Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 31958Q1006

    Statuut van het Monetair Comité

    OL 17, 1958 10 6, blz. 390–392 (DE, FR, IT, NL)

    Šis dokumentas paskelbtas specialiajame (-iuosiuose) leidime (-uose) (DA, EN, ES, PT)

    Juridische status van het document Van kracht

    31958Q1006

    Statuut van het Monetair Comité

    Publicatieblad Nr. 017 van 06/10/1958 blz. 0390 - 0392
    Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1952-1958 blz. 0060
    Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1952-1958 blz. 0060
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 10 Deel 1 blz. 0003
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 10 Deel 1 blz. 0003


    ++++

    STATUUT VAN HET MONETAIR COMITE

    DE RAAD ,

    Gelet op artikel 105 , lid 2 , van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , waarbij een Monetair Comité wordt ingesteld ten einde de coordinatie van het monetair beleid der Lid-Staten in de volle omvang die nodig is voor de werking van de gemeenschappelijke markt te bevorderen ;

    Gelet op artikel 153 van genoemd Verdrag , volgens hetwelk de Raad het statuut van de in dit Verdrag bedoelde comités vaststelt ;

    Na advies van de Commissie te hebben ingewonnen ;

    BESLUIT :

    het statuut van het Monetair Comité als volgt vast te stellen :

    Artikel 1

    Het Comité volgt de monetaire en financiële toestand van de Lid-Staten en van de Gemeenschap alsmede de algemene regeling van het betalingsverkeer der Lid-Staten en doet ter zake regelmatig verslag aan de Raad en aan de Commissie .

    Artikel 2

    Bij zijn onderzoekingen naar de monetaire en financiële toestand van de Lid-Staten streeft het Comité er in het bijzonder naar , de moeilijkheden te voorzien , welke een ongunstige invloed op de betalingsbalansen zouden kunnen hebben . Het doet aan de Raad en aan de Commissie alle voorstellen om die moeilijkheden te voorkomen met behoud van de interne en externe financiële stabiliteit van ieder der Lid-Staten .

    Artikel 3

    Wat de algemene regeling van het betalingsverkeer der Lid-Staten betreft , volgt het Comité in het bijzonder de toepassing van artikel 106 , leden 1 , 2 en 3 , van het Verdrag . Indien nodig richt het tot de Raad voorstellen inzake de maatregelen die door de Lid-Staten moeten worden genomen overeenkomstig artikel 106 , lid 4 . Het brengt de Commissie daarvan op de hoogte .

    Artikel 4

    Het advies van het Monetair Comité moet hetzij door de Raad , hetzij door de Commissie worden ingewonnen in de gevallen bedoeld in artikel 69 , in artikel 71 , laatste alinea , in artikel 73 , eerste alinea van lid 1 , en lid 2 , in artikel 107 , lid 2 , in artikel 108 , tweede alinea van lid 1 , en in artikel 109 , lid 3 .

    Het advies van het Comité kan eveneens in andere gevallen door de Raad of de Commissie worden ingewonnen .

    In ieder geval kan en moet het Comité eigener beweging adviezen uitbrengen telkens wanneer het dit noodzakelijk acht voor de juiste vervulling van zijn taak .

    Artikel 5

    De Lid-Staten en de Commissie benoemen ieder twee leden van het Monetair Comité . Zij kunnen eveneens twee plaatsvervangers aanwijzen . De leden van het Comité en de plaatsvervangers moeten worden gekozen uit deskundigen die een algemeen erkend gezag hebben op monetair gebied . Iedere Lid-Staat kiest in het algemeen één lid uit de hoge overheidsambtenaren en het andere lid op voordracht van de centrale bank ; de plaatsvervangers kunnen volgens dezelfde regels worden gekozen .

    De leden van het Comité en de plaatsvervangers worden in hun persoonlijke hoedanigheid benoemd en oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Gemeenschap .

    Het mandaat van de leden van het Comité en van de plaatsvervangers duurt twee jaar . Zij zijn herbenoembaar . Hun mandaat eindigt door overlijden , vrijwillig ontslag of ontslag ambtshalve . In die gevallen wordt het nieuwe lid of de plaatsvervanger benoemd voor de verdere duur van het mandaat .

