This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31991D0409
91/409/EEC: Commission Decision of 12 July 1991 authorizing member states to permit temporarily the marketing of forest reproducive material not satisfying the requirements of council directive 66/404/EEC
91/409/EEG: BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE VAN 12 JULI 1991 HOUDENDE MACHTIGING VAN DE LID-STATEN OM BOSBOUWKUNDIG TEELTMATERIAAL DAT NIET AAN DE EISEN VAN RICHTLIJN 66/404/EEG VAN DE RAAD VOLDOET, TIJDELIJK TOT DE HANDEL TOE TE LATEN
91/409/EEG: BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE VAN 12 JULI 1991 HOUDENDE MACHTIGING VAN DE LID-STATEN OM BOSBOUWKUNDIG TEELTMATERIAAL DAT NIET AAN DE EISEN VAN RICHTLIJN 66/404/EEG VAN DE RAAD VOLDOET, TIJDELIJK TOT DE HANDEL TOE TE LATEN
PB L 228 van 17.8.1991, p. 61–66
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1994
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modified by | 31991D0621 | wijziging | bijlage | 18/11/1991 | |
Modified by | 31992D0199 | aanvulling | bijlage |
91/409/EEG: BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE VAN 12 JULI 1991 HOUDENDE MACHTIGING VAN DE LID-STATEN OM BOSBOUWKUNDIG TEELTMATERIAAL DAT NIET AAN DE EISEN VAN RICHTLIJN 66/404/EEG VAN DE RAAD VOLDOET, TIJDELIJK TOT DE HANDEL TOE TE LATEN
Publicatieblad Nr. L 228 van 17/08/1991 blz. 0061 - 0066
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 12 juli 1991 houdende machtiging van de Lid-Staten om bosbouwkundig teeltmateriaal dat niet aan de eisen van Richtlijn 66/404/EEG van de Raad voldoet, tijdelijk tot de handel toe te laten (91/409/EEG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 66/404/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/654/EEG (2), inzonderheid op artikel 15, Gezien de door enige Lid-Staten ingediende verzoeken, Overwegende dat de produktie van teeltmateriaal van de in de bijlage vermelde soorten thans in alle Lid-Staten ontoereikend is om te voorzien in hun behoefte aan teeltmateriaal dat beantwoordt aan de eisen van Richtlijn 66/404/EEG; Overwegende dat de derde landen ook niet in staat zijn voldoende teeltmateriaal van de betrokken soorten te leveren dat dezelfde garanties biedt als het in de Gemeenschap geproduceerde teeltmateriaal en dat voldoet aan de bepalingen van bovengenoemde richtlijn; Overwegende dat de Lid-Staten derhalve gemachtigd moeten worden teeltmateriaal van de betrokken soorten, waaraan minder strenge eisen inzake herkomst zijn gesteld, voor een bepaalde periode tot de handel toe te laten, om tekorten aan teeltmateriaal dat voldoet aan de vereisten van Richtlijn 66/404/EEG, te dekken; Overwegende dat om genetische redenen dit teeltmateriaal op de plaats van oorsprong binnen het gebied van de betrokken soorten moet worden geoogst en dat de best mogelijke waarborgen moeten worden verschaft om de identiteit van het materiaal te verzekeren; Overwegende dat iedere Lid-Staat voorts moet worden gemachtigd zaad waaraan minder strenge eisen inzake de herkomst zijn gesteld, alsmede daaruit verkregen plantgoed, op zijn grondgebied tot de handel toe te laten, wanneer dit krachtens deze beschikking in de andere Lid-Staten tot de handel is toegelaten ; dat een dergelijke maatregel intracommunautair handelsverkeer in het betrokken teeltmateriaal mogelijk maakt, alsook een betere voorziening in de behoeften van de betrokken Lid-Staten; Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 1. De Lid-Staten worden gemachtigd om zaad waaraan minder strenge eisen inzake de herkomst zijn gesteld, op hun grondgebied tot de handel toe te laten, overeenkomstig de bijlage en voor zover het in artikel 2 genoemde bewijs wordt geleverd betreffende de plaats van herkomst en de hoogte waarop het zaad is geoogst. 