This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02006R0166-20090807
Regulation (EC) No 166/2006 of the European Parliament and of the Council of 18 January 2006 concerning the establishment of a European Pollutant Release and Transfer Register and amending Council Directives 91/689/EEC and 96/61/EC (Text with EEA relevance)
Consolidated text: Verordening (EG) n r. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) n r. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)
2006R0166 — NL — 07.08.2009 — 001.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
►C1 VERORDENING (EG) Nr. 166/2006 ◄ VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 033, 4.2.2006, p.1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
VERORDENING (EG) Nr. 596/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juni 2009 |
L 188 |
14 |
18.7.2009 |
Gerectificeerd bij:
►C1 VERORDENING (EG) Nr. 166/2006 ◄ VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 18 januari 2006
betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 1 ),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 2 ),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap, dat is aangenomen bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), schrijft voor dat werk wordt gemaakt van steun voor de verstrekking van toegankelijke informatie aan burgers over de toestand en de trends op milieugebied ten opzichte van de trends op sociaal en economisch gebied en in de volksgezondheid, alsook voor een algemene versterking van de milieubewustwording. |
(2) |
In het VN-ECE-Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, hierna „Verdrag van Aarhus” genoemd, dat door de Europese Gemeenschap op 25 juni 1998 is ondertekend, wordt erkend dat een betere toegang van het publiek tot milieu-informatie en de verspreiding van dergelijke informatie bijdragen tot een versterkte bewustwording inzake milieuaangelegenheden, een vrije gedachtenwisseling, meer doeltreffende inspraak van het publiek bij de besluitvorming betreffende milieukwesties en, op termijn, tot een beter milieu. |
(3) |
Registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (hierna „PRTR” genoemd) zijn een kosteneffectief instrument voor het bevorderen van verbeteringen van milieuprestaties, voor het verschaffen van vrije toegang voor het publiek tot informatie over de uitstoot van verontreinigende stoffen en overbrengingen van verontreinigende stoffen en afval van de terreinen naar elders, alsook voor het opsporen van trends, het aantonen van de bij de vermindering van verontreiniging geboekte vooruitgang, het toezicht op de naleving van bepaalde internationale overeenkomsten, de vaststelling van prioriteiten en het evalueren van de door communautaire en nationale milieubeleidsmaatregelen en -programma's gemaakte vooruitgang. |
(4) |
Een geïntegreerd en coherent PRTR geeft het publiek, het bedrijfsleven, wetenschappers, verzekeringsmaatschappijen, plaatselijke autoriteiten, niet-gouvernementele organisaties en andere besluitvormers een solide databank waarop vergelijkingen en toekomstige besluiten met betrekking tot milieuaangelegenheden kunnen worden gebaseerd. |
(5) |
Op 21 mei 2003 heeft de Europese Gemeenschap het VN-ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, hierna „het protocol” genoemd, ondertekend. Wil de Gemeenschap dat protocol sluiten, dan dienen de bepalingen van het Gemeenschapsrecht in overeenstemming te zijn met dat protocol. |
(6) |
Bij Beschikking 2000/479/EG van de Commissie ( 4 ) is een Europees emissieregister van verontreinigende stoffen (hierna „EPER” genoemd) ingesteld. Het protocol gaat uit van dezelfde beginselen als EPER, maar reikt verder doordat het voorziet in rapportage over een groter aantal verontreinigende stoffen, een groter aantal activiteiten, uitstoot in de bodem, uitstoot vanuit diffuse bronnen en overbrengingen van terreinen naar elders. |
(7) |
De doelstellingen van een Europees PRTR kunnen alleen worden gerealiseerd indien de gegevens betrouwbaar en vergelijkbaar zijn. Een adequate harmonisatie van het systeem voor de vergaring en overdracht van gegevens is daarom noodzakelijk om de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de gegevens te garanderen. Conform het protocol moet het Europees PRTR zo worden opgezet dat de toegang voor het publiek via het internet zoveel mogelijk wordt vergemakkelijkt. Gegevens inzake uitstoot en overbrengingen dienen gemakkelijk oproepbaar te zijn in verschillende geaggregeerde en niet-geaggregeerde vormen, zodat binnen een redelijke tijd een maximum aan informatie kan worden opgevraagd. |
(8) |
Om de beoogde ondersteuning van het verstrekken van toegankelijke informatie aan de burger over de toestand en trends van het milieu en van de versterkte bewustmaking ten aanzien van het milieu in het algemeen extra te bevorderen, dient het Europees PRTR koppelingen te bevatten aan andere, soortgelijke databanken van de lidstaten, niet-lidstaten en internationale organisaties. |
(9) |
Overeenkomstig het protocol dient het Europees PRTR ook informatie te bevatten over specifieke afvalverwijderingshandelingen, welke als uitstoot in de bodem moeten worden gerapporteerd; handelingen voor de nuttige toepassing als uitrijden van slib en mest worden niet onder deze categorie gerapporteerd. |
(10) |
Voor het bereiken van de doelstelling van het Europees PRTR, het publiek betrouwbare informatie te verschaffen en een op kennis gebaseerde besluitvorming mogelijk te maken, moet worden voorzien in redelijke maar strikte termijnen voor gegevensvergaring en rapportage; dit is met name relevant voor de rapportage van de lidstaten aan de Commissie. |
(11) |
Rapportage over de uitstoot van industriële inrichtingen is — hoewel zij alsnog niet steeds op een consistente, volledige en vergelijkbare wijze plaatsvindt — in vele lidstaten een goed ingeburgerde procedure. Voorzover zulks dienstig is, moet de rapportage over de uitstoot vanuit diffuse bronnen worden verbeterd om de beleidsmakers in staat te stellen die uitstoot in de juiste context te plaatsen en de meest doeltreffende oplossing ter vermindering van de verontreiniging te kiezen. |
(12) |
De door de lidstaten gerapporteerde gegevens moeten van hoge kwaliteit zijn, met name wat betreft hun volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid. Om de kwaliteit van de gerapporteerde gegevens te verbeteren, is het van cruciaal belang dat de toekomstige inspanningen van zowel de exploitanten als de lidstaten worden gecoördineerd. De Commissie zal daarom samen met de lidstaten initiatieven ontplooien met betrekking tot kwaliteitsborging. |
(13) |
In overeenstemming met het Verdrag van Aarhus moet het publiek toegang worden verleend tot de informatie in het Europees PRTR zonder dat de personen in kwestie een belang hoeven te doen gelden, hoofdzakelijk door te voorzien in een directe elektronische toegang tot het Europees PRTR via het internet. |
(14) |
De toegang tot de informatie in het Europees PRTR mag niet aan beperkingen worden onderworpen; uitzonderingen op deze regel zijn alleen mogelijk waar de bestaande Gemeenschapswetgeving daarin uitdrukkelijk voorziet. |
(15) |