    Een lid van het Comité of een plaatsvervanger kan slechts ambtshalve worden ontslagen door de autoriteit die hem heeft benoemd en slechts dan wanneer dat lid of die plaatsvervanger niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet .

    Artikel 6

    Ieder lid van het Comité heeft één stem .

    Artikel 7

    Het Comité kiest uit zijn midden met een meerderheid van acht stemmen voor een periode van twee jaar een voorzitter en twee vice-voorzitters . Ingeval het mandaat van de voorzitter of van een vice-voorzitter voortijdig eindigt , wordt deze vervangen voor de verdere duur van het mandaat .

    Het mandaat van de voorzitter en van de vice-voorzitters kan slechts éénmaal worden verlengd .

    Artikel 8

    Voor zover door het Comité niet anders wordt beslist , kunnen de plaatsvervangers de vergaderingen van het Comité bijwonen . Zij nemen noch aan de debatten , noch aan de stemmingen deel .

    Een lid dat verhinderd is een vergadering van het Comité bij te wonen , kan zijn bevoegdheden overdragen aan een der plaatsvervangers ; hij kan ze eveneens overdragen aan een ander lid .

    Artikel 9

    Het Comité komt ten minste zes maal per jaar bijeen .

    Het wordt door zijn voorzitter op diens initiatief , dan wel op verzoek van de Raad , de Commissie of twee zijner leden bijeengeroepen .

    Artikel 10

    De adviezen van het Comité in de zin van artikel 4 worden met een meerderheid van acht stemmen vastgesteld . De minderheid kan haar zienswijze uiteenzetten in een document dat aan het advies van het Comité wordt toegevoegd .

    In de gevallen waarin een meerderheid in de zin van de voorgaande alinea niet is bereikt , en voor ieder ander besluit , voorstel , of bericht bestemd voor de Raad of de Commissie , legt het Comité een rapport over waarin hetzij de eenparige mening van zijn leden , hetzij de verschillende meningen die in de loop van de discussie naar voren zijn gekomen , tot uitdrukking worden gebracht .

    Artikel 11

    Het Comité kan de Raad of de Commissie voorstellen , een of meer zijner leden naar die instellingen af te vaardigen ten einde een document dat het Comité aan de Raad of de Commissie zendt , mondeling toe te lichten .

    Artikel 12

    Het Comité kan de studie van bepaalde vraagstukken toevertrouwen aan werkgroepen bestaande uit sommigen van zijn leden of plaatsvervangers . Het Comité en de werkgroepen kunnen de medewerking van deskundigen inroepen .

    Artikel 13

    In belangrijke gevallen kan het Comité , alvorens over een bepaald land een rapport op te stellen of een advies uit te brengen , dit land uitnodigen deskundigen aan te wijzen ten einde het Comité rechtstreeks alle dienstige inlichtingen te verstrekken .

    Artikel 14

    Het Comité brengt een nauwe samenwerking tot stand met de Commissie van Bestuur van de E.B.U . _ of eventueel met de Commissie van Bestuur bedoeld in de Europese Monetaire Overeenkomst _ voor alle vraagstukken van gemeenschappelijk belang . Met name kan het Comité te dien einde de Commissie van Bestuur van de E.B.U . _ of eventueel de Commissie van Bestuur bedoeld in de Europese Monetaire Overeenkomst _ uitnodigen zich bij zijn vergaderingen te doen vertegenwoordigen of voorstellen gemeenschappelijke vergaderingen te organiseren .

    Artikel 15

    De debatten van het Comité en van de werkgroepen zijn vertrouwelijk .

    Artikel 16

    Het Comité wordt bijgestaan door een secretariaat . Het personeel dat daarvoor nodig is wordt door de Commissie ter beschikking gesteld .

    De uitgaven van het Comité worden opgenomen in de raming van de Commissie .

    Artikel 17

    Het Comité stelt zijn reglement van orde vast .

    Gedaan te Straatsburg , de 18de maart 1958 .

    Door de Raad

    De Voorzitter

    V . LAROCK

    Naar boven