Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31971L0393

Tweede Richtlijn 71/393/EEG van de Commissie van 18 november 1971 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor officiële controle van veevoeders

PB L 279 van 20.12.1971, p. 7–18 (DE, FR, IT, NL)
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1971(III) blz. 987 - 997

Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/08/2009; opgeheven door 32009R0152

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1971/393/oj

31971L0393

Tweede Richtlijn 71/393/EEG van de Commissie van 18 november 1971 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor officiële controle van veevoeders

Publicatieblad Nr. L 279 van 20/12/1971 blz. 0007 - 0018
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 4 blz. 0049
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1971(III) blz. 0858
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 4 blz. 0049
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1971(III) blz. 0987
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 7 blz. 0084
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 5 blz. 0117
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 5 blz. 0117


++++

TWEEDE RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE

van 18 november 1971

betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders

( 71/393/EEG )

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op de richtlijn van de Raad van 20 juli 1970 betreffende invoering van gemeenschappelijke bemonsterings - en analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders ( 1 ) , inzonderheid op artikel 2 ,

Overwegende dat in de bovenbedoelde richtlijn is bepaald dat de officiële controle van veevoeders , welke ertoe strekt na te gaan of aan de op grond van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen inzake de kwaliteit en de samenstelling van veevoeders gestelde voorwaarden is voldaan , geschiedt volgens communautaire bemonsterings - en analysemethoden ;

Overwegende dat bij Richtlijn nr . 71/250/EEG van de Commissie van 15 juni 1971 ( 2 ) reeds een zeker aantal gemeenschappelijke analysemethoden is vastgelegd ; dat gezien de vorderingen welke de werkzaamheden sindsdien hebben gemaakt het nuttig is een tweede serie methoden uit te vaardigen ;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor veevoeders ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De Lid-Staten schrijven voor dat de analysen voor de officiële controle van veevoeders ten aanzien van hun gehalte aan vocht , vluchtige stikstofbasen , totaal fosfor en ruwvet , geschieden volgens de in de bijlage bij deze richtlijn omschreven methoden .

De algemene bepalingen welke vermeld staan in het deel van de bijlage ( inleiding ) van de Eerste Richtlijn nr . 71/250/EEG van de Commissie van 15 juni 1971 houdende vaststelling van de gemeenschappelijke methoden van onderzoek voor de officiële controle van veevoeders zijn toepasselijk op de methoden beschreven in de bijlage van deze richtlijn .

Artikel 2

De Lid-Staten laten uiterlijk op 1 januari 1973 de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden ten einde zich te voegen naar deze richtlijn . Zij stellen de Commissie onverwijld hiervan in kennis .

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 18 november 1971 .

Voor de Commissie

De Voorzitter

Franco M . MALFATTI

( 1 ) PB nr . L 170 van 3 . 8 . 1970 , blz . 2 .

( 2 ) PB nr . L 155 van 12 . 7 . 1971 , blz . 13 .

BIJLAGE

1 . BEPALING VAN VOCHT

1 . Doel en toepasbaarheid

Het voorschrift beschrijft de methode voor de bepaling van het gehalte aan vocht in veevoeders . Het heeft geen betrekking op het onderzoek van melkprodukten als enkelvoudig veevoeder van mineralen en mengsels die overwegend uit mineralen bestaan , evenals het onderzoek van oliehoudende zaden en vruchten voorzien in Verordening nr . 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten ( 1 ) .

De bepaling van het gehalte aan vocht in oliehoudende zaden en vruchten wordt beschreven in bijlage III van Verordening ( EEG ) nr . 1470/68 van de Commissie van 23 september 1968 betreffende het nemen en het omzetten van monsters alsmede betreffende het bepalen van het oliegehalte , het gehalte aan onzuiverheden en het vochtgehalte van oliehoudende zaden ( 2 ) .

2 . Beginsel

Het monster wordt gedroogd onder bepaalde omstandigheden , die afhankelijk zijn van de aard van het veevoeder . Het gewichtsverlies wordt bepaald door wegen . Bij vaste veevoeders met een hoog gehalte aan vocht is het noodzakelijk eerst voor te drogen .

3 . Apparatuur

3.1 . Molen van een materiaal dat geen vocht absorbeert , die gemakkelijk te reinigen is en waarmee snel en gelijkmatig kan worden gemalen zonder noemenswaardig warmte op te wekken , die zo goed mogelijk kan worden afgesloten van de buitenlucht en voldoet aan de eisen genoemd onder 4.1.1 en 4.1.2 ( b . v . mikrokruisslagmolens , mikromolens met waterkoeling , demonteerbare kogelmolens , langzaam lopende kogelmolens en molens met getande schijven ) .