Overeenkomstig het Verdrag van Aarhus moet inspraak van het publiek bij de verdere ontwikkeling van het Europees PRTR worden verzekerd door in een vroeg stadium effectieve mogelijkheden te bieden om opmerkingen, informatie, analysen of voor het besluitvormingsproces relevante adviezen in te dienen. Aanvragers moeten bij een administratieve of rechterlijke instantie in beroep kunnen gaan tegen het handelen of nalaten van een overheidsdienst in verband met een aanvraag. |
(16) |
Om het nut en de doeltreffendheid van het Europees PRTR te vergroten, dienen de Commissie en de lidstaten samen te werken bij het ontwikkelen van documenten met richtsnoeren ter ondersteuning van de implementatie van het Europees PRTR, ter bevordering van de bekendheid daarvan bij het publiek en ter verlening van adequate en tijdige technische bijstand. |
(17) |
De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 5 ). |
(18) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de verbetering van de toegang van het publiek tot milieu-informatie via de instelling van een geïntegreerde, coherente, de hele Gemeenschap omvattende elektronische databank, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, omdat de noodzakelijke vergelijkbaarheid van de gegevens van alle lidstaten pleit voor een hoog harmonisatieniveau, en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiairiteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(19) |
Teneinde de rapportage-eisen te vereenvoudigen en te stroomlijnen, dienen Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen ( 6 ) en Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging ( 7 ) te worden gewijzigd. |
(20) |
Het Europees PRTR heeft onder andere ten doel het publiek te informeren over belangrijke emissies van verontreinigende stoffen, met name ten gevolge van activiteiten die onder Richtlijn 96/61/EG vallen. Derhalve dient het publiek overeenkomstig deze verordening te worden geïnformeerd over de emissies door onder bijlage I van die richtlijn vallende installaties. |
(21) |
Ter voorkoming van dubbele verslaglegging staat het protocol toe dat systemen voor registratie van uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen in haalbare mate geïntegreerd worden met bestaande informatiebronnen zoals verslagleggingsmechanismen krachtens licenties of exploitatievergunningen. Overeenkomstig het protocol laat de verordening het recht van de lidstaten onverlet om een register voor uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen in te voeren of te handhaven dat uitgebreider of beter voor het publiek toegankelijk is dan hetgeen het protocol vereist, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening voorziet in de instelling van een geïntegreerd register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen op Gemeenschapsniveau (hierna „het Europees PRTR” genoemd) in de vorm van een publiek toegankelijke elektronische databank, en stelt de regels vast voor het functioneren daarvan, teneinde uitvoering te geven aan het VN-ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (hierna „het protocol” genoemd) en inspraak van het publiek bij de besluitvorming op milieugebied te vergemakkelijken, alsmede bij te dragen aan de preventie en vermindering van milieuverontreiniging.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „het publiek”: een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen en, overeenkomstig de nationale wetgeving of gebruiken, hun verenigingen, organisaties of groeperingen;
2. „bevoegde instantie”: de nationale autoriteit of autoriteiten, of enigerlei andere bevoegde instantie of instanties, die door een lidstaat is (zijn) aangewezen;
3. „installatie”: een vaste technische eenheid waarin een of meer in bijlage I vermelde activiteiten alsmede andere daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de op het terrein in kwestie ten uitvoer gebrachte activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;
4. „inrichting”: een of meer installaties op hetzelfde terrein die door een en dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon worden geëxploiteerd;
5. „terrein”: de geografische vestigingsplaats van de inrichting;
6. „exploitant”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de inrichting exploiteert of beheert of, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, aan wie de economische zeggenschap over het technisch functioneren van de installatie overgedragen is;
7. „verslagjaar”: het kalenderjaar waarvoor gegevens over de uitstoot van verontreinigende stoffen en overbrengingen van terreinen naar elders moeten worden verzameld;
8. „stof”: een chemisch element en de verbindingen daarvan, met uitzondering van radioactieve stoffen;
9. „verontreinigende stof”: een stof of groep van stoffen die, vanwege zijn eigenschappen en de introductie ervan in het milieu, schadelijk kan zijn voor het milieu of de menselijke gezondheid;
10. „uitstoot”: iedere handeling waarbij verontreinigende stoffen in het milieu worden gebracht als gevolg van enigerlei menselijke activiteit, ongeacht de vraag of dit opzettelijk of accidenteel, routinematig of anderszins gebeurt, met inbegrip van morsen, emitteren, lozen, injecteren, verwijderen of storten, dan wel via rioleringen zonder voorziening voor de eindbehandeling van afvalwater;
11. „overbrenging van het terrein naar elders”: de overbrenging, naar een plaats buiten de grenzen van de inrichting, hetzij van afval bestemd voor nuttige toepassing of verwijdering, hetzij van verontreinigende stoffen in voor zuivering bestemd afvalwater;
12. „diffuse bronnen”: de talrijke kleinere of verspreide bronnen van waaruit verontreinigende stoffen in de bodem, in de lucht of in het water terecht kunnen komen, wier gecombineerd effect op die milieucompartimenten significant kan zijn en waarvoor het ondoenlijk zou zijn van alle individuele bronnen verslagen te verzamelen;
13. „afval”: elke stof of elk voorwerp als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( 8 );
14. „gevaarlijk afval”: elke stof of elk voorwerp als omschreven in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG;
15. „afvalwater”: stedelijk, huishoudelijk en industrieel afvalwater als omschreven in artikel 2, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater ( 9 ), alsook elk ander gebruikt water dat, vanwege de stoffen of voorwerpen die het bevat, onder regelingen van het Gemeenschapsrecht valt;
16. „verwijdering”: elk van de in bijlage II. A van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde handelingen;
17. „nuttige toepassing”: de in bijlage II. B van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde handelingen.
Artikel 3
Inhoud van het Europees PRTR
Het Europees PRTR bevat informatie over:
a) de in artikel 5, lid 1, onder a), bedoelde uitstoot van verontreinigende stoffen waarover moet worden gerapporteerd door de exploitanten van de inrichtingen waar de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden;
b) de overbrengingen van het terrein naar elders van afval als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), en van verontreinigende stoffen in afvalwater als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), waarover moet worden gerapporteerd door de exploitanten van de inrichtingen waar de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden;
c) de uitstoot van verontreinigende stoffen door diffuse bronnen als bedoeld in artikel 8, lid 1, voorzover deze informatie beschikbaar is.
