?

26.11.2019    | EN | Official Journal of the European Union | L 305/1726.11.2019    | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | L 305/17
DIRECTIVE (EU) 2019/1937 OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCILRICHTLIJN (EU) 2019/1937 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
of 23 October 2019van 23 oktober 2019
on the protection of persons who report breaches of Union lawinzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden
THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION,HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Having regard to the Treaty on the Functioning of the European Union, and in particular Article 16, Article 43(2), Article 50, Article 53(1), Articles 91, 100, and 114, Article 168(4), Article 169, Article 192(1) and Article 325(4) thereof and to the Treaty establishing the European Atomic Energy Community, and in particular Article 31 thereof,Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16, artikel 43, lid 2, artikel 50, artikel 53, lid 1, artikel 91, artikel 100, artikel 114, artikel 168, lid 4, artikel 169, artikel 192, lid 1, en artikel 325, lid 4, en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 31,
Having regard to the proposal from the European Commission,Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
After transmission of the draft legislative act to the national parliaments,Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Having regard to the opinion of the Court of Auditors (1),Gezien het advies van de Rekenkamer (1),
Having regard to the opinion of the European Economic and Social Committee (2),Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
After consulting the Committee of the Regions,Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Having regard to the opinion of 30 November 2018 of the Group of Experts referred to in Article 31 of the Treaty establishing the European Atomic Energy Community,Gezien het advies van 30 november 2018 van de groep van deskundigen als bedoeld in artikel 31 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Acting in accordance with the ordinary legislative procedure (3),Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Whereas:Overwegende hetgeen volgt:
(1) | Persons who work for a public or private organisation or are in contact with such an organisation in the context of their work-related activities are often the first to know about threats or harm to the public interest which arise in that context. By reporting breaches of Union law that are harmful to the public interest, such persons act as ‘whistleblowers’ and thereby play a key role in exposing and preventing such breaches and in safeguarding the welfare of society. However, potential whistleblowers are often discouraged from reporting their concerns or suspicions for fear of retaliation. In this context, the importance of providing balanced and effective whistleblower protection is increasingly acknowledged at both Union and international level.(1) | Personen die voor een overheidsorganisatie of private organisatie werken of met een dergelijke organisatie in contact staan in het kader van hun werkgerelateerde activiteiten, zijn vaak als eerste op de hoogte van dreigingen of schade voor het algemeen belang die zich in die context voordoen. Door inbreuken op het Unierecht die schadelijk zijn voor het algemeen belang te melden, handelen dergelijke personen als “klokkenluiders”, en spelen zij daarbij een sleutelrol bij het onthullen en voorkomen van dergelijke inbreuken, en bij het beschermen van het maatschappelijk welzijn. Vaak echter weerhoudt vrees voor represailles potentiële klokkenluiders ervan melding te maken van hun bezorgdheid of vermoedens. In dit verband wordt op zowel Unie- als internationaal niveau steeds meer het belang onderkend van een evenwichtige en doeltreffende bescherming van klokkenluiders.
(2) | At Union level, reports and public disclosures by whistleblowers are one upstream component of enforcement of Union law and policies. They feed national and Union enforcement systems with information, leading to effective detection, investigation and prosecution of breaches of Union law, thus enhancing transparency and accountability.(2) | Op Unieniveau fungeren de meldingen en openbaarmakingen door klokkenluiders als een eerste fase van de handhaving van Unierecht en Uniemaatregelen. Zij brengen informatie over aan nationale en Unierechtshandhavingsinstanties, hetgeen leidt tot daadwerkelijke opsporing, onderzoek en vervolging van inbreuken op het Unierecht, waardoor voor meer transparantie en verantwoording wordt gezorgd.
(3) | In certain policy areas, breaches of Union law, regardless of whether they are categorised under national law as administrative, criminal or other types of breaches, may cause serious harm to the public interest, in that they create significant risks for the welfare of society. Where weaknesses of enforcement have been identified in those areas, and whistleblowers are usually in a privileged position to disclose breaches, it is necessary to enhance enforcement by introducing effective, confidential and secure reporting channels and by ensuring that whistleblowers are protected effectively against retaliation.(3) | Op bepaalde beleidsgebieden kunnen inbreuken op het Unierecht — ongeacht of ze krachtens het nationale recht zijn gekwalificeerd als bestuursrechtelijke, strafrechtelijke dan wel andere soorten inbreuken — het algemeen belang ernstig schaden, doordat zij significante risico’s voor het maatschappelijk welzijn kunnen vormen. In situaties waarin op die gebieden handhavingstekortkomingen zijn geconstateerd en klokkenluiders zich meestal in een bevoorrechte positie bevinden om inbreuken te onthullen, moet de handhaving worden verbeterd door te voorzien in doeltreffende, vertrouwelijke en beveiligde meldingskanalen en door ervoor te zorgen dat klokkenluiders effectief worden beschermd tegen represailles.
(4) | Whistleblower protection currently provided in the Union is fragmented across Member States and uneven across policy areas. The consequences of breaches of Union law with a cross-border dimension reported by whistleblowers illustrate how insufficient protection in one Member State negatively impacts the functioning of Union policies not only in that Member State, but also in other Member States and in the Union as a whole.(4) | De bescherming van klokkenluiders loopt in de Unie van lidstaat tot lidstaat uiteen en is niet op alle beleidsgebieden even gelijkmatig. De gevolgen van inbreuken op het Unierecht met een grensoverschrijdende dimensie die door klokkenluiders zijn gemeld, illustreren dat ontoereikende bescherming in één lidstaat niet alleen in die lidstaat negatieve gevolgen kan hebben voor de werking van het Uniebeleid, maar ook in andere lidstaten en in de Unie in haar geheel.
(5) | Common minimum standards ensuring that whistleblowers are protected effectively should apply as regards acts and policy areas where there is a need to strengthen enforcement, under-reporting by whistleblowers is a key factor affecting enforcement, and breaches of Union law can cause serious harm to the public interest. Member States could decide to extend the application of national provisions to other areas with a view to ensuring that there is a comprehensive and coherent whistleblower protection framework at national level.(5) | Er moeten gemeenschappelijke minimumnormen gelden die ervoor zorgen dat klokkenluiders doeltreffend worden beschermd wat betreft rechtshandelingen en beleidsgebieden waar er behoefte is aan een krachtigere handhaving, niet-melding van misstanden door klokkenluiders van aanzienlijke invloed is op de handhaving, en inbreuken op Unierecht het algemeen belang ernstig kunnen schaden. De lidstaten kunnen beslissen de toepassing van nationale bepalingen uit te breiden tot andere gebieden om zo op nationaal niveau te zorgen voor een breed en coherent klokkenluidersbeschermingskader.
(6) | Whistleblower protection is necessary to enhance the enforcement of Union law on public procurement. It is necessary, not only to prevent and detect procurement-related fraud and corruption in the context of the implementation of the Union budget, but also to tackle insufficient enforcement of rules on public procurement by national contracting authorities and contracting entities in relation to the execution of works, the supply of products or the provision of services. Breaches of such rules create distortions of competition, increase costs for doing business, undermine the interests of investors and shareholders and, in general, lower attractiveness for investment and create an uneven playing field for all businesses across the Union, thus affecting the proper functioning of the internal market.(6) | Bescherming van klokkenluiders is nodig om de handhaving van het Unierecht inzake overheidsopdrachten te verbeteren. Niet alleen moeten fraude en corruptie op het gebied van overheidsopdrachten bij de uitvoering van de Uniebegroting worden voorkomen en opgespoord, maar ook moet worden gezorgd voor het aanpakken van de ontoereikende handhaving van de voorschriften inzake overheidsopdrachten door nationale overeenkomstsluitende overheden en overeenkomstsluitende entiteiten in verband met de uitvoering van werken, de levering van producten of het verrichten van diensten. Inbreuken op deze regelgeving leiden tot verstoringen van de mededinging, tot hogere kosten voor het bedrijfsleven, tot ondermijning van de belangen van investeerders en aandeelhouders en, in het algemeen, tot vermindering van de aantrekkelijkheid voor investeerders en het ontstaan van een ongelijk speelveld voor het hele Europese bedrijfsleven, en tasten derhalve het goede functioneren van de interne markt aan.
(7) | In the area of financial services, the added value of whistleblower protection has already been acknowledged by the Union legislator. In the aftermath of the financial crisis, which exposed serious shortcomings in the enforcement of the relevant rules, measures for the protection of whistleblowers, including internal and external reporting channels, as well as an explicit prohibition of retaliation, were introduced in a significant number of legislative acts in the area of financial services as indicated by the Commission in its communication of 8 December 2010 entitled ‘Reinforcing sanctioning regimes in the financial services sector’. In particular, in the context of the prudential framework applicable to credit institutions and investment firms, Directive 2013/36/EU of the European Parliament and of the Council (4) provides for whistleblower protection which applies in the context of Regulation (EU) No 575/2013 of the European Parliament and of the Council (5).(7) | Op het gebied van financiële diensten is de meerwaarde van de bescherming van klokkenluiders al door de Uniewetgever onderkend. In de nasleep van de financiële crisis, die ernstige tekortkomingen inzake de handhaving van de betrokken regelgeving aan het licht bracht, zijn maatregelen ter bescherming van klokkenluiders, waaronder interne en externe meldingskanalen, alsmede een uitdrukkelijk verbod op represailles, opgenomen in een aanzienlijk aantal wetgevingshandelingen op het gebied van financiële diensten, zoals aangegeven door de Commissie in haar mededeling van 8 december 2010 met als titel “Het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector”. Met name in de context van het prudentiële kader voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen voorziet Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) in bescherming van klokkenluiders die van toepassing is in het kader van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5).
(8) | As regards the safety of products placed on the internal market, businesses involved in the manufacturing and distribution chain are the primary source of evidence, with the result that reporting by whistleblowers in such businesses has a high added value, since they are much closer to information about possible unfair and illicit manufacturing, import or distribution practices regarding unsafe products. Accordingly, there is a need to introduce whistleblower protection in relation to the safety requirements applicable to products regulated by the Union harmonisation legislation as set out in Annexes I and II to Regulation (EU) 2019/1020 of the European Parliament and of the Council (6), and in relation to the general product safety requirements as set out in Directive 2001/95/EC of the European Parliament and of the Council (7). Whistleblower protection as provided for in this Directive would also be instrumental in avoiding diversion of firearms, their parts and components and ammunition, as well as of defence-related products, since it would encourage the reporting of breaches of Union law, such as document fraud, altered marking and fraudulent acquisition of firearms within the Union where breaches often imply a diversion from the legal to the illegal market. Whistleblower protection as provided for in this Directive would also help prevent the illicit manufacture of homemade explosives by contributing to the correct application of restrictions and controls regarding explosives precursors.(8) | Wat betreft de veiligheid van op de interne markt in de handel gebrachte producten, zijn ondernemingen die bij de productie- en toeleveringsketen betrokken zijn, de primaire gegevensbron, met als gevolg dat meldingen van klokkenluiders in dergelijke ondernemingen een hoge toegevoegde waarde hebben, omdat zij veel dichter staan bij informatie over mogelijke oneerlijke en illegale praktijken met betrekking tot de productie, invoer of distributie van onveilige producten. Er is dan ook behoefte aan de invoering van klokkenluidersbescherming in verband met de veiligheidsvereisten die gelden voor producten die worden gereguleerd door de harmonisatiewetgeving van de Unie als vervat in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (6) en in verband met de algemene productveiligheidsvereisten als vervat in Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). Bescherming van klokkenluiders zoals geboden door onderhavige richtlijn zou ook essentieel zijn ter voorkoming van de onttrekking aan de legale handel van vuurwapens, onderdelen en componenten ervan en munitie, alsmede defensiegerelateerde producten, aangezien het meldingen zou aanmoedigen van inbreuken op het Unierecht zoals documentfraude, wijziging van markeringen en frauduleuze verwerving binnen de Unie van vuurwapens, wanneer inbreuken vaak impliceren dat producten aan de legale markt worden onttrokken. Omdat de bescherming van klokkenluiders zoals geboden door onderhavige richtlijn zou bijdragen tot de correcte toepassing van beperkingen en controles op precursoren van explosieven, helpt ze ook de illegale vervaardiging van zelfgemaakte explosieven te voorkomen.
(9) | The importance of whistleblower protection in terms of preventing and deterring breaches of Union rules on transport safety, which can endanger human lives, has already been acknowledged in sectorial Union acts on aviation safety, namely in Regulation (EU) No 376/2014 of the European Parliament and of the Council (8), and maritime transport safety, namely in Directives 2013/54/EU (9) and 2009/16/EC (10) of the European Parliament and of the Council, which provide for tailored measures of protection for whistleblowers as well as specific reporting channels. Those acts also provide for the protection of workers who report their own honest mistakes against retaliation, so-called ‘just culture’. It is necessary to complement the existing elements of whistleblower protection in those two sectors, as well as to provide protection in other transport modes, namely inland waterway, road and railway transport, to enhance the enforcement of safety standards as regards those transport modes.(9) | In de sectorale Uniehandelingen inzake de veiligheid van de luchtvaart, met name in Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8), en inzake het zeevervoer, met name in de Richtlijnen 2013/54/EU (9) en 2009/16/EG (10) van het Europees Parlement en de Raad, die doelgerichte maatregelen voor de bescherming van klokkenluiders en specifieke meldingskanalen bevatten, is reeds onderkend hoe belangrijk klokkenluidersbescherming is voor het voorkomen en ontmoedigen van inbreuken op de Unievoorschriften inzake de veiligheid van het vervoer die mensenlevens in gevaar kunnen brengen. Die rechtshandelingen voorzien ook in bescherming tegen represailles voor werknemers die fouten melden die zijzelf te goeder trouw hebben gemaakt (de zogeheten “cultuur van billijkheid”). De bestaande elementen van de bescherming van klokkenluiders in deze twee sectoren moeten worden aangevuld, en er moet worden voorzien in bescherming voor andere vervoerswijzen, namelijk de binnenvaart, het wegvervoer en het spoorvervoer, om de veiligheidsvoorschriften met betrekking tot die vervoerswijzen scherper te handhaven.
(10) | As regards the area of protection of the environment, evidence-gathering, preventing, detecting and addressing environmental crimes and unlawful conduct remain a challenge and actions in that regard need to be reinforced, as acknowledged by the Commission in its communication of 18 January 2018 entitled ‘EU actions to improve environmental compliance and governance’. Given that before the entry into force of this Directive, the only existing whistleblower protection rules related to environmental protection are provided for in one sectorial act, namely Directive 2013/30/EU of the European Parliament and of the Council (11), the introduction of such protection is necessary to ensure effective enforcement of the Union environmental acquis, the breaches of which can cause harm to the public interest with possible spillover impacts across national borders. The introduction of such protection is also relevant in cases where unsafe products can cause environmental harm.(10) | Wat het gebied van de milieubescherming betreft, blijven het verzamelen van bewijsmateriaal, het voorkomen, opsporen en bestrijden van milieudelicten en onrechtmatige gedragingen, een uitdaging en moeten acties in dat verband worden versterkt, zoals aangegeven door de Commissie in haar mededeling van 18 januari 2018 met als titel “EU-maatregelen om de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance te verbeteren”. Aangezien voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze richtlijn de enige bestaande regels inzake de bescherming van klokkenluiders op het gebied van milieubescherming in één sectoraal instrument zijn vastgelegd, met name Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad (11), is de invoering van dergelijke bescherming noodzakelijk om doeltreffende handhaving van het milieuacquis van de Unie te waarborgen, omdat inbreuken daarop het algemeen belang kunnen schaden en buiten de landsgrenzen gevolgen kunnen hebben. De invoering van dergelijke bescherming is ook relevant wanneer onveilige producten tot milieuschade kunnen leiden.
(11) | Enhancing whistleblower protection would also contribute to preventing and deterring breaches of European Atomic Energy Community rules on nuclear safety, radiation protection and responsible and safe management of spent fuel and radioactive waste. It would also strengthen the enforcement of the relevant provisions of Council Directive 2009/71/Euratom (12), concerning promotion and enhancement of an effective nuclear safety culture and, in particular, point (a) of Article 8b(2) of that Directive, which requires, inter alia, that the competent regulatory authority establishes management systems which give due priority to nuclear safety and promote, at all levels of staff and management, the ability to question the effective delivery of relevant safety principles and practices and to report in a timely manner on safety issues.(11) | Het verbeteren van de klokkenluidersbescherming zou ook een preventief en afschrikkend effect hebben op inbreuken op de voorschriften van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie inzake nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Dat zou ook leiden tot een krachtigere handhaving van de relevante bepalingen van Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad (12) inzake de bevordering en de versterking van een effectieve nucleaire veiligheidscultuur, en met name artikel 8 ter, lid 2, punt a), van die richtlijn waarin onder meer wordt bepaald dat de bevoegde regelgevende autoriteit beheerssystemen met gepaste voorrang voor nucleaire veiligheid moet opzetten die op alle personeels- en managementniveaus bevorderlijk zijn voor het vermogen kritische vragen te stellen over de deugdelijke toepassing van de toepasselijke veiligheidsbeginselen en -praktijken en tijdig over veiligheidskwesties te rapporteren.
(12) | The introduction of a whistleblower protection framework would also contribute to strengthening the enforcement of existing provisions, and to preventing breaches of Union rules, in the area of the food chain and, in particular, on food and feed safety, as well as on animal health, protection and welfare. The different Union rules laid down in those areas are closely interlinked. Regulation (EC) No 178/2002 of the European Parliament and of the Council (13) sets out the general principles and requirements which underpin all Union and national measures relating to food and feed, with a particular focus on food safety, in order to ensure a high level of protection of human health and consumers' interests in relation to food, as well as the effective functioning of the internal market. That Regulation provides, inter alia, that food and feed business operators are prevented from discouraging their employees and others from cooperating with competent authorities where such cooperation could prevent, reduce or eliminate a risk arising from food. The Union legislator has taken a similar approach in the area of animal health through Regulation (EU) 2016/429 of the European Parliament and of the Council (14) establishing the rules for the prevention and control of animal diseases which are transmissible to animals or to humans and in the area of the protection and well-being of animals kept for farming purposes, of animals used for scientific purposes, of animals during transport and of animals at the time of killing, through Council Directive 98/58/EC (15) and Directive 2010/63/EU of the European Parliament and of the Council (16), as well as Council Regulations (EC) No 1/2005 (17) and (EC) No 1099/2009 (18), respectively.(12) | De invoering van een kader voor klokkenluidersbescherming zou tevens bijdragen aan het versterken van de handhaving van de bestaande bepalingen en aan het voorkomen van inbreuken op Unievoorschriften, op het gebied van de voedselketen en in het bijzonder de veiligheid van levensmiddelen en diervoerders, alsmede inzake de gezondheid, de bescherming en het welzijn van dieren. De diverse Unievoorschriften op deze gebieden zijn onderling nauw verbonden. Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (13) zet de algemene beginselen en vereisten uiteen die ten grondslag liggen aan alle Unie- en nationale maatregelen inzake levensmiddelen en diervoeders, met bijzondere aandacht voor voedselveiligheid, teneinde een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en de belangen van de consument op voedselgebied te waarborgen, en het goede functioneren van de interne markt te verzekeren. In die verordening wordt onder meer bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven hun werknemers en anderen niet mogen ontmoedigen met de bevoegde autoriteiten samen te werken, indien door een dergelijke samenwerking een risico in verband met een levensmiddel of een diervoerder kan worden voorkomen, beperkt of weggenomen. De Uniewetgever heeft op het gebied van diergezondheidswetgeving een gelijkaardige aanpak gevolgd met Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (14), die de regels vaststelt ter voorkoming en bestrijding van op dieren of mensen overdraagbare dierziekten en met betrekking tot de bescherming en het welzijn van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren, van voor wetenschappelijke doeleinden gebruikte dieren, van dieren tijdens het vervoer en van dieren bij de slacht via Richtlijn 98/58/EG van de Raad (15), Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (16), Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (17) en Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad (18).