3.2 . Analytische balans met een gevoeligheid van ten minste 0,5 mg .

3.3 . Vochtdozen van roestvast metaal of van glas met luchtdicht afsluitende deksels en met een zodanig nuttig oppervlak dat het monster kan worden verdeeld naar rata van ongeveer 0,3 g per cm2 .

3.4 . Elektrische droogstoof met thermostaat ( min of meer 1 * C ) , waarmee de temperatuur snel kan worden geregeld en die goed ventileert ( 3 ) .

3.5 . Elektrische vacuumdroogstoof met thermostaat en oliepomp , voorzien van een inrichting voor toevoer van gedroogde , warme lucht of voorzien van een droogmiddel ( b . v . calciumoxide ) .

3.6 . Exsiccator met dikke , geperforeerde plaat van metaal of porselein en met een effectief droogmiddel .

4 . Uitvoering

N.B . : De in dit hoofdstuk beschreven handelingen moeten direct na het openen van de verpakking van de monsters worden uitgevoerd . De analysen dienen ten minste in tweevoud te worden uitgevoerd .

4.1 . Voorbereiding

4.1.1 . Veevoeders met uitzondering van die , genoemd onder 4.1.2 en 4.1.3

Neem ten minste 50 g . Maak dit , zo nodig , op passende wijze fijn , zodanig dat veranderingen in het vochtgehalte worden voorkomen ( zie 6 ) .

4.1.2 . Granen en grutten

Neem ten minste 50 g . Maal dit tot deeltjes van zodanige grootte dat ten minste 50 % ervan door een zeef gaat van 0,5 mm en dat niet meer dan 10 % blijft liggen op een zeef met ronde mazen van 1 mm .

4.1.3 . Vloeibare of brijachtige veevoeders ; veevoeders die in hoofdzaak bestaan uit vet

Neem ongeveer 25 g , op 10 mg nauwkeurig gewogen , voeg toe een passende hoeveelheid watervrij zand , op 10 mg nauwkeurig gewogen , en meng tot een homogeen produkt is verkregen .

4.2 . Drogen

4.2.1 . Veevoeders , met uitzondering van die , genoemd onder 4.2.2 en 4.2.3

Weeg een vochtdoos ( 3.3 ) met deksel op 0,5 mg nauwkeurig . Breng ongeveer 5 g van het monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen , in de getarreerde vochtdoos en spreid gelijkmatig uit . Plaats de vochtdoos zonder deksel in een vooraf op 103 * C gebrachte droogstoof . Om te voorkomen dat de temperatuur teveel daalt , dient de vochtdoos zo snel mogelijk in de droogstoof gebracht te worden . Laat gedurende 4 h drogen , gerekend vanaf het tijdstip dat de stoof weer op een temperatuur van 103 * C is .

Sluit na het openen van de stoof de vochtdoos met het deksel , neem haar uit de stoof , laat gedurende 30 à 45 min afkoelen in de exsiccator ( 3.6 ) en weeg tot op 1 mg nauwkeurig .

Monsters , die in hoofdzaak bestaan uit vet , worden nogmaals in de stoof bij 103 * C gedroogd gedurende 30 min .

Het verschil tussen de resultaten van beide wegingen mag niet meer bedragen dan 0,1 % vocht .

4.2.2 . Graan , meel , grutten en gries

Weeg een vochtdoos ( 3.3 ) met deksel op 0,5 mg nauwkeurig . Breng ongeveer 5 g van het fijngemaakte monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen , in de getarreerde vochtdoos en spreid gelijkmatig uit . Plaats de vochtdoos zonder deksel in een vooraf op 130 * C gebrachte droogstoof . Om te voorkomen dat de temperatuur teveel daalt , dient de vochtdoos zo snel mogelijk in de droogstoof gebracht te worden .

Laat gedurende 2 h drogen , gerekend vanaf het tijdstip dat de stoof weer op een temperatuur van 130 * C is .

Sluit na het openen van de stoof de vochtdoos met het deksel , neem haar uit de stoof , laat gedurende 30 à 45 min afkoelen in de exsiccator ( 3.6 ) en weeg tot op 1 mg nauwkeurig .