Artikel 4
Opzet en structuur
1. De Commissie publiceert het Europees PRTR en presenteert daarbij de gegevens zowel in geaggregeerde als in niet-geaggregeerde vorm, zodat uitstoot en overbrengingen kunnen worden opgezocht en geïdentificeerd volgens:
a) de inrichtingen, waaronder, indien van toepassing, het moederbedrijf daarvan, en hun geografische vestigingsplaats, waaronder het stroomgebied;
b) de activiteiten in kwestie;
c) het voorkomen op lidstaat- of Gemeenschapsniveau;
d) de verontreinigende stof of het afval, naar gelang van het geval;
e) elk van de milieucompartimenten (lucht, water, bodem) waarin een verontreinigende stof wordt uitgestoten;
f) de overbrengingen van afval van terreinen naar elders en, in voorkomend geval, de bestemming ervan;
g) de overbrengingen van verontreinigende stoffen in afvalwater van terreinen naar elders;
h) diffuse bronnen;
i) eigenaar of exploitant van de inrichting.
2. Het Europees PRTR wordt op zodanige wijze opgezet dat de toegankelijkheid ervan voor het publiek zoveel mogelijk wordt vergemakkelijkt, zodat de informatie in normale bedrijfsomstandigheden continu en gemakkelijk toegankelijk is via het internet en andere elektronische media. Bij de opzet ervan wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van een toekomstige uitbreiding, en worden daarin alle gerapporteerde gegevens over de voorbije verslagjaren, ten minste van de laatste tien voorbije verslagjaren, opgenomen.
3. Het Europees PRTR bevat koppelingen naar:
a) de nationale PRTR’s van de lidstaten, en
b) andere relevante bestaande, publiek toegankelijke databanken over met PRTR’s samenhangende onderwerpen, met inbegrip van de nationale PRTR’s van andere partijen bij het protocol en, voorzover mogelijk, de PRTR’s van andere landen;
c) de websites van de inrichtingen, voorzover die bestaan en koppelingen door de inrichtingen vrijwillig beschikbaar worden gemaakt.
Artikel 5
Rapportage door de exploitanten
1. De exploitant van elke inrichting waar één of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden in een mate die de daarin gespecificeerde toepasselijke capaciteitsdrempelwaarde overtreft, rapporteert jaarlijks aan de bevoegde instantie de hoeveelheden, vergezeld van de vermelding of het gaat om informatie gebaseerd op metingen, berekeningen of ramingen, voor de volgende grootheden:
a) de uitstoot in de lucht, in het water en in de bodem van alle in bijlage II genoemde verontreinigende stoffen waarvoor de in bijlage II gespecificeerde toepasselijke drempelwaarde is overschreden;
b) de overbrenging van terreinen naar elders van gevaarlijk afval ten belope van meer dan twee ton per jaar en van ongevaarlijk afval ten belope van meer dan 2 000 ton per jaar voor alle activiteiten met betrekking tot nuttige toepassing of verwijdering, met uitzondering van de verwijderingshandelingen „behandeling op of in de bodem” en „injectie in de diepe ondergrond”, als bedoeld in artikel 6, waarbij met „R” respectievelijk „D” wordt aangegeven of dit afval bestemd is voor nuttige toepassing of verwijdering, en waarbij, in het geval van grensoverschrijdende overbrengingen van gevaarlijk afval, de naam en het adres van degene die de nuttige toepassing of de verwijdering van het afval uitvoert en het feitelijke terrein van nuttige toepassing of verwijdering worden aangegeven;
c) de overbrenging van terreinen naar elders van alle in bijlage II gespecificeerde verontreinigende stoffen in afvalwater dat bestemd is voor afvalwaterzuivering en waarvoor de in bijlage II, kolom 1b, gespecificeerde drempelwaarde is overschreden.
De exploitant van elke inrichting waar één of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden in een mate die de daarin gespecificeerde toepasselijke capaciteitsdrempelwaarde overtreft, rapporteert aan de bevoegde instantie de gegevens die voor de identificatie van de inrichting nodig zijn overeenkomstig bijlage III, tenzij de bevoegde instantie reeds over deze gegevens beschikt.
In het geval van gegevens waarvan wordt vermeld dat zij op metingen of berekeningen zijn gebaseerd, wordt de analysemethode en/of de berekeningsmethode gerapporteerd.
Rapportage ingevolge punt a) van uitstoot als bedoeld in bijlage II omvat alle uitstoot van alle bronnen op het terrein van de inrichting als bedoeld in bijlage I.
2. De in lid 1 bedoelde informatie omvat informatie over de totaliteit van de uitstoot en overbrengingen die het resultaat zijn van alle opzettelijke, accidentele, routinematige en niet-routinematige activiteiten.
Bij het verstrekken van die informatie leveren de exploitanten voorzover beschikbaar gegevens over accidentele uitstoot.
3. De exploitant van elke inrichting vergaart met de gepaste frequentie de informatie die nodig is om te bepalen welke uitstoot van de inrichting en welke overbrengingen van het terrein naar elders onder de rapportagevoorschriften van lid 1 vallen.
4. Bij het opstellen van het verslag maakt de betrokken exploitant gebruik van de beste beschikbare informatie, in voorkomend geval met inbegrip van monitoringgegevens, emissiefactoren, massabalansvergelijkingen, indirecte monitoring of andere berekeningen, ramingen van technisch deskundigen en andere methoden die in overeenstemming zijn met artikel 9, lid 1, en met internationaal aanvaarde methodieken, voorzover die voorhanden zijn.
5. De exploitant van elke betrokken inrichting houdt gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf het einde vanaf het betrokken verslagjaar, de documentatie van de gegevens waarop de gerapporteerde informatie is gebaseerd, ter beschikking van de bevoegde instanties van de lidstaat. Die documentatie bevat ook een beschrijving van de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek.
Artikel 6
Uitstoot in de bodem
Afval dat wordt onderworpen aan de verwijderingshandelingen „behandeling op of in de bodem” of „injectie in de diepe ondergrond”, als omschreven in bijlage II. A van Richtlijn 75/442/EEG, wordt slechts door de exploitant van de inrichting waarvan het afval afkomstig is, als een uitstoot in de bodem gerapporteerd.
Artikel 7
Rapportage door de lidstaten
1. De lidstaten stellen, rekening houdend met de eisen van de leden 2 en 3, de termijn vast waarbinnen de exploitanten alle in artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gegevens en de in artikel 5, leden 3, 4 en 5, bedoelde informatie bij de bevoegde instantie moeten indienen.