(13) | The reporting of breaches by whistleblowers can be key to detecting and preventing, reducing or eliminating risks to public health and to consumer protection resulting from breaches of Union rules, which might otherwise remain hidden. In particular, consumer protection is also strongly linked to cases where unsafe products can cause considerable harm to consumers.(13) | Meldingen door klokkenluiders van inbreuken kunnen cruciaal zijn voor het opsporen, voorkomen, verminderen of wegnemen van risico’s voor de volksgezondheid en de bescherming van de consument die voortvloeien uit inbreuken op Unievoorschriften, die anders onopgemerkt zouden kunnen blijven. Met name is er ook een sterk verband tussen consumentenbescherming en gevallen waarin onveilige producten tot aanzienlijke schade voor de consument kunnen leiden.
(14) | Respect for privacy and protection of personal data, which are enshrined as fundamental rights in Articles 7 and 8 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union (the ‘Charter’), are other areas in which whistleblowers can help to disclose breaches, which can harm the public interest. Whistleblowers can also help disclose breaches of Directive (EU) 2016/1148 of the European Parliament and of the Council (19) on the security of network and information systems, which introduces a requirement to provide notification of incidents, including those that do not compromise personal data, and security requirements for entities providing essential services across many sectors, for example energy, health, transport and banking, for providers of key digital services, for example cloud computing services, and for suppliers of basic utilities, such as water, electricity and gas. Whistleblowers' reporting in this area is particularly valuable for the prevention of security incidents that would affect key economic and social activities and widely used digital services, as well as for the prevention of any infringement of Union data protection rules. Such reporting helps ensure the continuity of services that are essential for the functioning of the internal market and the wellbeing of society.(14) | De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens, die als grondrechten zijn verankerd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”), zijn andere gebieden waarop klokkenluiders kunnen helpen om inbreuken aan het licht te brengen die het algemeen belang kunnen schaden. Klokkenluiders kunnen tevens helpen bij het openbaar maken van inbreuken op de richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (19) inzake de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, die voorziet in een vereiste van melding van incidenten (ook indien daardoor geen persoonsgegevens in gevaar zijn gebracht) en in beveiligingsvereisten voor aanbieders van essentiële diensten in talrijke sectoren (zoals energie, gezondheid, vervoer en bankdiensten) voor aanbieders van belangrijke digitale diensten (zoals cloudcomputing), en voor aanbieders van basisvoorzieningen, zoals water, elektriciteit en gas. Meldingen van klokkenluiders zijn op dit gebied met name waardevol ter voorkoming van beveiligingsincidenten die belangrijke economische en sociale activiteiten en veelgebruikte digitale diensten treffen, en eveneens ter voorkoming van inbreuken op de Unievoorschriften inzake gegevensbescherming. Dergelijke meldingen dragen bij tot het verzekeren van de continuïteit van de verlening van diensten die essentieel zijn voor het functioneren van de interne markt en het maatschappelijk welzijn.
(15) | Furthermore, the protection of the financial interests of the Union, which is related to the fight against fraud, corruption and any other illegal activity affecting Union expenditure, the collection of Union revenues and funds or Union assets, is a core area in which enforcement of Union law needs to be strengthened. The strengthening of the protection of the financial interests of the Union is relevant also for the implementation of the Union budget as regards expenditure that is incurred on the basis of the Treaty establishing the European Atomic Energy Community (Euratom Treaty). Lack of effective enforcement in the area of protection of the financial interests of the Union, including as regards prevention of fraud and corruption at national level, leads to a decrease of Union revenues and a misuse of Union funds, which can distort public investments, hinder growth and undermine citizens' trust in Union action. Article 325 of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU) requires the Union and the Member States to counter fraud and any other illegal activities affecting the financial interests of the Union. Relevant Union measures in this respect include, in particular, Council Regulation (EC, Euratom) No 2988/95 (20) and Regulation (EU, Euratom) No 883/2013 of the European Parliament and of the Council (21). Regulation (EC, Euratom) No 2988/95 is complemented, for the most serious types of fraud-related conduct, by Directive (EU) 2017/1371 of the European Parliament and of the Council (22) and by the Convention drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union, on the protection of the European Communities' financial interests of 26 July 1995 (23), including the Protocols thereto of 27 September 1996 (24), of 29 November 1996 (25) and of 19 June 1997 (26). That Convention and those Protocols remain in force for the Member States not bound by Directive (EU) 2017/1371.(15) | Een belangrijk gebied waarop de handhaving van het Unierecht moet worden verbeterd, is voorts de bescherming van de financiële belangen van de Unie, die betrekking heeft op de bestrijding van fraude, corruptie en alle andere illegale activiteiten die gevolgen hebben voor de uitgaven van de Unie, de inning van de inkomsten en middelen van de Unie of de eigendommen van de Unie. Betere bescherming van de financiële belangen van de Unie is tevens relevant voor de uitvoering van de Uniebegroting met betrekking tot de uitgaven uit hoofde van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom-Verdrag). Gebrekkige handhaving op het gebied van bescherming van de financiële belangen van de Unie, onder meer wat betreft de voorkoming van fraude en corruptie op nationaal niveau, leidt tot minder inkomsten voor de Unie en misbruik van Uniemiddelen, wat een verstorende invloed op overheidsinvesteringen kan hebben en de groei kan belemmeren en het vertrouwen van het publiek in Uniemaatregelen kan ondermijnen. Artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vereist dat de Unie en de lidstaten fraude en alle andere onrechtmatige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden, bestrijden. Tot de toepasselijke Uniemaatregelen in dit verband behoren met name Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (20), en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (21).Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 wordt voor de ernstigste soorten frauduleus gedrag aangevuld door Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (22) en door de op grond van artikel K.3. van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1995 (23), met inbegrip van de protocollen erbij van 27 september 1996 (24), van 29 november 1996 (25) en van 19 juni 1997 (26). Die Overeenkomst en die protocollen blijven van kracht voor de lidstaten die niet gebonden zijn door Richtlijn (EU) 2017/1371.
(16) | Common minimum standards for the protection of whistleblowers should also be laid down for breaches relating to the internal market as referred to in Article 26(2) TFEU. In addition, in accordance with the case law of the Court of Justice of the European Union (the ‘Court’), Union measures aimed at establishing or ensuring the functioning of the internal market are intended to contribute to the elimination of existing or emerging obstacles to the free movement of goods or to the freedom to provide services, and to contribute to the removal of distortions of competition.(16) | Met het oog op het beschermen van klokkenluiders moeten ook gemeenschappelijke minimumnormen worden bepaald voor inbreuken in verband met de interne markt als bedoeld in artikel 26, lid 2, VWEU. Daarnaast is het overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “Hof”) de bedoeling van Uniemaatregelen die gericht zijn op het tot stand brengen of het waarborgen van het functioneren van de interne markt, dat zij bijdragen tot het wegwerken van bestaande of zich aandienende obstakels voor het vrij verkeer van goederen of het vrij verrichten van diensten, en tot het wegnemen van concurrentieverstoringen.
(17) | Specifically, the protection of whistleblowers to enhance the enforcement of Union competition law, including concerning State aid, would serve to safeguard the efficient functioning of markets in the Union, allow a level playing field for business and deliver benefits to consumers. As regards competition rules applying to undertakings, the importance of insider reporting in detecting competition law infringements has already been recognised in the leniency policy pursued by the Commission under Article 4a of Commission Regulation (EC) No 773/2004 (27) as well as with the recent introduction of an anonymous whistleblower tool by the Commission. Breaches relating to competition law and State aid rules concern Articles 101, 102, 106, 107 and 108 TFEU and rules of secondary law adopted for their application.(17) | Meer specifiek zou het beschermen van klokkenluiders met het oog op het beter handhaven van het mededingingsrecht van de Unie, onder meer inzake staatssteun het efficiënte functioneren van de markten in de Unie waarborgen, een gelijk speelveld bieden voor het bedrijfsleven en voordelen opleveren voor consumenten. Wat de op ondernemingen van toepassing zijnde mededingingsvoorschriften betreft, is het belang van melding van misstanden door personen binnen de organisatie voor het opsporen van inbreuken op het mededingingsrecht reeds erkend in het kader van het uit hoofde van artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (27) door de Commissie nagestreefde clementiebeleid en door de recente invoering door de Commissie van een tool om misstanden anoniem te melden. Inbreuken met betrekking tot het mededingingsrecht en de staatssteunvoorschriften houden verband met de artikelen 101, 102, 106, 107 en 108 VWEU en de ter toepassing daarvan vastgestelde secundairrechtelijke voorschriften.
(18) | Breaches of corporate tax law and arrangements of which the purpose is to obtain a tax advantage and to evade legal obligations, thereby defeating the object or purpose of the applicable corporate tax law, negatively affect the proper functioning of the internal market. Such breaches and arrangements can give rise to unfair tax competition and extensive tax evasion, distorting the level playing field for businesses and resulting in a loss of tax revenues for Member States and for the Union budget as a whole. This Directive should provide for protection against retaliation for persons who report evasive and/or abusive arrangements that could otherwise go undetected, with a view to strengthening the ability of competent authorities to safeguard the proper functioning of the internal market and remove distortions and barriers to trade that affect the competitiveness of businesses in the internal market, and that are directly linked to the free movement rules and are also relevant for the application of the State aid rules. Whistleblower protection as provided for in this Directive would add to recent Commission initiatives aimed at improving transparency and the exchange of information in the field of taxation, and creating a fairer corporate tax environment within the Union with a view to increasing Member States' effectiveness in identifying evasive and/or abusive arrangements, and would help deter such arrangements. However, this Directive does not harmonise provisions relating to taxes, whether substantive or procedural, and does not seek to strengthen the enforcement of national corporate tax rules, without prejudice to the possibility of Member States to use reported information for that purpose.(18) | Inbreuken op het vennootschapsbelastingsrecht en constructies die ertoe strekken een belastingvoordeel te verkrijgen en zich aan wettelijke verplichtingen te onttrekken, waarmee het doel van het toepasselijke vennootschapsbelastingrecht teniet wordt gedaan, tasten het goede functioneren van de interne markt aan. Dergelijke inbreuken en constructies kunnen leiden tot oneerlijke belastingconcurrentie en grootschalige belastingontduiking, waardoor het gelijke speelveld voor ondernemingen wordt verstoord en de lidstaten en de begroting van de hele Unie belastinginkomsten mislopen. Deze richtlijn moet melders van ontduikings- of misbruikconstructies die anders onopgemerkt zouden blijven, bescherming bieden tegen represailles, opdat bevoegde autoriteiten er beter voor kunnen zorgen dat de interne markt correct functioneert en kunnen optreden tegen verstoringen van en belemmeringen voor de handel die het concurrentievermogen van ondernemingen in de interne markt ondermijnen, met een direct verband met de regels voor het vrije verkeer en tevens relevant voor de toepassing van de staatssteunregels. De door deze richtlijn geboden klokkenluidersbescherming zou een aanvulling vormen op recente initiatieven van de Commissie om de transparantie en de uitwisseling van informatie op fiscaal gebied te verbeteren en in de Unie een eerlijker vennootschapsbelastingklimaat tot stand te brengen, teneinde de lidstaten in staat te stellen ontduikingsconstructies en of misbruikconstructies, doeltreffender in kaart te brengen en mee te ontmoedigen. Deze richtlijn harmoniseert echter noch inhoudelijke noch procedurele bepalingen met betrekking tot belastingen, en streeft geen verscherping van de handhaving van nationale regels inzake vennootschapsbelasting na, onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om gemelde informatie voor dat doel te gebruiken.
(19) | Point (a) of Article 2(1) defines the material scope of this Directive by means of a reference to a list of Union acts set out in the Annex. This implies that where those Union acts, in turn, define their material scope by reference to Union acts listed in their annexes, the latter acts also form part of the material scope of this Directive. In addition, the reference to the acts in the Annex should be understood as including all national and Union implementing or delegated measures adopted pursuant to those acts. Moreover, the reference to the Union acts in the Annex is to be understood as a dynamic reference, in accordance with the standard referencing system for legal acts of the Union. Thus, if a Union act in the Annex has been or is amended, the reference relates to the act as amended; if a Union act in the Annex has been or is replaced, the reference relates to the new act.(19) | Het materiële toepassingsgebied van deze richtlijn wordt in artikel 2, lid 1, onder a) afgebakend door te verwijzen naar de in de bijlage vervatte lijst van Uniehandelingen. Dit houdt in dat, indien die Uniehandelingen op hun beurt het materiële toepassingsgebied afbakenen door te verwijzen naar in hun bijlagen vermelde Uniehandelingen, die laatste handelingen ook deel uitmaken van het materiële toepassingsgebied van onderhavige richtlijn. Voorts moet de verwijzing naar de handelingen in de bijlage zodanig worden begrepen dat alle op grond van die handelingen vastgestelde nationale of uniale uitvoerings- of gedelegeerde maatregelen eronder vallen. Daarnaast moet de verwijzing naar de Uniehandelingen in de bijlage worden begrepen als een dynamische verwijzing, overeenkomstig het gebruikelijke systeem voor verwijzingen naar rechtshandelingen van de Unie wat de normale regel is voor verwijzingen naar rechtshandelingen van de Unie. Indien een Uniehandeling in de bijlage wordt gewijzigd, geldt de verwijzing bijgevolg als een verwijzing naar een gewijzigde handeling; indien de Uniehandeling in de bijlage wordt vervangen, geldt de verwijzing als een verwijzing naar de nieuwe handeling.
(20) | Certain Union acts, in particular in the area of financial services, such as Regulation (EU) No 596/2014 of the European Parliament and of the Council (28), and Commission Implementing Directive (EU) 2015/2392 (29), adopted on the basis of that Regulation, already contain detailed rules on whistleblower protection. Any specific rules in that regard provided for in such existing Union legislation, including the Union acts listed in Part II of the Annex to this Directive, which are tailored to the relevant sectors, should be maintained. This is of particular importance for ascertaining which legal entities in the area of financial services, the prevention of money laundering and terrorist financing are currently obliged to establish internal reporting channels. At the same time, in order to ensure consistency and legal certainty across Member States, this Directive should be applicable in respect of all matters not regulated under the sector-specific acts, and thereby should complement such acts, so that they are fully aligned with minimum standards. In particular, this Directive should provide further detail as to the design of the internal and external reporting channels, the obligations of competent authorities, and the specific forms of protection to be provided at national level against retaliation. In that regard, Article 28(4) of Regulation (EU) No 1286/2014 of the European Parliament and of the Council (30) provides for Member States to be able to provide for an internal reporting channel in the area covered by that Regulation. For reasons of consistency with the minimum standards laid down by this Directive, the obligation to establish internal reporting channels provided for in this Directive should also apply in respect of Regulation (EU) No 1286/2014.(20) | In bepaalde Uniehandelingen, met name op het gebied van financiële diensten, zoals Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (28) en de op basis van die verordening (29) vastgestelde Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 van de Commissie, zijn al uitvoerige voorschriften over de bescherming van klokkenluiders opgenomen. Op de toepasselijke sectoren toegesneden specifieke bepalingen ter zake zoals voorzien in die bestaande Uniewetgeving, waaronder de in deel II van de bijlage bij onderhavige richtlijn opgenomen Uniehandelingen, moeten worden behouden. Dit is met name van belang om vast te stellen welke juridische entiteiten op het gebied van financiële diensten en de preventie van witwassen en terrorismefinanciering momenteel verplicht zijn interne meldingskanalen op te zetten. Tegelijkertijd moet deze richtlijn ter wille van de consistentie en rechtszekerheid in alle lidstaten toepasselijk zijn op alle aangelegenheden die niet zijn geregeld bij sectorspecifieke handelingen, die door zulke handelingen moeten worden aangevuld, zodat zij volledig in overeenstemming zijn met de minimumnormen. Meer bepaald moet deze richtlijn nader bepalen hoe de interne en externe meldingskanalen eruit moeten zien, welke verplichtingen er op de bevoegde autoriteiten moeten rusten en welke vormen van bescherming tegen represailles er op nationaal niveau moeten worden geboden. In dat verband bepaalt artikel 28, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad (30) dat de lidstaten op het onder die verordening vallende gebied een intern meldingskanaal moeten kunnen opzetten. Voor de consistentie met de bij deze richtlijn vastgestelde minimumnomen moet de in deze richtlijn opgenomen verplichting om interne meldingskanalen op te zetten ook gelden met betrekking tot Verordening (EU) nr. 1286/2014.
(21) | This Directive should be without prejudice to the protection granted to workers when reporting breaches of Union employment law. In particular, in the area of occupational safety and health, Article 11 of Council Directive 89/391/EEC (31) already requires Member States to ensure that workers or workers' representatives are not placed at a disadvantage because of requests or proposals they make to employers to take appropriate measures to mitigate hazards for workers and/or to remove sources of danger. Workers and their representatives are entitled, under that Directive, to raise issues with the competent authority if they consider that the measures taken, and the means employed, by the employer are inadequate for the purposes of ensuring safety and health.(21) | Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de bescherming die wordt verleend aan werknemers die inbreuken op het arbeidsrecht van de Unie melden. Met name moeten de lidstaten er overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad (31) reeds op toezien dat werknemers en werknemersvertegenwoordigers geen nadeel ondervinden van verzoeken of voorstellen die zij doen aan de werkgever om passende maatregelen te nemen om risico’s voor de werknemers te ondervangen en/of bronnen van gevaar uit te schakelen. Werknemers en hun vertegenwoordigers hebben krachtens die richtlijn het recht om problemen voor te leggen aan de bevoegde autoriteit indien zij menen dat de maatregelen die de werkgever heeft getroffen, en de middelen die hij heeft ingezet, niet toereikend zijn om de veiligheid en gezondheid te verzekeren.
(22) | Member States could decide to provide that reports concerning interpersonal grievances exclusively affecting the reporting person, namely grievances about interpersonal conflicts between the reporting person and another worker, can be channelled to other procedures.(22) | De lidstaten zouden kunnen beslissen te bepalen dat meldingen in verband met interpersoonlijke klachten die uitsluitend de melder aangaan, namelijk klachten over interpersoonlijke conflicten tussen de melder en een andere werknemer, via andere beschikbare procedures kunnen worden behandeld.
