Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989D0358

89/358/EEG: Beschikking van de Commissie van 23 mei 1989 tot vaststelling van maatregelen ter uitvoering van artikel 8 van Richtlijn 85/358/EEG van de Raad

PB L 151 van 3.6.1989, p. 39–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1989/358/oj

31989D0358

89/358/EEG: Beschikking van de Commissie van 23 mei 1989 tot vaststelling van maatregelen ter uitvoering van artikel 8 van Richtlijn 85/358/EEG van de Raad

Publicatieblad Nr. L 151 van 03/06/1989 blz. 0039 - 0041
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 9 blz. 0058
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 9 blz. 0058


*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 1989

tot vaststelling van maatregelen ter uitvoering van artikel 8 van Richtlijn 85/358/EEG van de Raad

(89/358/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 85/358/EEG van de Raad van 16 juli 1985 tot aanvulling van Richtlijn 81/602/EEG betreffende het verbod van bepaalde stoffen met hormonale werking en van stoffen met thyreostatische werking (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/146/EEG (2), en met name op artikel 8,

Overwegende dat krachtens artikel 8 van Richtlijn 85/358/EEG de Commissie volgens de procedure van artikel 10 van die richtlijn uitvoeringsbepalingen moet vaststellen die in acht moeten worden genomen indien op grond van de resultaten van de controles in een Lid-Staat onderzoek in één of meer andere Lid-Staten of in één of meer derde landen noodzakelijk wordt geacht;

Overwegende dat de Lid-Staten elkaar en de Commissie in kennis dienen te stellen van de positieve resultaten die bij de controle op stoffen met hormonale of thyreostatische werking zijn verkregen, voor zover die resultaten consequenties hebben voor andere Lid-Staten of voor derde landen; dat de verstrekte informatie zoveel mogelijk gegevens moet bevatten om de betrokken dieren, het betrokken vlees of de betrokken stoffen te identificeren;

Overwegende dat de Lid-Staten op die informatie op dezelfde wijze dienen te reageren als op informatie die zij zelf op hun eigen grondgebied hebben verzameld; dat zij de andere Lid-Staten en de Commissie van de maatregelen die zij hebben getroffen en van de resultaten van die maatregelen in kennis dienen te stellen;

Overwegende dat, wanneer zich in een derde land een probleem voordoet, de Commissie dat derde land daarvan onmiddellijk in kennis moet stellen en uitleg moet vragen omtrent de oorzaken van dat probleem, en het tevens moet verzoeken maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat zich een dergelijk geval niet opnieuw voordoet;

Overwegende dat de Commissie deskundigen naar een Lid-Staat of een derde land mag zenden om aanvullende informatie te verzamelen of om naar de toepassing van de veterinaire voorschriften van de Gemeenschap met betrekking tot het probleem waarop de informatie betrekking heeft, een onderzoek in te stellen; dat aan de betrokken deskundigen alle praktische bijstand moet worden verleend om hun taak naar behoren te vervullen;

Overwegende dat de resultaten van de onderzoeken ter plaatse, samen met de daaruit voortvloeiende verzoeken om verdere maatregelen, zo snel mogelijk aan de betrokken Lid-Staat of het betrokken derde land moeten worden medegedeeld;

Overwegende dat met betrekking tot de veterinaire deskundigen die met de onderzoeken ter plaatse worden belast, bepaalde administratieve voorschriften moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In deze beschikking wordt onder »bevoegde autoriteit" verstaan de centrale dienst of organisatie die door elke Lid-Staat is aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 86/469/EEG van de Raad van 16 september 1986 inzake het onderzoek van dieren en vers vlees op de aanwezigheid van residuen (3).

Artikel 2

1. De in artikel 8, eerste alinea, van Richtlijn 85/358/EEG bedoelde informatie moet onverwijld door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten en aan de Commissie worden medegedeeld.

2. De bevoegde autoriteit die de in lid 1 bedoelde informatie mededeelt, verstrekt de nodige bijzonderheden omtrent haar bevindingen en de redenen waarom zij verder onderzoek nodig acht; de informatie omvat met name de volgende gegevens:

- de gevonden stof of stoffen en de desbetreffende hoeveelheden;

- de aard van het monster en de plaats en datum van bemonstering;

- de methode en de datum van onderzoek;

- eventuel de diersoort en, voor zover die bekend zijn, het geslacht, de leeftijd en de identificatiegegevens;

- alle andere gegevens die bij het onderzoek naar de oorsprong van de betrokken stof van belang kunnen zijn.

3. Alle gegevens die, in welke vorm dan ook, krachtens deze beschikking door de Lid-Staten worden medegedeeld, zijn vertrouwelijk. Zij vallen onder het beroepsgeheim en worden beschermd overeenkomstig de voor

informatie van dezelfde aard geldende nationale wetgeving van de Lid-Staat die de informatie ontvangt, en overeenkomstig de ter zake voor de communautaire autoriteiten geldende bepalingen.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens mogen niet aan anderen in de Lid-Staten, in derde landen of bij de Instellingen van de Gemeenschap worden doorgegeven dan aan degenen die daarvan ambtshalve kennis dienen te nemen. De gegevens mogen evenmin worden gebruikt voor andere doeleinden dan die welke in deze beschikking zijn aangegeven, tenzij de autoriteit die deze heeft medegedeeld, daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven en voor zover het doorgeven of gebruikmaken van de gegevens niet op grond van de in de Lid-Staat of bij de autoriteit die de informatie ontvangt, geldende voorschriften is verboden.

4. Lid 3 vormt geen beletsel voor het gebruik nadien, in het kader van rechtszaken wegens niet-naleving van de veterinaire wetgeving, van de op grond van deze beschikking verkregen gegevens.