2. De lidstaten verstrekken de Commissie door middel van elektronische gegevensoverdracht alle in artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gegevens in de in bijlage III gespecificeerde vorm en binnen de volgende termijnen:
a) voor het eerste verslagjaar, binnen 18 maanden na het einde van het verslagjaar;
b) voor alle volgende verslagjaren, binnen 15 maanden na het einde van het verslagjaar.
Het eerste verslagjaar is 2007.
3. De Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, verwerkt de door de lidstaten gerapporteerde informatie in het Europees PRTR binnen de volgende termijnen:
a) voor het eerste verslagjaar, binnen 21 maanden na het einde van het verslagjaar;
b) voor alle volgende verslagjaren, binnen 16 maanden na het einde van het verslagjaar.
Artikel 8
Uitstoot vanuit diffuse bronnen
1. De Commissie neemt, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, informatie over de uitstoot vanuit diffuse bronnen in het Europees PRTR op, voorzover deze informatie bestaat en door de lidstaten reeds gerapporteerd is.
2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt op zodanige wijze geordend dat de gebruikers in staat worden gesteld de uitstoot van verontreinigende stoffen vanuit diffuse bronnen op te zoeken en te identificeren volgens een passende ruimtelijke desaggregatieprocedure, en gaat vergezeld van informatie over het type methodiek dat is gebruikt om die informatie te verkrijgen.
3. Wanneer de Commissie vaststelt dat er geen gegevens over de uitstoot vanuit diffuse bronnen bestaan, neemt zij, voor zover zulks dienstig is, met gebruikmaking van internationaal aanvaarde methodologieën de nodige maatregelen om te bereiken dat er een begin wordt gemaakt met de rapportage inzake de uitstoot van relevante verontreinigende stoffen vanuit een of meer diffuse bronnen.
Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 9
Kwaliteitsborging en -beoordeling
1. De exploitant van elke inrichting waarop de rapportage-eisen van artikel 5 van toepassing zijn, garandeert de kwaliteit van de door hem verstrekte informatie.
2. De bevoegde instanties evalueren de kwaliteit van de gegevens die door de exploitanten van de in lid 1 bedoelde inrichtingen worden verstrekt, met name wat betreft hun volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid.
3. De Commissie coördineert de werkzaamheden inzake kwaliteitsborging en kwaliteitsbeoordeling in overleg met het in artikel 19, lid 1, bedoelde comité.
4. De Commissie kan richtsnoeren voor de monitoring en de rapportage van emissies vaststellen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure. Deze richtsnoeren zijn, waar passend, in overeenstemming met internationaal aanvaarde methodologieën en zijn consistent met de overige communautaire wetgeving.
Artikel 10
Toegang tot informatie
1. De Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, maakt het Europees PRTR toegankelijk voor het publiek door kosteloze verspreiding via het internet in overeenstemming met de termijnen van artikel 7, lid 3.
2. Waar de in het Europees PRTR opgenomen informatie niet gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek via directe elektronische weg, vergemakkelijken de betrokken lidstaat en de Commissie de elektronische toegang tot het Europees PRTR op publiek toegankelijke plaatsen.
Artikel 11
Vertrouwelijkheid
Telkens wanneer informatie door een lidstaat als vertrouwelijk wordt behandeld overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie ( 10 ), vermeldt de lidstaat in zijn verslag overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze verordening voor het betrokken verslagjaar en voor elke inrichting die zich op vertrouwelijkheid beroept, afzonderlijk welk type informatie wordt geheimgehouden en om welke reden zij wordt geheimgehouden.
Artikel 12
Inspraak van het publiek
1. De Commissie biedt het publiek in een vroeg stadium effectieve mogelijkheden tot inspraak in de verdere ontwikkeling van het Europees PRTR, met inbegrip van de capaciteitsopbouw en de voorbereiding van wijzigingen van deze verordening.
2. Het publiek dient de mogelijkheid te hebben om binnen een redelijke termijn relevante opmerkingen, informatie, analysen of adviezen in te dienen.
3. De Commissie houdt naar behoren rekening met deze bijdragen en stelt het publiek in kennis van het resultaat van de inspraak.
Artikel 13
Toegang tot de rechter
Toegang tot de rechter in samenhang met de toegang van het publiek tot milieu-informatie wordt verleend overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2003/4/EG en, wat de instellingen van de Gemeenschap betreft, overeenkomstig de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ( 11 ).
Artikel 14
Document met richtsnoeren
1. De Commissie stelt zo spoedig mogelijk doch niet later dan vier maanden voor het begin van het eerste verslagjaar en in overleg met het in artikel 19, lid 1, bedoelde comité een document met richtsnoeren op ter ondersteuning van de totstandbrenging van het Europees PRTR.
2. Het document met richtsnoeren voor de totstandbrenging van het Europees PRTR bevat met name nadere bijzonderheden betreffende:
a) rapportageprocedures;
b) de te rapporteren gegevens;
c) kwaliteitsborging en -beoordeling;
d) in het geval van vertrouwelijke gegevens, een aanduiding van het type gegevens dat wordt geheimgehouden en de redenen waarom zij worden geheimgehouden;
e) een verwijzing naar internationaal erkende methoden voor de bepaling en analyse van uitstoot en bemonsteringsmethodieken;
f) de aanduiding van moederbedrijven;
g) de codes voor activiteiten overeenkomstig bijlage I bij deze verordening en bij Richtlijn 96/61/EG.
Artikel 15
Bewustmaking
De Commissie en de lidstaten bevorderen de bewustwording van het publiek ten aanzien van het Europees PRTR en zorgen ervoor dat assistentie wordt verleend bij de toegang tot het Europees PRTR en het verwerven van inzicht in en het gebruik van de daarin aanwezige informatie.
Artikel 16
Door de lidstaten te verstrekken aanvullende informatie
1. De lidstaten informeren de Commissie, middels één rapport gebaseerd op de informatie van de jongste drie verslagjaren dat om de drie jaar samen met de uit hoofde van artikel 7 verstrekte gegevens wordt overgelegd, over de praktijk en de genomen maatregelen inzake:
a) de eisen overeenkomstig artikel 5;
b) de kwaliteitsborging en -beoordeling overeenkomstig artikel 9;
c) de toegang tot informatie overeenkomstig artikel 10, lid 2;
d) de bewustmakingsactiviteiten overeenkomstig artikel 15;
e) de vertrouwelijkheid van informatie overeenkomstig artikel 11;
f) de sancties waarin is voorzien overeenkomstig artikel 20 en de ervaring die met de toepassing daarvan is opgedaan.
