 17 toestemming verlenen om een regionale indeling te maken van de definitieve resultaten van de enquête van mei/juni.

3. De in lid 1 bedoelde gebieden kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 17.

Indieningstermijn

Artikel 7

De Lid-Staten zenden de Commissie de in artikel 6 bedoelde gegevens vóór 15 mei van het jaar volgend op de referentiemaand.

C. Indeling naar omvang van de veestapel

Grootteklassen

Artikel 8

1. In oneven jaren delen de Lid-Staten de definitieve resultaten van de decemberenquête naar de rundveestapel op nationaal niveau in in grootteklassen van de veestapel die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17.

2. Op verzoek kan de Commissie, in afwijking van lid 1, de Lid-Staten volgens de procedure van artikel 17 toestemming verlenen om de definitieve resultaten voor de even jaren en/of voor de resultaten van de enquête van mei/juni in grootteklassen in te delen.

3. De in lid 1 bedoelde grootteklassen kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 17.

Indieningstermijn

Artikel 9

De Lid-Staten zenden de Commissie de in artikel 8 bedoelde gegevens vóór 15 mei van het jaar volgend op de referentiemaand.

AFDELING II SLACHTSTATISTIEK

Artikel 10

1. De Lid-Staten stellen maandelijks een statistiek op van het aantal en het slachtgewicht van de in de slachthuizen op hun grondgebied geslachte runderen waarvan het vlees geschikt voor menselijk verbruik is bevonden.

Eventueel voegen zij hieraan een schatting toe van de slachtingen die niet in de statistiek zijn opgenomen, zodat de gegevens alle op hun grondgebied verrichte slachtingen omvatten.

2. De in lid 1 bedoelde statistieken worden voor de volgende categorieën opgesteld:

A. Kalveren,

B. Vaarzen,

C. Koeien,

D. Stieren,

E. Ossen.

3. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 17 de definitie van het in lid 1 bedoelde slachtgewicht en de in lid 2 bedoelde categorieën vast.

Indieningstermijn

Artikel 11

De Lid-Staten zenden de Commissie de resultaten van de in artikel 10, lid 1, bedoelde statistieken binnen twee maanden na de referentiemaand toe.

AFDELING III PRODUKTIEPROGNOSES

Artikel 12

1. De Lid-Staten stellen op basis van de enquêteresultaten en van andere beschikbare informatie ieder kalenderhalfjaar een prognose op van het aanbod van runderen.

Het aanbod is gelijk aan de bruto eigen produktie die alle geslachte runderen plus het saldo van de intracommunautaire handel in levende runderen en het saldo van de buitenlandse handel in levende runderen omvat.

2. De in lid 1 bedoelde prognoses worden volgens de onderstaande indeling opgesteld:

A. Kalveren,

B. Vaarzen,

C. Koeien,

D. Stieren,

E. Ossen.

Deze indeling kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 17.

3. De in lid 1 bedoelde definitie van aanbod en de definitie van de in lid 2 bedoelde categorieën kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 17.

Indieningstermijn

Artikel 13

De Lid-Staten zenden de in artikel 12, lid 1, bedoelde prognoses naar de Commissie overeenkomstig onderstaand schema:

a) vóór 15 februari: tot en met het 1e halfjaar van het volgende jaar;

b) vóór 1 oktober: tot en met het 2e halfjaar van het volgende jaar.

AFDELING IV ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 14

De Lid-Staten zenden de Commissie de in de artikelen 5, 7, 9, 11 en 13 bedoelde gegevens toe, met inachtneming van Verordening (Euratom, EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen(6) .

Artikel 15

In samenwerking met de Lid-Staten bestudeert de Commissie:

a) de verstrekte resultaten;

b) de technische problemen die zich met name bij de voorbereiding en de uitvoering van de enquêtes en de schattingen voordoen;

c) de betrouwbaarheid van de resultaten van de enquêtes en de schattingen.

Artikel 16

De Lid-Staten brengen de Commissie op de hoogte van iedere wijziging in de methoden en van iedere andere wijziging die een grote invloed op de statistische resultaten kan hebben. Zij doen hiervan uiterlijk drie maanden na het van kracht worden van de wijziging mededeling. De Commissie stelt de andere Lid-Staten in de betrokken werkgroepen in kennis van deze mededelingen.

Artikel 17

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de procedure van dit artikel leidt de voorzitter, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat, de procedure in bij het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, hierna het "Comité" genoemd.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het vraagstuk. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen, waarbij de stemmen van de Lid-Staten gewogen worden overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 18

1. Richtlijn 73/132/EEG en Richtlijn 78/53/EEG worden ingetrokken met ingang van 1 januari 1994.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.

Artikel 19

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1994 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 20

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 1 juni 1993.

Voor de Raad De Voorzitter J. ANDERSEN

(1) PB nr. C 18 van 23. 1. 1993, blz. 19.

(2) PB nr. C 115 van 26. 4. 1993.

(3) PB nr. L 153 van 9. 6. 1973, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1057/91 (PB nr. L 107 van 27. 4. 1991, blz. 11).

(4) PB nr. L 16 van 20. 1. 1978, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 86/80/EEG (PB nr. L 77 van 22. 3. 1986, blz. 27).

(5) PB nr. L 179 van 7. 8. 1972, blz. 1.

(6) PB nr. L 151 van 15. 6. 1990, blz. 1.

Top