De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die de betrokken informatie heeft medegedeeld, dient onverwijld van dergelijk gebruik dat van die gegevens wordt gemaakt, in kennis te worden gesteld.

Artikel 3

1. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten behandelen alle informatie die zij van elkaar verkrijgen op dezelfde wijze en met dezelfde voorrang als de informatie die zijzelf verzamelen, en handelen dienovereenkomstig.

2. Met name wanneer de overeenkomstig artikel 2 ontvangen informatie wijst op:

- de aanwezigheid, of mogelijke aanwezigheid, in dieren of in vlees, van residuen van verboden stoffen, dan wel van toegestane stoffen in concentraties die het natuurlijke fysiologische maximumniveau overschrijden, of

- de aanwezigheid, of mogelijke aanwezigheid, van verboden stoffen, of

- de mogelijkheid dat van toegestane stoffen misbruik is gemaakt,

stelt de bevoegde autoriteit van die Lid-Staat onmiddellijk een onderzoek in overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 85/358/EEG en past zij onverwijld overeenkomstig die richtlijn de passende bepalingen toe.

3. De bevoegde autoriteit van een Lid-Staat stelt de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten en de Commissie in kennis van:

- de maatregelen die naar aanleiding van de overeenkomstig artikel 2 ontvangen informatie zijn getroffen; deze inkennisstelling geschiedt onverwijld;

- de resultaten van die maatregelen, met inbegrip van die van eventueel laboratoriumonderzoek, zodra zij beschikbaar zijn.

4. Wanneer de overeenkomstig artikel 2 ontvangen informatie betrekking heeft op een derde land stelt de Commissie het betrokken derde land daarvan onverwijld in kennis. Terzelfder tijd verzoekt de Commissie het derde land:

- een onderzoek in te stellen naar de oorsprong van de betrokken stof of stoffen;

- de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat geen dieren of vlees van dieren, waaraan de betrokken stof kan, respectievelijk de betrokken stoffen kunnen zijn toegediend, naar de Gemeenschap worden verzonden;

- de Commissie onverwijld in kennis te stellen van alle bijzonderheden omtrent de genomen maatregelen. De Commissie deelt die gegevens zo spoedig mogelijk aan de Lid-Staten mede.

Artikel 4

1. Indien nodig kan de Commissie, op verzoek van de Lid-Staat die de in artikel 2, lid 2, bedoelde informatie verstrekt, of eigener beweging, één of meer door haar gekozen veterinaire deskundigen naar een Lid-Staat of naar een derde land sturen om met betrekking tot de verstrekte informatie ter plaatse een onderzoek in te stellen.

2. De Lid-Staten waar ter plaatse een onderzoek wordt verricht, verlenen de deskundigen alle bijstand die nodig is om hun taak te vervullen. Dit omvat, in voorkomend geval, het recht van de deskundigen op toegang, in aanwezigheid van ambtenaren van de bevoegde autoriteit, tot elk stuk grond, elk gebouw en elk voertuig, in het kader van de controle op de toepassing van Richtlijn 85/358/EEG.

Artikel 5

1. De deskundigen verrichten hun onderzoek ter plaatse binnen de kortst mogelijke termijn en brengen daarover de Commissie eveneens binnen de kortst mogelijke termijn verslag uit.

2. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verslag over het onderzoek:

a) deelt de Commissie de uitkomsten van dat onderzoek rechtstreeks aan de betrokken Lid-Staat of aan het betrokken derde land mede en tevens aan de in het Permanent Veterinair Comité vertegenwoordigde Lid-Staten; en

b) verlangt de Commissie in voorkomend geval dat, de uitkomsten van het onderzoek in acht genomen, verdere maatregelen dienen te worden genomen die binnen een bepaalde termijn ten uitvoer moeten worden gelegd.

Artikel 6

1. Op voorstel van de Lid-Staten stelt de Commissie een lijst op van veterinaire deskundigen, die kunnen worden aangesteld om de veterinaire deskundigen van de Commissie bij het verrichten van de in artikel 5 bedoelde onderzoeken bij te staan.

2. Elke Lid-Staat kan aan de Commissie veterinaire deskundigen voorstellen met een gespecialiseerde kennis op de binnen de werkingssfeer van deze beschikking vallende gebieden. 3. Wanneer een Lid-Staat van oordeel is dat een van de deskundigen die hij heeft voorgesteld, niet meer moet worden aangesteld om bij het verrichten van onderzoeken bijstand te verlenen, stelt hij de Commissie daarvan in kennis en mag die Lid-Staat een andere deskundige voorstellen. De Commissie past de lijst zo spoedig mogelijk aan.

Artikel 7

1. De veterinaire deskundigen van de Lid-Staten, die door de Commissie overeenkomstig deze beschikking worden aangesteld, handelen overeenkomstig de instructies van de Commissie.

2. De veterinaire deskundigen van de Lid-Staten mogen op generlei wijze voor persoonlijke doeleinden van bij hun onderzoek verkregen gegevens gebruik maken en mogen deze evenmin aan derden buiten de Commissie doorgeven.

3. De Commissie betaalt de reis- en verblijfkosten van de veterinaire deskundigen van de Lid-Staten overeenkomstig de voorschriften voor kostenvergoeding die gelden voor personen die geen ambtenaar van de Commissie zijn maar die door de Commissie tot deskundigen worden aangesteld.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 23 mei 1989.

Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 191 van 23. 7. 1985, blz. 46.

(2) PB nr. L 70 van 16. 3. 1988, blz. 16.

(3) PB nr. L 275 van 26. 9. 1986, blz. 36.

Top