4.2.3 . Mengvoeders met een gehalte aan suikers , afkomstig van saccharose of van lactose , van meer dan 4 % , alsmede de volgende enkelvoudige veevoeders : Johannisbroodschroot , gehydrolyseerde graanprodukten , moutkiemen , suikerbietensnijdsels , vissolubles , suiker en mengvoeders die meer dan 25 % kristalwaterhoudende minerale zouten bevatten

Weeg een vochtdoos ( 3.3 ) met deksel op 0,5 mg nauwkeurig . Breng ongeveer 5 g van het fijngemaakte monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen , in de getarreerde vochtdoos en spreid gelijmatig uit . Plaats de vochtdoos zonder deksel in de vooraf op 80 à 85 * C gebrachte vacuumdroogstoof ( 3.5 ) . Om te voorkomen dat de temperatuur teveel daalt , dient de vochtdoos zo snel mogelijk in de droogstoof gebracht te worden . Stel de druk in op 10 cm kwik en droog het monster gedurende 4 h bij deze druk , hetzij onder toevoer van droge , warme lucht , hetzij met behulp van een droogmiddel ( ongeveer 300 g voor 20 monsters ) . In het laatste geval wordt bij het bereiken van de voorgeschreven druk de verbinding met de vacuumpomp verbroken . Reken de droogtijd vanaf het tijdstip dat de droogstoof weer op een temperatuur van 80 * à 85 * C is . Laat na het beëindigen van de droogtijd de druk in de stoof voorzichtig weer komen op die van de buitenlucht .

Sluit na het openen van de vacuumdroogstoof de vochtdoos met het deksel , neem haar uit de stoof , laat gedurende 30 à 45 min afkoelen in de exsiccator ( 3.6 ) en weeg vervolgens op 1 mg nauwkeurig . Droog nog gedurende 30 min onder vacuum in de stoof bij 80 à 85 * C en weeg opnieuw . Het verschil tussen de resultaten van beide wegingen mag niet meer bedragen dan 0,1 % vocht .

4.3 . Voordrogen

4.3.1 . Veevoeders , met uitzondering van die , genoemd onder 4.3.2

Vaste veevoeders met een hoog gehalte aan vocht , die moeilijk fijn te maken zijn , worden als volgt voorgedroogd .

Breng 50 g van het ongemalen monster ( geperste veevoeders of veevoeders in brokken zo nodig grof breken ) , op 10 mg nauwkeurig gewogen , in een geschikte recipiënt ( b . v . schaal van aluminium van 20 maal 12 cm met een rand van 0,5 cm ) . Droog in een stoof bij een temperatuur van 60 à 70 * C , totdat het vochtgehalte is teruggebracht tot een waarde gelegen tussen 8 % en 12 % . Neem de recipiënt uit de droogstoof en laat onafgedekt gedurende 1 h afkoelen in het laboratorium ; weeg vervolgens op 10 mg nauwkeurig . Maak het monster onmiddellijk daarna fijn als beschreven onder 4.1.1 . en droog , alnaargelang de aard van het monster , als beschreven onder 4.2.1 of 4.2.3 .

4.3.2 . Granen

Granen met een vochtgehalte van meer dan 17 % moeten als volgt worden voorgedroogd :

Breng 50 g van het ongemalen graan , op 10 mg nauwkeurig gewogen , in een geschikte recipiënt ( b . v . schaal van aluminium van 20 maal 12 cm met een rand van 0,5 cm ) . Droog in een stoof gedurende 5 à 7 min bij een temperatuur van 130 * C .

Neem de recipiënt uit de droogstoof en laat onafgedekt gedurende 2 h . afkoelen in het laboratorium ; weeg vervolgens op 10 mg nauwkeurig . Maak onmiddellijk daarna fijn als beschreven onder 4.1.2 . en droog als beschreven onder 4.2.2 .

5 . Berekening van de resultaten

Het gehalte aan vocht in percenten van het monster wordt weergegeven door de volgende formules :

5.1 . Drogen zonder voordrogen

( F - m ) * 100/E

waarin :

E = massa in g van het analysemateriaal , waarvan werd uitgegaan ,

m = massa in g van het gedroogde analysemateriaal .

5.2 . Drogen met voordrogen

( M' - m ) M/M' + E - M * 100/E = 100 1 - Mm/EM'

waarin :

E = massa in g van het analysemateriaal , waarvan werd uitgegaan ,

M = massa in g van het analysemateriaal na voordrogen ,

M' = massa in g van het analysemateriaal na fijnmaken of malen ,

m = massa in g van het gedroogde analysemonster .

5.3 . Herhaalbaarheid

Het verschil tussen de resultaten van een bepaling in tweevoud in hetzelfde monster mag niet meer bedragen dan 0,2 % vocht .