(23) | This Directive should be without prejudice to the protection granted by the procedures for reporting possible illegal activities, including fraud or corruption, that are detrimental to the interests of the Union, or for reporting conduct relating to the discharge of professional duties, which could constitute a serious failure to comply with the obligations of officials and other servants of the European Union established under Articles 22a, 22b and 22c of the Staff Regulations of Officials of the European Union and the Conditions of Employment of Other Servants of the Union, laid down in Council Regulation (EEC, Euratom, ECSC) No 259/68 (32). This Directive should apply where officials and other servants of the Union report breaches that occur in a work-related context outside their employment relationship with the Union institutions, bodies, offices or agencies.(23) | Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de bescherming die wordt geboden door procedures voor het melden van mogelijke onwettige activiteiten, waaronder fraude of corruptie, waardoor de belangen van de Unie worden geschaad, of voor het melden van gedragingen bij de uitvoering van de werkzaamheden in dienstverband die een aanwijzing vormen voor ernstig plichtsverzuim door ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie als bedoeld in de artikelen 22 bis, 22 ter en 22 kater van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (32). Deze richtlijn moet van toepassing zijn indien Unieambtenaren en andere meldingen doen over inbreuken die gebeuren in een werkgerelateerde context buiten hun arbeidsverhouding bij de instellingen, organen of instanties van de Unie.
(24) | National security remains the sole responsibility of each Member State. This Directive should not apply to reports of breaches related to procurement involving defence or security aspects where those are covered by Article 346 TFEU, in accordance with the case law of the Court. If Member States decide to extend the protection provided under this Directive to further areas or acts, which are not within its material scope, it should be possible for them to adopt specific provisions to protect essential interests of national security in that regard.(24) | De nationale veiligheid blijft de exclusieve bevoegdheid van elke lidstaat. Deze richtlijn mag overeenkomstig de rechtspraak van het Hof niet van toepassing zijn op meldingen van inbreuken in verband met aanbestedingen op defensiegebied of in verband met beveiligingsaspecten indien deze onder artikel 346 VWEU vallen. Indien de lidstaten besluiten de overeenkomstig deze richtlijn geboden bescherming uit te breiden tot nog meer gebieden of handelingen, die niet binnen het materiële toepassingsgebied ervan vallen, moet het voor hen mogelijk zijn in dat verband specifieke bepalingen vast te stellen ter bescherming van wezenlijke belangen van nationale veiligheid.
(25) | This Directive should also be without prejudice to the protection of classified information which Union law or the laws, regulations or administrative provisions in force in the Member State concerned require, for security reasons, to be protected from unauthorised access. Moreover, this Directive should not affect the obligations arising from Council Decision 2013/488/EU (33) or Commission Decision (EU, Euratom) 2015/444 (34).(25) | Deze richtlijn mag evenmin afbreuk doen aan de bescherming van gerubriceerde informatie die uit hoofde van het Unierecht of de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat tegen ongeoorloofde toegang moet worden beschermd. Voorts mag deze richtlijn geen afbreuk doen aan de verplichtingen die voortvloeien uit Besluit 2013/488/EU van de Raad (33) of Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (34).
(26) | This Directive should not affect the protection of confidentiality of communications between lawyers and their clients (‘legal professional privilege’) as provided for under national and, where applicable, Union law, in accordance with the case law of the Court. Moreover, this Directive should not affect the obligation of maintaining the confidential nature of communications of health care providers, including therapists, with their patients and of patient records (‘medical privacy’) as provided for under national and Union law.(26) | Deze richtlijn mag overeenkomstig de rechtspraak van het Hof geen afbreuk doen aan de bescherming van de vertrouwelijkheid van communicatie tussen advocaat en cliënt (“beroepsgeheim van de advocaat”), die is geregeld bij nationaal en, waar toepasselijk, Unierecht. Voorts mag deze richtlijn geen afbreuk doen aan de bij nationaal en Unierecht neergelegde verplichting om communicatie van aanbieders van gezondheidszorg, waaronder therapeuten, met hun patiënten vertrouwelijk te houden (“medische privacy”).
(27) | Members of professions other than lawyers and health care providers should be able to qualify for protection under this Directive when they report information protected by the applicable professional rules, provided that reporting that information is necessary for the purposes of revealing a breach falling within the scope of this Directive.(27) | Beoefenaren van andere beroepen dan advocaten en zorgverleners moeten in aanmerking kunnen komen voor bescherming op grond van deze richtlijn wanneer zij informatie melden die is beschermd door de toepasselijke beroepsregels, op voorwaarde dat het melden van die informatie nodig is voor het onthullen van een onder deze richtlijn vallende inbreuk.
(28) | While this Directive should provide, under certain conditions, for a limited exemption from liability, including criminal liability, in the event of a breach of confidentiality, it should not affect national rules on criminal procedure, particularly those aiming at safeguarding the integrity of the investigations and proceedings or the rights of defence of persons concerned. This should be without prejudice to the introduction of measures of protection into other types of national procedural law, in particular, the reversal of the burden of proof in national administrative, civil or labour proceedings.(28) | Hoewel deze richtlijn in bepaalde omstandigheden moet voorzien in een beperkte vrijstelling van aansprakelijkheid, ook strafrechtelijke aansprakelijkheid, in geval van een schending van de vertrouwelijkheidsplicht, mag zij geen afbreuk doen aan nationale strafprocedureregels, en met name niet aan de regels die de integriteit van het onderzoek en de procedure of de rechten van de verdediging van de betrokkenen moeten waarborgen. Dit moet gelden onverminderd de invoering van beschermingsmaatregelen in andere soorten nationaal procesrecht, met name de omkering van de bewijslast in nationale bestuursrechtelijke, civielrechtelijke of arbeidsrechtelijke procedures.
(29) | This Directive should not affect national rules on the exercise of the rights of employees' representatives to information, consultation, and participation in collective bargaining and their defence of workers' employment rights. This should be without prejudice to the level of protection granted under this Directive.(29) | Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de nationale voorschriften betreffende de uitoefening van de rechten van werknemersvertegenwoordigers op informatie, raadpleging en deelname aan collectieve onderhandelingen en hun verdediging van de arbeidsrechten van werknemers. Dit moet gelden onverminderd het overeenkomstig onderhavige richtlijn verleende beschermingsniveau.
(30) | This Directive should not apply to cases in which persons who, having given their informed consent, have been identified as informants or registered as such in databases managed by authorities appointed at national level, such as customs authorities, and report breaches to enforcement authorities, in return for reward or compensation. Such reports are made pursuant to specific procedures that aim to guarantee the anonymity of such persons in order to protect their physical integrity, and that are distinct from the reporting channels provided for under this Directive.(30) | Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op gevallen waarin personen die hun geïnformeerde toestemming hebben gegeven en die zijn vermeld als informanten of als dusdanig zijn geregistreerd in databanken die worden beheerd door de op nationaal niveau aangewezen autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, en die tegen betaling of vergoeding inbreuken melden aan handhavingsinstanties. Dergelijke meldingen worden gedaan in het kader van specifieke procedures die de anonimiteit van zulke personen garanderen opdat hun lichamelijke integriteit beschermd is, en die verschillend zijn van de bij deze richtlijn geregelde meldingskanalen.
(31) | Persons who report information about threats or harm to the public interest obtained in the context of their work-related activities make use of their right to freedom of expression. The right to freedom of expression and information, enshrined in Article 11 of the Charter and in Article 10 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms, encompasses the right to receive and impart information as well as the freedom and pluralism of the media. Accordingly, this Directive draws upon the case law of the European Court of Human Rights (ECHR) on the right to freedom of expression, and the principles developed on this basis by the Council of Europe in its Recommendation on the Protection of Whistleblowers adopted by its Committee of Ministers on 30 April 2014.(31) | Personen die in de context van hun werkgerelateerde activiteiten verkregen informatie over dreigingen of schade voor het algemeen belang melden, maken gebruik van hun vrijheid van meningsuiting. Het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie, verankerd in artikel 11 van het Handvest en artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omvat het recht om informatie te ontvangen en te verstrekken, alsmede de vrijheid en het pluralisme van de media. Deze verordening stoelt dan ook op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over het recht op vrijheid van meningsuiting en de beginselen die op basis daarvan door de Raad van Europa zijn uitgewerkt in zijn aanbeveling over de bescherming van klokkenluiders die zijn Comité van ministers op 30 april 2014 heeft vastgesteld.
(32) | To enjoy protection under this Directive, reporting persons should have reasonable grounds to believe, in light of the circumstances and the information available to them at the time of reporting, that the matters reported by them are true. That requirement is an essential safeguard against malicious and frivolous or abusive reports as it ensures that those who, at the time of the reporting, deliberately and knowingly reported wrong or misleading information do not enjoy protection. At the same time, the requirement ensures that protection is not lost where the reporting person reported inaccurate information on breaches by honest mistake. Similarly, reporting persons should be entitled to protection under this Directive if they have reasonable grounds to believe that the information reported falls within its scope. The motives of the reporting persons in reporting should be irrelevant in deciding whether they should receive protection.(32) | Om bescherming op grond van deze richtlijn te genieten, moeten melders, in het licht van de omstandigheden en de informatie waarover zij ten tijde van de melding beschikken, redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de door hen gemelde zaken op waarheid berusten. Dit vereiste is een essentiële voorzorgsmaatregel tegen kwaadwillige, lichtzinnige of oneerlijke meldingen, aangezien het ervoor zorgt dat wie opzettelijk en bewust onjuiste of misleidende informatie meldt, geen bescherming geniet. Tegelijk zorgt dit vereiste ervoor dat de bescherming niet verloren gaat als de melder te goeder trouw onjuiste informatie over inbreuken heeft gemeld. Evenzo zouden melders in aanmerking moeten komen voor bescherming uit hoofde van deze richtlijn als zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt. De motieven van de melders om te melden moeten losstaan van de beslissing of zij bescherming moeten krijgen.
(33) | Reporting persons normally feel more at ease reporting internally, unless they have reasons to report externally. Empirical studies show that the majority of whistleblowers tend to report internally, within the organisation in which they work. Internal reporting is also the best way to get information to the persons who can contribute to the early and effective resolution of risks to the public interest. At the same time, the reporting person should be able to choose the most appropriate reporting channel depending on the individual circumstances of the case. Moreover, it is necessary to protect public disclosures, taking into account democratic principles such as transparency and accountability, and fundamental rights such as freedom of expression and the freedom and pluralism of the media, whilst balancing the interest of employers to manage their organisations and to protect their interests, on the one hand, with the interest of the public to be protected from harm, on the other, in line with the criteria developed in the case law of the ECHR.(33) | Melders voelen zich doorgaans beter bij interne melding, tenzij zij redenen voor externe melding hebben. Uit empirisch onderzoek blijkt dat het merendeel van de klokkenluiders geneigd is interne meldingen te doen binnen de organisatie waarin zij werken. Interne meldingen zijn ook de beste manier om informatie te verschaffen aan de personen die kunnen helpen om de risico’s voor het algemeen belang snel en doeltreffend af te wenden. Tegelijkertijd moet de melder het meest geschikte kanaal kunnen kiezen naargelang de individuele omstandigheden van het geval. Voorts moeten openbaarmakingen, gezien de democratische beginselen zoals transparantie en verantwoordingsplicht en grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting en de vrijheid en het pluralisme van de media, worden beschermd en moet het belang van werkgevers om hun organisaties te besturen en hun belangen te beschermen, worden afgewogen tegen het belang van het publiek om te worden beschermd tegen schade, overeenkomstig de in de rechtspraak van het EHRM ontwikkelde criteria.
(34) | Without prejudice to existing obligations to provide for anonymous reporting by virtue of Union law, it should be possible for Member States to decide whether legal entities in the private and public sector and competent authorities are required to accept and follow up on anonymous reports of breaches which fall within the scope of this Directive. However, persons who anonymously reported or who made anonymous public disclosures falling within the scope of this Directive and meet its conditions should enjoy protection under this Directive if they are subsequently identified and suffer retaliation.(34) | Onverminderd de uit hoofde van Unierecht bestaande verplichtingen om anonieme meldingen mogelijk te maken, moeten de lidstaten kunnen beslissen of juridische entiteiten in de private en overheidssector en bevoegde autoriteiten de anonieme meldingen van onder deze richtlijn vallende inbreuken moeten aanvaarden en de opvolging daarvan moeten doen. Wel moeten personen die anonieme meldingen of anonieme openbaarmakingen hebben verricht die onder deze richtlijn vallen en voldoen aan de voorwaarden ervan, bescherming krachtens deze richtlijn genieten indien zij later worden geïdentificeerd en er tegen hen represailles worden genomen.
(35) | This Directive should provide for protection to be granted in cases where persons report, pursuant to Union legislation, to institutions, bodies, offices or agencies of the Union, for example in the context of fraud concerning the Union budget.(35) | Deze richtlijn moet bescherming bieden in gevallen waarin personen overeenkomstig Uniewetgeving meldingen doen aan instellingen, organen of instanties van de Unie, bijvoorbeeld in de context van fraude inzake de Uniebegroting.
(36) | Persons need specific legal protection where they acquire the information they report through their work-related activities and therefore run the risk of work-related retaliation, for instance, for breaching the duty of confidentiality or loyalty. The underlying reason for providing such persons with protection is their position of economic vulnerability vis-à-vis the person on whom de facto they depend for work. Where there is no such work-related power imbalance, for instance in the case of ordinary complainants or citizen bystanders, there is no need for protection against retaliation.(36) | Personen hebben specifieke rechtsbescherming nodig als zij de informatie die zij melden, via hun werkgerelateerde activiteiten hebben verkregen en als gevolg daarvan in hun werkomgeving het risico lopen op represailles, bijvoorbeeld wegens schending van de geheimhoudingsplicht of loyaliteitsplicht. De reden die ten grondslag ligt aan het bieden van bescherming is dat die personen economisch kwetsbaar zijn ten opzichte van de persoon van wie zij de facto afhankelijk zijn voor hun werk. Wanneer er geen sprake is van een dergelijke werkgerelateerde machtsongelijkheid, bijvoorbeeld bij gewone klagers of burgers die getuige zijn van een misstand, is bescherming tegen represailles niet nodig.
(37) | Effective enforcement of Union law requires that protection should be granted to the broadest possible range of categories of persons, who, irrespective of whether they are Union citizens or third-country nationals, by virtue of their work-related activities, irrespective of the nature of those activities and of whether they are paid or not, have privileged access to information on breaches that it would be in the public interest to report and who may suffer retaliation if they report them. Member States should ensure that the need for protection is determined by reference to all the relevant circumstances and not merely by reference to the nature of the relationship, so as to cover the whole range of persons connected in a broad sense to the organisation where the breach has occurred.(37) | Voor een doeltreffende handhaving van het Unierecht moet bescherming worden geboden aan zo veel mogelijk categorieën personen die, ongeacht of zij Unieburgers of derdelanders zijn, in het kader van hun werkgerelateerde activiteiten (ongeacht de aard van die activiteiten en of zij al dan niet bezoldigd zijn) bevoorrechte toegang hebben tot informatie over inbreuken waarvan de melding in het algemeen belang is, en die aan represailles blootstaan als zij die inbreuken melden. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de noodzaak van bescherming wordt bepaald aan de hand van alle relevante omstandigheden en niet uitsluitend op basis van de aard van de verhouding, zodat de bescherming alle personen dekt die in ruime zin in verband staan met de organisatie waar de inbreuk heeft plaatsgevonden.
(38) | Protection should, firstly, apply to persons having the status of ‘workers’, within the meaning of Article 45(1) TFEU, as interpreted by the Court, namely persons who, for a certain period of time, perform services for and under the direction of another person, in return for which they receive remuneration. Protection should, thus, also be granted to workers in non-standard employment relationships, including part-time workers and fixed-term contract workers, as well as persons with a contract of employment or employment relationship with a temporary agency, precarious types of relationships where standard forms of protection against unfair treatment are often difficult to apply. The concept of ‘worker’ also includes civil servants, public service employees, as well as any other persons working in the public sector.(38) | De bescherming dient in de eerste plaats te gelden voor personen die de hoedanigheid van “werknemer” hebben in de zin van artikel 45, lid 1, VWEU, zoals uitgelegd door het Hof, met name personen die gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens leiding prestaties verrichten en als tegenprestatie een vergoeding ontvangen. Ook moet bescherming worden geboden aan werknemers in een atypische arbeidsverhouding, zoals deeltijdwerkers en werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, alsmede personen die een arbeidsovereenkomst of arbeidsbetrekking met een uitzendbureau hebben, of in onzekere arbeidsverhoudingen waarop de standaardvormen van bescherming tegen oneerlijke behandeling vaak moeilijk toe te passen zijn. Onder het begrip “werknemer” vallen ook ambtenaren, alsmede alle andere personen die in de publieke sector werken.
(39) | Protection should also extend to categories of natural persons, who, whilst not being ‘workers’ within the meaning of Article 45(1) TFEU, can play a key role in exposing breaches of Union law and may find themselves in a position of economic vulnerability in the context of their work-related activities. For instance, as regards product safety, suppliers are much closer to the source of information about possible unfair and illicit manufacturing, import or distribution practices concerning unsafe products; and as regards the implementation of Union funds, consultants providing their services are in a privileged position to draw attention to breaches they witness. Such categories of persons, which include self-employed persons providing services, freelance workers, contractors, subcontractors and suppliers, are typically subject to retaliation, which can take the form, for instance, of early termination or cancellation of a contract for services, a licence or permit, loss of business, loss of income, coercion, intimidation or harassment, blacklisting or business boycotting or damage to their reputation. Shareholders and persons in managerial bodies can also suffer retaliation, for instance in financial terms or in the form of intimidation or harassment, blacklisting or damage to their reputation. Protection should also be granted to persons whose work-based relationship has ended, and to candidates for employment or persons seeking to provide services to an organisation, who acquire information on breaches during the recruitment process or another pre-contractual negotiation stage, and who could suffer retaliation, for instance in the form of negative employment references, blacklisting or business boycotting.(39) | De bescherming moet tevens gelden voor categorieën natuurlijke personen die evenwel geen “werknemer” in de zin van artikel 45, lid 1, VWEU zijn, maar een belangrijke rol kunnen spelen bij het onthullen van inbreuken op het Unierecht en economisch kwetsbaar kunnen zijn in het kader van hun werkgerelateerde activiteiten. Zo staan wat productveiligheid betreft leveranciers veel dichter bij de bron van informatie over mogelijke oneerlijke en illegale praktijken inzake de productie, invoer of distributie van onveilige producten; en zijn, wat de besteding van middelen van de Unie betreft, consultants door hun dienstverlening bij uitstek in staat om de aandacht te vestigen op inbreuken waarvan zij getuige zijn. Die categorieën personen, die ook zelfstandige dienstaanbieders, freelancers, aannemers, onderaannemers en leveranciers omvatten, krijgen vaak te maken met represailles, die de vorm kunnen aannemen van vervroegde beëindiging of opzegging van dienstenovereenkomsten, vergunningen of machtigingen, omzetderving, inkomstenderving, dwang, intimidatie of pesterijen, opname op een zwarte lijst of bedrijfsboycot of reputatieschade. Ook aandeelhouders en personen in leidinggevende organen kunnen te maken krijgen met represailles, bijvoorbeeld in financieel opzicht of in de vorm van intimidatie of pesterijen, opname op een zwarte lijst of reputatieschade. Bescherming moet ook worden geboden aan personen wier arbeidsverhouding is beëindigd en aan kandidaten voor een baan of voor personen die diensten beogen te verrichten voor een organisatie die tijdens de wervingsprocedure of in een andere fase van precontractuele onderhandelingen informatie over inbreuken hebben verkregen en die met represailles te maken kunnen krijgen in de vorm van negatieve arbeidsreferenties of opname op een zwarte lijst of een bedrijfsboycot.