2. De Lid-Staten worden ook gemachtigd op hun grondgebied zaad tot de handel toe te laten dat krachtens deze beschikking in de andere Lid-Staten tot de handel wordt toegelaten. (1) PB nr. 125 van 11.7.1966, blz. 2326/66. (2) PB nr. L 353 van 17.12.1990, blz. 48. 3. De Lid-Staten worden voorts gemachtigd om het uit bovengenoemd zaad verkregen plantgoed op hun grondgebied tot de handel toe te laten. Artikel 2 1. Het in artikel 1, lid 1, bedoelde bewijs wordt geacht te zijn geleverd, wanneer het zaad betreft van de categorie "Source-identified reproductive material" (teeltmateriaal van geïdentificeerde oorsprong), zoals die is omschreven in de controleregeling voor bosbouwkundig teeltmateriaal in het internationale handelsverkeer van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) of van een andere categorie voorzien in deze regeling. 2. Wanneer de in lid 1 genoemde OESO-regeling in de plaats van herkomst van het zaad niet wordt toegepast, mag een ander officieel bewijsstuk worden aanvaard. 3. Wanneer voor de soort Pinus strobus geen officieel bewijsstuk kan worden overgelegd, mogen de Lid-Staten andere niet officiële bewijsstukken aanvaarden. Artikel 3 De Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd om plantgoed van de navolgende soorten, dat is verkregen uit zaad waaraan minder strenge eisen zijn gesteld voor wat de herkomst betreft, op zijn grondgebied tot de handel toe te laten, mits overeenkomstig artikel 2 het bewijs van de plaats van herkomst van het zaad wordt geleverd en aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) plantgoed van Quercus sessiliflora Sal. : het aantal planten mag niet meer dan 1 000 000 bedragen en de planten moeten afkomstig zijn van houtopstanden op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek; b) plantgoed van Quercus pedunculata Ehrh. : het aantal planten mag niet meer dan 10 000 000 bedragen en de planten moeten afkomstig zijn van houtopstanden op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek; c) plantgoed van Fagus silvatica L. : het aantal planten mag niet meer dan 250 000 bedragen en de planten moeten afkomstig zijn van houtopstanden op het grondgebied van Tsjechoslowakije; d) plantgoed van Picea abies Karst. : het aantal planten mag niet meer dan 500 000 bedragen en de planten moeten afkomstig zijn van houtopstanden op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek of van Tsjechoslowakije. Artikel 4 De in artikel 1, leden 1 en 2, en in artikel 3 verleende machtigingen verstrijken, voor zover het de eerste verkoop op het grondgebied van de Lid-Staten betreft, op 30 november 1992. Voor zover het niet de eerste verkoop betreft, verstrijken deze machtigingen op 31 december 1994. Artikel 5 De Lid-Staten delen de Commissie vóór 1 januari 1993 mee hoeveel zaad of, in voorkomend geval, plantgoed, waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, op grond van deze beschikking voor de eerste maal tot de handel op hun grondgebied is toegelaten. De Commissie stelt de overige Lid-Staten daarvan in kennis. Artikel 6 Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Brussel, 12 juli 1991. Voor de Commissie Ray MAC SHARRY Lid van de Commissie VERKLARING De Lid-Staten en de landen van herkomst zijn aangegeven in de volgorde van de afkortingen die internationaal voor motorvoertuigen worden gebruikt. 1. Lid-Staten >PIC FILE= "T0049792"> 2. Landen van herkomst >PIC FILE= "T0049793"> 3. Andere afkortingen >PIC FILE= "T0049794"> BIJLAGE >PIC FILE= "T0049795"> >PIC FILE= "T0049796"> >PIC FILE= "T0049797">