6 . Opmerking

Indien het monster fijngemaakt moet worden en dit een verandering van het vochtgehalte van het produkt ten gevolge heeft , dan dienen de analyseresultaten , die betrekking hebben op de bestanddelen van het veevoeder , omgerekend te worden op het vochtgehalte van het oorspronkelijke monster .

2 . BEPALING VAN VLUCHTIGE STIKSTOFHOUDENDE BASEN

A . DOOR MICRODIFFUSIE

1 . Doel en toepasbaarheid

Dit voorschrift beschrijft de methode voor de bepaling van het gehalte aan vluchtige stikstofhoudende basen , uitgedrukt als ammoniak , in veevoeders .

2 . Beginsel

Het monster wordt met water geëxtraheerd , de oplossing geklaard en gefiltreerd . De vluchtige stikstofhoudende basen worden met behulp van een kaliumcarbonaatoplossing door microdiffusie uitgedreven , in een boorzuuroplossing opgevangen en met zwavelzuur getitreerd .

3 . Reagentia

3.1 . Trichloorazijnzuuroplossing 200 g/l .

3.2 . Indicator : los op 33 mg broomkresolgroen met 65 mg methylrood in 10 ml ethanol 95-96 % ( v/v ) .

3.3 . Boorzuuroplossing : los op 10 g boorzuur in 200 ml ethanol 95-96 % ( v/v ) en 700 ml water in een maatkolf van 1 l . Voeg toe 10 ml indicator ( 3.2 ) . Meng en neutraliseer de oplossing zonodig met natronloog tot zwak rood . 1 ml van deze oplossing kan maximaal 300 m NH3 binden .

3.4 . Verzadigde kaliumcarbonaatoplossing : los op 100 g kaliumcarbonaat p.a . in 100 ml kokend water . Laat afkoelen en filtreer .

3.5 . Zwavelzuur 0,02 N .

4 . Apparatuur

4.1 . Roteerapparaat met ongeveer 35 à 40 omwentelingen per minuut .

4.2 . Conwayschalen nr . 1 ( zie figuur ) van glas of kunststof .

4.3 . Microburet , verdeeld tot in 1/100 ml .

5 . Uitvoering

Breng 10 g van het monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen , met 100 ml water in een maatkolf van 200 ml en laat gedurende 30 min roteren . Voeg dan toe 50 ml trichloorazijnzuuroplossing ( 3.1 ) , vul aan met water tot de streep , schud krachtig en filtreer door een vouwfilter .

Pipeteer in het midden van de Conwayschaal 1 ml boorzuuroplossing ( 3.3 ) en in de buitenring 1 ml filtraat van het monster . Sluit de schaal gedeeltelijk met het ingevette deksel . Preng dan snel in de buitenring 1 ml verzadigde kaliumcarbonaatoplossing ( 3.4 ) en sluit de schaal luchtdicht af . Manipuleer vervolgens voorzichtig met de schaal zodanig , dat de beide oplossingen in de buitenring gemengd worden . Laat dan ten minste gedurende 4 h staan bij kamertemperatuur of gedurende 1 h bij 40 * C .

Titreer vervolgens de vluchtige basen in de boorzuuroplossing met zwavelzuur 0,02 N ( 3.5 ) met hulp van een microburet ( 4.3 ) .

Verricht op gelijke wijze een blancobepaling zonder analysemateriaal .

6 . Berekening van de resultaten

1 ml H2SO4 0,02 N komt overeen met 0,34 mg ammoniak .

Druk het resultaat uit in percenten van het monster .

Herhaalbaarheid

Het verschil tussen de resultaten van een bepaling in tweevoud in hetzelfde monster mag niet meer bedragen dan :

10 % relatief bij gehalten aan ammoniak van minder dan 1 % ;

0,1 % absoluut bij gehalten aan ammoniak van 1 % of meer .

7 . Opmerking

Indien het gehalte aan ammoniak in het monster meer bedraagt dan 0,6 % wordt het oorspronkelijke filtraat verdund .

( 1 ) PB nr . 172 van 30 . 9 . 1966 , blz . 3025/66 .

( 2 ) PB nr . L 239 van 28 . 9 . 1968 , blz . 2 .

( 3 ) Voor het drogen van granen en bijprodukten van de verwerking van granen dient de droogstoof een zodanige warmtecapaciteit te hebben dat , indien zij tevoren is ingesteld op een temperatuur van 131 * C , deze temperatuur weer binnen 45 min na het inzetten van het maximum aantal monsters wordt bereikt .