(40) | Effective whistleblower protection implies protecting also categories of persons who, whilst not relying on their work-related activities economically, can nevertheless suffer retaliation for reporting breaches. Retaliation against volunteers and paid or unpaid trainees could take the form of no longer making use of their services, or of giving them a negative employment reference or otherwise damaging their reputation or career prospects.(40) | Doeltreffende klokkenluidersbescherming betekent ook dat bescherming nodig is voor categorieën personen die weliswaar niet economisch afhankelijk zijn van hun werkgerelateerde activiteiten, maar niettemin te maken kunnen krijgen met represailles als gevolg van het melden van inbreuken. Represailles jegens vrijwilligers en bezoldigde of onbezoldigde stagiairs kunnen erin bestaan dat geen gebruik meer wordt gemaakt van hun diensten, hen voor toekomstige banen een negatieve arbeidsreferentie wordt afgegeven of hun reputatie of loopbaanvooruitzichten anderszins worden geschaad.
(41) | Protection should be provided against retaliatory measures taken not only directly vis-à-vis reporting persons themselves, but also those that can be taken indirectly, including vis-à-vis facilitators, colleagues or relatives of the reporting person who are also in a work-related connection with the reporting person's employer or customer or recipient of services. Without prejudice to the protection that trade union representatives or employees' representatives enjoy in their capacity as such representatives under other Union and national rules, they should enjoy the protection provided for under this Directive both where they report in their capacity as workers and where they have provided advice and support to the reporting person. Indirect retaliation also includes actions taken against the legal entity that the reporting person owns, works for or is otherwise connected with in a work-related context, such as denial of provision of services, blacklisting or business boycotting.(41) | Er is bescherming nodig tegen represaillemaatregelen niet alleen direct jegens de melders zelf, maar ook tegen die welke indirect kunnen worden genomen, onder meer jegens facilitatoren, collega’s of familieleden van de melder die ook in een werkgerelateerd verband met de werkgever of klant of dienstenontvanger van de melder verkeren. Onverminderd de bescherming die vakbondsvertegenwoordigers of werknemersvertegenwoordigers als zodanig in hun hoedanigheid als zulke vertegenwoordigers genieten bij andere Unie- en nationale voorschriften, moeten zij, zowel wanneer zij in hun hoedanigheid van werknemer meldingen doen als wanneer zij aan de melder advies en steun hebben verleend, de door deze richtlijn geboden bescherming genieten. Indirecte represailles omvatten ook maatregelen tegen de juridische entiteit waarvan de melder eigenaar is, waarvoor hij werkt of waarmee hij anderszins in een werkgerelateerde context is gelieerd, zoals de weigering van dienstverrichting, de opname op een zwarte lijst of een bedrijfsboycot.
(42) | Effective detection and prevention of serious harm to the public interest requires that the notion of breach also includes abusive practices, as defined by the case law of the Court, namely acts or omissions which do not appear to be unlawful in formal terms but defeat the object or the purpose of the law.(42) | Doeltreffende opsporing en preventie van ernstige schade voor het algemeen belang vereist dat het begrip “inbreuk” ook misbruik als gedefinieerd in de rechtspraak van het Hof omvat, namelijk handelingen of nalatigheden die formeel niet onrechtmatig lijken, maar het doel of de toepassing van het recht tenietdoen.
(43) | Effective prevention of breaches of Union law requires that protection is granted to persons who provide information necessary to reveal breaches which have already taken place, breaches which have not yet materialised, but are very likely to take place, acts or omissions which the reporting person has reasonable grounds to consider as breaches, as well as attempts to conceal breaches. For the same reasons, protection is justified also for persons who do not provide positive evidence but raise reasonable concerns or suspicions. At the same time, protection should not apply to persons who report information which is already fully available in the public domain or unsubstantiated rumours and hearsay.(43) | Opdat inbreuken op het Unierecht effectief worden voorkomen, moet bescherming worden verleend aan personen die informatie verstrekken die nodig is voor het onthullen van inbreuken die reeds hebben plaatsgevonden, inbreuken die zich nog niet hebben voorgedaan, maar die zich zeer waarschijnlijk zullen voordoen, of handelingen of nalatigheden die de melder redelijkerwijs kan beschouwen als inbreuken, alsmede pogingen om inbreuken te verbergen. Om dezelfde redenen is bescherming ook gerechtvaardigd voor personen die geen positief bewijs aandragen, maar redelijke bedenkingen of vermoedens kenbaar maken. Bescherming is echter niet nodig voor personen die informatie melden die reeds ten volle tot het publieke domein behoort of van onbewezen geruchten en verhalen.
(44) | There should be a close link between reporting and the adverse treatment suffered, directly or indirectly, by the reporting person, for that adverse treatment to be considered to be retaliation and consequently for the reporting person to be able to enjoy legal protection in that respect. Effective protection of reporting persons as a means of enhancing the enforcement of Union law requires a broad definition of retaliation, encompassing any act or omission occurring in a work-related context and which causes them detriment. This Directive should not, however, prevent employers from taking employment-related decisions which are not prompted by the reporting or public disclosure.(44) | Er dient een nauw verband te bestaan tussen de melding en de nadelige behandeling die de melder direct of indirect ten deel valt opdat deze nadelige behandeling als een represaille kan worden beschouwd en opdat de melder zodoende op dat punt voor rechtsbescherming in aanmerking kan komen. Doeltreffende bescherming van melders met het oog op betere handhaving van het Unierecht vereist een ruime definitie van de term “represailles”, die elke voor de melder nadelige handeling of nalatigheid binnen een werkgerelateerde context omvat. Deze richtlijn mag werkgevers echter niet beletten werkgerelateerde besluiten te nemen die losstaan van de melding of openbaarmaking.
(45) | Protection against retaliation as a means of safeguarding freedom of expression and the freedom and pluralism of the media should be provided both to persons who report information about acts or omissions within an organisation (‘internal reporting’) or to an outside authority (‘external reporting’) and to persons who make such information available in the public domain, for instance, directly to the public through online platforms or social media, or to the media, elected officials, civil society organisations, trade unions, or professional and business organisations.(45) | Bescherming tegen represailles moet, als middel ter bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid en het pluralisme van de media, zowel worden geboden aan personen die informatie over handelingen of nalatigheden melden binnen een organisatie (interne melding) of aan een externe instantie (“externe melding”) als aan personen die dergelijke informatie door openbaarmaking in het publieke domein beschikbaar stellen, bijvoorbeeld door deze direct ter beschikking van het publiek te stellen via online platforms of sociale media, of van de media, gekozen afgevaardigden, maatschappelijke organisaties, vakbonden, of beroeps- en bedrijfsorganisaties.
(46) | Whistleblowers are, in particular, important sources for investigative journalists. Providing effective protection to whistleblowers from retaliation increases legal certainty for potential whistleblowers and thereby encourages whistleblowing also through the media. In this respect, protection of whistleblowers as journalistic sources is crucial for safeguarding the ‘watchdog’ role of investigative journalism in democratic societies.(46) | Klokkenluiders zijn met name een belangrijke bron voor onderzoeksjournalisten. Klokkenluiders doeltreffend beschermen tegen represailles vergroot de rechtszekerheid van potentiële klokkenluiders en stimuleert daardoor klokkenluiden via de media. In dit verband is de bescherming van klokkenluiders als journalistieke bron van cruciaal belang om te waarborgen dat onderzoeksjournalistiek in democratische samenlevingen haar rol van waakhond kan vervullen.
(47) | For the effective detection and prevention of breaches of Union law, it is vital that the relevant information reaches swiftly those closest to the source of the problem, most able to investigate and with powers to remedy it, where possible. As a principle, therefore, reporting persons should be encouraged to first use internal reporting channels and report to their employer, if such channels are available to them and can reasonably be expected to work. That is the case, in particular, where reporting persons believe that the breach can be effectively addressed within the relevant organisation, and that there is no risk of retaliation. As a consequence, legal entities in the private and public sector should establish appropriate internal procedures for receiving and following up on reports. Such encouragement also concerns cases where such channels were established without it being required by Union or national law. This principle should help foster a culture of good communication and corporate social responsibility in organisations, whereby reporting persons are considered to significantly contribute to self-correction and excellence within the organisation.(47) | Voor een doeltreffende opsporing en preventie van inbreuken op het Unierecht is het van vitaal belang dat de relevante informatie snel degenen bereikt die het dichtst bij de bron van het probleem staan, het best in staat zijn om onderzoek te verrichten en de bevoegdheid hebben om het probleem aan te pakken, indien mogelijk. In beginsel moeten melders daarom worden aangemoedigd eerst gebruik te maken van de interne meldingskanalen en melding te doen aan hun werkgever, mits zij dergelijke kanalen ter beschikking hebben en redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze functioneren. Dat geldt met name indien melders menen dat de inbreuk doeltreffend kan worden aangepakt binnen de betrokken organisatie, en dat er geen risico op represailles bestaat. Bijgevolg moeten juridische entiteiten in de private en de publieke sector passende interne procedures opzetten voor de ontvangst en de opvolging van meldingen. Deze aanmoediging betreft ook gevallen waarin deze kanalen al tot stand zijn gebracht zonder dat hiertoe een Unie- of nationaalrechtelijke verplichting bestond. Dit beginsel moet bijdragen tot een cultuur van gedegen communicatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij melders worden geacht in aanzienlijke mate bij te dragen tot zelfreinigend vermogen en uitmuntendheid.
(48) | For legal entities in the private sector, the obligation to establish internal reporting channels should be commensurate with their size and the level of risk their activities pose to the public interest. All enterprises having 50 or more workers should be subject to the obligation to establish internal reporting channels, irrespective of the nature of their activities, based on their obligation to collect VAT. Following an appropriate risk assessment, Member States could also require other enterprises to establish internal reporting channels in specific cases, for instance due to the significant risks that may result from their activities.(48) | Voor juridische entiteiten in de private sector moet de verplichting tot het opzetten van interne meldingskanalen in verhouding staan tot hun omvang en tot het risiconiveau van hun activiteiten uit het oogpunt van het algemeen belang. Voor alle ondernemingen met 50 of meer werknemers moet de verplichting gelden om interne meldingskanalen op te zetten, ongeacht de aard van hun activiteiten, op basis van hun verplichting om btw te innen. Na een passende risicobeoordeling kunnen de lidstaten ook in specifieke gevallen eisen dat andere ondernemingen interne meldingskanalen opzetten, bijvoorbeeld wegens de significante risico’s die mogelijk uit hun activiteiten voortvloeien.
(49) | This Directive should be without prejudice to Member States being able to encourage legal entities in the private sector with fewer than 50 workers to establish internal channels for reporting and follow-up, including by laying down less prescriptive requirements for those channels than those laid down under this Directive, provided that those requirements guarantee confidentiality and diligent follow-up.(49) | Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om juridische entiteiten in de private sector met minder dan 50 werknemers aan te moedigen interne kanalen voor melding en opvolging op te zetten, onder meer door voor die kanalen minder dwingende voorschriften vast te stellen dan die van deze richtlijn, mits die voorschriften vertrouwelijkheid en gedegen opvolging garanderen.
(50) | The exemption of small and micro enterprises from the obligation to establish internal reporting channels should not apply to private enterprises which are obliged to establish internal reporting channels by virtue of Union acts referred to in Parts I.B and II of the Annex.(50) | De vrijstelling voor kleine en micro-ondernemingen van de verplichting om interne meldingskanalen op te zetten, mag niet gelden voor private ondernemingen die krachtens in deel I.B en deel II van de bijlage vermelde Uniehandelingen verplicht zijn om in interne meldingskanalen te voorzien.
(51) | It should be clear that, in the case of legal entities in the private sector that do not provide for internal reporting channels, reporting persons should be able to report externally to the competent authorities and such persons should enjoy the protection against retaliation provided by this Directive.(51) | Het moet duidelijk zijn dat in het geval van juridische entiteiten in de private sector die niet voorzien in interne meldingskanalen, melders meldingen rechtstreeks extern aan de bevoegde autoriteiten moeten kunnen richten en dat deze personen de bescherming tegen represailles moeten genieten waarin deze richtlijn voorziet.
(52) | In order to ensure, in particular, that the public procurement rules in the public sector are respected, the obligation to put in place internal reporting channels should apply to all contracting authorities and contracting entities, at local, regional and national level, whilst being commensurate with their size.(52) | Om met name te waarborgen dat de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten worden nageleefd, moet de verplichting om interne meldingskanalen op te zetten, gelden voor alle overeenkomstsluitende autoriteiten en overeenkomstsluitende entiteiten — op lokaal, regionaal en nationaal niveau — en in verhouding staan tot hun grootte.
(53) | Provided the confidentiality of the identity of the reporting person is ensured, it is up to each individual legal entity in the private and public sector to define the kind of reporting channels to establish. More specifically, the reporting channels should enable persons to report in writing and submit reports by post, by physical complaint box(es), or through an online platform, whether it be on an intranet or internet platform, or to report orally, by telephone hotline or other voice messaging system, or both. Upon request by the reporting person, such channels should also enable reporting by means of physical meetings, within a reasonable timeframe.(53) | Gesteld dat de vertrouwelijkheid van de identiteit van de melder wordt verzekerd, staat het elke afzonderlijke juridische entiteit in de private en de publieke sector vrij om te bepalen wat voor meldingskanalen worden opgezet. Meer bepaald moeten de meldingskanalen het voor personen mogelijk maken om schriftelijk te melden en om meldingen per post, via fysieke klachtenbus(sen) of door middel van een online platform (intranet- of internetplatform) in te dienen, of mondeling te melden via een speciaal telefoonnummer of via een andere gesproken berichtendienst, of beide. Op verzoek van de melder moeten die kanalen ook de mogelijkheid bieden om inbreuken te melden via fysieke ontmoetingen binnen een redelijke termijn.
(54) | Third parties could also be authorised to receive reports of breaches on behalf of legal entities in the private and public sector, provided they offer appropriate guarantees of respect for independence, confidentiality, data protection and secrecy. Such third parties could be external reporting platform providers, external counsel, auditors, trade union representatives or employees' representatives.(54) | Derden kunnen ook worden gemachtigd om namens juridische entiteiten in de private en de publieke sector meldingen van inbreuken te ontvangen, mits zij passende waarborgen bieden wat betreft de eerbiediging van de onafhankelijkheid, vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en geheimhouding. Bij zulke derden kan het gaan om aanbieders van platformen voor externe melding, externe raadslieden, auditors, vakbondsvertegenwoordigers of werknemersvertegenwoordigers.
(55) | Internal reporting procedures should enable legal entities in the private sector to receive and investigate in full confidentiality reports by the workers of the entity and of its subsidiaries or affiliates (‘the group’), but also, to any extent possible, by any of the group's agents and suppliers and by any persons who acquire information through their work-related activities with the entity and the group.(55) | De internemeldingsprocedures moeten het mogelijk maken dat juridische entiteiten in de private sector onder strikte vertrouwelijkheid meldingen ontvangen en onderzoeken van werknemers van de entiteit en van dochterondernemingen of verbonden ondernemingen van dezelfde entiteit (de groep), maar ook, voor zover mogelijk, van de gevolmachtigden en leveranciers van de groep, en alle personen die via hun werkgerelateerde activiteiten met betrekking tot de entiteit en de groep informatie verkrijgen.
(56) | The choice of the most appropriate persons or departments within a legal entity in the private sector to be designated as competent to receive and follow up on reports depends on the structure of the entity, but, in any case, their function should be such as to ensure independence and absence of conflict of interest. In smaller entities, this function could be a dual function held by a company officer well placed to report directly to the organisational head, such as a chief compliance or human resources officer, an integrity officer, a legal or privacy officer, a chief financial officer, a chief audit executive or a member of the board.(56) | De keuze van de personen of afdelingen binnen een juridische entiteit in de private sector die het meest geschikt zijn om te worden aangewezen als bevoegd voor de ontvangst en de opvolging van meldingen, hangt af van de structuur van de entiteit, maar hun functie moet in elk geval waarborgen dat zij onafhankelijk zijn en geen belangenconflicten hebben. In kleinere entiteiten kan deze functie worden uitgeoefend als nevenfunctie van een stafmedewerker die in een goede positie verkeert om direct melding te doen aan het hoofd van de organisatie, zoals een hoofd naleving of personeelszaken, een integriteitsmedewerker, een jurist of privacymedewerker, een financieel directeur, een directeur audit of een lid van de raad van bestuur.
(57) | In the context of internal reporting, informing, as far as legally possible and in the most comprehensive way possible, the reporting person about the follow-up to the report is crucial for building trust in the effectiveness of the overall system of whistleblower protection and reduces the likelihood of further unnecessary reports or public disclosures. The reporting person should be informed within a reasonable timeframe about the action envisaged or taken as follow-up to the report and the grounds for the choice of that follow-up. Follow-up could include, for instance, referral to other channels or procedures in the case of reports exclusively affecting individual rights of the reporting person, closure of the procedure based on lack of sufficient evidence or other grounds, launch of an internal enquiry and, possibly, its findings and any measures taken to address the issue raised, referral to a competent authority for further investigation, insofar as such information would not prejudice the internal enquiry or the investigation or affect the rights of the person concerned. In all cases, the reporting person should be informed of the investigation's progress and outcome. It should be possible to ask the reporting person to provide further information, during the course of the investigation, albeit without there being an obligation to provide such information.(57) | In het kader van interne melding is het, teneinde vertrouwen op te bouwen in het algehele systeem voor klokkenluidersbescherming, essentieel dat de melder zo veel als wettelijk en alomvattend mogelijk wordt geïnformeerd over de opvolging van de melding, en dit zal de kans op latere onnodige meldingen of openbaarmakingen verminderen. De melder moet binnen een redelijke termijn worden geïnformeerd over de als opvolging van de melding te nemen of reeds genomen maatregelen en de redenen voor de keuze van die opvolging. Opvolging zou bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op doorverwijzing naar andere kanalen of procedures in geval van meldingen die uitsluitend de individuele rechten van de melder betreffen, beëindiging van de procedure wegens onvoldoende bewijs of om andere redenen, de start van een intern onderzoek en eventueel de bevindingen daarvan en maatregelen om het aan de orde gestelde probleem aan te pakken, doorverwijzing naar een bevoegde autoriteit voor verder onderzoek), mits die informatie geen afbreuk doet aan het interne onderzoek of het onderzoek of de rechten van de betrokkene schaadt. In alle gevallen moet de melder in kennis worden gesteld van de voortgang en het resultaat van het onderzoek. In de loop van het onderzoek moet de melder kunnen worden gevraagd nog meer informatie te verstrekken, zij het zonder dat hij tot het verstrekken van dergelijke informatie is verplicht.
(58) | A reasonable timeframe for informing a reporting person should not exceed three months. Where the appropriate follow-up is still being determined, the reporting person should be informed about this and about any further feedback to expect.(58) | De redelijke termijn voor het informeren van een melder mag hoogstens drie maanden bedragen. Als nog niet vaststaat welke opvolging moet worden gegeven aan de melding, moet de melder hierover worden geïnformeerd, alsmede over eventuele verdere feedback die mag worden verwacht.