2. Ter vergemakkelijking van de rapportage door de lidstaten als bedoeld in lid 1 legt de Commissie een voorstel voor een vragenlijst voor dat volgens de procedure van artikel 19, lid 2, zal worden goedgekeurd.
Artikel 17
Evaluatie door de Commissie
1. De Commissie evalueert de door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 verstrekte informatie en publiceert na overleg met de lidstaten om de drie jaar een verslag gebaseerd op de informatie betreffende de jongste drie beschikbare verslagjaren, zulks zes maanden nadat deze informatie op het internet is bekendgemaakt.
2. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, samen met een beoordeling van de werking van het Europees PRTR.
Artikel 18
Wijzigingen van de bijlagen
De Commissie stelt alle wijzigingen van de bijlagen vast die noodzakelijk zijn om:
a) de bijlagen II of III aan te passen aan de vooruitgang van wetenschap en techniek;
b) de bijlagen II en III aan te passen als gevolg van wijzigingen van de bijlagen bij het protocol zoals besloten op de bijeenkomst van de partijen bij het protocol.
Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 19
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
Artikel 20
Sancties
1. De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en zij treffen alle nodige maatregelen om de daadwerkelijke toepassing van die sancties te garanderen. De sancties waarin wordt voorzien, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.
2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in kennis van die bepalingen en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.
Artikel 21
Wijziging van Richtlijn 91/689/EEG en Richtlijn 96/61/EG
1. Artikel 8, lid 3, van Richtlijn 91/689/EEG wordt geschrapt.
2. Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 96/61/EG wordt geschrapt.
Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Activiteiten
Nr. |
Activiteit |
Capaciteitsdrempel |
1. |
Energiesector |
|
a) |
Aardolie- en gasraffinaderijen |
* (1) |
b) |
Installaties voor vergassing en vloeibaar maken van steenkool |
* |
c) |
Thermische krachtcentrales en andere stookinstallaties |
Met een warmte-input van 50 megawatt (MW) |
d) |
Cokesovens |
* |
e) |
Steenkoolwalserijen |
Met een capaciteit van 1 ton per uur |
f) |
Installaties voor de fabricage van steenkoolproducten en vaste rookvrije brandstof |
* |
2. |
Productie en verwerking van metalen |
|
a) |
Installaties voor het roosten of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts |
* |
b) |
Installaties voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting) met inbegrip van installaties voor continugieten |
Met een capaciteit van 2,5 ton per uur |
c) |
Installaties voor de verwerking van ferrometalen: |
|
i) warmwalserijen |
Met een capaciteit van 20 ton ruwstaal per uur |
|
ii) smederijen met hamers |
Met een energie van 50 kilojoule per hamer, als het calorisch vermogen 20 MW overtreft |
|
iii) installaties voor het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal |
Met een verwerkingscapaciteit van 2 ton ruwstaal per uur |
|
d) |
Ferrometaalgieterijen |
Met een productiecapaciteit van 20 ton per dag |
e) |
Installaties: |
|
i) voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procédés |
* |
|
ii) voor het smelten van non-ferrometalen, met inbegrip van het vervaardigen van legeringen, inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten, enz.) |
Met een smeltcapaciteit van 4 ton per dag voor lood en cadmium of 20 ton per dag voor alle andere metalen |
|
f) |
Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procédé |
Als de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden 30 m3 bedraagt |
3. |
Minerale industrie |
|
a) |
Ondergrondse mijnbouw en aanverwante activiteiten |
* |
b) |
Dagbouw en steenwinning |
Bij een effectief productieareaal van 25 hectare |
c) |
Installaties voor de productie van: |
|
i) cementklinkers in draaiovens |
Met een productiecapaciteit van 500 ton per dag |
|
ii) ongebluste kalk in draaiovens |
Met een productiecapaciteit van 50 ton per dag |
|
iii) cementklinkers of ongebluste kalk in andere ovens |
Met een productiecapaciteit van 50 ton per dag |
|
d) |
Installaties voor de winning van asbest en de fabricage van asbestproducten |
* |
e) |
Installaties voor de fabricage van glas, met inbegrip van installaties voor de fabricage van glasvezels |
Met een smeltcapaciteit van 20 ton per dag |
f) |
Installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels |
Met een smeltcapaciteit van 20 ton per dag |
g) |
Installaties voor de fabricage van keramische producten door middel van bakken, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein |
Met een productiecapaciteit van 75 ton per dag of met een ovencapaciteit van 4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van 300 kg/m3 |
4. |
Chemische industrie |
|
a) |
Chemische installaties voor de fabricage op industriële schaal van organische chemische basisproducten, zoals: i) eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische) ii) zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters, acetaten, ethers, peroxiden, epoxyharsen iii) zwavelhoudende koolwaterstoffen iv) stikstofhoudende koolwaterstoffen, zoals aminen, amiden, nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrilen, cyanaten, isocyanaten v) fosforhoudende koolwaterstoffen vi) gehalogeneerde koolwaterstoffen vii) organometaalverbindingen viii) kunststof-basisproducten (polymeren, kunstvezels, cellulosevezels) ix) synthetische rubber x) kleurstoffen en pigmenten xi) tensioactieve stoffen en tensiden |
* |
b) |
