Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31991R3918

    Verordening (EEG) Nr. 3918/91 van de Raad van 19 december 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) Nr. 2603/69 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer

    PB L 372 van 31.12.1991, p. 31–34 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/11/2009

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1991/3918/oj

    31991R3918

    Verordening (EEG) Nr. 3918/91 van de Raad van 19 december 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) Nr. 2603/69 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer

    Publicatieblad Nr. L 372 van 31/12/1991 blz. 0031 - 0034
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 19 blz. 0036
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 19 blz. 0036


    VERORDENING (EEG) Nr. 3918/91 VAN DE RAAD van 19 december 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2603/69 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

    Gelet op de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten, alsmede op de uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag vastgestelde regelingen die op de door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen van toepassing zijn, inzonderheid op de bepalingen van deze regelingen die een afwijking mogelijk maken van het algemene beginsel dat alle kwantitatieve beperkingen bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking verboden zijn, met uitzondering van de maatregelen waarin genoemde regelingen voorzien,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende dat krachtens Verordening (EEG) nr. 2603/69 (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1934/82 (2), de uitvoer uit de Gemeenschap naar derde landen vrij is, dit wil zeggen niet onderworpen aan kwantitatieve beperkingen, met uitzondering van die welke worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van genoemde verordening en in de bijlage daarvan zijn opgenomen;

    Overwegende dat, sedert de goedkeuring van genoemde verordening, de Lid-Staten de beperkingen die zij op de uitvoer van bepaalde in deze bijlage opgenomen produkten toepasten, grotendeels hebben opgeheven;

    Overwegende dat het dienstig is rekening te houden met deze ontwikkeling door de genoemde verordening bij te werken;

    Overwegende dat de handhaving van kwantitatieve beperkingen door de Lid-Staten na 31 december 1992 onverenigbaar zou zijn met de interne markt, die gepaard zal gaan met de afschaffing van de goederencontroles aan de intracommunautaire grenzen;

    Overwegende dat in artikel 30, lid 5, van de Europese Akte is bepaald dat het buitenlands beleid van de Europese Gemeenschappen en het in het kader van de Europese Politieke Samenwerking overeengekomen beleid onderlinge samenhang moeten vertonen; dat de Lid-Staten dientengevolge kunnen worden gemachtigd tot en met 31 december 1992 bepaalde uitvoerbeperkingen te handhaven, met name die welke in het kader van de Europese Politieke Samenwerking werden overeengekomen;

    Overwegende dat het noodzakelijk blijkt de Lid-Staten die gebonden zijn door internationale overeenkomsten waarbij in geval van reële of dreigende moeilijkheden bij de voorziening met aardolieprodukten een mechanisme voor de toewijzing van deze produkten aan de overeenkomstsluitende partijen in werking treedt, toe te staan de in dit verband aangegane verbintenissen ten aanzien van derde landen na te komen, onverminderd de communautaire bepalingen die met hetzelfde oogmerk werden vastgesteld; dat deze machtiging van kracht dient te zijn tot de Raad passende maatregelen neemt ter uitvoering van de door de Gemeenschap of door alle Lid-Staten aangegane verbintenissen;

    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2603/69 dienovereenkomstig moet worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 2603/69 wordt als volgt gewijzigd:

    1. artikel 10 wordt vervangen door:

    "Artikel 10

    1. Tot en met 31 december 1992 is het beginsel van de vrijheid van uitvoer bedoeld in artikel 1 niet van toepassing:

    - op de in bijlage I genoemde produkten, voor de aldaar vermelde Lid-Staten;

    - op de uitvoer die momenteel is onderworpen aan beperkingen van de kant van de Lid-Staten ingevolge een besluit in het kader van de Europese Politieke Samenwerking.

    2. Voor de produkten van bijlage II zijn, tot de Raad zijn goedkeuring hecht aan de passende maatregelen die voortvloeien uit de door de Gemeenschap of door alle Lid-Staten aangegane internationale verbintenissen, de Lid-Staten gerechtigd om, onverminderd de ter zake door de Gemeenschap vastgestelde voorschriften, de crisismechanismen in werking te stellen waardoor ten aanzien van derde landen verbintenissen in verband met de toewijzing van produkten ten uitvoer worden gelegd welke zijn vastgesteld bij internationale overeenkomsten die zij vóór de inwerkingtreding van deze verordening hebben gesloten.

    De Lid-Staten stellen de Commissie op de hoogte van maatregelen die zij voornemens zijn te nemen. Deze maatregelen worden door de Commissie medegedeeld aan de Raad en de overige Lid-Staten.";

    2.

    de bijlage wordt vervangen door bijlagen I en II bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 19 december 1991.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    P. DANKERT

    (1) PB nr. L 324 van 27. 12. 1969, blz. 25.

    (2) PB nr. L 211 van 2. 7. 1982, blz. 1.

    Top