(59) | Persons who are considering reporting breaches of Union law should be able to make an informed decision on whether, how and when to report. Legal entities in the private and public sector that have internal reporting procedures in place should be required to provide information on those procedures as well as on external reporting procedures to relevant competent authorities. It is essential that such information be clear and easily accessible, including, to any extent possible, also to persons other than workers, who come in contact with the entity through their work-related activities, such as service-providers, distributors, suppliers and business partners. For instance, such information could be posted at a visible location accessible to all such persons and on the website of the entity, and could also be included in courses and training seminars on ethics and integrity.(59) | Personen die overwegen inbreuken op het Unierecht te melden, moeten met kennis van zaken kunnen beslissen of, hoe en wanneer zij tot melding overgaan. Juridische entiteiten in de private en de publieke sector die over internemeldingsprocedures beschikken, dienen informatie te verstrekken over die procedures alsmede over de externemeldingsprocedures aan de bevoegde autoriteiten. Het is van wezenlijk belang dat die informatie duidelijken gemakkelijk toegankelijk is, ook, voor zover mogelijk, voor personen die geen werknemer zijn, maar door hun werkgerelateerde activiteiten met de entiteit in contact komen, zoals dienstaanbieders, distributeurs, leveranciers en zakenpartners. Zij kan bijvoorbeeld worden geplaatst op een zichtbare locatie die toegankelijk is voor al die personen en op de website van de entiteit, en kan ook worden opgenomen in cursussen en opleidingsseminars over ethiek en integriteit.
(60) | Effective detection and prevention of breaches of Union law require ensuring that potential whistleblowers can easily and in full confidentiality bring the information they possess to the attention of the relevant competent authorities that are able to investigate and to remedy the problem, where possible.(60) | Doeltreffende opsporing en preventie van inbreuken op het Unierecht vereist dat potentiële klokkenluiders gemakkelijk en onder strikte vertrouwelijkheid de informatie waarover zij beschikken onder de aandacht kunnen brengen van de bevoegde autoriteiten die in staat zijn om het probleem te onderzoeken en aan te pakken, indien mogelijk.
(61) | It may be the case that internal channels do not exist or that they were used but did not function properly, for instance because the report was not dealt with diligently or within a reasonable timeframe, or no appropriate action was taken to address the breach despite the results of the related internal enquiry confirming the existence of a breach.(61) | Het is mogelijk dat interne kanalen niet bestaan of niet naar behoren functioneerden, zoals wanneer de melding niet zorgvuldig of niet binnen een redelijke termijn is behandeld, of er geen passende actie is ondernomen om de inbreuk aan te pakken, ondanks de resultaten van het gerelateerde interne onderzoek die het bestaan van een inbreuk bevestigen.
(62) | In other cases, the use of internal channels cannot reasonably be expected to function properly. This is most notably the case where reporting persons have valid reasons to believe that they would suffer retaliation in connection with the reporting, including as a result of a breach of confidentiality, or that competent authorities would be better placed to take effective action to address the breach. Competent authorities would be better placed, for example, where the ultimate responsibility holder within the work-related context is involved in the breach, or there is a risk that the breach or related evidence could be concealed or destroyed; or, more generally, the effectiveness of investigative actions by competent authorities might otherwise be jeopardised, such as in the case of reported cartel arrangements and other breaches of competition rules; or the breach requires urgent action, for instance to safeguard the health and safety of persons or to protect the environment. In all cases, persons reporting externally to the competent authorities and, where relevant, to institutions, bodies, offices or agencies of the Union should be protected. This Directive should also grant protection where Union or national law requires the reporting persons to report to the competent national authorities, for instance as part of their job duties and responsibilities or because the breach is a criminal offence.(62) | In andere gevallen kan niet redelijkerwijs worden verwacht dat het gebruik van interne kanalen naar behoren zou functioneren. Dit is met name het geval wanneer melders geldige redenen hebben om aan te nemen dat zij in verband met de melding represailles te verduren zouden krijgen, onder meer wegens schending van de geheimhoudingsplicht, of dat bevoegde autoriteiten in een betere positie verkeren om doeltreffende actie te ondernemen om de inbreuk aan te pakken. Bevoegde autoriteiten zouden bijvoorbeeld in een betere positie kunnen verkeren, indien de uiteindelijk verantwoordelijke binnen de werkgerelateerde context betrokken is bij de inbreuk of dat er een risico bestaat dat de inbreuk of bewijzen daarvan mogelijk verborgen of vernietigd zijn; of meer in het algemeen dat de doeltreffendheid van de onderzoeksmaatregelen van de bevoegde autoriteiten anders in het gedrang zou kunnen komen, bijvoorbeeld bij meldingen over kartelafspraken en andere inbreuken op de mededingingsregels; of dat de inbreuk noopt tot dringend optreden om de gezondheid en veiligheid van personen veilig te stellen of om het milieu te beschermen. In alle gevallen moeten personen die een externe melding richten tot de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, tot instellingen, organen of instanties van de Unie, worden beschermd. Deze richtlijn moet ook bescherming bieden indien de melders Unie- of nationaalrechtelijk verplicht zijn meldingen te richten aan de bevoegde nationale autoriteiten, bijvoorbeeld in het kader van de taken en verantwoordelijkheden die bij hun dienstverband horen of omdat de inbreuk een strafbaar feit is.
(63) | Lack of confidence in the effectiveness of reporting is one of the main factors discouraging potential whistleblowers. Accordingly, there is a need to impose a clear obligation on competent authorities to establish appropriate external reporting channels, to diligently follow up on the reports received, and, within a reasonable timeframe, give feedback to reporting persons.(63) | Gebrek aan vertrouwen in de doeltreffendheid van een melding is een van de belangrijkste factoren die potentiële klokkenluiders afschrikken. Daarom moet er op de bevoegde autoriteiten een duidelijke verplichting rusten om passende externe meldingskanalen op te zetten, zorgvuldige opvolging te geven aan de ontvangen meldingen en melders binnen een redelijke termijn feedback te geven.
(64) | It should be for the Member States to designate the authorities competent to receive information on breaches falling within the scope of this Directive and give appropriate follow-up to the reports. Such competent authorities could be judicial authorities, regulatory or supervisory bodies competent in the specific areas concerned, or authorities of a more general competence at a central level within a Member State, law enforcement agencies, anticorruption bodies or ombudsmen.(64) | Het moet aan de lidstaten zijn om vast te stellen welke autoriteiten bevoegd zijn om informatie over binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende inbreuken te ontvangen en die op gepaste wijze op te volgen. Die bevoegde autoriteiten kunnen gerechtelijke autoriteiten zijn, regelgevende of toezichthoudende instanties die bevoegd zijn voor de betrokken specifieke gebieden, of meer algemeen bevoegde autoriteiten op een centraal niveau binnen een lidstaat, rechtshandhavingsinstanties, corruptiebestrijdingsinstanties of ombudsmannen.
(65) | As recipients of reports, the authorities designated as competent should have the necessary capacities and powers to ensure appropriate follow-up, including assessing the accuracy of the allegations made in the report and addressing the breaches reported by launching an internal enquiry, investigation, prosecution or action for recovery of funds, or other appropriate remedial action, in accordance with their mandate. Alternatively, those authorities should have the necessary powers to refer the report to another authority that should investigate the breach reported, while ensuring that there is appropriate follow-up by such authority. In particular, where Member States wish to establish external reporting channels at a central level, for instance in the area of State aid, Member States should put in place adequate safeguards in order to ensure that the requirements of independence and autonomy laid down in this Directive are respected. The establishment of such external reporting channels should not affect the powers of the Member States or of the Commission concerning supervision in the field of State aid, nor should this Directive affect the exclusive power of the Commission as regards the declaration of compatibility of State aid measures in particular pursuant to Article 107(3) TFEU. With regard to breaches of Articles 101 and 102 TFEU, Member States should designate as competent authorities those referred to in Article 35 of Council Regulation (EC) No 1/2003 (35) without prejudice to the powers of the Commission in this area.(65) | Als ontvangers van meldingen moeten de als bevoegd aangewezen autoriteiten beschikken over de nodige capaciteiten en bevoegdheden voor een gepaste opvolging — onder meer beoordelen hoe nauwkeurig de beweringen in de melding zijn en reageren op de gemelde inbreuken door het opstarten van een intern vooronderzoek of een onderzoek of vervolging of het aanspannen van een geding met het oog op het terugvorderen van middelen of het treffen van andere gepaste herstelmaatregelen overeenkomstig hun mandaat. Anderzijds moeten deze autoriteiten de nodige bevoegdheden hebben om de melding door te verwijzen naar een andere autoriteit die de gemelde inbreuk moet onderzoeken, terwijl zij erop toezien dat die autoriteit voor een gepaste opvolging zorgt. Met name indien lidstaten externe meldingskanalen willen opzetten op een centraal niveau, bijvoorbeeld op het gebied van staatssteun, moeten zij voorzien in passende waarborgen opdat wordt voldaan aan de vereisten van deze richtlijn inzake onafhankelijkheid en autonomie. Het opzetten van die externe meldingskanalen mag geen afbreuk doen aan de toezichtsbevoegdheden van de lidstaten of van de Commissie inzake staatssteun, en deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de exclusieve bevoegdheid van de Commissie met betrekking tot de verenigbaarheid van staatssteunmaatregelen, met name op grond van artikel 107, lid 3, VWEU. In verband met inbreuken op artikel 101 en 102 VWEU, moeten de lidstaten de in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (35) vermelde autoriteiten aanwijzen als bevoegde autoriteiten, zulks onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op dit gebied.
(66) | Competent authorities should also give feedback to the reporting persons about the action envisaged or taken as follow-up, for instance, referral to another authority, closure of the procedure based on lack of sufficient evidence or other grounds, or launch of an investigation, and possibly its findings and any measures taken to address the issue raised, as well as about the grounds for the choice of that follow-up. Communications on the final outcome of the investigations should not affect the applicable Union rules, which include possible restrictions on the publication of decisions in the area of financial regulation. This should apply mutatis mutandis in the field of corporate taxation, if similar restrictions are provided for by the applicable national law.(66) | De bevoegde autoriteiten moeten de melders ook feedback geven over de als opvolging van de melding te nemen of genomen maatregelen (bijvoorbeeld doorverwijzing naar een andere autoriteit, beëindiging van de procedure wegens onvoldoende bewijs of om andere redenen, de start van een onderzoek en eventueel de bevindingen daarvan en maatregelen om het aan de orde gestelde probleem aan te pakken), alsmede over de gronden voor de keuze van die opvolging. Communicatie over het uiteindelijke resultaat van het onderzoek mag geen afbreuk doen aan de toepasselijke Unieregels, die mogelijke beperkingen op de bekendmaking van besluiten op het gebied van financiële regulering omvatten. Dit moet van overeenkomstige toepassing zijn op het gebied van vennootschapsbelasting, indien het toepasselijke nationale recht voorziet in vergelijkbare beperkingen.
(67) | Follow-up and feedback should take place within a reasonable timeframe, given the need to promptly address the problem that is the subject of the report, as well as the need to avoid unnecessary public disclosures. Such timeframe should not exceed three months, but could be extended to six months where necessary due to the specific circumstances of the case, in particular the nature and complexity of the subject of the report, which may require a lengthy investigation.(67) | De opvolging en de feedback moeten binnen een redelijke termijn plaatsvinden, gelet op de noodzaak om het probleem waarop de melding betrekking heeft, snel aan te pakken en onnodige openbaarmakingen te voorkomen. Die termijn mag niet langer zijn dan drie maanden, maar kan tot zes maanden worden verlengd als de specifieke omstandigheden van een zaak hiertoe nopen, zoals met name de aard en complexiteit van het voorwerp van de melding, die een langdurig onderzoek kunnen vereisen.
(68) | Union law in specific areas, such as market abuse, namely Regulation (EU) No 596/2014 and Implementing Directive (EU) 2015/2392, civil aviation, namely Regulation (EU) No 376/2014, or safety of offshore oil and gas operations, namely Directive 2013/30/EU, already provides for the establishment of internal and external reporting channels. The obligations to establish such channels laid down in this Directive should build as far as possible on the existing channels provided by specific Union acts.(68) | Het Unierecht voorziet op specifieke gebieden, zoals marktmisbruik, namelijk Verordening (EU) nr. 596/2014 en Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392, burgerluchtvaart, namelijk Verordening (EU) nr. 376/2014, of de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten, namelijk Richtlijn 2013/30/EU, al in het opzetten van interne en externe meldingskanalen. De in deze richtlijn vervatte verplichtingen om dergelijke kanalen op te zetten, moeten zo veel mogelijk voortbouwen op de kanalen waarin op grond van specifieke Uniehandelingen al is voorzien.
(69) | The Commission, as well as some bodies, offices and agencies of the Union, such as the European Anti-Fraud Office (OLAF), the European Maritime Safety Agency (EMSA), the European Aviation Safety Agency (EASA), the European Security and Markets Authority (ESMA) and the European Medicines Agency (EMA), have in place external reporting channels and procedures for receiving reports of breaches falling within the scope of this Directive, which mainly provide for confidentiality of the identity of the reporting persons. This Directive should not affect such external reporting channels and procedures, where they exist, but should ensure that persons reporting to institutions, bodies, offices or agencies of the Union benefit from common minimum standards of protection throughout the Union.(69) | De Commissie, alsmede bepaalde organen en instanties van de Unie, zoals het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), beschikken over externe kanalen en procedures voor het ontvangen van meldingen over binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallende inbreuken, die hoofdzakelijk voorzien in vertrouwelijkheid van de identiteit van de melders. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan die eventueel bestaande externe meldingskanalen en procedures, maar zorgt ervoor dat personen die melding maken bij instellingen, organen en instanties van de Unie, in de hele Unie gemeenschappelijke minimumbeschermingsnormen genieten.
(70) | To ensure the effectiveness of the procedures for following up on reports and addressing breaches of the Union rules concerned, Member States should be able to take measures to alleviate burdens for competent authorities resulting from reports of minor breaches of provisions falling within the scope of this Directive, repetitive reports or reports of breaches of ancillary provisions, for instance provisions on documentation or notification obligations. Such measures could consist in allowing competent authorities, after due assessment of the matter, to decide that a reported breach is clearly minor and does not require further follow-up pursuant to this Directive, other than closure of the procedure. It should also be possible for Member States to allow competent authorities to close the procedure regarding repetitive reports which do not contain any meaningful new information adding to a past report in respect of which the relevant procedures were concluded, unless new legal or factual circumstances justify a different form of follow-up. Furthermore, Member States should be able to allow competent authorities to prioritise the treatment of reports of serious breaches or breaches of essential provisions falling within the scope of this Directive in the event of high inflows of reports.(70) | Opdat de procedures voor de opvolging van meldingen en de reactie op inbreuken van de betrokken Unieregels effect sorteren, moeten de lidstaten maatregelen kunnen nemen om de bevoegde autoriteiten te ontlasten van de meldingen over inbreuken van geringe betekenis op onder deze richtlijn vallende bepalingen, herhaaldelijke meldingen of meldingen van inbreuken op bijkomstige bepalingen, bijvoorbeeld bepalingen over documentatie- of kennisgevingsverplichtingen. Die maatregelen kunnen behelzen dat bevoegde autoriteiten, na de zaak naar behoren te hebben beoordeeld, kunnen besluiten dat een gemelde inbreuk duidelijk van geringe betekenis is en geen andere opvolging krachtens deze richtlijn vereist dan de beëindiging van de procedure. De lidstaten moeten ook kunnen toestaan dat bevoegde autoriteiten de procedure beëindigen bij herhaaldelijke meldingen waarvan de inhoud geen nieuwe relevante informatie bevat ten opzichte van een eerdere melding ten aanzien waarvan de relevante procedures zijn beëindigd, tenzij nieuwe wettelijke of feitelijke omstandigheden een andere vorm van opvolging rechtvaardigen. Voorts moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten kunnen toestaan om meldingen van ernstige inbreuken of inbreuken op essentiële onder deze richtlijn vallende bepalingen prioritair te behandelen bij een hoge instroom van meldingen.
(71) | Where provided for under Union or national law, the competent authorities should refer cases or relevant information on breaches to institutions, bodies, offices or agencies of the Union, including, for the purposes of this Directive, OLAF and the European Public Prosecutor Office (EPPO), without prejudice to the possibility for the reporting person to refer directly to such bodies, offices or agencies of the Union.(71) | Indien het Unie- of nationale recht hierin voorziet, moeten de bevoegde autoriteiten zaken of relevante informatie over inbreuken doorverwijzen naar de instellingen, organen of instanties van de Unie, waaronder — voor de doeleinden van deze richtlijn — OLAF en het Europees Openbaar Ministerie (EPPO), onverminderd de mogelijkheid voor de melder om zich direct tot die organen of instanties van de Unie te wenden.
(72) | In many policy areas falling within the material scope of this Directive, there are cooperation mechanisms through which national competent authorities exchange information and carry out follow-up activities in relation to breaches of Union rules with a cross-border dimension. Examples range from the Administrative Assistance and Cooperation System established by Commission Implementing Decision (EU) 2015/1918 (36), in cases of cross-border breaches of the Union agri-food chain legislation, and the Food Fraud Network under Regulation (EC) No 882/2004 of the European Parliament and of the Council (37), the rapid alert system for dangerous non-food products established by Regulation (EC) No 178/2002 of the European Parliament and of the Council (38), the Consumer Protection Cooperation Network under Regulation (EC) No 2006/2004 of the European Parliament and of the Council (39), to the Environmental Compliance and Governance Forum set up by the Commission Decision of 18 January 2018 (40), the European Competition Network established pursuant to Regulation (EC) No 1/2003, and the administrative cooperation in the field of taxation under Council Directive 2011/16/EU (41). Member States' competent authorities should make full use of such existing cooperation mechanisms where relevant as part of their obligation to follow up on reports regarding breaches falling within the scope of this Directive. In addition, Member States' authorities could also cooperate beyond the existing cooperation mechanisms in cases of breaches with a cross-border dimension in areas where such cooperation mechanisms do not exist.(72) | Op tal van onder het materiële toepassingsgebied van deze richtlijn vallende beleidsgebieden maken nationale bevoegde autoriteiten gebruik van samenwerkingsregelingen om informatie uit te wisselen en vervolgactiviteiten te verrichten in verband met inbreuken op Unieregels met een grensoverschrijdende dimensie. Voorbeelden zijn onder meer het systeem voor administratieve bijstand en samenwerking dat is opgezet door Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918 van de Commissie (36), in gevallen van grensoverschrijdende inbreuken van de Uniewetgeving inzake de agrovoedingsketen, en het netwerk voedselfraude in het kader van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (37), het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke non-foodproducten dat is opgezet door Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (38), het Netwerk voor samenwerking inzake consumentenbescherming in het kader van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (39), het Forum voor de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance dat is opgezet door het Besluit van de Commissie van 18 januari 2018 (40), het Europees mededingingsnetwerk dat is opgezet krachtens Verordening (EG) nr. 1/2003, en de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen in het kader van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (41).De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten die bestaande samenwerkingsregelingen waar toepasselijk ten volle benutten in het kader van hun verplichting om meldingen in verband met onder deze richtlijn vallende inbreuken op te volgen. Daarnaast kunnen de autoriteiten van de lidstaten in gevallen van inbreuken met een grensoverschrijdende dimensie op gebieden zonder samenwerkingsregelingen ook samenwerken buiten de bestaande samenwerkingsregelingen.
