Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22003D0692

    2003/692/EG: Besluit nr. 1/2003 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 3 september 2003 inzake de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die vereist zijn voor de goede werking van de douane-unie

    PB L 253 van 7.10.2003, p. 3–21 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/692/oj

    22003D0692

    2003/692/EG: Besluit nr. 1/2003 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 3 september 2003 inzake de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die vereist zijn voor de goede werking van de douane-unie

    Publicatieblad Nr. L 253 van 07/10/2003 blz. 0003 - 0021


    Besluit nr. 1/2003 van het Gemengd Comité EG-Andorra

    van 3 september 2003

    inzake de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die vereist zijn voor de goede werking van de douane-unie

    (2003/692/EG)

    HET GEMENGD COMITÉ,

    Gelet op de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra, inzonderheid op artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 3, onder c),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Overeenkomstig voornoemd artikel 7, lid 2, dient het Vorstendom Andorra voor producten die onder de douane-unie vallen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die in de Gemeenschap op douanegebied van toepassing zijn en die nodig zijn voor de goede werking van de douane-unie. Besloten moet worden welke bepalingen Andorra moet vaststellen en waar nodig moet in uitvoeringsregelingen voor het Vorstendom Andorra worden voorzien.

    (2) Regelingen moeten worden getroffen voor de goede werking van genoemd artikel 8 en bepalingen inzake de invordering van schuldvorderingen door middel van wederzijdse bijstand tussen de partijen moeten worden vastgesteld.

    (3) Passende maatregelen dienen te worden vastgesteld om de goede werking van de mechanismen van de douane-unie tussen de Gemeenschap en het Vorstendom Andorra te waarborgen.

    (4) De bepalingen van de bijlage bij Besluit nr. 2/91 van het Gemengd Comité EEG-Andorra(1) moeten worden aangepast aan de bepalingen die in de Gemeenschap van toepassing zijn, en Besluit nr. 2/91 moet daarom bij dit besluit worden ingetrokken.

    (5) De bepalingen van Besluit nr. 1/96 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 1 juli 1996 betreffende bepaalde methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra en betreffende het douanevervoer van goederen tussen de Gemeenschap en Andorra(2) zijn in dit besluit opgenomen, en Besluit nr. 1/96 moet daarom worden ingetrokken,

    BESLUIT:

    TITEL I ALGEMEEN

    HOOFDSTUK 1 Toepassingsgebied en basisdefinities

    Artikel 1

    Bij dit besluit worden de maatregelen vastgesteld die vereist zijn voor de goede werking van de mechanismen van de douane-unie tussen de Gemeenschap en het Vorstendom Andorra.

    Artikel 2

    Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    1. de overeenkomst: de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, ondertekend in Luxemburg op 28 juni 1990(3);

    2. het douanegebied van de douane-unie:

    - het douanegebied van de Gemeenschap, zoals vastgesteld bij artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(4);

    - het douanegebied van het Vorstendom Andorra;

    3. derde land: een land of gebied dat geen deel van het douanegebied van de douane-unie is;

    4. deel van het douanegebied van de douane-unie: het douanegebied van de Gemeenschap of het douanegebied van het Vorstendom Andorra;

    5. communautair douanewetboek: Verordening (EEG) nr. 2913/92;

    6. uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek: Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(5);

    7. goederen in het vrije verkeer: goederen die aan de voorwaarden van de artikelen 3 en 4 van de overeenkomst voldoen.

    Artikel 3

    1. Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst en de specifieke bepalingen van dit besluit stelt het Vorstendom Andorra op de datum dat dit besluit in werking treedt de douanebepalingen vast die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de douane-unie, gebaseerd op het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

    2. Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst stelt het Vorstendom Andorra op de datum dat dit besluit in werking treedt de noodzakelijke maatregelen vast voor de tenuitvoerlegging van bepalingen die gebaseerd worden op:

    a) Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad van 13 juli 1998 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur, en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard(6) en bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen(7);

    b) Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen(8), alsmede de Verordeningen (EEG) nr. 2288/83(9), (EEG) nr. 2289/83(10), (EEG) nr. 2290/83(11) en (EEG) nr. 3915/88(12) van de Commissie waarbij de uitvoeringsbepalingen hiervoor worden vastgesteld, met uitzondering van de volgende bepalingen;

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    c) Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden(13) en Verordening (EG) nr. 1367/95 van de Commissie(14) tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen;

    d) Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen(15) en Verordening (EEG) nr. 752/93 van de Commissie(16) houdende toepassingsbepalingen daarvoor;

    e) Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen(17) en Verordening (EEG) nr. 3769/92 van de Commissie van 21 december 1992 ter uitvoering en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad(18);

    f) Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik(19).

    3. Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst en de specifieke bepalingen van dit besluit stelt het Vorstendom Andorra op de datum dat dit besluit in werking treedt de noodzakelijke maatregelen vast voor de tenuitvoerlegging van bepalingen die gebaseerd worden op:

    - de communautaire bepalingen inzake de indeling van goederen volgens de gecombineerde nomenclatuur, met inbegrip van de toelichtingen;

    - de toelichtingen en de indelingsadviezen bij het geharmoniseerd systeem;

    - de communautaire regels betreffende de voorwaarden waaronder goederen bij invoer voor een gunstige tariefregeling in aanmerking komen, afhankelijk van aard of bestemming.

    HOOFDSTUK 2 Bepalingen betreffende wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen

    Artikel 4

    Dit hoofdstuk bevat de regels inzake de invordering in elk land van in een ander deel van de douane-unie ontstane schuldvorderingen als bedoeld in artikel 6. De uitvoeringsbepalingen zijn in bijlage I bij dit besluit opgenomen.

    Artikel 5

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    - verzoekende autoriteit: een door een overeenkomstsluitende partij aangewezen bevoegde autoriteit die een verzoek indient om bijstand betreffende een schuldverordening als bedoeld in artikel 6;

    - aangezochte autoriteit: een door een overeenkomstsluitende partij aangewezen bevoegde autoriteit die een verzoek om bijstand ontvangt;

    - land: een lidstaat van de Gemeenschap, of het Vorstendom Andorra;

    - rechten bij invoer: douanerechten en heffingen van gelijke werking die verschuldigd zijn bij de invoer van goederen;

    - rechten bij uitvoer: douanerechten en heffingen van gelijke werking die verschuldigd zijn bij de uitvoer van goederen;

    - persoonsgegevens: alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit vermeld wordt of kan worden vastgesteld.

    Artikel 6

    Dit hoofdstuk is van toepassing op alle schuldvorderingen in verband met rechten bij invoer en rechten bij uitvoer die verschuldigd zijn naar aanleiding van een douanehandeling die na de inwerkingtreding van dit besluit is aangevangen.

    Artikel 7

    1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit haar de inlichtingen die haar van nut zijn voor de invordering van een schuldvordering.

    Teneinde zich deze inlichtingen te verschaffen, oefent de aangezochte autoriteit de bevoegdheden uit die zijn vastgesteld bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in het land waar zij gevestigd is.

    2. Het verzoek om inlichtingen vermeldt de naam en het adres en alle andere relevante identiteitsgegevens waarover de verzoekende autoriteit gewoonlijk kan beschikken over de persoon op wie de te verstrekken inlichtingen betrekking hebben, alsmede de aard en het bedrag van de schuldvordering uit hoofde waarvan het verzoek wordt ingediend.

    3. De aangezochte autoriteit is niet verplicht inlichtingen te verstrekken:

    a) die zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in het land waar zij gevestigd is;

    b) waarmee een commercieel, een industrieel of een beroepsgeheim zou worden onthuld; of

    c) waarvan de openbaarmaking de veiligheid van of de openbare orde in dat land in gevaar zou kunnen brengen.

    4. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen die aan de afwijzing van een verzoek om inlichtingen ten grondslag liggen.

    Artikel 8

    1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot notificatie aan de geadresseerde, volgens de in het land waar zij gevestigd is voor de notificatie van overeenkomstige akten geldende rechtsregels, van alle, ook gerechtelijke, akten en besluiten met betrekking tot een schuldvordering en/of de invordering daarvan, die uitgaan van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

    2. Het verzoek tot notificatie vermeldt de naam, het adres en alle andere relevante gegevens betreffende de identiteit van de geadresseerde waarover de verzoekende autoriteit beschikt, de aard en het onderwerp van de te notificeren akte of het te notificeren besluit, alsmede in voorkomend geval de naam en het adres van de debiteur en de schuldvordering waarop de akte of het besluit betrekking heeft en alle andere nuttige inlichtingen.

    3. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot notificatie is gegeven en meer in het bijzonder van de datum waarop de akte of het besluit aan de geadresseerde is toegezonden.

    Artikel 9

    1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit over tot invordering van de schuldvorderingen waarvoor een executoriale titel bestaat, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de invordering van soortgelijke schuldvorderingen die zijn ontstaan in het land waar zij gevestigd is.

    2. Daartoe worden schuldvorderingen ten aanzien waarvan een verzoek tot invordering bestaat, behandeld als schuldvorderingen van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, behoudens toepassing van artikel 15.

    Artikel 10

    1. Verzoeken tot invordering van een schuldvordering die door de verzoekende autoriteit tot de aangezochte autoriteit worden gericht, dienen vergezeld te gaan van een officieel exemplaar of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel, afgegeven in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd en in voorkomend geval van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere voor de invordering benodigde documenten.