Chemische installaties voor de fabricage op industriële schaal van anorganische chemische basisproducten, zoals: i) gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooloxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, zwaveldioxide, carbonylchloride ii) zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum, zwavelig zuur iii) basen, zoals ammoniumhydroxide, kaliumhydroxide, natriumhydroxide iv) zouten, zoals ammoniumchloride, kaliumchloraat, kaliumcarbonaat, natriumcarbonaat, perboraat, zilvernitraat v) niet-metalen, metaaloxiden of andere anorganische verbindingen, zoals calciumcarbide, silicium, siliciumcarbide |
* |
c) |
Chemische installaties voor de fabricage op industriële schaal van fosfor-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen) |
* |
d) |
Chemische installaties voor de fabricage op industriële schaal van basisproducten voor gewasbescherming en van biociden |
* |
e) |
Installaties voor de fabricage op industriële schaal van farmaceutische basisproducten met behulp van een chemisch of biologisch procédé |
* |
f) |
Installaties voor de fabricage op industriële schaal van explosieven en pyrotechnische producten |
* |
5. |
Afval- en afvalwaterbeheer |
|
a) |
Installaties voor de nuttige toepassing of verwijdering van gevaarlijk afval |
Die 10 ton per dag ontvangen |
b) |
Installaties voor de verbranding van niet-gevaarlijk afval in de zin van Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (2) |
Met een capaciteit van 3 ton per uur |
c) |
Installaties voor de verwijdering van niet gevaarlijk afval |
Met een capaciteit van 50 ton per dag |
d) |
Stortplaatsen (met uitzondering van stortplaatsen voor inert afval en stortplaatsen die vóór 16 juli 2001 definitief zijn gesloten of waarvoor de nazorgfase zoals voorgeschreven door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (3) is afgesloten) |
Die 10 ton per dag ontvangen of met een totale capaciteit van 25 000 ton |
e) |
Installaties voor de verwijdering of terugwinning van kadavers en dierlijk afval |
Met een verwerkingscapaciteit van 10 ton per dag |
f) |
Installaties voor de behandeling van stedelijk afvalwater |
Met een capaciteit van 100 000 inwonerequivalenten |
g) |
Onafhankelijk geëxploiteerde installaties voor de behandeling van industrieel afvalwater, ten dienste van een of meer activiteiten in deze bijlage |
Met een capaciteit van 10 000 m3 per dag (4) |
6. |
Productie en verwerking van papier en hout |
|
a) |
Industriële installaties voor de fabricage van pulp uit hout of uit gelijkaardige vezelstoffen |
* |
b) |
Industriële installaties voor de fabricage van papier en karton en andere primaire houtproducten (zoals spaanplaat, vezelplaat en multiplex) |
Met een productiecapaciteit van 20 ton per dag |
c) |
Industriële installaties voor de conservering van hout en houtproducten met chemicaliën |
Met een productiecapaciteit van 50 m3 per dag |
7. |
Intensieve veeteelt en aquacultuur |
|
a) |
Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij |
i) Met 40 000 plaatsen voor pluimvee ii) Met 2 000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg) iii) Met 750 plaatsen voor zeugen |
b) |
Intensieve aquacultuur |
Met een productiecapaciteit van 1 000 ton vis of schelpdieren per jaar |
8. |
Dierlijke en plantaardige producten van de levensmiddelen- en drankensector |
|
a) |
Abattoirs |
Met een productiecapaciteit van 50 ton karkassen per dag |
b) |
Bewerking en verwerking voor de fabricage van levensmiddelen en dranken op basis van: |
|
i) dierlijke grondstoffen (andere dan melk) |
Met een productiecapaciteit van 75 ton aan eindproducten per dag |
|
ii) plantaardige grondstoffen |
Met een productiecapaciteit van 300 ton eindproducten per dag (gemiddelde waarde op kwartaalbasis) |
|
c) |
Installaties voor de bewerking en verwerking van melk |
Met een ontvangstcapaciteit van 200 ton melk per dag (gemiddelde op jaarbasis) |
9. |
Overige activiteiten |
|
a) |
Installaties voor de voorbehandeling (handelingen zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels of textiel |
Met een verwerkingscapaciteit van 10 ton per dag |
b) |
Installaties voor het looien van huiden |
Met een verwerkingscapaciteit van 12 ton eindproducten per dag |
c) |
Installaties voor de oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten waarbij organische oplossingsmiddelen worden gebruikt, in het bijzonder voor het appreteren, bedrukken, coaten, ontvetten, vochtdicht maken, lijmen, verven, reinigen of impregneren |
Met een verbruikscapaciteit van 150 kg per uur of 200 ton per jaar |
d) |
Installaties voor de fabricage van koolstof (harde gebrande steenkool) of elektrografiet door verbranding of grafitisering |
* |
e) |
Installaties voor het bouwen van, en het verven of de verwijdering van verf van schepen |
Met een capaciteit voor schepen van 100 m lang |
(1) Een asterisk (*) betekent dat er geen capaciteitsdrempel van toepassing is (alle inrichtingen vallen onder de rapportageplicht). (2) PB L 332 van 28.12.2000, blz. 91. (3) PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003. (4) De capaciteitsdrempel wordt uiterlijk in 2010 herzien aan de hand van de resultaten van de eerste rapportageronde. |
BIJLAGE II
Verontreinigende stoffen ( 12 )
Nr. |
CAS-nummer |
Verontreinigende stof (VS) (1) |
Drempelwaarde voor uitstoot (kolom 1) |
||
in de lucht (kolom 1a) kg/jaar |
in het water (kolom 1b) kg/jaar |
in de bodem (kolom 1c) kg/jaar |
|||
1 |
74-82-8 |
Methaan (CH4) |
100 000 |
— (2) |
— |
2 |
630-08-0 |
Koolmonoxide (CO) |
500 000 |
— |
— |
3 |
124-38-9 |
Kooldioxide (CO2) |
100 miljoen |
— |
— |
4 |
Fluorkoolwaterstoffen (HFK's) (3) |
100 |
— |
— |
|
5 |
10024-97-2 |
Distikstofoxide (N2O) |
10 000 |
— |
— |
6 |
7664-41-7 |
Ammoniak (NH3) |
10 000 |
— |
— |
7 |
Andere vluchtige organische stoffen dan methaan (NMVOS) |
100 000 |
— |
— |
|
8 |
Stikstofoxiden (NOx/NO2) |
100 000 |
— |
— |
|
9 |
Perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) (4) |
100 |
— |
— |
|
10 |
2551-62-4 |
Zwavelhexafluoride (SF6) |
50 |
— |
— |
11 |
Zwaveloxiden (SOx/SO2) |