(73) | In order to enable effective communication with staff members who are responsible for handling reports, it is necessary that the competent authorities have in place channels that are user-friendly, secure, ensure confidentiality for receiving and handling information provided by the reporting person on breaches, and that enable the durable storage of information to allow for further investigations. This could require that such channels are separated from the general channels through which the competent authorities communicate with the public, such as normal public complaints systems or channels through which the competent authority communicates internally and with third parties in its ordinary course of business.(73) | Om doeltreffende communicatie mogelijk te maken met personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor het behandelen van meldingen, moeten de bevoegde autoriteiten beschikken over kanalen die gebruiksvriendelijk en beveiligd zijn, vertrouwelijkheid waarborgen bij het ontvangen en behandelen van door de melder verstrekte informatie over inbreuken en die de mogelijkheid bieden informatie duurzaam op te slaan zodat die nader kan worden onderzocht. Daarvoor kan het nodig zijn zulke kanalen los te koppelen van de algemene kanalen waarlangs de bevoegde autoriteiten met het publiek communiceren, zoals normale systemen voor klachten van het publiek of kanalen waarlangs de bevoegde autoriteit volgens de gewone gang van zaken intern en met derden communiceert.
(74) | Staff members of the competent authorities who are responsible for handling reports should be professionally trained, including on applicable data protection rules, in order to handle reports and to ensure communication with the reporting person, as well as to follow up on the report in a suitable manner.(74) | De personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor het behandelen van meldingen, moeten professioneel zijn opgeleid, onder meer op het gebied van de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften, zodat zij meldingen kunnen behandelen, de communicatie met de melder kunnen waarborgen en een passende opvolging kunnen geven aan de melding.
(75) | Persons intending to report should be able to make an informed decision on whether, how and when to report. Competent authorities should therefore provide clear and easily accessible information about the available reporting channels with competent authorities, about the applicable procedures and about the staff members responsible for handling reports within those authorities. All information regarding reports should be transparent, easily understandable and reliable in order to promote and not deter reporting.(75) | Personen die het voornemen hebben iets te melden, moeten met kennis van zaken kunnen beslissen of, hoe en wanneer zij tot melding overgaan. De bevoegde autoriteiten moeten dan ook gemakkelijk toegankelijke informatie verstrekken over de beschikbare kanalen voor melding aan de bevoegde autoriteiten, over de toepasselijke procedures en over de personeelsleden die binnen deze autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het behandelen van meldingen. Alle informatie over meldingen moet transparant, eenvoudig te begrijpen en betrouwbaar zijn, teneinde melding te bevorderen en niet te ontmoedigen.
(76) | Member States should ensure that competent authorities have in place adequate protection procedures for the processing of reports and for the protection of the personal data of the persons referred to in the report. Such procedures should ensure that the identity of every reporting person, person concerned, and third persons referred to in the report, for example witnesses or colleagues, is protected at all stages of the procedure.(76) | De lidstaten dienen er zorg voor te dragen dat de bevoegde autoriteiten beschikken over toereikende beschermingsprocedures voor de verwerking van meldingen en voor de bescherming van de persoonsgegevens van de personen naar wie in de melding wordt verwezen. Die procedures moeten waarborgen dat de identiteit van elke melder, betrokkene en derde die in de melding wordt vermeld — zoals getuigen of collega’s — in elke fase van de procedure wordt beschermd.
(77) | It is necessary that staff members of the competent authority who are responsible for handling reports and staff members of the competent authority who have the right of access to the information provided by a reporting person comply with the duty of professional secrecy and confidentiality when transmitting the data both inside and outside the competent authority, including where a competent authority opens an investigation or an internal enquiry or engages in enforcement activities in connection with the report.(77) | Voor de behandeling van meldingen verantwoordelijke personeelsleden van de bevoegde autoriteit en personeelsleden van de bevoegde autoriteit die worden gemachtigd tot raadpleging van de informatie die een melder aan de bevoegde autoriteit heeft verstrekt, moeten zich houden aan het beroepsgeheim en vertrouwelijkheid wanneer zij de gegevens doorgeven, zowel binnen als buiten de bevoegde autoriteit, ook wanneer de bevoegde autoriteit een onderzoek of een intern onderzoek start of tot handhavingsmaatregelen overgaat in verband met de melding.
(78) | The regular review of the procedures of competent authorities and the exchange of good practices between them should guarantee that those procedures are adequate and thus serving their purpose.(78) | Door middel van regelmatige evaluatie van de procedures van de bevoegde autoriteiten en de uitwisseling van goede praktijken tussen deze autoriteiten moet worden gewaarborgd dat deze procedures toereikend zijn en derhalve hun doel vervullen.
(79) | Persons making a public disclosure should qualify for protection in cases where, despite internal and external reporting, the breach remains unaddressed, for instance in cases where the breach was not appropriately assessed or investigated, or no appropriate remedial action was taken. The appropriateness of the follow-up should be assessed according to objective criteria, linked to the obligation of the competent authorities to assess the accuracy of the allegations and to put an end to any possible breach of Union law. The appropriateness of the follow-up will thus depend on the circumstances of each case and of the nature of the rules that have been breached. In particular, a decision by the authorities that a breach was clearly minor and no further follow-up, other than closure of the procedure, was required could constitute appropriate follow-up pursuant to this Directive.(79) | Personen die overgaan tot een openbaarmaking moeten in aanmerking komen voor bescherming in gevallen waarin er in weerwil van interne en externe meldingen geen reactie komt op een inbreuk, bijvoorbeeld in gevallen waarin de inbreuk niet op gepaste wijze werd beoordeeld of onderzocht, of er geen gepaste herstelmaatregelen zijn genomen. De gepastheid van de opvolging moet worden beoordeeld aan de hand van objectieve criteria, die verband houden met de verplichting van de bevoegde autoriteiten om na te gaan of de beweringen juist zijn en een einde te maken aan eventuele inbreuken op Unierecht. De gepastheid van de opvolging zal dus afhankelijk zijn van de omstandigheden van elk geval en van de aard van de regels waarop een inbreuk is gepleegd. Met name indien de autoriteiten besluiten dat een inbreuk duidelijk van geringe betekenis was en geen verdere opvolging anders dan het sluiten van de procedure was vereist, kan dit op grond van deze richtlijn worden beschouwd als gepaste opvolging.
(80) | Persons making a public disclosure directly should also qualify for protection in cases where they have reasonable grounds to believe that there is an imminent or manifest danger to the public interest, or a risk of irreversible damage, including harm to a person's physical integrity.(80) | Personen die direct overgaan tot een openbaarmaking, moeten ook voor bescherming in aanmerking komen in gevallen waarin zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat er sprake is van een dreigend of kennelijk gevaar voor het algemeen belang of een risico op onherstelbare schade, waaronder de aantasting van iemands fysieke integriteit.
(81) | Persons making a public disclosure directly should also qualify for protection where they have reasonable grounds to believe that in the case of external reporting there is a risk of retaliation or there is a low prospect of the breach being effectively addressed, due to the particular circumstances of the case, such as those where evidence could be concealed or destroyed or where an authority could be in collusion with the perpetrator of the breach or involved in the breach.(81) | Evenzo moeten personen die direct overgaan tot een openbaarmaking voor bescherming in aanmerking komen indien zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat er een risico op represailles bestaat bij meldingen via een extern kanaal, dat de kans gering is dat er doeltreffend wordt gereageerd op de inbreuk, wegens de bijzondere omstandigheden van het geval, zoals omstandigheden waarbij bewijsmateriaal zou kunnen worden achtergehouden of vernietigd, of waarin een autoriteit zou kunnen samenspannen met de pleger van de inbreuk of met iemand die daarbij betrokken is.
(82) | Safeguarding the confidentiality of the identity of the reporting person during the reporting process and investigations triggered by the report is an essential ex-ante measure to prevent retaliation. It should only be possible to disclose the identity of the reporting person where that is a necessary and proportionate obligation under Union or national law in the context of investigations by authorities or judicial proceedings, in particular to safeguard the rights of defence of persons concerned. Such an obligation could derive, in particular, from Directive 2012/13/EU of the European Parliament and of the Council (42). The protection of confidentiality should not apply where the reporting person has intentionally revealed his or her identity in the context of a public disclosure.(82) | Voor het voorkomen van represailles is het een essentiële voorzorgsmaatregel dat de vertrouwelijkheid van de identiteit van de melder tijdens het meldingsproces en het elk onderzoek naar aanleiding van de melding wordt gewaarborgd. De identiteit van de melder mag uitsluitend worden bekendgemaakt indien daartoe een noodzakelijke en evenredige verplichting krachtens het Unie- of het nationale recht bestaat in de context van onderzoeken door de autoriteiten of van gerechtelijke procedures, met name ter waarborging van de rechten van verdediging van de betrokkenen. Een dergelijke verplichting kan met name voortvloeien uit Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (42). De bescherming van de vertrouwelijkheid mag niet gelden indien de melder zijn identiteit bij een openbaarmaking bewust heeft vrijgegeven.
(83) | Any processing of personal data carried out pursuant to this Directive, including the exchange or transmission of personal data by the competent authorities, should be undertaken in accordance with Regulation (EU) 2016/679 of the European Parliament and of the Council (43) and with Directive (EU) 2016/680 of the European Parliament and of the Council (44). Any exchange or transmission of information by Union institutions, bodies, offices or agencies should be undertaken in accordance with Regulation (EU) 2018/1725 of the European Parliament and of the Council (45). Particular regard should be had to the principles relating to processing of personal data set out in Article 5 of Regulation (EU) 2016/679, Article 4 of Directive (EU) 2016/680 and Article 4 of Regulation (EU) 2018/1725, and to the principle of data protection by design and by default laid down in Article 25 of Regulation (EU) 2016/679, Article 20 of Directive (EU) 2016/680 and Articles 27 and 85 of Regulation (EU) 2018/1725.(83) | Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn, met inbegrip van de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (43) en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (44). Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door bevoegde instellingen, organen of instanties van de Unie dient in overeenstemming te zijn met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (45). Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn uiteengezet in artikel 5 van Verordening (EU) 2016/679, artikel 4 van Richtlijn (EU) 2016/680 en artikel 4 van Verordening (EU) 2018/1725, en met het beginsel van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen vervat in artikel 25 van Verordening (EU) 2016/679, artikel 20 van Richtlijn (EU) 2016/680 en de artikelen 27 en 85 van Verordening (EU) 2018/1725.
(84) | The procedures provided for in this Directive and related to follow-up on reports of breaches of Union law in the areas falling within its scope serve an important objective of general public interest of the Union and of the Member States, within the meaning of point (e) of Article 23(1) of Regulation (EU) 2016/679, as they aim to enhance the enforcement of Union law and policies in specific areas where breaches can cause serious harm to the public interest. The effective protection of the confidentiality of the identity of reporting persons is necessary for the protection of the rights and freedoms of others, in particular those of the reporting persons, provided for under point (i) of Article 23(1) of Regulation (EU) 2016/679. Member States should ensure that this Directive is effective, including, where necessary, by restricting, by legislative measures, the exercise of certain data protection rights of persons concerned in line with points (e) and (i) of Article 23(1) and Article 23(2) of Regulation (EU) 2016/679 to the extent, and as long as, necessary to prevent and address attempts to hinder reporting or to impede, frustrate or slow down follow-up, in particular investigations, or attempts to find out the identity of the reporting persons.(84) | De in deze richtlijn vervatte procedures in verband met de opvolging van meldingen over inbreuken op het Unierecht op de eronder vallende gebieden komen tegemoet aan een belangrijke doelstelling van algemeen belang van de Unie en van de lidstaten in de zin van artikel 23, lid 1, punt e) van Verordening (EU) 2016/679, aangezien daarmee wordt gestreefd naar een betere handhaving van het Unierecht en Uniemaatregelen op specifieke gebieden waar inbreuken het algemeen belang ernstig kunnen schaden. De vertrouwelijkheid van de identiteit van melders moet doeltreffend worden beschermd om de rechten en vrijheden van anderen te beschermen, met name de rechten en vrijheden van de melders, zoals bepaald krachtens artikel 23, lid 1, punt i) van Verordening (EU) 2016/679. De lidstaten moeten zorgen voor de doeltreffendheid van deze richtlijn, onder meer door waar nodig via wetgevingsmaatregelen beperkingen te stellen aan de uitoefening van bepaalde gegevensbeschermingsrechten van de betrokkenen overeenkomstig artikel 23, lid 1, punten e) en i), en artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2016/679 voor zover en zolang zulks noodzakelijk is ter voorkoming van en in reactie op pogingen tot het belemmeren van meldingen of tot het verhinderen, dwarsbomen of vertragen van de opvolging, met name van onderzoeken, of tot het achterhalen van de identiteit van de melders.
(85) | The effective protection of the confidentiality of the identity of reporting persons is equally necessary for the protection of the rights and freedoms of others, in particular those of the reporting persons, where reports are handled by authorities as defined in point (7) of Article 3 of Directive (EU) 2016/680. Member States should ensure that this Directive is effective, including, where necessary, by restricting, by legislative measures, the exercise of certain data protection rights of persons concerned in line with points (a) and (e) of Article 13(3), points (a) and (e) of Article 15(1), points (a) and (e) of Article 16(4) and Article 31(5) of Directive (EU) 2016/680 to the extent, and as long as, necessary to prevent and address attempts to hinder reporting or to impede, frustrate or slow down follow-up, in particular investigations, or attempts to find out the identity of the reporting persons.(85) | De doeltreffende bescherming van de vertrouwelijkheid van de identiteit van melders is eveneens nodig om de rechten en vrijheden van anderen te beschermen, met name de rechten en vrijheden van de melders, indien de meldingen worden behandeld door autoriteiten in de zin van artikel 3, punt 7, van Verordening (EU) 2016/680. De lidstaten moeten zorgen voor de doeltreffendheid van deze richtlijn, onder meer door waar nodig via wetgevingsmaatregelen beperkingen te stellen aan de uitoefening van bepaalde gegevensbeschermingsrechten van de betrokkenen overeenkomstig artikel 13, lid 3, punten a) en e), artikel 15, lid 1, punten a) en e), artikel 16, lid 4, punten a) en e), en artikel 31, lid 5, van Verordening (EU) 2016/680, voor zover en zolang zulks noodzakelijk is ter voorkoming van en in reactie op pogingen tot het belemmeren van meldingen, tot het verhinderen, dwarsbomen of vertragen van de opvolging, met name van onderzoeken, of tot het achterhalen van de identiteit van de melders.
(86) | Member States should ensure that there is adequate record-keeping as regards all reports of breaches, that every report is retrievable and that information received through reports can be used as evidence in enforcement actions where appropriate.(86) | De lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle meldingen van inbreuken naar behoren worden geregistreerd, dat iedere melding kan worden opgevraagd, en dat informatie die via de meldingen wordt ontvangen, als bewijsmateriaal kan worden gebruikt in het kader van eventuele rechtshandhavingsmaatregelen.
(87) | Reporting persons should be protected against any form of retaliation, whether direct or indirect, taken, encouraged or tolerated by their employer or customer or recipient of services and by persons working for or acting on behalf of the latter, including colleagues and managers in the same organisation or in other organisations with which the reporting person is in contact in the context of his or her work-related activities(87) | Melders moeten worden beschermd tegen alle vormen van directe of indirecte represailles die worden genomen, aangemoedigd of geduld door hun werkgever of klant of ontvanger van diensten en door personen die werken voor of optreden namens laatstgenoemden, zoals collega’s en leidinggevenden in dezelfde organisatie of in andere organisaties waarmee de melder contact onderhoudt in het kader van zijn werkgerelateerde activiteiten.
(88) | Where retaliation occurs undeterred and unpunished, it has a chilling effect on potential whistleblowers. A clear legal prohibition of retaliation would have an important dissuasive effect, and would be further strengthened by provisions for personal liability and penalties for the perpetrators of retaliation.(88) | Als represailles ongebreideld voorkomen en onbestraft blijven, heeft dit een remmend effect op potentiële klokkenluiders. Een duidelijk wettelijk verbod op represailles zou een belangrijk afschrikkend effect hebben, dat nog verder zou worden versterkt door bepalingen inzake persoonlijke aansprakelijkheid en sancties ten aanzien van degenen die zich schuldig maken aan represailles.
(89) | Potential whistleblowers who are not sure about how to report or whether they will be protected in the end may be discouraged from reporting. Member States should ensure that relevant and accurate information in that regard is provided in a way that is clear and easily accessible to the general public. Individual, impartial and confidential advice, free of charge, should be available on, for example, whether the information in question is covered by the applicable rules on whistleblower protection, which reporting channel might best be used and which alternative procedures are available in the event that the information is not covered by the applicable rules, so-called ‘signposting’. Access to such advice can help to ensure that reports are made through the appropriate channels, in a responsible manner, and that breaches are detected in a timely manner or even prevented. Such advice and information could be provided by an information centre or a single and independent administrative authority. Member States could choose to extend such advice to legal counselling. Where such advice is given to reporting persons by civil society organisations which are bound by a duty of maintaining the confidential nature of the information received, Member States should ensure that such organisations do not suffer retaliation, for instance in the form of economic prejudice through a restriction on their access to funding or blacklisting that could impede the proper functioning of the organisation.(89) | Potentiële klokkenluiders die niet goed weten hoe zij een melding kunnen doen en of zij uiteindelijk zullen worden beschermd, kunnen zich daardoor van melding laten weerhouden. De lidstaten moeten waarborgen dat relevante en nauwkeurige desbetreffende informatie op duidelijke wijze wordt verstrekt en gemakkelijk toegankelijk is voor het grote publiek. Individueel, onpartijdig en vertrouwelijk advies dient kosteloos beschikbaar te zijn over bijvoorbeeld de vraag of de betrokken informatie onder de toepasselijke regels voor de bescherming van klokkenluiders valt, welk meldingskanaal het best kan worden gebruikt en welke alternatieve procedures beschikbaar zijn ingeval de informatie niet onder de toepasselijke regels valt (zogeheten “wegwijs maken”). Toegang tot dergelijk advies kan ertoe bijdragen dat meldingen op een verantwoorde wijze via de gepaste kanalen worden gedaan en dat inbreuken tijdig worden ontdekt of zelfs voorkomen. Een dergelijk advies en dergelijke informatie kunnen worden verstrekt door een informatiecentrum of een onafhankelijke centrale bestuurlijke autoriteit. De lidstaten kunnen ervoor kiezen dit advies uit te breiden tot juridisch advies. Indien dit advies aan melders wordt verstrekt door maatschappelijke organisaties die met betrekking tot de ontvangen informatie gebonden zijn aan een vertrouwelijkheidsplicht, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat deze organisaties niet worden getroffen door represailles, bijvoorbeeld in de vorm van economische nadelen via een beperking van hun toegang tot financiering of opname op een zwarte lijst die het goede functioneren van de organisatie in het gedrang kan brengen.
(90) | Competent authorities should provide reporting persons with the support necessary for them to access protection effectively. In particular, they should provide proof or other documentation required to confirm to other authorities or courts that external reporting has taken place. Under certain national frameworks and in certain cases, reporting persons may benefit from forms of certification of the fact that they meet the conditions of the applicable rules. Notwithstanding such possibilities, they should have effective access to judicial review, whereby it is for the courts to decide, based on all the individual circumstances of the case, whether they meet the conditions of the applicable rules.(90) | De bevoegde autoriteiten moeten melders de nodige steun verschaffen zodat zij effectief toegang hebben tot bescherming. Meer bepaald moeten zij bewijsmateriaal of andere documentatie verstrekken die vereist is om aan andere autoriteiten of gerechtelijke instanties te bevestigen dat er een externe melding heeft plaatsgevonden. In bepaalde nationale kaders en in bepaalde gevallen komen melders in aanmerking voor vormen van officiële bevestiging dat zij voldoen aan de voorwaarden van de toepasselijke regels. Ondanks dergelijke mogelijkheden moeten zij doeltreffende toegang tot rechterlijke toetsing hebben, waarbij het aan de gerechtelijke instanties is om op grond van de afzonderlijke omstandigheden van de zaak te besluiten of zij aan de voorwaarden van de toepasselijke regels voldoen.