    2. De verzoekende autoriteit kan slechts een verzoek tot invordering indienen:

    a) indien de schuldvordering en/of de executoriale titel niet wordt betwist in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, behalve in gevallen waarin artikel 15, lid 2, van toepassing is;

    b) wanneer zij in het land waar zij is gevestigd de haar ter beschikking staande invorderingsprocedures heeft ingesteld die op grond van de in lid 1 bedoelde titel kunnen worden uitgevoerd, en de genomen maatregelen niet tot volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden;

    c) indien de schuldvordering meer dan 1500 EUR bedraagt.

    3. In het verzoek tot invordering worden vermeld:

    - de naam, het adres en andere relevante informatie over de identiteit van de betrokken persoon en/of een derde die houder is van hem toebehorende vermogensbestanddelen;

    - de naam, het adres en andere relevante informatie over de identiteit van de verzoekende autoriteit;

    - de executoriale titel die is afgegeven in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;

    - de aard en het bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van de hoofdsom en de verschuldigde kosten, in de munteenheid van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd en het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd;

    - de datum waarop de titel door de verzoekende autoriteit en/of door de aangezochte autoriteit aan de geadresseerde is genotificeerd;

    - de datum met ingang waarvan en de periode gedurende welke executie mogelijk is volgens het geldende recht van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;

    - alle overige relevante informatie.

    4. De verzoekende autoriteit voegt bij het verzoek tot invordering voorts een verklaring waarin wordt bevestigd dat aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan.

    5. Zodra de verzoekende autoriteit verdere relevante informatie verkrijgt omtrent de zaak die aanleiding was tot het verzoek om invordering, doet zij deze aan de aangezochte autoriteit toekomen.

    Artikel 11

    1. De executoriale titel van de schuldvordering wordt rechtstreeks erkend en automatisch behandeld als een executoriale titel van een schuldvordering in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

    2. Onverminderd lid 1 kan de executoriale titel van de schuldvordering in voorkomend geval, volgens de bepalingen die van toepassing zijn in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, worden bekrachtigd als, erkend als, aangevuld met of vervangen door een op het grondgebied van dat land geldende executoriale titel. Het betrokken land streeft ernaar deze bekrachtiging, erkenning, aanvulling of vervanging binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het invorderingsverzoek te hebben voltooid, tenzij lid 3 van toepassing is. Dit mag niet worden geweigerd indien de executoriale titel in behoorlijke vorm is opgesteld. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen waarom de periode van drie maanden is overschreden.

    3. Indien het vervullen van deze formaliteiten aanleiding geeft tot betwisting van de schuldvordering en/of de door de verzoekende autoriteit afgegeven executoriale titel, is artikel 15 van toepassing.

    Artikel 12

    1. De invordering geschiedt in de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd. De aangezochte autoriteit maakt het volledige door haar ingevorderde bedrag van de schuldvordering aan de verzoekende autoriteit over.

    2. Indien de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is dit toelaten, kan de aangezochte autoriteit, na raadpleging van de verzoekende autoriteit, de debiteur uitstel van betaling verlenen of betaling in termijnen toestaan. De uit hoofde van dit uitstel van betaling door de aangezochte autoriteit geïnde interesten worden aan de verzoekende autoriteit overgemaakt.

    Vanaf de datum waarop de executoriale titel rechtstreeks is erkend of overeenkomstig artikel 11 is bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen, wordt in geval van niet-tijdige betaling interest geheven krachtens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd; de betaalde interesten worden eveneens overgemaakt aan het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

    Artikel 13

    Onverminderd artikel 9, lid 2, wordt aan de in te vorderen schuldvorderingen niet noodzakelijkerwijs de preferentiële behandeling toegekend die geldt voor soortgelijke schuldvorderingen die ontstaan in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

    Artikel 14

    De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat zij aan het verzoek tot invordering heeft gegeven.

    Artikel 15

    1. Indien de schuldvordering en/of de executoriale titel, afgegeven in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, in de loop van de invorderingsprocedure door een belanghebbende wordt betwist, brengt laatstgenoemde de zaak voor de bevoegde instantie van het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, overeenkomstig de in dit laatste land geldende rechtsvoorschriften. Deze vordering moet door de verzoekende autoriteit worden genotificeerd aan de aangezochte autoriteit. Bovendien kan zij door de belanghebbende worden genotificeerd aan de aangezochte autoriteit.

    2. Zodra de aangezochte autoriteit van de verzoekende autoriteit of van de belanghebbende de in lid 1 bedoelde notificatie heeft ontvangen, schorst zij de executieprocedure in afwachting van het besluit van de terzake bevoegde instantie, tenzij de verzoekende autoriteit overeenkomstig de volgende alinea anders verzoekt. De aangezochte autoriteit kan indien zij zulks nodig acht, onverminderd het bepaalde in artikel 16, conservatoire maatregelen nemen om de invordering te waarborgen, voorzover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in het land waar zij is gevestigd, zulks voor soortgelijke schuldvorderingen toestaan.

    Niettegenstaande het bepaalde in de eerste alinea kan de verzoekende autoriteit, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve praktijken die gelden in het land waar zij is gevestigd, de aangezochte autoriteit verzoeken een betwiste schuldvordering in te vorderen, indien de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijken in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, zulks toelaten. Indien het resultaat van de betwisting vervolgens gunstig is voor de debiteur, is de verzoekende autoriteit verplicht tot terugbetaling van de ingevorderde bedragen, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, zulks overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

    3. Wanneer de betwisting betrekking heeft op uitvoeringsmaatregelen die zijn getroffen in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, wordt de zaak voor de bevoegde instantie van dat land gebracht, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van dat land.

    4. Wanneer de bevoegde instantie waarvoor de zaak overeenkomstig lid 1 is gebracht, een gewone of een administratieve rechtbank is, vormt de uitspraak van deze rechtbank, indien deze gunstig is voor de verzoekende autoriteit en de invordering van de schuldvordering mogelijk maakt in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, de "executoriale titel" in de zin van de artikelen 9, 10 en 11, en wordt de schuldvordering op grond van deze uitspraak ingevorderd.

    Artikel 16

    1. Op met redenen omkleed verzoek van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit conservatoire maatregelen met het oog op de invordering van een schuldvordering, voor zover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land waar zij is gevestigd zulks voor soortgelijke schuldvorderingen toestaan.

    2. Voor de tenuitvoerlegging van het bepaalde in lid 1 zijn artikel 9, artikel 10, leden 1, 3 en 5, en de artikelen 11, 14, 15 en 17 van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 17

    De aangezochte autoriteit is niet gehouden:

    a) de in de artikelen 9 tot en met 16 genoemde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie waarin de debiteur zich bevindt, ernstige economische of sociale problemen zou kunnen veroorzaken in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, voorzover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve praktijken die gelden in het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is zulks toelaten voor soortgelijke nationale schuldvorderingen;

    b) de in de artikelen 7 tot en met 16 bedoelde bijstand te verlenen, indien het eerste verzoek krachtens de artikelen 7, 8 of 9 betrekking heeft op een schuldvordering die meer dan vijf jaar oud is, te rekenen vanaf het tijdstip van vaststelling van de executoriale titel overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of administratieve praktijken die gelden in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, tot de datum van het verzoek. Wanneer de schuldvordering of de executoriale titel wordt betwist, vangt deze termijn aan op het tijdstip dat de verzoekende autoriteit vaststelt dat de schuldvordering of de executoriale titel niet langer kan worden betwist.

    De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen die aan de afwijzing van een verzoek tot bijstand ten grondslag liggen. Deze met redenen omklede weigering wordt tevens ter kennis van de Commissie gebracht.

    Artikel 18

    1. Vraagstukken in verband met verjaringstermijnen worden uitsluitend geregeld door de wettelijke bepalingen van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

    2. Overeenkomstig het verzoek tot bijstand door de aangezochte autoriteit genomen maatregelen tot invordering, die, indien zij door de verzoekende autoriteit zouden zijn genomen, tot gevolg zouden hebben gehad dat de verjaringstermijn volgens de wettelijke bepalingen van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, zou zijn opgeschort of onderbroken, worden, wat dit gevolg betreft, beschouwd als in laatstgenoemd land genomen.

    Artikel 19

    1. De voor toepassing van het bepaalde in dit hoofdstuk aan de aangezochte autoriteit verstrekte documenten en inlichtingen kunnen door deze slechts worden medegedeeld aan:

    a) de in het verzoek tot bijstand bedoelde persoon;

    b) de personen en autoriteiten die belast zijn met de invordering van de schuldvorderingen, en uitsluitend voor dat doel;

    c) de gerechtelijke instanties die zaken in verband met de invordering van de schuldvorderingen behandelen.

    Bovendien mag informatie die is verkregen voor de toepassing van dit hoofdstuk, en met name de artikelen 7 en 10, uitsluitend worden gebruikt met het oog op wederzijdse bijstand voor de invordering van schuldvorderingen met betrekking tot het geval waarvoor de informatie is verstrekt.

    2. Persoonsgegevens mogen niet worden uitgewisseld, tenzij de ontvangende partij zich ertoe verbindt deze gegevens te beschermen op een wijze die ten minste gelijkwaardig is met de bescherming die het desbetreffende geval geniet op het grondgebied van de partij die de gegevens verstrekt.

