Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31982L0623

    Richtlijn 82/623/EEG van de Commissie van 1 juli 1982 tot derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 71/318/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeterso

    PB L 252 van 27.8.1982, p. 5–7 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/10/2006

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1982/623/oj

    31982L0623

    Richtlijn 82/623/EEG van de Commissie van 1 juli 1982 tot derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 71/318/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeterso

    Publicatieblad Nr. L 252 van 27/08/1982 blz. 0005 - 0007
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 12 blz. 0107
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 12 blz. 0253
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 12 blz. 0107
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 12 blz. 0253


    ++++

    RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE

    van 1 juli 1982

    tot derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 71/318/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeters

    ( 82/623/EEG )

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

    Gelet op Richtlijn 71/316/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toettreding van Griekenland , inzonderheid op artikel 17 ,

    Overwegende dat het , gezien de technische ontwikkeling ter zake , noodzakelijk is Richtlijn 71/318/EEG ( 2 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 78/365/EEG van de Commissie ( 3 ) , te wijzigen ,

    Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang der techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector der meetmiddelen ,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

    Artikel 1

    De teksten onder de punten I.B.3.2.3 , I.B.8 , I.B.9.2.1 , I.B.10 , II.5.2.1 , III.3.1.1 , III.3.3 , III.7.1 van de bijlage bij Richtlijn 71/318/EEG worden vervangen overeenkomstig de bijlage van deze richtlijn .

    Artikel 2

    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om op 1 mei 1983 aan deze richtlijn te voldoen .

    Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis .

    Artikel 3

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

    Gedaan te Brussel , 1 juli 1982 .

    Voor de Commissie

    Karl-Heinz NARJES

    Lid van de Commissie

    ( 1 ) PB nr . L 202 van 6 . 9 . 1971 , blz . 1 .

    ( 2 ) PB nr . L 202 van 6 . 9 . 1971 , blz . 21 .

    ( 3 ) PB nr . L 104 van 18 . 4 . 1978 , blz . 26 .

    BIJLAGE

    I , B , 3.2.3 . De uitgaande assen van de aandrijfassen moeten op passende wijze worden afgeschermd wanneer zij niet zijn aangesloten op een verwijderbare hulpinrichting .

    I , B , 8 . Plaats van ijk - en zegelmerken

    8.1 . De plaatsen der merken moeten zodanig worden gekozen dat het demonteren van een onderdeel dat met een van die merken is verzegeld , beschadiging van het merk tot gevolg heeft .

    8.2 . Indien de onder punt I , B , 4.1 bedoelde opschriften zijn aangebracht op een niet onverbrekelijk met de gasmeter verbonden speciale opschriftenplaat moet de plaats van een der merken zodanig worden gekozen dat dit merk in geval van verwijdering van genoemde plaat wordt beschadigd ; de bedoeling hiervan is , verwijdering van de plaat te beletten .

    8.3 . Er dient voor het aanbrengen van ijk - of zegelmerken ruimte aanwezig te zijn :

    a ) op alle niet onverbrekelijk met de gasmeter verbonden platen waarop een aanduiding staat als voorgeschreven in de onderhavige bijlage ;

    b ) op alle delen van de meter die niet op andere wijze kunnen worden beveiligd tegen ingrepen :

    - waardoor de aanwijziging van het telwerk van de meter kan worden beïnvloed of gewijzigd ,

    - waardoor de verbinding tussen meetwerk en telwerk kan worden gewijzigd of verbroken ,

    - waardoor metrologisch belangrijke onderdelen van de meter kunnen worden verwijderd of verplaatst ;

    c ) op de aansluiting van de verwijderbare hulpinrichtingen of op de afschermingen bedoeld in punt I , B , 3.2.3 .

    I , B , 9.2.1 . De ten eerste EEG-ijk aangeboden gasmeters moeten bedrijfsgereed zijn . De eerste EEG-ijk waarborgt niet de juiste werking of de juiste aanwijzing van eventueel aangesloten hulpinrichtingen als bedoeld onder punt I , B , 3.1 of punt I , B , 3.2 . Op deze hulpinrichtingen worden , behoudens op de in punt I , B , 8.3 , sub c ) , bedoelde aansluitingen daarvan , geen EEG-ijkmerk of EEG-zegelmerken aangebracht .

    I , B , 10 . IJk - en zegelmerken

    10.1 . Het aanbrengen

    De meters die met goed gevolg de proeven bij de ijk hebben ondergaan , worden :

    - voorzien van het ijkmerk van eerste EEG-ijk ;

    - voorzien van de EEG-zegelmerken op de daartoe bestemde in punt I , B , 8.3 vastgestelde plaatsen .

    10.2 . Strekking

    Het aanbrengen van merken van eerste EEG-ijk en EEG-zegelmerken op gasmeters houdt uitsluitend in dat de betrokken meters voldoen aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn .

    II , 5.2.1 . Bij belasting van de aandrijfassen met de maximale draaimomenten die ingevolge de punten I , B , 3.2.1 of I , B , 3.2.2 op de gasmeter zijn aangegeven , mag de aanwijzing van de gasmeter , onverminderd het bepaalde in punt II , 6.3.2 , bij Qmin met niet meer dan 1,5 % veranderen .

    III , 3.1.1 . Voor het meten van het drukverlies moeten de meters bij de inlaat en bij de uitlaat zijn voorzien van een drukmeetpunt voor statische druk ; de bij de inlaat gemeten druk geldt als referentiedruk .

    III , 3.3 . Drukmeetpunten

    3.3.1 . De boorgaten voor drukmeetpunten moeten een diameter van ten minste 3 mm hebben . Sleufvormige drukmeetpunten moeten in de stromingsrichting een breedte van ten minste 2 mm en een dwarsdoorsnede van ten minste 10 mm2 hebben .

    3.3.2 . De drukmeetpunten moeten zijn voorzien van een gasdicht afsluitorgaan .

    3.3.3 . Het drukmeetpunt voor de referentiedruk moet duidelijk zichtbaar en onuitwisbaar zijn voorzien van de aanduiding " p r " , en het andere drukmeetpunt van de aanduiding " p " .

    III , 7.1 . Juistbeidsproeven

    Een meter wordt geacht te voldoen aan de voorschriften inzake de maximaal toelaatbare fouten , wanneer deze fouten bij onderstaande debieten niet worden overschreden :

    Qmin 0,10 Qmas ( indien deze waarde groter is dan Qmin ) , 0,25 Qmas , 0,40 Qmas , 0,70 Qmas en Qmas .

    Wanneer het onderzoek onder afwijkende omstandigheden wordt uitgevoerd , moeten uit de resultaten daarvan ten minste dezelfde conclusies als die , verkregen op grond van de eerder genoemde proeven , kunnen worden getrokken .

    Top