De ventilatie moet zodanig zijn dat , wanneer alle monsters van zachte tarwe , die de stoof bevatten kan , gelijktijdig gedurende 2 h gedroogd worden , de verkregen resultaten minder verschillen dan 0,15 % van die , verkregen na 4 h drogen .

CONWAY-SCHAAL

Schaal 1/1 : zie P.b .

B . DOOR DESTILLATIE

1 . Doel en toepasbaarheid

Dit voorschrift beschrijft de methode voor de bepaling van het gehalte aan vluchtige stikstofhoudende basen , uitgedrukt als ammoniak , in vismelen , die praktisch geen ureum bevatten . De methode is slechts toepasselijk , indien het gehalte aan ammoniak minder bedraagt dan 0,25 % .

2 . Beginsel

Het monster wordt met water geëxtraheerd , de oplossing geklaard en gefiltreerd . Na toevoegen van magnesiumoxide worden de vluchtige stikstofhoudende basen bij kooktemperatuur uitgedreven en opgevangen in een afgemeten hoeveelheid zwavelzuur . De overmaat zuur wordt teruggetitreerd met natronloog .

3 . Reagentia

3.1 . Trichloorazijnzuuroplossing 200 g/l .

3.2 . Magnesiumoxide p . a .

3.3 . Antischuimemulsie ( b . v . siliconen ) .

3.4 . Zwavelzuur 0,1 N .

3.5 . Natriumhydroxide-oplossing 0,1 N .

3.6 . Methylroodoplossing : 3 g/l in ethanol van 95-96 p.cent ( v/v ) .

4 . Apparatuur

4.1 . Roteerapparaat met ongeveer 35 à 40 omwentelingen per minuut .

4.2 . Destillatie-apparatuur volgens Kjeldahl .

5 . Uitvoering

Breng 10 g van het monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen , met 100 ml water in een maatkolf van 200 ml en laat gedurende 30 min roteren .

Voeg vervolgens toe 50 ml trichloorazijnzuuroplossing ( 3.1 ) , vul aan met water tot de streep , schud krachtig en filtreer door een vouwfilter . Breng van het heldere filtraat een bepaalde hoeveelheid - afhankelijk van het te verwachten gehalte aan vluchtige stikstofhoudende basen ( in het algemeen 100 ml ) - in de destillatiekolf . Verdun tot 200 ml en voeg toe 2 g magnesiumoxide ( 3.2 ) en enkele druppels antischuimemulsie ( 3.3 ) . De oplossing moet alkalisch reageren t . o . v . lakmoespapier ; indien dit niet het geval is , dan moet meer magnesiumoxide ( 3.2 ) toegevoegd worden .

Destilleer in de apparatuur volgens Kjeldahl ongeveer 150 ml van de oplossing af en vang het destillaat op in een konische kolf , die een nauwkeurig afgemeten hoeveelheid zwavelzuur 0,1 N ( 3.4 ) bevat . Draag er zorg voor dat tijdens de destillatie de wand van de kolf niet overhit wordt . Kook het destillaat gedurende 2 min uit , koel af en titreer de overmaat zwavelzuur terug met natronloog 0,1 N ( 3.5 ) t . o . v . methylrood ( 3.6 ) .

Verricht op gelijke wijze een blancobepaling zonder analysemateriaal .

6 . Berekening van de resultaten

1 ml H2SO4 0,1 N komt overeen met 1,7 mg ammoniak .

Druk het resultaat uit in percenten van het monster .

Herhaalbaarheid

Het verschil tussen de resultaten van een bepaling in tweevoud in hetzelfde monster mag niet meer bedragen dan 10 % relatief .

3 . BEPALING VAN TOTAAL FOSFOR

- fotometrische methode -

1 . Doel en toepasbaarheid

Het voorschrift beschrijft de methode voor de bepaling van het gehalte aan totaal fosfor in veevoeders . De methode is bijzonder geschikt voor de analyse van veevoeders met een laag gehalte aan fosfor , in bepaalde gevallen ( produkten rijk aan fosfor ) kan een gravimetrische methode worden toegepast .

2 . Beginsel

Het monster wordt gedestrueerd , hetzij langs natte weg ( speciaal bij minerale stoffen en vloeibare veevoeders ) , hetzij langs droge weg ( speciaal bij organische veevoeders ) en in zure oplossing gebracht . De oplossing wordt behandeld met vanadaatmolybdaatreagens . De extinctie van de gevormde geelgekleurde oplossing wordt gemeten met behulp van een spectrofotometer bij 430 nm .