150 000 |
— |
— |
|
12 |
Totaal stikstof |
— |
50 000 |
50 000 |
|
13 |
Totaal fosfor |
— |
5 000 |
5 000 |
|
14 |
Chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's) (5) |
1 |
— |
— |
|
15 |
Chloorfluorkoolstoffen (CFK's) (6) |
1 |
— |
— |
|
16 |
Halonen (7) |
1 |
— |
— |
|
17 |
Arseen en zijn verbindingen (als As) (8) |
20 |
5 |
5 |
|
18 |
Cadmium en zijn verbindingen (als Cd) (8) |
10 |
5 |
5 |
|
19 |
Chroom en zijn verbindingen (als Cr) (8) |
100 |
50 |
50 |
|
20 |
Koper en zijn verbindingen (als Cu) (8) |
100 |
50 |
50 |
|
21 |
Kwik en zijn verbindingen (als Hg) (8) |
10 |
1 |
1 |
|
22 |
Nikkel en zijn verbindingen (als Ni) (8) |
50 |
20 |
20 |
|
23 |
Lood en zijn verbindingen (als Pb) (8) |
200 |
20 |
20 |
|
24 |
Zink en zijn verbindingen (als Zn) (8) |
200 |
100 |
100 |
|
25 |
15972-60-8 |
Alachloor |
— |
1 |
1 |
26 |
309-00-2 |
Aldrin |
1 |
1 |
1 |
27 |
1912-24-9 |
Atrazine |
— |
1 |
1 |
28 |
57-74-9 |
Chlordaan |
1 |
1 |
1 |
29 |
143-50-0 |
Chloordecon |
1 |
1 |
1 |
30 |
470-90-6 |
Chloorfenvinfos |
— |
1 |
1 |
31 |
85535-84-8 |
Chlooralkanen, C10-C13 |
— |
1 |
1 |
32 |
2921-88-2 |
Chloorpyrifos |
— |
1 |
1 |
33 |
50-29-3 |
DDT |
1 |
1 |
1 |
34 |
107-06-2 |
1,2-dichloorethaan (EDC) |
1 000 |
10 |
10 |
35 |
75-09-2 |
Dichloormethaan (DCM) |
1 000 |
10 |
10 |
36 |
60-57-1 |
Dieldrin |
1 |
1 |
1 |
37 |
330-54-1 |
Diuron |
— |
1 |
1 |
38 |
115-29-7 |
Endosulfaan |
— |
1 |
1 |
39 |
72-20-8 |
Endrin |
1 |
1 |
1 |
40 |
Gehalogeneerde organische verbindingen (als AOX) (9) |
— |
1 000 |
1 000 |
|
41 |
76-44-8 |
Heptachloor |
1 |
1 |
1 |
42 |
118-74-1 |
Hexachloorbenzeen (HCB) |
10 |
1 |
1 |
43 |
87-68-3 |
Hexachloorbutadieen (HCBD) |
— |
1 |
1 |
44 |
608-73-1 |
1,2,3,4,5,6-hexachloorcyclohexaan (HCH) |
10 |
1 |
1 |
45 |
58-89-9 |
Lindaan |
1 |
1 |
1 |
46 |
2385-85-5 |
Mirex |
1 |
1 |
1 |
47 |
PCDD + PCDF (dioxinen + furanen) (als Teq) (10) |
0,0001 |
0,0001 |
0,0001 |
|
48 |
608-93-5 |
Pentachloorbenzeen |
1 |
1 |
1 |
49 |
87-86-5 |
Pentachloorfenol (PCF) |
10 |
1 |
1 |
50 |
1336-36-3 |
Polychloorbifenylen (PCB's) |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
51 |
122-34-9 |
Simazine |
— |
1 |
1 |
52 |
127-18-4 |
Tetrachloorethyleen (PER) |
2 000 |
10 |
— |
53 |
56-23-5 |
Tetrachloormethaan (TCM) |
100 |
1 |
— |
54 |
12002-48-1 |
Trichloorbenzenen (TCB's) (alle isomeren) |
10 |
1 |
— |
55 |
71-55-6 |
1,1,1-trichloorethaan |
100 |
— |
— |
56 |
79-34-5 |
1,1,2,2-tetrachloorethaan |
50 |
— |
— |
57 |
79-01-6 |
Trichloorethyleen |
2 000 |
10 |
— |
58 |
67-66-3 |
Trichloormethaan |
500 |
10 |
— |
59 |
8001-35-2 |
Toxafeen |
1 |
1 |
1 |
60 |
75-01-4 |
Vinylchloride |
1 000 |
10 |
10 |
61 |
120-12-7 |
Antraceen |
50 |
1 |
1 |
62 |
71-43-2 |
Benzeen |
1 000 |
200 (als BTEX) (11) |
200 (als BTEX) (11) |
63 |
Gebromeerde difenylethers (PBDE) (12) |
— |
1 |
1 |
|
64 |
Nonylfenol en nonylfenolethoxylaten (NP/NPE's) |
— |
1 |
1 |
|
65 |
100-41-4 |
Ethylbenzeen |
— |
200 (als BTEX) (11) |
200 (als BTEX) (11) |
66 |
75-21-8 |
Ethyleenoxide |
1 000 |
10 |
10 |
67 |
34123-59-6 |
Isoproturon |
— |
1 |
1 |
68 |
91-20-3 |
Naftaleen |
100 |
10 |
10 |
69 |
Organische tinverbindingen (als totaal Sn) |
— |
50 |
50 |
|
70 |
117-81-7 |
Di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) |
10 |
1 |
1 |
71 |
108-95-2 |
Fenolen (als totaal C) (13) |
— |
20 |
20 |
72 |
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) (14) |
50 |
5 |
5 |
|
73 |
108-88-3 |
Tolueen |
— |
200 (als BTEX) (11) |
200 (als BTEX) (11) |
74 |
Tributyltin en zijn verbindingen (15) |
— |
1 |
1 |
|
75 |
Trifenyltin en zijn verbindingen (16) |
— |
1 |
1 |
|
76 |
Totaal organisch koolstof (TOC) (als totaal C of COD/3) |
— |
50 000 |
— |
|
77 |
1582-09-8 |
Trifluralin |
— |
1 |
1 |
78 |
1330-20-7 |
Xylenen (17) |
— |
200 (als BTEX) (11) |
200 (als BTEX) (11) |
79 |
Chloriden (as totaal Cl) |
— |
2 miljoen |
2 miljoen |
|
80 |
Chloor en zijn anorganische verbindingen (als HCl) |
10 000 |
— |
— |
|
81 |
1332-21-4 |
Asbest |
1 |
1 |
1 |
82 |
Cyaniden (als totaal CN) |
— |
50 |
50 |
|
83 |
Fluoriden (als totaal F) |
— |
2 000 |
2 000 |
|
84 |
Fluor en zijn anorganische verbindingen (als HF) |
5 000 |
— |
— |
|
85 |
74-90-8 |
Waterstofcyanide (HCN) |
200 |
— |
— |
86 |
Zwevende deeltjes(PM10) |
50 000 |
— |
— |
|
87 |
1806-26-4 |
Octylfenolen en octylfenolethoxylaten |
— |
1 |
— |
88 |
206-44-0 |
Fluorantheen |
— |
1 |
— |
89 |
465-73-6 |
Isodrin |
— |
1 |
— |
90 |
36355-1-8 |
Hexabroombifenyl |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
91 |
191-24-2 |
Benzo(g,h,i)peryleen |
1 |
||
(1) Tenzij anders aangegeven wordt bij rapportage van een verontreinigende stof vermeld in bijlage II de totale massa van die verontreinigende stof vermeld of, als het om een groep van verontreinigende stoffen gaat, de totale massa van de groep. (2) Een streepje (-) geeft aan dat voor betrokken parameter en milieucompartiment geen rapportagevereiste geldt. (3) Totale massa flurokoolwaterstoffen: som van HFC23, HFC32, HFC41, HFC4310mee, HFC125, HFC134, HFC134a, HFC152a, HFC143, HFC143a, HFC227ea, HFC236fa, HFC245ca, HFC365mfc. (4) Totale massa perfluorkoolwaterstoffen: som van CF4, C2F6, C3F8, C4F10, c-C4F8, C5F12, C6F14. (5) Totale massa van de stoffen van groep VIII van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2003 (PB L 265 van 16.10.2003, blz. 1), met inbegrip van hun isomeren. (6) Totale massa van de stoffen van groep I en II van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2037/2000, met inbegrip van hun isomeren. (7) Totale massa van de stoffen van groep III en VI van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2037/2000, met inbegrip van hun isomeren. (8) Alle metalen worden gerapporteerd als de totale massa van het element in alle chemische vormen aanwezig in de uitstoot. (9) Gehalogeneerde organische verbindingen