    Artikel 20

    Verzoeken om bijstand, de executoriale titel en andere relevante bescheiden gaan vergezeld van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, onverminderd het recht van deze laatste om af te zien van het recht op een vertaling.

    Artikel 21

    1. De aangezochte autoriteit verricht de invordering en de inhouding bij de betrokken persoon van alle aan de invordering verbonden kosten die deze autoriteit heeft gemaakt, overeenkomstig de ten aanzien van vergelijkbare schuldvorderingen geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land waar genoemde autoriteit is gevestigd.

    2. De betrokken partijen eisen van elkaar geen vergoeding van de kosten die zij hebben gemaakt voor de wederzijdse bijstand die zij elkaar overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk verlenen.

    3. Indien de invordering met specifieke problemen gepaard gaat, zeer hoge kosten vergt of verband houdt met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, kunnen de verzoekende en de aangezochte autoriteit voor het desbetreffende geval een specifieke vergoedingsregeling treffen.

    4. Het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, blijft ten opzichte van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, aansprakelijk voor alle kosten en eventuele verliezen die het gevolg zijn van eisen die als ongegrond zijn aangemerkt wat de inhoud van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende autoriteit afgegeven titel betreft.

    Artikel 22

    De partijen doen elkaar een lijst toekomen van de autoriteiten die gemachtigd zijn verzoeken om bijstand in te dienen of te ontvangen en delen elkaar alle latere wijzigingen van deze lijsten mede.

    Artikel 23

    De bepalingen van dit hoofdstuk vormen voor de afzonderlijke landen geen beletsel elkaar nu of in de toekomst verdergaande wederzijdse bijstand te verlenen op grond van een overeenkomst of een regeling, met inbegrip van overeenkomsten of regelingen die betrekking hebben op de notificatie van gerechtelijke of buitengerechtelijke akten.

    Artikel 24

    1. De partijen stellen elkaar via het Gemengd Comité in kennis van de maatregelen die zij nemen ter uitvoering van het bepaalde in dit hoofdstuk. Tevens brengen zij verslag uit over de wijze waarop zij gebruikmaken van de bepalingen van dit hoofdstuk en over de verkregen resultaten.

    2. De partijen registreren daartoe het aantal verzoeken om inlichtingen, tot notificatie en tot invordering dat zij ieder jaar in het kader van de toepassing van dit hoofdstuk indienen en ontvangen, alsmede het bedrag van de desbetreffende schuldvorderingen en de ingevorderde bedragen.

    TITEL II BEPALINGEN INZAKE DE HANDEL IN GOEDEREN TUSSEN DE TWEE DELEN VAN DE DOUANE-UNIE

    HOOFDSTUK 1 Algemeen

    Artikel 25

    Onverminderd het in de overeenkomst bepaalde inzake vrij verkeer, zijn het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan, die in het douanegebied van de Gemeenschap van toepassing zijn, alsmede de douanewetgeving van Andorra en de uitvoeringsbepalingen daarvan, die op het grondgebied van het Vorstendom Andorra van toepassing zijn, van toepassing op de handel tussen de twee delen van de douane-unie, met inachtneming van het bepaalde in dit besluit.

    Artikel 26

    1. Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van artikel 4 van de overeenkomst geldt dat door de geldigmaking van het document dat het vrije verkeer van de betrokken goederen mogelijk maakt, een douaneschuld bij invoer ontstaat. Deze geldigmaking geeft ook aanleiding tot de toepassing van de handelspolitieke maatregelen waaraan de betrokken producten of goederen onderworpen kunnen zijn.

    2. Het tijdstip waarop deze douaneschuld ontstaat, wordt geacht het tijdstip te zijn waarop de douaneautoriteiten de aangifte ten uitvoer van de betrokken goederen aanvaarden.

    3. Schuldenaar is de aangever. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de aangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar.

    4. Het bedrag van de rechten bij invoer waarop deze douaneschuld betrekking heeft, wordt vastgesteld alsof het een douaneschuld betrof die door de aanvaarding, op dezelfde datum, van de aangifte voor het vrije verkeer van de betrokken goederen ter beëindiging van de regeling actieve veredeling is ontstaan.

    HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN INZAKE HET DOUANEVERVOER VAN GOEDEREN TUSSEN DE DELEN VAN DE DOUANE-UNIE

    Artikel 27

    Op goederen die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem vallen, passen de Gemeenschap en het Vorstendom Andorra de voorschriften van de regeling communautair douanevervoer zoals die zijn vastgelegd in het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan dienovereenkomstig toe, met inachtneming van de bijzondere bepalingen in dit hoofdstuk.

    Artikel 28

    1. Ten aanzien van de handel tussen de delen van de douane-unie gelden, onverminderd het bepaalde in artikel 29, de volgende bepalingen:

    - goederen die zich in het vrije verkeer bevinden, worden vervoerd met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer (T2, T2F);

    - andere goederen dan die bedoeld in het eerste streepje worden vervoerd met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer (T1).

    2. Onverminderd de verplichting om aan te tonen dat de goederen zich in het vrije verkeer bevinden, is degene die de uitvoerformaliteiten aan het grenskantoor van een deel van de douane-unie vervult, niet verplicht de zending onder de regeling communautair douanevervoer te plaatsen, ongeacht onder welke douaneprocedure de goederen in het belendende grenskantoor zullen worden geplaatst.

    3. Onverminderd de verplichting om aan te tonen dat de goederen zich in het vrije verkeer bevinden, kan het grenskantoor van het deel van de douane-unie waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld, weigeren de goederen onder de regeling communautair douanevervoer te plaatsen, wanneer deze regeling in het belendende grenskantoor wordt beëindigd.

    4. Dat goederen die niet met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, zich in het vrije verkeer bevinden, kan worden aangetoond door middel van een document T2L of een gelijkwaardig document. Onder "document T2L" wordt verstaan een document waarop de vermelding "T2L" of "T2LF" of een vermelding met dezelfde betekenis is aangebracht.

    Artikel 29

    1. Goederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder c), van de overeenkomst, die met een uitvoerrestitutie naar het Vorstendom Andorra worden verzonden, gaan vergezeld van een document voor extern communautair douanevervoer (T1).

    2. Wanneer in het kader van lid 1 een controle-exemplaar T5 wordt gebruikt, wordt dit document bij het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap afgegeven, als bewijs dat de goederen de Gemeenschap hebben verlaten.

    3. Wanneer goederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder c), van de overeenkomst, die zich in het Vorstendom Andorra in het vrije verkeer bevinden, naar de Gemeenschap worden verzonden, worden zij tevens onder de regeling extern communautair douanevervoer (T1) geplaatst.

    Op het document voor douanevervoer T1 moet een van de onderstaande vermeldingen worden aangebracht en rood worden onderstreept:

    - Percibir sólo el elemento agrícola - Acuerdo CEE-Andorra

    - Kun landbrugselementet opkræves - EØF-Andorra aftalen

    - Nur den Agrarteilbetrag erheben - Abkommen EWG-Andorra

    - Κατακρατείται μόνο το αγροτικό στοιχείο - Συμφωνία ΕΟΚ-Ανδόρας

    - Charge agricultural component only - EEC-Andorra agreement

    - Ne percevoir que l'élément agricole - Accord CEE-Andorre

    - Riscuotere solo l'elemento agricolo - Accordo CEE-Andorra

    - Alleen het agrarische element innen - Overeenkomst EEG-Andorra

    - Cobrar unicamente o elemento agrícola - Acordo CEE-Andorra

    - Kannetaan ainoastaan maatalouden maksuosa - ETY - Andorra-sopimus

    - Debitera endast jordbrukskomponenten - EEG-Andorra avtalet

    - Percebre únicament l'element agrícola - Acord CEE-Andorra.

    Artikel 30

    1. In dit besluit wordt onder "kantoor van doorgang" verstaan: het douanekantoor van binnenkomst in een ander deel van de douane-unie dan dat van vertrek.

    2. De vervoerder geeft aan elk kantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang af.

    Artikel 31

    1. De in de regeling communautair douanevervoer bedoelde zekerheid moet geldig zijn in het douanegebied van de douane-unie.

    2. Op akten van borgtocht en op certificaten van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling moet de vermelding "Vorstendom Andorra" worden aangebracht.

    TITEL III BEPALINGEN INZAKE DE HANDEL IN GOEDEREN MET DERDE LANDEN

    HOOFDSTUK 1 Bepalingen inzake de douanewaarde van goederen

    Artikel 32

    De kosten van vervoer, verzekering, laden en behandeling die verband houden met het vervoer van goederen uit derde landen nadat deze op het grondgebied van de douane-unie zijn binnengebracht, worden voor de bepaling van de douanewaarde niet in aanmerking genomen, mits deze kosten afzonderlijk van de daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs van de goederen zijn aangegeven.

    HOOFDSTUK 2 Actieve veredeling

    Artikel 33

    Wanneer goederen in ongewijzigde staat, of veredelingsproducten die zich onder de regeling actieve veredeling bevinden, in een ander deel van de douane-unie dan waar zij onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst in het vrije verkeer worden gebracht of wanneer voor deze goederen een vergunning is aangevraagd, kunnen de gegevens over het bedrag aan rechten, compenserende rente, zekerheden en handelspolitieke maatregelen worden medegedeeld door middel van inlichtingenblad INF 1.