3 . Reagentia

3.1 . Calciumcarbonaat p.a .

3.2 . Zoutzuur p.a . , d = 1,1 ( ca . 6 N ) .

3.3 . Salpeterzuur p . a . , d = 1,045 .

3.4 . Salpeterzuur p . a . , d = 1,38 à 1,42 .

3.5 . Zwavelzuur p . a . , d = 1,84 .

3.6 . Vanadaatmolybdaatreagens : meng in een maatkolf van 1 l 200 ml ammoniumheptamolybdaatoplossing ( 3.6.1 ) , 200 ml ammoniummonovanadaatoplossing ( 3.6.2 ) en 134 ml salpeterzuur ( 3.4 ) . Vul aan met water tot de streep .

3.6.1 . Ammoniumheptamolybdaatoplossing : los op 100 g ammoniumheptamolybdaat p.a . , ( NH4)6MO7O24 * 4H2O , in warm water . Voeg toe 10 ml ammonia ( d = 0,91 ) en vul aan met water tot 1 l .

3.6.2 . Ammoniummonovanadaatoplossing : los op 2,35 g ammoniummonovanadaat p . a . , NH4VO3 , in 400 ml warm water . Voeg langzaam , onder voortdurend roeren , toe 20 ml verdund salpeterzuur ( 7 ml HNO3 ( 3.4 ) + 13 ml H2O ) en vul aan met water tot 1 l .

3.7 . Fosforstandaardoplossing 1 mg/ml : los op in water 4,387 g kaliumwaterstoffosfaat en vul aan met water tot 1 l .

4 . Apparatuur

4.1 . Verassingschalen van kwarts of porselein .

4.2 . Elektrische moffeloven met thermostaat , ingesteld op 550 * C .

4.3 . Kjeldahlkolven van 250 ml .

4.4 . Maatkolven en pipetten .

4.5 . Spectrofotometer .

4.6 . Reageerbuizen , doorsnede ca . 16 mm , met normaalslijpstuk 14,5 ; inhoud 25 à 30 ml .

5 . Uitvoering

5.1 . Bereiding van de oplossing

Bereid de oplossing als beschreven onder 5.1.1 of 5.1.2 , afhankelijk van de aard van het monster .

5.1.1 . Algemene werkwijze

Breng 1 g of meer van het monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen , in een Kjeldahlkolf . Voeg toe 20 ml zwavelzuur ( 3.5 ) en zwenk om , ten einde het analysemateriaal goed te bevochtigen met het zuur en vastzitten aan de wand van de kolf te voorkomen . Verhit de kolf en laat gedurende 10 min koken . Laat even afkoelen , voeg toe 2 ml salpeterzuur ( 3.4 ) en verwarm zacht . Laat weer even afkoelen , voeg opnieuw een weinig salpeterzuur ( 3.4 ) toe en breng weer aan de kook . Herhaal deze bewerkingen , totdat de oplossing kleurloos is . Laat hierna afkoelen , voeg opnieuw een weinig salpeterzuur ( 3.4 ) toe en breng weer aan de 500 ml en spoel de Kjeldahlkolf met warm water uit . Laat afkoelen , vul aan met water tot de streep , meng en filtreer .

5.1.2 . Werkwijze voor monsters , die organische stoffen bevatten , maar geen calcium - of magnesiumdiwaterstoffosfaat

Breng ongeveer 2,5 g van het monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen , in een verassingsschaal en meng innig met 1 g calciumcarbonaat ( 3.1 ) . Veras in de moffeloven bij 550 * C min of meer 5 * C , totdat een witte of grijze as verkregen is ( een kleine hoeveelheid koolstof stoort niet ) .

Breng de as in een bekerglas van 250 ml , voeg toe 20 ml water en zoveel zoutzuur ( 3.2 ) tot het bruisen ophoudt . Voeg dan nog toe 10 ml zoutzuur ( 3.2 ) in overmaat . Plaats het bekerglas op een zandbad en damp in tot droog om het kiezelzuur onoplosbaar te maken . Neem het residu op in 10 ml salpeterzuur ( 3.3 ) en laat gedurende 5 min koken op het zandbad , zonder dat tot droog ingedampt wordt . Spoel de vloeistof over in een maatkolf van 500 ml en was het bekerglas meermalen met heet water . Koel af , vul aan met water tot de streep , meng en filtreer .