(91) | It should not be possible to rely on individuals' legal or contractual obligations, such as loyalty clauses in contracts or confidentiality or non-disclosure agreements, so as to preclude reporting, to deny protection or to penalise reporting persons for having reported information on breaches or made a public disclosure where providing the information falling within the scope of such clauses and agreements is necessary for revealing the breach. Where those conditions are met, reporting persons should not incur any kind of liability, be it civil, criminal, administrative or employment-related. It is appropriate that there be protection from liability for the reporting or public disclosure under this Directive of information in respect of which the reporting person had reasonable grounds to believe that reporting or public disclosure was necessary to reveal a breach pursuant to this Directive. Such protection should not extend to superfluous information that the person revealed without having such reasonable grounds.(91) | Wettelijke of contractuele verplichtingen van personen, zoals loyaliteitsclausules in contracten of vertrouwelijkheids- of niet-openbaarmakingsovereenkomsten, mogen niet worden ingeroepen om meldingen te verbieden, bescherming te ontzeggen of melders te bestraffen voor het melden van informatie over of het openbaar maken van inbreuken indien het verstrekken van de onder die clausules en overeenkomsten vallende informatie nodig is voor het onthullen van de inbreuk. Wanneer aan die voorwaarden is voldaan, mag op de melders geen enkele burgerlijke, strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of arbeidsrechtelijke aansprakelijkheid rusten. Het is passend dat er bescherming is tegen aansprakelijkheid voor de melding of openbaarmaking op grond van deze richtlijn van informatie waarvan de melder redelijke gronden had om aan te nemen dat melding of openbaarmaking nodig was voor het onthullen van een inbreuk op grond van deze richtlijn. Die bescherming geldt niet voor overbodige informatie die de persoon heeft onthuld zonder dat hij daarvoor redelijke gronden heeft.
(92) | Where reporting persons lawfully acquire or obtain access to the information on breaches reported or the documents containing that information, they should enjoy immunity from liability. This should apply both in cases where reporting persons reveal the content of documents to which they have lawful access as well as in cases where they make copies of such documents or remove them from the premises of the organisation where they are employed, in breach of contractual or other clauses stipulating that the relevant documents are the property of the organisation. The reporting persons should also enjoy immunity from liability in cases where the acquisition of or access to the relevant information or documents raises an issue of civil, administrative or labour-related liability. Examples would be cases where the reporting persons acquired the information by accessing the emails of a co-worker or files which they normally do not use within the scope of their work, by taking pictures of the premises of the organisation or by accessing locations they do not usually have access to. Where the reporting persons acquired or obtained access to the relevant information or documents by committing a criminal offence, such as physical trespassing or hacking, their criminal liability should remain governed by the applicable national law, without prejudice to the protection granted under Article 21(7) of this Directive. Similarly, any other possible liability of the reporting persons arising from acts or omissions which are unrelated to the reporting or are not necessary for revealing a breach pursuant to this Directive should remain governed by the applicable Union or national law. In those cases, it should be for the national courts to assess the liability of the reporting persons in the light of all relevant factual information and taking into account the individual circumstances of the case, including the necessity and proportionality of the act or omission in relation to the report or public disclosure.(92) | Indien melders op rechtmatige wijze toegang verwerven of verkrijgen tot de gemelde informatie over inbreuken of de documenten met deze informatie, moeten zij worden vrijgesteld van aansprakelijkheid. Dit moet gelden in zowel gevallen waarin de melders de inhoud onthullen van documenten waartoe zij rechtmatige toegang hebben als gevallen waarin zij kopieën van die documenten maken of deze verwijderen uit de bedrijfsruimten van de organisatie waar zij werkzaam zijn, zulks in strijd met contractuele clausules of andere clausules die bepalen dat de betreffende documenten eigendom van de organisatie zijn. De melders moeten ook worden vrijgesteld van aansprakelijkheid in gevallen waarin de verwerving van of de toegang tot de relevante informatie of documenten burgerrechtelijke, bestuursrechtelijke of arbeidsrechtelijke aansprakelijkheid in het geding brengt. Voorbeelden zijn gevallen waarin de melders de informatie hebben verworven door het raadplegen van het e-mailverkeer van een collega of dossiers waar zij normaal gesproken geen gebruik van maken bij hun werk, door het nemen van foto’s van de bedrijfsruimten van de organisatie of door het betreden van plaatsen waartoe zij doorgaans geen toegang hebben. Indien de melders toegang tot de relevante informatie of documenten hebben verworven of verkregen door het plegen van een strafbaar feit, zoals het fysiek betreden van verboden terreinen of hacking, moet hun strafrechtelijke aansprakelijkheid blijven vallen onder het toepasselijke nationale recht, onverminderd de overeenkomstig artikel 21, lid 7, van onderhavige richtlijn verleende bescherming. Evenzo moet elke andere mogelijke aansprakelijkheid van de melders die voortvloeit uit handelingen of nalatigheden die geen verband houden met de melding of niet noodzakelijk zijn voor het onthullen van een inbreuk op grond van deze richtlijn, onder het toepasselijke Unie- of nationale recht blijven vallen. In die gevallen moet het aan de nationale gerechtelijke instanties zijn om de aansprakelijkheid van de melder te beoordelen aan de hand van alle relevante feitelijke informatie en rekening houdend met de individuele omstandigheden van het geval, waaronder de noodzakelijkheid en evenredigheid van de handeling of nalatigheid in verband met de melding of openbaarmaking.
(93) | Retaliation is likely to be presented as being justified on grounds other than the reporting and it can be very difficult for reporting persons to prove the link between the reporting and the retaliation, whilst the perpetrators of retaliation may have greater power and resources to document the action taken and the reasoning. Therefore, once the reporting person demonstrates prima facie that he or she reported breaches or made a public disclosure in accordance with this Directive and suffered a detriment, the burden of proof should shift to the person who took the detrimental action, who should then be required to demonstrate that the action taken was not linked in any way to the reporting or the public disclosure.(93) | Represailles worden dikwijls gerechtvaardigd op andere gronden dan de melding en voor melders kan het zeer moeilijk zijn om het verband tussen de melding en de represailles aan te tonen, terwijl degenen die zich schuldig maken aan de represailles wellicht beschikken over meer macht en middelen om de ondernomen actie en de redenering te staven. Zodra de melder eenmaal prima facie heeft aangetoond dat hij een melding of openbaarmaking heeft verricht van inbreuken overeenkomstig deze richtlijn en schade heeft geleden, dient de bewijslast dan ook te verschuiven naar degene die verantwoordelijk is voor de benadelingshandeling, die dan moet aantonen dat de handeling op geen enkele wijze verband hield met de melding of openbaarmaking.
(94) | Beyond an explicit prohibition of retaliation provided in law, it is crucial that reporting persons who do suffer retaliation have access to legal remedies and compensation. The appropriate remedy in each case should be determined by the kind of retaliation suffered, and the damage caused in such cases should be compensated in full in accordance with national law. The appropriate remedy could take the form of actions for reinstatement, for instance, in the event of dismissal, transfer or demotion, or of withholding of training or promotion, or for restoration of a cancelled permit, licence or contract; compensation for actual and future financial losses, for example for lost past wages, but also for future loss of income, costs linked to a change of occupation; and compensation for other economic damage, such as legal expenses and costs of medical treatment, and for intangible damage such as pain and suffering.(94) | Naast een uitdrukkelijk wettelijk verbod op represailles is het van cruciaal belang dat melders die te maken krijgen met represailles, toegang hebben tot wettelijke remedies en schadevergoeding. De passende remedie moet in elke zaak worden bepaald naargelang het soort ondergane represailles, en de in dergelijke gevallen veroorzaakte schade moet volledig worden vergoed overeenkomstig nationaal recht. De passende remedie kan de vorm aannemen van maatregelen tot herplaatsing (bijvoorbeeld bij ontslag, overplaatsing of degradatie, of bij weigering van opleiding of bevordering) of tot herstel van een opgezegde machtiging, vergunning of overeenkomst; vergoeding voor concrete of toekomstige financiële verliezen (zoals gederfd loon, maar ook toekomstige inkomstenderving, met verandering van beroep verband houdende kosten); en vergoeding voor andere economische schade, zoals juridische kosten en medische zorgkosten, en voor immateriële schade zoals pijn en leed.
(95) | While the types of legal action may vary between legal systems, they should ensure that compensation or reparation is real and effective, in a way which is proportionate to the detriment suffered and is dissuasive. Of relevance in this context are the Principles of the European Pillar of Social Rights, in particular Principle 7 according to which ‘Prior to any dismissal, workers have the right to be informed of the reasons and be granted a reasonable period of notice. They have the right to access to effective and impartial dispute resolution and, in case of unjustified dismissal, a right to redress, including adequate compensation.’. The remedies established at national level should not discourage potential future whistleblowers. For instance, providing for compensation as an alternative to reinstatement in the event of dismissal might give rise to a systematic practice, in particular by larger organisations, thus having a dissuasive effect on future whistleblowers.(95) | Terwijl de soorten remedies kunnen variëren naargelang het rechtsstelsel, moeten zij zorgen voor een werkelijke en doeltreffende compensatie of schadevergoeding die in verhouding staat tot de geleden schade en die afschrikt. Relevant zijn in dit verband de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, met name beginsel 7, dat luidt als volgt: “Voorafgaand aan een ontslag hebben werknemers het recht te worden geïnformeerd over de redenen die eraan ten grondslag liggen en moet hun een redelijke opzegtermijn worden geboden. Zij hebben het recht op toegang tot een doeltreffend en onpartijdig systeem van geschillenbeslechting en, bij een kennelijk onredelijk ontslag, een recht op verhaal, waarbij onder meer een passende schadevergoeding is inbegrepen.”. De op nationaal niveau vastgestelde remedies mogen potentiële toekomstige klokkenluiders niet ontmoedigen. Indien bij ontslag wordt toegestaan dat schadevergoeding wordt betaald als alternatief voor herplaatsing zou dat, zeker in grotere organisaties, tot een stelselmatige praktijk kunnen leiden en zodoende toekomstige klokkenluiders kunnen afschrikken.
(96) | Of particular importance for reporting persons are interim remedies pending the resolution of legal proceedings that can be protracted. Particularly, actions of interim relief, as provided for under national law, should also be available to reporting persons in order to stop threats, attempts or continuing acts of retaliation, such as harassment or to prevent forms of retaliation, such as dismissal, which might be difficult to reverse after the lapse of lengthy periods and which can ruin the individual financially, a perspective which can seriously discourage potential whistleblowers.(96) | Van bijzonder belang voor melders zijn voorlopige remedies in afwachting van de voltooiing van mogelijk langdurige gerechtelijke procedures. Voor het stopzetten van bedreigingen, pogingen tot represailles of aanhoudende represailles (zoals intimidatie op het werk) of het voorkomen van vormen van represailles zoals ontslag, die na verloop van veel tijd wellicht moeilijk ongedaan zijn te maken en de betrokkene financieel te gronde kunnen richten, een perspectief dat potentiële klokkenluiders sterk kan ontmoedigen, moeten melders met name toegang hebben tot maatregelen in kort geding zoals geregeld bij nationaal recht.
(97) | Action taken against reporting persons outside the work-related context, through proceedings, for instance, related to defamation, breach of copyright, trade secrets, confidentiality and personal data protection, can also pose a serious deterrent to whistleblowing. In such proceedings, reporting persons should be able to rely on having reported breaches or made a public disclosure in accordance with this Directive as a defence, provided that the information reported or publicly disclosed was necessary to reveal the breach. In such cases, the person initiating the proceedings should carry the burden of proving that the reporting person does not meet the conditions laid down by this Directive.(97) | Voor klokkenluiders kan ook een aanzienlijk afschrikkend effect uitgaan van maatregelen die buiten de werkgerelateerde context tegen melders worden genomen, bijvoorbeeld via procedures wegens laster of schending van auteursrechten, bedrijfsgeheimen, vertrouwelijkheid en de bescherming van persoonsgegevens. In dergelijke procedures moeten melders gemelde of openbaar gemaakte inbreuken op grond van deze richtlijn ter verdediging kunnen inroepen, mits de gemelde of openbaar gemaakte informatie nodig was om de inbreuk te onthullen. In die gevallen moet de bewijslast voor het feit dat de melder niet voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in deze richtlijn, rusten op de persoon die de procedure heeft aangespannen.
(98) | Directive (EU) 2016/943 of the European Parliament and of the Council (46) lays down rules to ensure a sufficient and consistent level of civil redress in the event of unlawful acquisition, use or disclosure of a trade secret. However, it also provides that the acquisition, use or disclosure of a trade secret is to be considered lawful to the extent that it is allowed by Union law. Persons who disclose trade secrets acquired in a work-related context should only benefit from the protection granted by this Directive, including in terms of not incurring civil liability, provided that they meet the conditions laid down by this Directive, including that the disclosure was necessary to reveal a breach falling within the material scope of this Directive. Where those conditions are met, disclosures of trade secrets are to be considered allowed by Union law within the meaning of Article 3(2) of Directive (EU) 2016/943. Moreover, both Directives should be considered as being complementary and the civil redress measures, procedures and remedies as well as exemptions provided for in Directive (EU) 2016/943 should remain applicable for all disclosures of trade secrets falling outside the scope of this Directive. Competent authorities that receive information on breaches that includes trade secrets should ensure that they are not used or disclosed for purposes going beyond what is necessary for proper follow-up of the reports.(98) | Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad (46) bevat de regels voor het waarborgen van een toereikend en consistent niveau van civiele maatregelen in geval van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim. De richtlijn bepaalt echter dat het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim als rechtmatig wordt beschouwd voor zover het bij Unierecht is toegestaan. Personen die in een werkgerelateerde context verkregen bedrijfsgeheimen onthullen, mogen alleen onder de door deze richtlijn verleende bescherming vallen — onder meer in de zin dat zij niet burgerrechtelijk aansprakelijk zijn — indien zij aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in deze richtlijn voldoen, onder meer de voorwaarde dat de openbaarmaking nodig was om een onder het materiële toepassingsgebied van deze richtlijn vallende inbreuk te onthullen. Indien aan die voorwaarden is voldaan, moeten openbaarmakingen van bedrijfsgeheimen worden beschouwd als “toegestaan” bij Unierecht in de zin van artikel 3, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/943. Daarnaast moeten deze richtlijn en Richtlijn (EU) 2016/943 als complementair worden beschouwd, en moeten de civiele herstelmaatregelen, procedures, remedies en vrijstellingen waarin Richtlijn (EU) 2016/943 voorziet, toepasselijk blijven op alle openbaarmakingen van bedrijfsgeheimen die buiten het toepassingsgebied van onderhavige richtlijn vallen. Bevoegde autoriteiten die informatie over inbreuken die bedrijfsgeheimen bevat ontvangen moeten ervoor zorgen dat zij niet worden gebruikt of openbaar worden gemaakt voor doeleinden die verder gaan dan nodig is voor correcte opvolging van de meldingen.
(99) | A significant cost for reporting persons contesting retaliation measures taken against them in legal proceedings can be the relevant legal fees. Although they could recover such fees at the end of the proceedings, they might not be able to pay those fees if charged at the outset of proceedings, especially if they are unemployed and blacklisted. Assistance for criminal legal proceedings, particularly where the reporting persons meet the conditions of Directive (EU) 2016/1919 of the European Parliament and of the Council (47), and, more generally, support to those who are in serious financial need might be key, in certain cases, for the effective enforcement of their rights to protection.(99) | Toepasselijke gerechtskosten kunnen een aanzienlijk deel uitmaken van de kosten voor melders die de tegen hen genomen represailles betwisten door middel van een gerechtelijke procedure. Hoewel zij zulke gerechtskosten aan het eind van de procedure zouden kunnen terugvorderen, kunnen zij die gerechtskosten wellicht niet betalen indien zij bij het begin van de procedure in rekening zijn gebracht, zeker wanneer zij werkloos zijn en op een zwarte lijst staan. Bijstand voor strafrechtelijke procedures, met name indien de melders voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad (47), en meer in het algemeen steun voor wie in ernstige financiële moeilijkheden verkeert, zou in bepaalde gevallen van cruciaal belang kunnen zijn voor het doeltreffend handhaven van hun rechten op bescherming.
(100) | The rights of the person concerned should be protected in order to avoid reputational damage or other negative consequences. Furthermore, the rights of defence and access to remedies of the person concerned should be fully respected at every stage of the procedure following the report, in accordance with Articles 47 and 48 of the Charter. Member States should protect the confidentiality of the identity of the person concerned and ensure the rights of defence including the right of access to the file, the right to be heard and the right to seek effective remedy against a decision concerning the person concerned under the applicable procedures set out in national law in the context of investigations or subsequent judicial proceedings.(100) | De rechten van de betrokkene dienen te worden beschermd om reputatieschade of andere negatieve gevolgen te voorkomen. Voorts moeten de rechten van de verdediging en de toegang tot rechtsmiddelen van de betrokkene in elke fase van de procedure die volgt op een melding volledig te worden geëerbiedigd overeenkomstig de artikelen 47 en 48 van het Handvest. De lidstaten dienen de vertrouwelijkheid van de identiteit van de betrokkene te beschermen en de rechten van de verdediging te waarborgen, met inbegrip van het recht op toegang tot het dossier, het recht te worden gehoord en het recht op een doeltreffend rechtsmiddel tegen een besluit betreffende de betrokkene overeenkomstig de toepasselijke procedures van nationaal recht in het kader van een onderzoek of de daaropvolgende gerechtelijke procedures.
(101) | Any person who suffers prejudice, whether directly or indirectly, as a consequence of the reporting or public disclosure of inaccurate or misleading information should retain the protection and the remedies available to him or her under the rules of general national law. Where such inaccurate or misleading information was reported or publicly disclosed deliberately and knowingly, the persons concerned should be entitled to compensation in accordance with national law.(101) | Eenieder die als gevolg van de melding of openbaarmaking van onjuiste of misleidende informatie direct of indirect te maken krijgt met vooroordelen, moet onverminderd gebruik kunnen maken van de hem krachtens het gemene nationale recht ter beschikking staande bescherming en rechtsmiddelen. Indien willens en wetens onjuiste of misleidende informatie werd gemeld of openbaar gemaakt, moeten de betrokkenen overeenkomstig nationaal recht recht hebben op schadevergoeding.
(102) | Criminal, civil or administrative penalties are necessary to ensure the effectiveness of the rules on whistleblower protection. Penalties against those who take retaliatory or other adverse actions against reporting persons can discourage further such actions. Penalties against persons who report or publicly disclose information on breaches which is demonstrated to be knowingly false are also necessary to deter further malicious reporting and preserve the credibility of the system. The proportionality of such penalties should ensure that they do not have a dissuasive effect on potential whistleblowers.(102) | Strafrechtelijke, burgerrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties zijn nodig om de doeltreffendheid van de regels inzake klokkenluidersbescherming te waarborgen. Sancties tegen personen die represailles of andere nadelige maatregelen jegens melders nemen, kunnen een afschrikkende werking hebben. Sancties tegen personen die informatie over inbreuken melden of openbaar maken die aantoonbaar bewust onjuist is, zijn ook nodig om verdere kwaadwillige meldingen te voorkomen en de geloofwaardigheid van het systeem te beschermen. Die sancties moeten evenredig zijn, zodat zij geen afschrikkend effect op potentiële klokkenluiders hebben.
