Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31991R2810

Verordening (EEG) nr. 2810/91 van de Raad van 23 september 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2245/85 houdende bepaalde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Antarctische wateren

PB L 271 van 27.9.1991, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/11/1996

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1991/2810/oj

31991R2810

Verordening (EEG) nr. 2810/91 van de Raad van 23 september 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2245/85 houdende bepaalde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Antarctische wateren

Publicatieblad Nr. L 271 van 27/09/1991 blz. 0001 - 0003
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0211
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0211


VERORDENING (EEG) Nr. 2810/91 VAN DE RAAD van 23 september 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2245/85 houdende bepaalde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Antarctische wateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden (1), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 11,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat krachtens artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 170/83 de instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn om de in artikel 1 van die verordening genoemde doelstellingen te bereiken, in het licht van de beschikbare wetenschappelijke adviezen moeten worden uitgewerkt;

Overwegende dat het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "Verdrag" genoemd, bij Besluit 81/691/EEG (2) is goedgekeurd; dat dit Verdrag voor de Gemeenschap op 21 mei 1982 in werking is getreden;

Overwegende dat de bij het Verdrag ingestelde Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), op aanbeveling van het Wetenschappelijk Comité, instandhoudingsmaatregelen voor de wateren rond South Georgia heeft vastgesteld die voorzien in een TAC (totaal toegestane vangst) van 26 000 ton voor Champsocephalus gunnari gedurende het visseizoen 1990/1991 en in een TAC van 2 500 ton voor Dissostichus eleginoides gedurende de periode vanaf 2 november 1990, in een verbod op gerichte visserij voor Patagonotothen brevicauda guntheri, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons gedurende het gehele visseizoen 1990/1991 en voor Champsocephalus gunnari van 1 april 1991 tot en met 4 november 1991, in een beperking van de bijvangsten van Notothenia gibberifrons tot 500 ton en in een beperking van de bijvangsten van Notothenia rossii, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus tot 300 ton voor elk van deze soorten, waarbij tevens voor al deze bijvangsten een beperking tot 5 % per trek geldt, alsmede in een vangstaangifteregeling voor het visseizoen 1990/1991;

Overwegende dat deze instandhoudingsmaatregelen op 7 november 1990 aan de leden van de CCAMLR zijn medegedeeld; dat deze maatregelen, aangezien daartegen geen bezwaar is gemaakt, krachtens artikel IX, lid 6, van het Verdrag op 7 mei 1991 bindend zijn geworden;

Overwegende dat de leden van de CCAMLR hebben verklaard bereid te zijn deze instandhoudingsmaatregelen zonder te wachten totdat zij bindend zouden worden, voorlopig toe te passen, zulks omdat de TAC voor Champsocephalus gunnari en het verbod op gerichte visserij voor Patagonotothen brevicauda guntheri, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons voor het op 1 juli 1990 begonnen visseizoen 1990/1991 zijn vastgesteld en omdat de TAC voor Dissostichus eleginoides op 2 november 1990 is ingegaan;

Overwegende dat daarom nu de nodige bepalingen dienen te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de door de CCAMLR goedgekeurde instandhoudingsmaatregelen voor de vissers van de Gemeenschap worden toegepast;

Overwegende dat krachtens artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 170/83 de TAC per bestand of groep bestanden, het voor de Gemeenschap beschikbare gedeelte en de bijzondere voorwaarden die bij de visserij in acht moeten worden genomen, door de Raad dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat de bij Verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten (3), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3483/88 (4), vastgestelde controlemaatregelen van toepassing zijn op de visserijactiviteiten als bedoeld in de onderhavige verordening;

Overwegende dat de TAC die de CCAMLR voor Champsocephalus gunnari heeft goedgekeurd, betrekking heeft op het volledige visseizoen 1990/1991; dat de Lid-Staten daarom aan de Commissie ook opgave dienen te doen van de hoeveelheden die tussen 1 juli 1990 en de datum waarop deze verordening in werking treedt, door hun vaartuigen zijn gevangen;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2245/85 (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1589/90 (6), dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2245/85 wordt als volgt gewijzigd:

1. de artikelen 2, 2 bis en 2 ter worden vervangen door:

"Artikel 2

Vangstverbod (*)

1. In de periode van 1 juli 1990 tot en met 30 juni 1991 is gerichte visserij op Patagonotothen brevicauda guntheri, Notothenia rossii, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren (South Georgia) verboden.

2. In de periode van 1 april tot en met 4 november 1991 is gerichte visserij op Champsocephalus gunnari in de wateren rond South Georgia (FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren) verboden.

Gedurende deze periode mag in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren niet voor andere doeleinden dan voor wetenschappelijk onderzoek op Champsocephalus gunnari, Notothenia rossii, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons worden gevist.