5.2 . Ontwikkelen van de kleur en meten van de extinctie

Verdun een aliquoot deel van het onder 5.1.1 of 5.1.2 verkregen filtraat zo , dat een concentratie aan fosfor verkregen wordt van ten hoogste 40 mg/ml . Pipeteer 10 ml van deze oplossing in een reageerbuis met slijsptuk ( 4.6 ) , voeg toe 10 ml vanadaatmolybdaatreagens ( 3.6 ) en meng . Laat gedurende ten minste 10 min staan bij 20 * C . Meet dan de extinctie met behulp van een spectrofotometer bij 430 nm tegen een oplossing , bestaande uit 10 ml water en 10 ml vanadaatmolybdaatreagens ( 3.6 ) .

5.3 . IJkgrafiek

Bereid van de standaardoplossing ( 3.7 ) oplossingen , die respectievelijk 5 , 10 , 20 , 30 en 40 mg fosfor per ml bevatten . Voeg aan 10 ml van elk van deze oplossingen 10 ml vanadaatmolybdaatreagens ( 3.6 ) toe en meng . Laat gedurende ten minste 10 min staan bij 20 * C . Meet dan de extincties onder de omstandigheden als beschreven in 5.2 . Stel een ijkgrafiek op , waarbij op de abcis de hoeveelheden fosfor en op de ordinaat de daarbij behorende extinctiewaarden worden uitgezet . Het verloop van de ijkgrafiek is lineair voor concentraties aan fosfor van 0 tot 40 mg fosfor per ml .

6 . Berekening van de resultaten

Bepaal met behulp van de ijkgrafiek het gehalte aan fosfor in het analysemonster .

Druk het resultaat uit in percenten van het monster .

Herhaalbaarheid

Het verschil tussen de resultaten van een bepaling in tweevoud in hetzelfde monster mag niet meer bedragen dan :

3 % relatief bij gehalten van minder dan 5 % fosfor ;

0,15 % absoluut bij gehalten van 5 % of meer .

4 . BEPALING VAN RUWVET

1 . Doel en toepasbaarheid

Het voorschrift beschrijft de methode voor bepaling van het gehalte aan ruwvet in veevoeders . Zij heeft geen betrekking op het onderzoek van oliehoudende zaden en vruchten voorzien in Verordening nr . 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 . De bepaling van het gehalte aan olie in deze produkten wordt beschreven in bijlage V van Verordening ( EEG ) nr . 1470/68 van de Commissie van 23 september 1968 .

Afhankelijk van de aard van het monster worden twee werkwijzen beschreven .

1.1 . Verkwijze A ( etherextract ) : toepasselijk voor alle veevoeders , met uitzondering van die , genoemd onder 1.2 .

1.2 . Werkwijze B : toepasselijk voor veevoeders , waarvan het vet niet volledig met diethylether geëxtraheerd kan worden zonder voorafgaande hydrolyse , veevoeders van dierlijke herkomst , melkprodukten inbegrepen , glutenprodukten , gedroogde aardappelvezels , gedroogde bostel en gedroogde spoeling van de brouwerij en de branderij , gedroogde gist , afvalprodukten van de bakkerij , gebakken veevoeders , alsmede voor veevoeders met een hoog gehalte aan bovengenoemde stoffen ( ten minste 40 % ) en voor mengvoeders met een hoog gehalte aan toegevoegd vet .

2 . Beginsel

2.1 . Werkwijze A : het vet wordt geëxtraheerd met diethylether . Het oplosmiddel wordt afgedestilleerd en het etherextract gedroogd en gewogen .

2.2 . Werkwijze B : het monster wordt bij kooktemperatuur gehydroliseerd met zoutzuur . De oplossing wordt afgekoeld en gefiltreerd . Het uitgewassen en gedroogde residu wordt met diethylether geëxtraheerd volgens werkwijze A .

3 . Reagentia

3.1 . Diethylether , watervrij , d : 0,720 , kp : 34,5 * C , praktisch vrij van peroxiden .

3.2 . Natriumsulfaat p.a . , watervrij .

3.3 . Zoutzuur 3 N .

3.4 . Filtermateriaal , b.v . kiezelgoer , Hyflo-supercel .

3.5 . Tetrachloorkoolstof p.a .

4 . Apparatuur

4.1 . Extractieapparaat volgens Soxhlet of gelijkwaardige apparatuur .

4.2 . Verwarmingsapparaat met temperatuurregeling , explosievrij .

4.3 . Vacuumdroogstoof ( minder dan 10 cm Hg ) .

5 . Uitvoering

5.1 . Werkwijze A ( zie opmerking 7.1 )

Weeg af 5 g van het monster , tot op 1 mg nauwkeurig , en meng dit met 2 à 3 g ( zo nodig meer ) watervrij natriumsulfaat ( 3.2 ) . Breng het mengsel in een vetvrije extractiehuls en sluit af met ontvette watten .