    Artikel 34

    1. Inlichtingenblad INF 1 wordt opgemaakt in een origineel en twee kopieën volgens het model in de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek.

    2. Inlichtingenblad INF 1 wordt opgesteld en geviseerd door het douanekantoor in het deel van de douane-unie waaraan het verzoek tot aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer of plaatsing onder de regeling actieve veredeling wordt gericht.

    Het origineel en een kopie van inlichtingenblad INF 1 worden naar het controlekantoor gezonden, en een kopie wordt bewaard door het douanekantoor dat inlichtingenblad INF 1 heeft geviseerd.

    3. Het controlekantoor verstrekt de in de vakken 8, 9 en 11 van het INF 1 in te vullen gegevens, viseert het, behoudt een kopie en zendt het origineel terug.

    Artikel 35

    Het douanekantoor dat het INF 1 viseert, verzoekt het controlekantoor te vermelden:

    - in vak 9 a): het bedrag aan verschuldigde rechten bij invoer;

    - in vak 9 b): het bedrag aan compenserende interesten;

    - de hoeveelheid, de GN-code en de oorsprong van de invoergoederen die bij de vervaardiging van de in het vrije verkeer gebrachte veredelingsproducten zijn gebruikt.

    Artikel 36

    Wanneer de onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) verkregen veredelingsproducten een andere douanebestemming krijgen op grond waarvan de rechten bij invoer kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden en voor deze producten opnieuw een vergunning actieve veredeling wordt aangevraagd, kunnen de douaneautoriteiten die deze vergunning afgeven het INF 1 gebruiken om het te heffen bedrag aan rechten bij invoer of het eventuele bedrag van de douaneschuld vast te stellen.

    Artikel 37

    Wanneer de aangifte voor het vrije verkeer betrekking heeft op veredelingsproducten die uit invoergoederen of goederen in ongewijzigde staat zijn verkregen waarop, ten tijde van de plaatsing onder de regeling (schorsingssysteem) handelspolitieke maatregelen van toepassing waren, en deze maatregelen nog steeds van toepassing zijn, vraagt het douanekantoor dat de aangifte aanvaardt en dat het INF 1 viseert het controlekantoor om de nodige gegevens voor de toepassing van die handelspolitieke maatregelen.

    Artikel 38

    Wanneer gevraagd wordt goederen in het vrije verkeer te brengen in het geval van een INF 1 dat wordt opgesteld om het bedrag van de zekerheid vast te stellen, kan hetzelfde INF 1 worden gebruikt, mits:

    - in vak 9 a) het bedrag van de rechten bij invoer op de invoergoederen is vermeld; en

    - in vak 11 de datum wordt vermeld waarop de invoergoederen voor het eerst onder de regeling werden geplaatst of de datum wanneer de rechten bij invoer werden terugbetaald of kwijtgescholden.

    Artikel 39

    1. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad afgeeft kan, naast de op het blad gevraagde gegevens, andere gegevens verstrekken. Wanneer op het inlichtingenblad niet voldoende ruimte is, kunnen deze aanvullende gegevens op een apart blad worden vermeld dat bij het inlichtingenblad wordt gevoegd. De bijvoeging van het extra blad wordt op het inlichtingenblad vermeld.

    2. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd, kan later worden gevraagd de echtheid van het blad en de juistheid van de daarin vermelde gegevens te bevestigen.

    3. In geval van opeenvolgende zendingen kan het vereiste aantal inlichtingenbladen worden opgesteld voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling zijn geplaatst. Het eerste inlichtingenblad kan door andere inlichtingenbladen worden vervangen of, wanneer slechts één inlichtingenblad wordt gebruikt, kan het douanekantoor waarvoor het blad werd geviseerd, op het eerste blad de hoeveelheid goederen vermelden. Indien er op het blad niet voldoende ruimte is, kan een apart blad worden bijgevoegd - dit wordt dan op het eerste blad vermeld.

    4. In buitengewone omstandigheden kan het inlichtingenblad achteraf worden afgegeven, maar niet nadat de termijn gedurende welke documenten moeten worden bewaard, is verstreken.

    5. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een inlichtingenblad kan de importeur het douanekantoor dat het document heeft geviseerd, om een duplicaat verzoeken.

    Het origineel en de kopieën van het aldus afgegeven inlichtingenblad worden voorzien van een van de volgende vermeldingen:

    - DUPLICADO

    - DUPLIKAT

    - DUPLIKAT

    - ANTIΓPAΦO

    - DUPLICATE

    - DUPLICATA

    - DUPLICATO

    - DUPLICAAT

    - SEGUNDA VIA

    - KAKSOISKAPPALE

    - DUPLIKAT

    - DUPLICAT.

    Artikel 40

    1. Veredelingsproducten die onder de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem) zijn verkregen, alsmede goederen in ongewijzigde staat, dienen in geval van overlading tussen de twee delen van de douane-unie vergezeld te gaan van een document T1 of een in dit verband gelijkwaardig document. Op dit document wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

    - Mercancías PA/S

    - AF/S-varer

    - AV/S-Waren

    - Εμπορεύματα ΕΤ/Α

    - IP/S goods

    - Marchandises PA/S

    - Merci PA/S

    - AV/S-goederen

    - Mercadorias AA/S

    - SJ/T-tavaroita

    - AF/S-varor

    - Mercaderies PA/S.

    2. Wanneer op goederen die onder de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem) zijn geplaatst of op goederen in ongewijzigde staat specifieke handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn en deze handelspolitieke maatregelen van toepassing blijven wanneer de goederen onder de regeling douanevervoer worden geplaatst, wordt de in lid 1 bedoelde vermelding aangevuld met een van de volgende vermeldingen:

    - Política comercial

    - Handelspolitik

    - Handelspolitik

    - Εμπορική πολιτική

    - Commercial policy

    - Politique commerciale

    - Politica commerciale

    - Handelspolitiek

    - Política comercial

    - Kauppapolitiikka

    - Handelspolitik

    - Politica commercial.

    3. Wanneer onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) verkregen veredelingsproducten worden overgeladen tussen de twee delen van de douane-unie, wordt op het document een van de volgende vermeldingen aangebracht:

    - Mercancías PA/R

    - AF/T-varer

    - AV/R-Waren

    - Εμπορεύματα ΕΤ/Ε

    - IP/D goods

    - Marchandises PA/R

    - Merci PA/R

    - AV/T-goederen

    - Mercadorias AA/D

    - SJ/T-tavaroita

    - AF/R-varor

    - Mercaderies PA/R.

    HOOFDSTUK 3 Passieve veredeling

    Artikel 41

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "driehoeksverkeer" verstaan: de regeling waarbij veredelingsproducten na passieve veredeling met gehele of gedeeltelijke ontheffing van rechten bij invoer tot het vrije verkeer worden toegelaten in het andere deel van de douane-unie dan dat waaruit de goederen tijdelijk zijn uitgevoerd.

    Artikel 42

    Wanneer veredelingsproducten of vervangende producten in het vrije verkeer worden gebracht in het kader van het driehoeksverkeer, wordt inlichtingenblad INF 2 gebruikt om gegevens mede te delen over tijdelijke-uitvoergoederen ter verkrijging van gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten voor veredelingsproducten.

    Artikel 43

    1. Inlichtingenblad INF 2 wordt opgemaakt in een origineel en een kopie volgens het model in de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek, voor de hoeveelheid van de goederen die onder de regeling worden geplaatst. Het kantoor van plaatsing viseert het origineel en de kopie van het INF 2. Het behoudt de kopie en geeft het origineel aan de aangever terug.

    2. Het kantoor van plaatsing onder de regeling dat inlichtingenblad INF 2 dient te viseren, vermeldt in vak 16 op welke wijze de goederen in tijdelijke uitvoer geïdentificeerd kunnen worden.

    3. Wanneer monsters worden genomen of gebruik wordt gemaakt van tekeningen of technische beschrijvingen, waarmerkt het in lid 1 bedoelde kantoor deze monsters, tekeningen of technische beschrijvingen door het aanbrengen van de douaneverzegeling van het kantoor, hetzij op de voorwerpen zelf indien hun aard dit toelaat, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat deze niet kan worden verbroken zonder sporen achter te laten.

    Een etiket met het stempel van het kantoor en een verwijzing naar de aangifte ten uitvoer worden op zodanige wijze op de monsters, tekeningen of technische beschrijvingen aangebracht dat zij niet door andere kunnen worden vervangen.

    De overeenkomstig lid 3 gewaarmerkte en verzegelde monsters, tekeningen of technische beschrijvingen worden geretourneerd aan de exporteur, die deze bij de wederinvoer van de veredelingsproducten of de vervangende producten met ongeschonden verzegeling over dient te leggen.

    4. Indien een analyse wordt verricht waarvan de resultaten niet eerder bekend zullen worden dan nadat het douanekantoor het inlichtingenblad INF 2 heeft afgetekend, wordt het document met de resultaten van deze analyse aan de exporteur overhandigd in een enveloppe die niet kan worden geopend zonder dat dit sporen nalaat.

    Artikel 44

    1. Het kantoor van uitgang vermeldt op het origineel dat de goederen het douanegebied hebben verlaten en geeft dit terug aan de persoon die het heeft aangeboden.