3. Gedurende het visseizoen 1990/1991 is gerichte visserij op vissen voor andere doeleinden dan voor wetenschappelijk onderzoek in de FAO-deelgebieden 48.1 en 48.2 van de Antarctische wateren verboden.

Artikel 2

bis

Vangstbeperkingen (*)

1. In de periode tussen 2 november 1990 en 2 november 1991 moeten de vangsten van Champsocephalus gunnari in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren tot een TAC van 26 000 ton beperkt blijven.

2. Bij de visserij op Champsocephalus gunnari in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren moeten de bijvangsten van Notothenia rossii, Notothenia squamifrons, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus voor elke soort tot 300 ton en moeten de bijvangsten van Notothenia gibberifrons tot 500 ton beperkt blijven.

3. Indien de bijvangsten van een van de in lid 2 genoemde soorten de vastgestelde grens bereiken of, mocht zulks eerder het geval zijn, indien de totale vangsten van Champsocephalus gunnari 26 000 ton bereiken, wordt de betrokken visserij in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren stopgezet.

4. In de periode van 2 november 1990 tot en met 1 november 1991 moeten de vangsten van Dissostichus eleginoides in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren tot een TAC van 2 500 ton beperkt blijven.

5. Zodra de nodige gegevens van de CCAMLR zijn ontvangen, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2241/87 de datum vast waarop de in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel bedoelde TAC's door de vangsten van de vaartuigen uit de Gemeenschap en van de andere betrokken vaartuigen worden geacht te zijn opgebruikt.

6. Met ingang van de in lid 5 bedoelde datum mag in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren niet meer op de betrokken soort worden gevist en mogen vaartuigen uit de Gemeenschap vangsten van deze soort die na die datum in het genoemde deelgebied zijn gedaan, niet meer aan boord houden, noch overladen, noch aanlanden.

7. Indien tijdens de gerichte visserij op Champsocephalus gunnari bij een trek de bijvangst van een van de in lid 2 genoemde soorten meer dan 5 % bedraagt, moet het vissersvaartuig zich naar een andere visgrond binnen FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren begeven.

8. Voor de gerichte visserij op Champsocephalus gunnari in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren mogen geen bodemtrawls worden gebruikt.

Artikel 2

ter

Aangifte van de vangsten (*)

1. Onverminderd de artikelen 5 tot en met 9 van Verordening (EEG) nr. 2241/87 moeten de vangsten van Patagonotothen brevicauda guntheri, Champsocephalus gunnari, Dissostichus eleginoides, Notothenia rossii, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren worden aangegeven overeenkomstig het onderhavige artikel.

2. De totale vangsten die door vaartuigen uit de Gemeenschap zijn gedaan in de periode van 1 juli 1990 tot het einde van de eerste maand volgende op die waarin deze verordening in werking is getreden, moeten door de Lid-Staten waarvan de betrokken vaartuigen de vlag voeren of waar deze zijn geregistreerd, binnen tien dagen na het einde van deze periode, per vaartuig, aan de Commissie worden medegedeeld.

3. Voor de aangifte van de vangsten die na de in lid 2 bedoelde periode worden gedaan, wordt iedere kalendermaand in zes aangifteperioden verdeeld die worden aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F en die, respectievelijk, de 1e tot en met de 5e, de 6e tot en met de 10e, de 11e tot en met de 15e, de 16e tot en met de 20e, de 21e tot en met de 25e en de 26e tot en met de laatste dag van de maand omvatten.

Iedere Lid-Staat stelt de Commissie binnen drie dagen na het einde van iedere aangifteperiode, onder vermelding van de betrokken maand en aangifteperiode, in kennis van de totale vangsten, gespecificeerd naar vaartuig, die door vaartuigen die zijn vlag voeren of op zijn grondgebied zijn geregistreerd, in de voorgaande aangifteperiode zijn gedaan.

4. Aan de hand van de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen gegevens stelt de Commissie de CCAMLR aan het einde van iedere aangifteperiode in kennis van de totale vangsten die in de voorgaande aangifteperiode door vaartuigen uit de Gemeenschap zijn gedaan.

(*) De grenzen van de in deze verordening bedoelde FAO-gebieden zijn aangegeven in mededeling 85/C 335/02 van de Commissie (PB nr. C 335 van 24. 12. 1985, blz. 2).";

2. de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

"Met ingang van 1 november 1991 bedraagt de in artikel 3 bedoelde minimummaaswijdte voor de visserij op Champsocephalus gunnari 90 millimeter.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 september 1991. Voor de Raad

De Voorzitter

P. BUKMAN

(1) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1. (2) PB nr. L 252 van 5. 9. 1981, blz. 26. (3) PB nr. L 207 van 29. 7. 1987, blz. 1. (4) PB nr. L 306 van 11. 11. 1988, blz. 2. (5) PB nr. L 210 van 7. 8. 1985, blz. 2. (6) PB nr. L 151 van 15. 6. 1990, blz. 5.

Top