Breng de huls in een extractiepparaat ( 4.1 ) en extraheer gedurende 6 h met diethylether ( 3.1 ) . Regel bij gebruik van een extractieapparaat volgens Soxhlet de verwarming zodanig , dat er ten minste 15 maal per uur wordt overgeheveld . Vang het extract op in een van enkele stukjes puimsteen ( 1 ) voorzien , gedroogd en getarreerd kolfje .

Destilleer de ether af en droog vervolgens het residu gedurende anderhalf uur in de vacuumdroogstoof ( 4.3 ) bij 75 * C . Laat afkoelen in een exsiccator en weeg . Droog een tweede maal gedurende 30 min om zich er van te vergewissen dat het gewicht van het vet constant blijft ( het gewichtsverlies moet minder bedragen dan 1 mg ) .

5.2 . Werkwijze B

Breng 2,5 g van het monster , tot op 1 mg nauwkeurig gewogen ( zie opmerking 7.2 ) , in een bekerglas van 400 ml of in een konische kolf van 300 ml . Voeg toe 100 ml zoutzuur 3 N ( 3.3 ) en enkele stukjes puimsteen .

Bedek het bekerglas met een horlogeglas , of voorzie de konische kolf van een terugvloeikoeler . Breng het mengsel op een kleine vlam of op een verwarmingsplaat tot juist aan de kook en laat gedurende 1 h zacht koken . Draag er zorg voor dat de stof niet aan de wand gaat vastzitten . Koel af en voeg zoveel filtermateriaal ( 3.4 ) toe , dat bij het filtreren geen vetverlies optreedt . Filtreer door nat , vetvrij dubbel filtreerpapier . Was het residu uit met koud water tot praktisch zuurvrij . Controleer of het filtraat vet bevat . Indien vet in het filtraat aanwezig is moet voor de hydrolyse het monster geëxtraheerd worden met diethylether ( 3.1 ) , zoals beschreven in de werkwijze onder 5.1 .

Breng het dubbele filter met residu op een horlogeglas en droog gedurende anderhalf uur in een droogstoof bij 95 à 98 * C .

Breng het dubbele filter met residu in een extractiehuls en extraheer met diethylether ( 3.1 ) . Handel verder als beschreven onder 5.1 , tweede alinea .

6 . Berekening van de resultaten

Druk het resultaat uit in percenten van het monster .

Herhaalbaarheid

Het verschil tussen de resultaten van een bepaling in tweevoud in hetzelfde monster mag niet meer bedragen dan 0,3 % vet .

7 . Opmerkingen

7.1 . Produkten met een hoog gehalte aan vet , die moeilijk fijn te maken zijn , of waarvan moeilijk een homogene hoeveelheid analysemateriaal kan worden afgezonderd , worden als volgt behandeld : weeg af 20 g van het monster , op 1 mg nauwkeurig , en meng met 10 g of meer watervrij natriumsulfaat ( 3.2 ) . Extraheer vervolgens met diethylether ( 3.1 ) zoals beschreven onder 5.1 . Breng het verkregen extract met tetrachloorkoolstof ( 3.5 ) op een volume van 500 ml en meng . Breng 50 ml van deze oplossing in een van enkele stukjes puimsteen ( 2 ) voorzien , gedroogd en getarreerd kolfje . Destilleer het oplosmiddel af , droog en handel verder als beschreven onder 5.1 , laatste alinea .

Verwijder het oplosmiddel uit het geëxtraheerde residu in de huls en maak dan het residu fijn tot op 1 mm .

Breng de stof weer in de huls ( geen natriumsulfaat toevoegen ) , extraheer met diethylether ( 3.1 ) en handel verder als beschreven onder 5.1 , tweede en derde alinea . Bereken het resultaat in percenten van het monster , rekening houdend met het aliquoot deel gebruikt bij de eerste extractie , uit de volgende formule :

( 10a + b ) * 5

waarin :

a = etherextract in grammen van het aliquoot deel na de eerste extractie ,

b = etherextract in grammen na de tweede extractie .

7.2 . Bij vetarme produkten kan van 5 g analysemateriaal worden uitgegaan .

( 1 ) Vervang de stukjes puimsteen door glasparels indien het vet later kwalitatief onderzocht moet worden .

( 2 ) Vervang de stukjes puimsteen door glasparels indien het vet later kwalitatief onderzocht moet worden .

Top