    2. De importeur van de veredelingsproducten of de vervangende producten biedt het origineel van het INF 2 en, in voorkomend geval, de identificatiemiddelen bij het kantoor van aanzuivering aan.

    Artikel 45

    1. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad afgeeft kan, naast de op het blad gevraagde gegevens, andere gegevens verstrekken. Wanneer er op het inlichtingenblad niet voldoende ruimte is, kunnen deze gegevens op een apart blad worden vermeld, dat bij het inlichtingenblad wordt gevoegd. De bijvoeging van het extra blad wordt op het inlichtingenblad vermeld.

    2. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd, kan later worden gevraagd de echtheid van het blad en de juistheid van de daarin vermelde gegevens te bevestigen.

    3. In geval van opeenvolgende zendingen kan het vereiste aantal inlichtingenbladen worden opgesteld voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling zijn geplaatst. Het eerste inlichtingenblad kan door andere inlichtingenbladen worden vervangen, en wanneer slechts één inlichtingenblad wordt gebruikt, kan het douanekantoor waarvoor het blad werd geviseerd, op het eerste blad de hoeveelheid goederen vermelden. Indien er op het blad niet voldoende ruimte is, kan een apart blad worden bijgevoegd - dit wordt dan op het eerste blad vermeld.

    4. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat voor driehoeksverkeer dat betrekking heeft op een aanzienlijke stroom goederen een samenvattend inlichtingenblad wordt opgesteld over de totale hoeveelheid goederen die in een bepaalde periode zijn uitgevoerd.

    5. In buitengewone omstandigheden kan het inlichtingenblad achteraf worden afgegeven, maar niet nadat de termijn gedurende welke documenten moeten worden bewaard, is verstreken.

    Artikel 46

    In geval van diefstal, verlies of vernietiging van inlichtingenblad INF 2 kan de importeur het douanekantoor dat het document heeft geviseerd om afgifte van een duplicaat verzoeken. Dit kantoor geeft aan dit verzoek gevolg, indien wordt aangetoond dat de tijdelijke-uitvoergoederen waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd nog niet zijn wederingevoerd.

    Op het origineel en de kopieën van het aldus afgegeven inlichtingenblad wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

    - DUPLICADO

    - DUPLIKAT

    - DUPLIKAT

    - ANTIΓPAΦO

    - DUPLICATE

    - DUPLICATA

    - DUPLICATO

    - DUPLICAAT

    - SEGUNDA VIA

    - KAKSOISKAPPALE

    - DUPLIKAT

    - DUPLICAT.

    Artikel 47

    1. Gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer door de kosten van de veredeling als waardebasis voor het recht te nemen, wordt voor goederen die in het vrije verkeer worden gebracht op verzoek toegestaan.

    2. Met uitzondering van goederen die voor niet-commerciële doeleinden zijn bestemd, is lid 1 niet van toepassing wanneer bij het in het vrije verkeer brengen van de tijdelijke-uitvoergoederen die niet van oorsprong zijn uit een van de delen van de douane-unie in de zin van titel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, van het communautair douanewetboek of titel III, hoofdstuk 2, afdeling 1, van het douanewetboek van Andorra een nulrecht van toepassing is.

    3. De artikelen 29 tot en met 35 van het communautair douanewetboek en de artikelen 39 tot en met 45 van het douanewetboek van Andorra zijn van overeenkomstige toepassing op de veredelingskosten, die de tijdelijke-uitvoergoederen niet in aanmerking nemen.

    HOOFDSTUK 4 Terugkerende goederen

    Artikel 48

    1. Goederen uit het ene deel van de douane-unie die, na uit het douanegebied daarvan te zijn uitgevoerd, terugkeren in het douanegebied van het andere deel van de douane-unie en binnen drie jaar in het vrije verkeer worden gebracht, worden op verzoek van de belanghebbende vrijgesteld van rechten bij invoer.

    De termijn van drie jaar kan worden overschreden in verband met bijzondere omstandigheden.

    2. Indien de terugkerende goederen, voor zij uit het douanegebied van het ene deel van de douane-unie werden uitgevoerd, in het vrije verkeer waren gebracht met toepassing van een verlaagd invoerrecht of een nulrecht uit hoofde van hun bijzondere bestemming, mag de in lid 1 bedoelde vrijstelling slechts worden verleend indien de goederen opnieuw voor dezelfde doeleinden worden ingevoerd.

    Indien de in te voeren goederen niet meer voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, wordt het bedrag aan rechten bij invoer waaraan zij zijn onderworpen, verminderd met het bedrag dat eventueel is geheven op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Is dit laatste bedrag hoger dan het bij het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen geïnde bedrag, dan wordt geen terugbetaling verleend.

    3. De in lid 1 bedoelde vrijstelling van rechten bij invoer wordt niet verleend voor goederen die in het kader van de regeling passieve veredeling uit het douanegebied van het ene deel van de douane-unie zijn uitgevoerd, tenzij deze goederen zich nog bevinden in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

    Artikel 49

    De in artikel 48 van dit besluit bedoelde vrijstelling van rechten bij invoer wordt uitsluitend verleend wanneer de goederen worden wederingevoerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

    Artikel 50

    De artikelen 48 en 49 zijn van overeenkomstige toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijk werden uitgevoerd of wederuitgevoerd na onder de regeling actieve veredeling te zijn geplaatst.

    Het bedrag aan wettelijk verschuldigde rechten bij invoer wordt vastgesteld volgens de bepalingen van de regeling actieve veredeling. De datum van wederuitvoer van de veredelingsproducten wordt als de datum van het in het vrije verkeer brengen beschouwd.

    Artikel 51

    1. Terugkerende goederen komen ook voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking wanneer zij slechts een gedeelte vormen van de goederen die eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie werden uitgevoerd.

    2. Dit is tevens het geval wanneer de terugkerende goederen bestaan uit delen of toebehoren van machines, instrumenten, toestellen of andere producten die eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie zijn uitgevoerd.

    Artikel 52

    1. In afwijking van artikel 50 van dit besluit komen terugkerende goederen voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking wanneer zij zich in een van de volgende situaties bevinden:

    a) goederen die na uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie slechts behandelingen hebben ondergaan die noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren of die uitsluitend het uiterlijk van de goederen wijzigen;

    b) goederen waarvan na uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie is gebleken dat zij gebreken vertonen of ongeschikt zijn voor het beoogde gebruik, ook indien zij andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren of die het uiterlijk van de goederen wijzigen, mits is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

    i) de goederen hebben de genoemde behandelingen uitsluitend ondergaan met het oog op reparatie of herstel in goede staat;

    ii) de ongeschiktheid voor het beoogde gebruik is niet eerder gebleken dan nadat met de genoemde behandelingen een aanvang was gemaakt.

    2. Indien de behandelingen die de terugkerende goederen overeenkomstig lid 1, onder b), mogelijkerwijze hebben ondergaan aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van rechten bij invoer als de goederen onder de regeling passieve veredeling zouden zijn geplaatst, gelden de regels voor de heffing die in het kader van genoemde regeling van toepassing zijn.

    Indien evenwel ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat de behandeling die goederen hebben ondergaan bestaat uit een reparatie of herstel in goede staat, die noodzakelijk was in verband met een onvoorziene gebeurtenis buiten het douanegebied van beide delen van de douane-unie, dan wordt vrijstelling van rechten bij invoer toegekend, mits de waarde van de terugkerende goederen door deze behandeling niet hoger is geworden dan de waarde op het ogenblik van hun uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie.

    3. Voor de toepassing van lid 2, tweede alinea, geldt het volgende:

    a) onder "reparatie of herstel in goede staat, die noodzakelijk was" wordt verstaan: elke handeling die ten doel heeft buiten het douanegebied van beide delen van de douane-unie ontstane gebreken te verhelpen of materiële schade te herstellen, zonder welke deze goederen onder normale omstandigheden niet kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn bestemd;

    b) de waarde van de terugkerende goederen wordt geacht als gevolg van de behandeling die zij hebben ondergaan niet groter te zijn dan de waarde die de goederen op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie hadden, wanneer deze behandeling beperkt is gebleven tot hetgeen strikt noodzakelijk was om de goederen onder dezelfde omstandigheden te kunnen gebruiken als op het tijdstip van uitvoer.

    Wanneer de reparatie of het herstel in goede staat van de goederen het gebruik van vervangingsonderdelen vereist, dient dit gebruik beperkt te blijven tot de onderdelen die strikt noodzakelijk zijn om de goederen opnieuw geschikt te maken voor het gebruik waarvoor zij op het tijdstip van uitvoer bestemd waren.

    Artikel 53

    Op verzoek van de belanghebbende geven de douaneautoriteiten bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer een document af dat de gegevens bevat aan de hand waarvan de identiteit van de goederen kan worden vastgesteld wanneer deze opnieuw in het douanegebied van een van de delen van de douane-unie worden binnengebracht.

    Artikel 54

    1. Als terugkerende goederen worden toegelaten:

    a) goederen waarvoor samen met de aangifte voor het vrije verkeer de volgende documenten worden overgelegd:

    i) het exemplaar van de aangifte ten uitvoer dat de exporteur door de douaneautoriteiten is overhandigd, of een door genoemde autoriteiten voor eensluidend gewaarmerkte kopie van dit document;

    ii) het in artikel 55 van dit besluit bedoelde inlichtingenblad.