die aan actieve kool adsorberen, uitgedrukt als chloride. (10) Uitgedrukt als I-Teq. (11) Rapportage voor de afzonderlijke verontreinigende stoffen is vereist indien de drempelwaarde voor BTEX (de sommatieparameter voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen) wordt overschreden. (12) Totale massa van de volgende gebromeerde difenylethers: penta-BDE, octa-BDE en deca-BDE. (13) Totale massa van fenol en eenvoudige gesubstitueerde fenolen, uitgedrukt als totaal koolstof. (14) Met het oog op de rapportage van de uitstoot in de lucht moeten polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) worden gemeten als benzo(a)pyreen (50-32-8), benzo(b)fluorantheen (205-99-2), benzo(k)fluorantheen (207-08-9), indeno(1,2,3-cd)pyreen (193-39-5) (afgeleid van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5)). (15) Totale massa van tributyltinverbindingen, uitgedrukt als massa tributyltin. (16) Totale massa van trifenyltinverbindingen, uitgedrukt als massa trifenyltin. (17) Totale massa xyleen (ortho-, meta- en paraxyleen). |
BIJLAGE III
Schema voor de rapportage van de gegevens over uitstoot en overbrenging door de lidstaten aan de Commissie
Referentiejaar |
||
Identificatie van de inrichting |
||
Naam van het moederbedrijf Naam van de inrichting Identificatienummer van de inrichting Adres Stad/gemeente Postcode Land Coördinaten van de vestigingsplaats Stroomgebiedsdistrict (1) NACE-code (4 cijfers) Belangrijkste economische activiteit Productievolume (facultatief) Aantal installaties (facultatief) Bedrijfstijd in uren per jaar (facultatief) Aantal werknemers (facultatief) Tekstveld voor een informatieve tekst of een websiteadres verstrekt door de inrichting of het moederbedrijf (facultatief) |
||
Alle activiteiten van bijlage I die in de inrichting plaatsvinden (volgens het coderingssysteem van bijlage I en met vermelding van de IPPC-codes, voorzover beschikbaar) |
||
Activiteit 1 (belangrijkste activiteit bijlage I) Activiteit 2 Activiteit N |
||
Gegevens over de uitstoot in de lucht van elke verontreinigende stof waarvoor de drempelwaarde (overeenkomstig bijlage II) voor de inrichting is overschreden |
Uitstoot in de lucht |
|
Stof 1 Stof 2 Stof N |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
T: totaal in kg/jaar A: accidenteel in kg/jaar |
Gegevens over de uitstoot in het water van elke verontreinigende stof waarvoor de drempelwaarde (overeenkomstig bijlage II) voor de inrichting is overschreden |
Uitstoot in het water |
|
Stof 1 Stof 2 Stof N |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
T: totaal in kg/jaar A: accidenteel in kg/jaar |
Gegevens over de uitstoot in de bodem van elke verontreinigende stof waarvoor de drempelwaarde (overeenkomstig bijlage II) voor de inrichting is overschreden |
Uitstoot in de bodem |
|
Stof 1 Stof 2 Stof N |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
T: totaal in kg/jaar A: accidenteel in kg/jaar |
Overbrengingen van het terrein naar elders van elke verontreinigende stof in voor zuivering bestemd afvalwater waarvan de hoeveelheid de drempelwaarde (overeenkomstig bijlage II) overschrijdt |
||
Stof 1 Stof 2 Stof N |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
in kg/jaar |
Overbrengingen van het terrein van de inrichting naar elders van gevaarlijk afval waarvan de hoeveelheid de drempelwaarde (overeenkomstig artikel 5) overschrijdt |
||
In het land zelf: Voor nuttige toepassing (R) |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
(ton/jaar) |
In het land zelf: Voor verwijdering (D) |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
(ton/jaar) |
Naar andere landen: Voor nuttige toepassing (R) Naam van degene die de nuttige toepassing uitvoert Adres van degene die de nuttige toepassing uitvoert Adres van het feitelijke terrein van de nuttige toepassing waarnaar de stoffen worden overgebracht |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
(ton/jaar) |
Naar andere landen: Voor verwijdering (D) Naam van de verwijderaar Adres van de verwijderaar Adres van het feitelijke verwijderingsterrein waarnaar de stoffen worden overgebracht |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
(ton/jaar) |
Overbrengingen van het terrein van de inrichting naar elders van niet gevaarlijk afval waarvan de hoeveelheid de drempelwaarde (overeenkomstig artikel 5) overschrijdt |
||
Voor nuttige toepassing (R) |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
(ton/jaar) |
Voor verwijdering (D) |
M: gemeten; gebruikte analysemethode C: berekend; gebruikte berekeningsmethode E: geraamd |
(ton/jaar) |
Bevoegde autoriteit voor verzoeken om informatie van het publiek: Naam Adres Stad/gemeente Telefoon Fax |
||
(1) Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1). Richtlijn gewijzigd bij Beschikking nr. 2455/2001/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1). |
( 1 ) Advies uitgebracht op 6 april 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
( 2 ) Advies van het Europees Parlement van 6 juli 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 2 december 2005.
( 3 ) PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
( 4 ) PB L 192 van 28.7.2000, blz. 36.
( 5 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
( 6 ) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/31/EG (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 28).
( 7 ) PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
( 8 ) PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
( 9 ) PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
( 10 ) PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.
( 11 ) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
( 12 ) De uitstoot van verontreinigende stoffen die onder meerdere categorieën van verontreinigende stoffen vallen, moet voor elk van deze categorieën worden gerapporteerd.