    De onder a) en b) bedoelde documenten zijn niet vereist indien de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op grond van bewijsstukken waarover zij beschikken of die zij van de belanghebbende kunnen verlangen, kunnen vaststellen dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie werden uitgevoerd en op het tijdstip van uitvoer voldeden aan de voorwaarden om als terugkerende goederen te worden aangemerkt;

    b) goederen die zijn gedekt door een in het andere deel van de douane-unie afgegeven ATA-carnet.

    Deze goederen kunnen als terugkerende goederen worden aangemerkt onder de in artikel 48 van dit besluit genoemde voorwaarden, ook indien de geldigheidsduur van het ATA-carnet is verstreken.

    In alle gevallen vervult het douanekantoor van wederinvoer de volgende formaliteiten:

    i) het verifieert de gegevens in de vakken A tot en met G van het deel Wederinvoer;

    ii) het vult de strook en vak H van het deel Wederinvoer in;

    iii) het houdt het deel Wederinvoer in.

    2. Lid 1, onder i), is niet van toepassing op het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen en bepaalde goederen die zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling waarvoor autonome of conventionele bepalingen in die omstandigheden in het achterwege laten van douanedocumenten voorzien.

    Lid 1, onder i), is voorts niet van toepassing in gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere behandeling voor het vrije verkeer kunnen worden aangegeven.

    3. Indien de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer dit noodzakelijk achten, kunnen zij van de belanghebbende aanvullende bewijsstukken verlangen, met name met het oog op de identificatie van de teruggekeerde goederen.

    Artikel 55

    Inlichtingenblad INF 3 wordt opgemaakt in een origineel en twee kopieën volgens het model in de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek.

    Artikel 56

    1. Inlichtingenblad INF 3 wordt op verzoek van de exporteur door de douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer afgegeven bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten voor de betrokken goederen, wanneer deze exporteur verklaart dat de betrokken goederen waarschijnlijk via een douanekantoor van het andere deel van de douane-unie zullen terugkeren.

    2. Inlichtingenblad INF 3 kan eveneens op verzoek van de exporteur door de douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer worden afgegeven nadat de uitvoerformaliteiten voor de betrokken goederen zijn vervuld, mits deze autoriteiten aan de hand van de inlichtingen waarover zij beschikken, kunnen vaststellen dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur met de uitgevoerde goederen overeenstemmen.

    Artikel 57

    1. Op inlichtingenblad INF 3 worden alle gegevens vermeld die de douaneautoriteiten nodig achten om de identiteit van de uitgevoerde goederen vast te stellen.

    2. Wanneer te verwachten is dat de uitgevoerde goederen naar het douanegebied van het andere deel van de douane-unie of naar het douanegebied van beide delen van de douane-unie zullen terugkeren via verschillende andere douanekantoren dan het douanekantoor van uitvoer, kan de exporteur voor de totale hoeveelheid van de uitgevoerde goederen om afgifte van meer dan een inlichtingenblad INF 3 verzoeken.

    De exporteur kan de douaneautoriteiten die het inlichtingenblad INF 3 hebben afgegeven tevens vragen dit te vervangen door meerdere inlichtingenbladen INF 3 voor de totale hoeveelheid van de goederen die op het aanvankelijk afgegeven inlichtingenblad INF 3 zijn vermeld.

    De exporteur kan ook om afgifte van een inlichtingenblad INF 3 voor een gedeelte van de uitgevoerde goederen verzoeken.

    Artikel 58

    Het origineel en één kopie van inlichtingenblad INF 3 worden de exporteur ter hand gesteld, zodat hij deze op het douanekantoor van wederinvoer kan overleggen. De tweede kopie wordt door de douaneautoriteiten van afgifte in hun archieven bewaard.

    Artikel 59

    1. Het douanekantoor van wederinvoer tekent op het origineel en de kopie van inlichtingenblad INF 3 de hoeveelheid teruggekeerde goederen aan die vrijgesteld zijn van rechten bij invoer, behoudt het origineel en doet de kopie van dat inlichtingenblad, met daarop het nummer en de datum van de aangifte voor het vrije verkeer van de betrokken goederen, toekomen aan de douaneautoriteiten die het hebben afgegeven.

    2. Laatstgenoemde douaneautoriteiten vergelijken deze kopie met het exemplaar dat in hun bezit is en bewaren die in hun archieven.

    Artikel 60

    In geval van diefstal, verlies of vernietiging van het origineel van inlichtingenblad INF 3 kan belanghebbende een duplicaat vragen aan de douaneautoriteiten die het origineel hebben afgegeven. Deze autoriteiten willigen dit verzoek in wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen. Op het duplicaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

    - DUPLICADO

    - DUPLIKAT

    - DUPLIKAT

    - ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ

    - DUPLICATE

    - DUPLICATA

    - DUPLICATO

    - DUPLICAAT

    - SEGUNDA VIA

    - KAKSOISKAPPALE

    - DUPLIKAT

    - DUPLICAT.

    De afgifte van het duplicaat wordt door de douaneautoriteiten aangetekend op de kopie van inlichtingenblad INF 3 die in hun bezit is.

    Artikel 61

    1. De douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer doen de autoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op hun verzoek alle beschikbare gegevens toekomen aan de hand waarvan deze kunnen nagaan of de goederen aan de voorwaarden voldoen om voor toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk in aanmerking te komen.

    2. Voor het aanvragen en de toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens kan inlichtingenblad INF 3 worden gebruikt.

    HOOFDSTUK 5 Oorsprongsregels

    Artikel 62

    1. Overeenkomstig artikel 7 van de overeenkomst past het Vorstendom Andorra in het handelsverkeer met landen waarvoor tariefpreferenties gelden de communautaire bepalingen inzake de oorsprongsregels toe, op dezelfde wijze als de Gemeenschap.

    2. Wanneer tariefpreferenties als bedoeld in lid 1 door het Vorstendom Andorra autonoom worden toegekend, en de autoriteiten van het Vorstendom Andorra een certificaat van oorsprong (EUR.1 of formulier A) of een factuurverklaring aan een controle achteraf wensen te onderwerpen, wordt deze controle uitgevoerd door een van de in bijlage II bij dit besluit opgenomen douanekantoren van de Gemeenschap.

    Artikel 63

    Vervangende certificaten die zijn afgegeven door de douanekantoren van de Gemeenschap of de douanekantoren van het Vorstendom Andorra die op de goederen toezicht houden, worden in het andere deel van de douane-unie aanvaard volgens de voorwaarden die in de desbetreffende procedures zijn vastgelegd.

    Artikel 64

    Het Vorstendom Andorra past de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1207/2001 van de Raad van 11 juni 2001 betreffende procedures ter vergelijking van de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de opstelling van factuurverklaringen en formulieren EUR.2 en de afgifte van bepaalde vergunningen "toegelaten exporteur" in het kader van de bepalingen die voor het preferentiële handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en sommige landen gelden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3351/83(20) op overeenkomstige wijze toe, met uitzondering van artikel 8.

    TITEL IV SLOTBEPALINGEN

    HOOFDSTUK 1 Bepalingen inzake de deelname van deskundigen van het Vorstendom Andorra aan de werkzaamheden van bepaalde technische comités

    Artikel 65

    1. Deskundigen van het Vorstendom Andorra worden betrokken bij de werkzaamheden van de in lid 2 genoemde technische comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken op terreinen die rechtstreeks verband houden met het functioneren van de douane-unie, indien zulks voor de goede werking van de douane-unie vereist is. De procedure voor deze deelname wordt in dit hoofdstuk vastgesteld.

    2. De in lid 1 bedoelde comités zijn:

    - het Comité douanewetboek,

    - het Comité voor de statistiek van de buitenlandse handel.

    Artikel 66

    Het Vorstendom Andorra wijst een deskundige aan als vertegenwoordiger in de vergaderingen van de in artikel 65 genoemde comités. Deze deskundige dient een overheidsambtenaar van Andorra te zijn en neemt deel aan de werkzaamheden van deze comités voorzover deze betrekking hebben op het functioneren van de douane-unie. De deskundige verwoordt het standpunt van het Vorstendom Andorra. Hij of zij heeft geen stemrecht. Het standpunt van de deskundige wordt afzonderlijk in de notulen opgenomen.

    Artikel 67

    De in artikel 66 bedoelde deskundige wordt door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tijdig op de hoogte gesteld van de data en de agenda van de vergaderingen van elk comité waarin hij als vertegenwoordiger van Andorra optreedt. De Commissie geeft alle relevante informatie door aan de deskundige.

    Artikel 68

    De comités kunnen op initiatief van hun voorzitter bijeenkomen zonder de vertegenwoordiger van het Vorstendom Andorra. Het Vorstendom Andorra wordt in dat geval op de hoogte gesteld.

    HOOFDSTUK 2 Tenuitvoerlegging en toepassing

    Artikel 69

    1. Indien volgens de door de Europese Gemeenschap vastgestelde bepalingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, voor het regelen van bepaalde gevallen een besluit moet worden genomen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, wordt een gelijkwaardig besluit genomen door de autoriteiten van het Vorstendom Andorra.

    2. Indien de bepalingen inzake invoerformaliteiten van toepassing op derde landen en andere wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douanegebied in de twee delen van de douane-unie inhoudelijk gelijkluidend zijn, worden zij wat de tenuitvoerlegging en toepassing betreft geïnterpreteerd overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

    HOOFDSTUK 3 Overige slotbepalingen

    Artikel 70

    Besluit nr. 2/91 en Besluit nr. 1/96 worden ingetrokken.

    Artikel 71

    Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop het wordt goedgekeurd.

    Gedaan te Brussel, 3 september 2003.

    Voor het Gemengd Comité

    De voorzitter

    Meritxell Mateu

    (1) PB L 250 van 7.9.1991, blz. 24.

    (2) PB L 184 van 24.7.1996, blz. 39.

    (3) PB L 374 van 31.12.1990, blz. 16.

    (4) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

    (5) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1335/2003 (PB L 187 van 27.7.2003, blz. 16).

    (6) PB L 202 van 18.7.1998, blz. 11.

    (7) PB L 275 van 8.11.1993, blz. 1.

    (8) PB L 105 van 23.4.1983, blz. 105. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 138/2003 (PB L 23 van 28.1.2003, blz. 1).

    (9) PB L 220 van 11.8.1983, blz. 13.

    (10) PB L 220 van 11.8.1983, blz. 15.

    (11) PB L 220 van 11.8.1983, blz. 20.

    (12) PB L 347 van 16.12.1988, blz. 55.

    (13) PB L 341 van 30.12.1994, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

    (14) PB L 133 van 17.6.1995, blz. 2. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2549/1999 (PB L 308 van 3.12.1999, blz. 16).

    (15) PB L 395 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

    (16) PB L 77 van 31.3.1993, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1526/98 van de Commissie (PB L 201 van 17.7.1998, blz. 47).

    (17) PB L 357 van 20.12.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1232/2002 van de Commissie (PB L 180 van 10.7.2002, blz. 5).

    (18) PB L 383 van 29.12.1992, blz. 17. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1232/2002.

    (19) PB L 159 van 30.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 149/2003 (PB L 30 van 5.2.2003, blz. 1).

    (20) PB L 165 van 21.6.2001, blz. 1.

    BIJLAGE I

    UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE WEDERZIJDSE BIJSTAND INZAKE DE INVORDERING VAN SCHULDVORDERINGEN

    TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

    Artikel 1

    1. Deze bijlage bevat bepalingen ter uitvoering van titel I, hoofdstuk 2, van het besluit.

    2. Deze bijlage bevat voorts bepalingen voor de omrekening van valuta's en de overmaking van ingevorderde bedragen.

    TITEL II VERZOEK OM INLICHTINGEN

    Artikel 2

    1. Het in artikel 7 van het besluit bedoelde verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend volgens het model dat is opgenomen in Richtlijn 2002/94/EG van de Commissie van 9 december 2002 tot vaststelling van de praktische maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van Richtlijn 76/308/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen alsmede andere maatregelen(1). Het wordt voorzien van het officiële stempel van de verzoekende autoriteit en ondertekend door een functionaris van deze autoriteit die gemachtigd is dergelijke verzoeken in te dienen.

    2. Indien een soortgelijk verzoek is ingediend bij een andere autoriteit, vermeldt de verzoekende autoriteit in haar verzoek om inlichtingen de naam van die andere autoriteit.

    Artikel 3

    Het verzoek om inlichtingen kan betrekking hebben op:

    a) de debiteur; of

    b) een persoon die gehouden is de schuldvordering te voldoen krachtens de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;

    c) een derde die houder is van vermogensbestanddelen die aan een van de onder a) of b) bedoelde personen toebehoren.

    Artikel 4

    1. De aangezochte autoriteit bevestigt schriftelijk (bijvoorbeeld per telex of telefax) de ontvangst van het verzoek om inlichtingen. Zij doet dit zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zeven dagen na ontvangst van het verzoek.

    2. Indien nodig vraagt de aangezochte autoriteit onmiddellijk na ontvangst van het verzoek de verzoekende autoriteit aanvullende gegevens te verstrekken. De verzoekende autoriteit verstrekt alle noodzakelijke aanvullende inlichtingen waartoe zij normaliter toegang heeft.

    Artikel 5

    1. De aangezochte autoriteit doet alle gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk aan de verzoekende autoriteit toekomen.

    2. Wanneer de gevraagde inlichtingen of een gedeelte daarvan niet binnen een voor het betrokken geval redelijke termijn kunnen worden verkregen, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan met opgave van redenen in kennis.

    In elk geval stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit zes maanden na de datum van de kennisgeving van ontvangst van het verzoek in kennis van het resultaat van het onderzoek dat zij heeft verricht om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen.

    Naar aanleiding van de informatie die de verzoekende autoriteit van de aangezochte autoriteit ontvangt, kan zij deze verzoeken het onderzoek voort te zetten. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan (bijvoorbeeld per telex of telefax) binnen twee maanden na de ontvangst van de kennisgeving van het resultaat van het door de aangezochte autoriteit ingestelde onderzoek. Het wordt door de aangezochte autoriteit behandeld overeenkomstig de bepalingen die op het oorspronkelijke verzoek van toepassing zijn.

    Artikel 6

    Wanneer de aangezochte autoriteit besluit geen gevolg te geven aan een verzoek om inlichtingen, stelt zij de verzoekende autoriteit schriftelijk in kennis van de redenen voor haar weigering, onder verwijzing naar de bepalingen van artikel 7 van het besluit waarop zij zich beroept. De aangezochte autoriteit doet deze kennisgeving zodra zij haar besluit heeft genomen, doch in ieder geval binnen drie maanden na de datum van bevestiging van de ontvangst van het verzoek.

    Artikel 7

    De verzoekende autoriteit kan het verzoek om inlichtingen dat zij tot de aangezochte autoriteit heeft gericht te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking wordt de aangezochte autoriteit schriftelijk ter kennis gebracht (bijvoorbeeld per telex of telefax).

    TITEL III VERZOEK TOT NOTIFICATIE

    Artikel 8

    1. Het in artikel 8 van het besluit bedoelde verzoek tot notificatie wordt in tweevoud schriftelijk ingediend volgens het model dat is opgenomen in Richtlijn 2002/94/EG. Het wordt voorzien van het officiële stempel van de verzoekende autoriteit en ondertekend door een functionaris van deze autoriteit die gemachtigd is dergelijke verzoeken in te dienen.

    2. Aan het verzoek worden twee afschriften gehecht van de akte (of het besluit) waarvan notificatie wordt gevraagd.

    Artikel 9

    Het verzoek tot notificatie kan betrekking hebben op elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die, overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, kennis dient te hebben van een hem betreffende akte of besluit.

    Indien zulks niet is vermeld in de akte of het besluit waarvan notificatie wordt gevraagd, wordt in het verzoek tot notificatie gerefereerd aan de procedure voor de betwisting van de schuldvordering of voor de invordering daarvan overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

    Artikel 10

    1. De aangezochte autoriteit geeft zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zeven dagen na ontvangst, schriftelijk kennis van de ontvangst van het verzoek tot notificatie.

    Bij ontvangst van het verzoek tot notificatie neemt de aangezochte autoriteit onmiddellijk de nodige maatregelen om aan dit verzoek gevolg te geven, overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van kracht zijn in het land waar zij is gevestigd.

    Indien nodig verzoekt de aangezochte autoriteit, met inachtneming van de in het verzoek tot notificatie vermelde uiterste datum voor de notificatie, de verzoekende autoriteit aanvullende gegevens te verstrekken.

    De verzoekende autoriteit verstrekt alle aanvullende gegevens waartoe zij gewoonlijk toegang heeft.

    De aangezochte autoriteit betwist echter niet de geldigheid van de akte of het besluit waarvan de notificatie wordt gevraagd.

    2. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de datum van de notificatie zodra deze heeft plaatsgevonden, door terugzending aan de verzoekende autoriteit van één van de exemplaren van het verzoek, waarop de verklaring op de keerzijde is ingevuld.

    TITEL IV VERZOEK TOT INVORDERING EN/OF HET NEMEN VAN CONSERVATOIRE MAATREGELEN

    Artikel 11

    1. Verzoeken om inlichtingen of om conservatoire maatregelen, als bedoeld in de artikelen 9 tot en met 16 van het besluit, worden schriftelijk ingediend volgens het model dat is opgenomen in Richtlijn 2002/94/EG. Dit verzoek, dat een verklaring omvat waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van het besluit voor het inleiden van de procedure van wederzijdse bijstand in het betrokken geval is voldaan, wordt voorzien van het officiële stempel van de verzoekende autoriteit en ondertekend door een functionaris van deze autoriteit die gemachtigd is dergelijke verzoeken in te dienen.

    2. De executoriale titel die het verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen vergezelt, kan voor meerdere schuldvorderingen worden afgegeven, wanneer deze dezelfde persoon betreffen.

    Voor de toepassing van de artikelen 12 tot en met 19 worden alle vorderingen waarop dezelfde executoriale titel betrekking heeft, geacht één vordering te vormen.

    Artikel 12

    Het verzoek tot invordering en/of conservatoire maatregelen kan betrekking hebben op elk van de personen bedoeld in artikel 3.

    Artikel 13

    1. Indien de munteenheid van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd een andere is dan de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, vermeldt de verzoekende autoriteit het bedrag van de in te vorderen schuldvordering in beide munteenheden.

    2. De voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 te gebruiken wisselkoers is de laatste verkoopkoers die op de datum van ondertekening van het verzoek is genoteerd op de meest representatieve valutamarkt of -markten van het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is.

    Artikel 14

    1. De aangezochte autoriteit is gehouden zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zeven dagen na ontvangst van het verzoek tot invordering of tot het nemen van conservatoire maatregelen, schriftelijk:

    a) de ontvangst van het verzoek te bevestigen;

    b) de verzoekende autoriteit te vragen het verzoek te vervolledigen indien dit niet de in artikel 10 van het besluit bedoelde informatie of andere gegevens bevat.

    De verzoekende autoriteit verstrekt alle inlichtingen die zij kan verkrijgen.

    2. Wanneer de aangezochte autoriteit niet binnen de in artikel 11 van het besluit vastgestelde termijn van drie maanden de vereiste maatregelen neemt, stelt zij de verzoekende autoriteit zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zeven dagen na het verstrijken van die termijn, schriftelijk (bijvoorbeeld per telex of per telefax) in kennis van de redenen waarom zij deze niet kan naleven.

    Artikel 15

    1. Wanneer de schuldvordering of een gedeelte daarvan niet binnen een voor het betrokken geval redelijke termijn kan worden ingevorderd, of de conservatoire maatregelen niet binnen een redelijke termijn kunnen worden genomen, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan met opgave van redenen in kennis.

    2. Iedere zes maanden na de datum van bevestiging van de ontvangst van het verzoek stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit in kennis van de stand van zaken of het resultaat van de procedure in verband met de invordering of de conservatoire maatregelen.

    3. Afhankelijk van de informatie die de verzoekende autoriteit van de aangezochte autoriteit ontvangt, kan de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit vragen de procedure in verband met de invordering of de conservatoire maatregelen te continueren. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan (bijvoorbeeld per telex of per telefax) binnen twee maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van het resultaat van de procedure en wordt door de aangezochte autoriteit behandeld overeenkomstig de bepalingen die op het oorspronkelijke verzoek van toepassing zijn.

    Artikel 16

    1. Elke rechtsvordering tot betwisting van de schuldvordering of de daarop betrekking hebbende executoriale titel die wordt ingesteld in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, wordt door deze autoriteit schriftelijk aan de aangezochte autoriteit medegedeeld zodra zij van genoemde rechtsvordering in kennis is gesteld.

    2. Indien de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijken van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, de invordering en/of de conservatoire maatregelen waarop het verzoek bedoeld in artikel 15, lid 2, tweede alinea, van het besluit betrekking heeft niet toelaten, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk een maand na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in lid 1, in kennis.

    3. Elke in het land van de aangezochte autoriteit ingestelde rechtsvordering tot teruggave van ingevorderde bedragen of tot vergoeding in verband met de invordering van betwiste schuldvorderingen overeenkomstig artikel 15, lid 2, tweede alinea, van het besluit wordt de verzoekende autoriteit schriftelijk door de autoriteit ter kennis gebracht zodra deze van de betrokken rechtsvordering kennis heeft gekregen. De verzoekende autoriteit wordt door de aangezochte autoriteit zoveel mogelijk betrokken bij de procedures voor de vaststelling van het terug te geven bedrag en de verschuldigde vergoeding. Op met redenen omkleed verzoek van de aangezochte autoriteit worden de teruggegeven bedragen en verschuldigde vergoedingen binnen twee maanden na ontvangst van dit verzoek door de verzoekende autoriteit overgemaakt.

    Artikel 17

    1. Verliest het verzoek tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen zijn bestaansgrond, doordat de schuldvordering is voldaan of is ingetrokken of om enige andere reden, dan stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk (bijvoorbeeld per telex of telefax) in kennis, zodat laatstgenoemde autoriteit de door haar ingeleide procedure kan beëindigen.

    2. Wanneer het bedrag van de schuldvordering waarop het verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen betrekking heeft om enige reden is gewijzigd, stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis (bijvoorbeeld per telex of per telefax) en geeft zij indien nodig een nieuwe akte af.

    Indien de wijziging tot verlaging van het bedrag van de schuldvordering leidt, zet de aangezochte autoriteit de juridische procedure tot invordering of het nemen van conservatoire maatregelen voort, met dien verstande dat de procedure beperkt blijft tot het nog verschuldigde bedrag. Indien op het tijdstip waarop de aangezochte autoriteit in kennis wordt gesteld van de verlaging van het bedrag van de schuldvordering, reeds door haar een bedrag is ingevorderd dat het nog verschuldigde bedrag overschrijdt, doch de in artikel 18 bedoelde overmakingsprocedure nog niet is ingeleid, betaalt de aangezochte autoriteit het teveel betaalde bedrag aan de rechthebbende terug.

    Indien de wijziging leidt tot verhoging van het bedrag van de schuldvordering, zendt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit zo spoedig mogelijk een aanvullend verzoek tot invordering of tot het nemen van conservatoire maatregelen. Dit aanvullende verzoek wordt door de aangezochte autoriteit voorzover mogelijk tezamen met het oorspronkelijke verzoek van de verzoekende autoriteit behandeld. Wanneer de lopende procedure reeds zover gevorderd is dat samenvoeging met het aanvullende verzoek niet meer mogelijk is, is de aangezochte autoriteit uitsluitend gehouden aan het aanvullende verzoek gevolg te geven indien dit betrekking heeft op een bedrag dat niet lager is dan het in artikel 10 bedoelde bedrag.

    3. Voor de omrekening van het gewijzigde bedrag van de schuldvordering in de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, past de verzoekende autoriteit de in haar oorspronkelijke verzoek gehanteerde wisselkoers toe.

    Artikel 18

    Het door de aangezochte autoriteit ingevorderd bedrag, in voorkomend geval met inbegrip van de in artikel 12, lid 2, van het besluit bedoelde interesten, wordt aan de verzoekende autoriteit overgemaakt in de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd. Deze overmaking vindt binnen een maand na de datum van invordering plaats.

    De bevoegde autoriteiten kunnen andere regelingen overeenkomen voor de overmaking van bedragen die lager zijn dan het in artikel 10, lid 2, onder c), van het besluit bedoelde minimumbedrag.

    Artikel 19

    Afgezien van de bedragen die door de aangezochte autoriteit worden geïnd uit hoofde van de in artikel 12, lid 2, van het besluit bedoelde interesten, wordt de schuldvordering geacht te zijn ingevorderd naar verhouding van het in te vorderen bedrag uitgedrukt in de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, op basis van de wisselkoers bedoeld in artikel 13, lid 2.

    TITEL V ONTVANKELIJKHEID EN AFWIJZING VAN VERZOEKEN OM BIJSTAND; TERUGBETALINGSREGELINGEN

    Artikel 20

    Een verzoek om bijstand kan door de verzoekende autoriteit worden ingediend voor één schuldvordering of voor meerdere schuldvorderingen, mits deze van dezelfde persoon invorderbaar zijn.

    Artikel 21

    Wanneer de aangezochte autoriteit besluit overeenkomstig artikel 17, eerste alinea, van het besluit een verzoek om bijstand af te wijzen, geeft zij de verzoekende autoriteit schriftelijk kennis van de redenen van haar weigering. Dergelijke kennisgeving wordt door de aangezochte autoriteit gedaan zodra zij haar besluit heeft genomen, doch in ieder geval binnen drie maanden na de datum waarop het verzoek om bijstand werd ontvangen.

    Artikel 22

    Elk land wijst ten minste één ambtenaar aan die gemachtigd is de in artikel 21, lid 3, van het besluit bedoelde terugbetalingsregelingen overeen te komen.

    Artikel 23

    1. Wanneer de aangezochte autoriteit besluit om een terugbetalingsregeling te verzoeken, deelt zij de verzoekende autoriteit schriftelijk mede om welke redenen zij van oordeel is dat de invordering van de schuldvordering een bijzonder probleem doet rijzen, met zeer hoge kosten gepaard gaat of verband houdt met de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit.

    De aangezochte autoriteit voegt bij haar kennisgeving een gedetailleerde raming van de kosten waarvan zij terugbetaling door de verzoekende autoriteit verlangt.

    2. De verzoekende autoriteit bevestigt schriftelijk de ontvangst van het verzoek om terugbetaling. Zij doet dit zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zeven dagen na ontvangst.

    Binnen twee maanden na de datum van de kennisgeving van ontvangst van het vorengenoemde verzoek deelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit mede of en in hoeverre zij de voorgestelde terugbetalingsregeling aanvaardt.

    3. Indien de verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit geen overeenstemming bereiken over een terugbetalingsregeling, gaat de aangezochte autoriteit door met de normale invorderingsprocedures.

    TITEL VI SLOTBEPALINGEN

    Artikel 24

    Inlichtingen en andere gegevens worden door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit medegedeeld in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, of in een andere door de verzoekende en de aangezochte autoriteit overeengekomen taal.

    Artikel 25

    De partijen informeren de Commissie vóór 15 maart van elk jaar, zo mogelijk langs elektronische weg, over het gebruik dat zij gedurende het afgelopen kalenderjaar hebben gemaakt van de in het besluit neergelegde procedures en de bereikte resultaten.

    (1) PB L 337 van 13.12.2002, blz. 41.

    BIJLAGE II

    Douanekantoren bedoeld in artikel 62, lid 2

    - CERDOC de la Direction Régionale des Douanes de Perpignan

    - La Farga de Moles

    Top