(103) | Any decision taken by authorities adversely affecting the rights granted by this Directive, in particular decisions by which competent authorities decide to close the procedure regarding a reported breach on account of it being clearly minor or on account of the report being repetitive, or decide that a particular report does not deserve priority treatment, is subject to judicial review in accordance with Article 47 of the Charter.(103) | Door autoriteiten genomen besluiten die negatieve gevolgen hebben voor de bij deze richtlijn verleende rechten, met name besluiten waarbij bevoegde autoriteiten beslissen de procedure inzake een gemelde inbreuk af te sluiten omdat zij duidelijk van geringe betekenis of repetitief is of op een herhaalde melding, of waarbij zij beslissen dat een specifieke melding geen voorkeursbehandeling verdient, zijn overeenkomstig artikel 47 van het Handvest aan rechterlijke toetsing onderworpen.
(104) | This Directive introduces minimum standards and it should be possible for Member States to introduce or maintain provisions which are more favourable to the reporting person, provided that such provisions do not interfere with the measures for the protection of persons concerned. The transposition of this Directive should, under no circumstances, provide grounds for reducing the level of protection already granted to reporting persons under national law in the areas to which it applies.(104) | Deze richtlijn voert minimumnormen in en het moet voor de lidstaten mogelijk zijn bepalingen vast te stellen of te handhaven die gunstiger zijn voor de melder, mits die bepalingen geen afbreuk doen aan de maatregelen ter bescherming van de betrokkenen. De omzetting van deze richtlijn mag in geen geval een rechtvaardiging vormen voor een verlaging van het beschermingsniveau dat melders reeds wordt geboden uit hoofde van het nationaal recht in de gebieden waar het van toepassing is.
(105) | In accordance with Article 26(2) TFEU, the internal market needs to comprise an area without internal frontiers in which the free movement of goods and services is ensured. The internal market should provide Union citizens with added value in the form of better quality and safety of goods and services, ensuring high standards of public health and environmental protection as well as free movement of personal data. Thus, Article 114 TFEU is the appropriate legal basis to adopt the measures necessary for the establishment and functioning of the internal market. In addition to Article 114 TFEU, this Directive should have additional specific legal bases in order to cover the fields that rely on Article 16, Article 43(2), Article 50, Article 53(1), Articles 91 and 100, Article 168(4), Article 169, Article 192(1) and Article 325(4) TFEU and Article 31 of the Euratom Treaty for the adoption of Union measures.(105) | Overeenkomstig artikel 26, lid 2, VWEU dient de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen te omvatten waarin het vrije verkeer van goederen en diensten gewaarborgd is. De interne markt moet de burgers van de Unie meerwaarde bieden in de vorm van betere en veiligere producten en diensten, door voor hoge normen inzake volksgezondheid en milieubescherming te zorgen en het vrije verkeer van persoonsgegevens te waarborgen. Artikel 114 VWEU is de juiste rechtsgrondslag voor het vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de instelling en de werking van de interne markt. Naast artikel 114 VWEU moet deze richtlijn worden gebaseerd op een aantal aanvullende specifieke rechtsgronden ter dekking van de gebieden die voor het vaststellen van Uniemaatregelen vallen onder artikel 16, artikel 43, lid 2, artikel 50, artikel 53, lid 1, artikel 91, artikel 100, artikel 168, lid 4, artikel 169, artikel 192, lid 1 en artikel 325, lid 4, VWEU en artikel 31 van het Euratom-Verdrag.
(106) | The material scope of this Directive is based on the identification of areas where the introduction of whistleblower protection appears justified and necessary on the basis of currently available evidence. Such material scope could be extended to further areas or Union acts, if that proves necessary as a means of strengthening their enforcement in the light of evidence that may come to the fore in the future, or on the basis of the evaluation of the way in which this Directive has functioned.(106) | Het materiële toepassingsgebied van deze richtlijn is gebaseerd op de gebieden waarop de invoering van klokkenluidersbescherming in het licht van de momenteel beschikbare onderbouwing gerechtvaardigd en noodzakelijk lijkt. Dit materiële toepassingsgebied kan worden uitgebreid tot andere gebieden of Uniehandelingen, als dit — in het licht van onderbouwing dat in de toekomst mogelijk naar voren komt, of op grond van de evaluatie van de wijze waarop deze richtlijn is toegepast — nodig blijkt om de handhaving aan te scherpen.
(107) | Where future legislative acts relevant to the policy areas covered by this Directive are adopted, they should specify, where appropriate, that this Directive applies. Where necessary, the material scope of this Directive should be adapted and the Annex should be amended accordingly.(107) | Wanneer in de toekomst voor de door deze richtlijn bestreken beleidsdomeinen relevante wetgevingshandelingen worden vastgesteld, moet daarin waar passend worden vermeld dat deze richtlijn van toepassing is. Indien nodig moet het materiële toepassingsgebied van deze verordening worden aangepast en moet en de bijlage dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(108) | Since the objective of this Directive, namely to strengthen enforcement in certain policy areas and as regards acts where breaches of Union law can cause serious harm to the public interest, through effective whistleblower protection, cannot be sufficiently achieved by the Member States acting alone or in an uncoordinated manner, but can rather be better achieved at Union level by laying down common minimum standards for whistleblower protection, and given that only Union action can provide coherence and align the existing Union rules on whistleblower protection, the Union may adopt measures, in accordance with the principle of subsidiarity as set out in Article 5 of the Treaty on European Union. In accordance with the principle of proportionality, as set out in that Article, this Directive does not go beyond what is necessary in order to achieve that objective.(108) | Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk klokkenluiders doeltreffend beschermen met het oog op sterkere handhaving op bepaalde beleidsterreinen en met betrekking tot bepaalde rechtshandelingen waarvoor geldt dat inbreuken op het Unierecht het algemeen belang ernstig kunnen schaden, niet afdoende kan worden bereikt als de lidstaten afzonderlijk of op een ongecoördineerde wijze optreden, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt door het vaststellen van minimumnormen voor klokkenluidersbescherming, en daar enkel optreden van de Unie voor samenhang kan zorgen en de bestaande Unieregels inzake klokkenluidersbescherming kan stroomlijnen, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginselmaatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
(109) | This Directive respects fundamental rights and the principles recognised in particular by the Charter, in particular Article 11 thereof. Accordingly, it is essential that this Directive be implemented in accordance with those rights and principles by ensuring full respect for, inter alia, freedom of expression and information, the right to protection of personal data, the freedom to conduct a business, the right to a high level of consumer protection, the right to a high level of human health protection, the right to a high level of environmental protection, the right to good administration, the right to an effective remedy and the rights of defence.(109) | Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest, met name artikel 11. Deze richtlijn moet derhalve worden toegepast met inachtneming van deze rechten en beginselen, door de volledige eerbiediging te waarborgen van onder meer de vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op een hoog niveau van consumentenbescherming, het recht op een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid, het recht op een hoog niveau van milieubescherming, het recht op behoorlijk bestuur, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en de rechten van de verdediging.
(110) | The European Data Protection Supervisor was consulted in accordance with Article 28(2) of Regulation (EC) No 45/2001,(110) | De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 geraadpleegd,
HAVE ADOPTED THIS DIRECTIVE:HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
CHAPTER IHOOFDSTUK I
SCOPE, DEFINITIONS AND CONDITIONS FOR PROTECTIONTOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN BESCHERMINGSVOORWAARDEN
Article 1Artikel 1
PurposeDoel
The purpose of this Directive is to enhance the enforcement of Union law and policies in specific areas by laying down common minimum standards providing for a high level of protection of persons reporting breaches of Union law.Deze richtlijn heeft tot doel de tenuitvoerlegging van het Unierecht en -beleid op specifieke gebieden te verbeteren door de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen die zorgen voor een hoog niveau van bescherming van melders van inbreuken op het Unierecht.
Article 2Artikel 2
Material scopeMaterieel toepassingsgebied
1.   This Directive lays down common minimum standards for the protection of persons reporting the following breaches of Union law:1.   Deze richtlijn bevat gemeenschappelijke minimumnormen voor de bescherming van melders van de volgende inbreuken op het Unierecht:
(a) | breaches falling within the scope of the Union acts set out in the Annex that concern the following areas: | (i) | public procurement; | (ii) | financial services, products and markets, and prevention of money laundering and terrorist financing; | (iii) | product safety and compliance; | (iv) | transport safety; | (v) | protection of the environment; | (vi) | radiation protection and nuclear safety; | (vii) | food and feed safety, animal health and welfare; | (viii) | public health; | (ix) | consumer protection; | (x) | protection of privacy and personal data, and security of network and information systems;a) | inbreuken die binnen het toepassingsgebied vallen van de in de bijlage vermelde Uniehandelingen en die betrekking hebben op de volgende gebieden: | i) | overheidsopdrachten; | ii) | financiële diensten, producten en markten, voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering; | iii) | productveiligheid en productconformiteit; | iv) | veiligheid van het vervoer; | v) | bescherming van het milieu; | vi) | stralingsbescherming en nucleaire veiligheid; | vii) | veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn; | viii) | volksgezondheid; | ix) | consumentenbescherming; | x) | bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen;
(b) | breaches affecting the financial interests of the Union as referred to in Article 325 TFEU and as further specified in relevant Union measures;b) | inbreuken waardoor de financiële belangen van de Unie als bedoeld in artikel 325 VWEU en nader toegelicht in relevante Uniemaatregelen worden geschaad;
(c) | breaches relating to the internal market, as referred to in Article 26(2) TFEU, including breaches of Union competition and State aid rules, as well as breaches relating to the internal market in relation to acts which breach the rules of corporate tax or to arrangements the purpose of which is to obtain a tax advantage that defeats the object or purpose of the applicable corporate tax law.c) | inbreuken in verband met de interne markt, als bedoeld in artikel 26, lid 2, VWEU, met inbegrip van inbreuken op de Unieregels inzake mededinging en staatssteun, alsmede inbreuken in verband met de interne markt en die betrekking hebben op handelingen die in strijd zijn met de regels van de vennootschapsbelasting of constructies die erop gericht zijn een belastingvoordeel te verkrijgen dat afbreuk doet aan de strekking of het doel van het toepasselijke vennootschapsbelastingrecht.
2.   This Directive is without prejudice to the power of Member States to extend protection under national law as regards areas or acts not covered by paragraph 1.2.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om de bescherming uit hoofde van het nationale recht uit te breiden met betrekking tot niet onder lid 1 vallende gebieden of handelingen.
Article 3Artikel 3
Relationship with other Union acts and national provisionsVerband met andere Uniehandelingen en nationale bepalingen
1.   Where specific rules on the reporting of breaches are provided for in the sector-specific Union acts listed in Part II of the Annex, those rules shall apply. The provisions of this Directive shall be applicable to the extent that a matter is not mandatorily regulated in those sector-specific Union acts.1.   Indien de in deel II van de bijlage vermelde sectorspecifieke Uniehandelingen specifieke regels inzake het melden van inbreuken bevatten, zijn die regels van toepassing. De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing voor zover een aangelegenheid niet verplicht in die sectorspecifieke Uniehandelingen is geregeld.
2.   This Directive shall not affect the responsibility of Member States to ensure national security or their power to protect their essential security interests. In particular, it shall not apply to reports of breaches of the procurement rules involving defence or security aspects unless they are covered by the relevant acts of the Union.2.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van lidstaten om nationale veiligheid te garanderen of hun bevoegdheid om hun essentiële veiligheidsbelangen te beschermen. Zij is met name niet van toepassing op meldingen van inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn, tenzij zij onder de desbetreffende Uniehandelingen vallen.
3.   This Directive shall not affect the application of Union or national law relating to any of the following:3.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van Unie- of nationaal recht in verband met:
(a) | the protection of classified information;a) | de bescherming van gerubriceerde gegevens;
(b) | the protection of legal and medical professional privilege;b) | de bescherming van het beroepsgeheim van advocaten en van het medisch beroepsgeheim;
(c) | the secrecy of judicial deliberations;c) | de geheimhouding van rechterlijke beraadslagingen;
(d) | rules on criminal procedure.d) | strafprocesrecht.
4.   This Directive shall not affect national rules on the exercise by workers of their rights to consult their representatives or trade unions, and on protection against any unjustified detrimental measure prompted by such consultations as well as on the autonomy of the social partners and their right to enter into collective agreements. This is without prejudice to the level of protection granted by this Directive.4.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan nationale regels inzake de uitoefening door werknemers van het recht om hun vertegenwoordigers of vakbonden te raadplegen en inzake de bescherming tegen ongerechtvaardigde benadelende maatregelen als gevolg van deze raadplegingen, alsmede inzake de autonomie van de sociale partners en hun recht om collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten. Dit doet geen afbreuk aan het bij deze richtlijn verleende beschermingsniveau.
Article 4Artikel 4
Personal scopePersoonlijk toepassingsgebied
1.   This Directive shall apply to reporting persons working in the private or public sector who acquired information on breaches in a work-related context including, at least, the following:1.   Deze richtlijn is van toepassing op in de private of de publieke sector werkzame melders die informatie over inbreuken hebben verkregen in een werkgerelateerde context, met inbegrip van ten minste de volgende personen:
(a) | persons having the status of worker, within the meaning of Article 45(1) TFEU, including civil servants;a) | personen met de hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 45, lid 1, VWEU, met inbegrip van ambtenaren;
(b) | persons having self-employed status, within the meaning of Article 49 TFEU;b) | personen met de hoedanigheid van zelfstandige in de zin van artikel 49 VWEU;
(c) | shareholders and persons belonging to the administrative, management or supervisory body of an undertaking, including non-executive members, as well as volunteers and paid or unpaid trainees;c) | aandeelhouders en personen die behoren tot het bestuurlijk, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een onderneming, met inbegrip van niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden, vrijwilligers en bezoldigde of onbezoldigde stagiairs;
(d) | any persons working under the supervision and direction of contractors, subcontractors and suppliers.d) | eenieder die werkt onder toezicht en leiding van aannemers, onderaannemers en leveranciers.
2.   This Directive shall also apply to reporting persons where they report or publicly disclose information on breaches acquired in a work-based relationship which has since ended.2.   Deze richtlijn is ook van toepassing op melders, indien zij informatie over inbreuken die is verkregen in een inmiddels beëindigde werkrelatie melden of openbaar maken.
3.   This Directive shall also apply to reporting persons whose work-based relationship is yet to begin in cases where information on breaches has been acquired during the recruitment process or other pre-contractual negotiations.3.   Deze richtlijn is ook van toepassing op melders wier werkrelatie nog moet aanvangen, ingeval informatie over inbreuken is verkregen tijdens de wervingsprocedure of andere precontractuele onderhandelingen.
4.   The measures for the protection of reporting persons set out in Chapter VI shall also apply, where relevant, to:4.   De in hoofdstuk VI vervatte maatregelen ter bescherming van melders zijn, in voorkomend geval, tevens van toepassing op:
(a) | facilitators;a) | facilitators;
(b) | third persons who are connected with the reporting persons and who could suffer retaliation in a work-related context, such as colleagues or relatives of the reporting persons; andb) | derden die verbonden zijn met de melders en die het slachtoffer kunnen worden van represailles in een werkgerelateerde context, zoals collega’s of familieleden van de melders, en
(c) | legal entities that the reporting persons own, work for or are otherwise connected with in a work-related context.c) | juridische entiteiten die eigendom zijn van de melders, waarvoor de melders werken of waarmee de melders anderszins in een werkgerelateerde context verbonden zijn.
Article 5Artikel 5
DefinitionsDefinities
For the purposes of this Directive, the following definitions apply:Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:
(1) | ‘breaches’ means acts or omissions that: | (i) | are unlawful and relate to the Union acts and areas falling within the material scope referred to in Article 2; or | (ii) | defeat the object or the purpose of the rules in the Union acts and areas falling within the material scope referred to in Article 2;1) | “inbreuken”: handelingen of nalatigheden die: | i) | onrechtmatig zijn en betrekking hebben op de Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen het in artikel 2 bedoelde materiële toepassingsgebied vallen, of | ii) | het doel of de toepassing ondermijnen van de regels in de Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen het in artikel 2 bedoelde materiële toepassingsgebied vallen;
(2) | ‘information on breaches’ means information, including reasonable suspicions, about actual or potential breaches, which occurred or are very likely to occur in the organisation in which the reporting person works or has worked or in another organisation with which the reporting person is or was in contact through his or her work, and about attempts to conceal such breaches;2) | “informatie over inbreuken”: informatie, waaronder redelijke vermoedens, over feitelijke of mogelijke inbreuken, die hebben plaatsgevonden of zeer waarschijnlijk zullen plaatsvinden binnen de organisatie waar de melder werkt of heeft gewerkt of binnen een andere organisatie waarmee de melder uit hoofde van zijn werk in contact is geweest, alsmede over pogingen tot verhulling van dergelijke inbreuken;
(3) | ‘report’ or ‘to report’ means, the oral or written communication of information on breaches;3) | “melding” of “melden”: het mondeling of schriftelijk verstrekken van informatie over inbreuken;
(4) | ‘internal reporting’ means the oral or written communication of information on breaches within a legal entity in the private or public sector;4) | “interne melding”: het binnen een juridische entiteit in de private of de publieke sector mondeling of schriftelijk meedelen van informatie over inbreuken;
(5) | ‘external reporting’ means the oral or written communication of information on breaches to the competent authorities;5) | “externe melding”: het mondeling of schriftelijk aan de bevoegde autoriteiten meedelen van informatie over inbreuken;
(6) | ‘public disclosure’ or ‘to publicly disclose’ means the making of information on breaches available in the public domain;6) | “openbaarmaking” of “openbaar maken”: het publiek toegankelijk maken van informatie over inbreuken;
(7) | ‘reporting person’ means a natural person who reports or publicly discloses information on breaches acquired in the context of his or her work-related activities;7) | “melder”: een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten verkregen informatie over inbreuken meldt of openbaar maakt;
(8) | ‘facilitator’ means a natural person who assists a reporting person in the reporting process in a work-related context, and whose assistance should be confidential;8) | “facilitator”: een natuurlijke persoon die een melder bijstaat in het meldingsproces in een werkgerelateerde context en wiens bijstand vertrouwelijk moet zijn;
(9) | ‘work-related context’ means current or past work activities in the public or private sector through which, irrespective of the nature of those activities, persons acquire information on breaches and within which those persons could suffer retaliation if they reported such information;9) | “werkgerelateerde context”: huidige of vroegere arbeidsactiviteiten in de publieke of private sector waardoor, ongeacht de aard van die activiteiten, personen informatie kunnen verkrijgen over inbreuken en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met represailles indien zij dergelijke informatie zouden melden;
(10) | ‘person concerned’ means a natural or legal person who is referred to in the report or public disclosure as a person to whom the breach is attributed or with whom that person is associated;10) | “betrokkene”: een natuurlijke of rechtspersoon die in de melding of bij de openbaarmaking wordt genoemd als persoon aan wie de inbreuk wordt toegeschreven of met wie die persoon in verband wordt gebracht;
(11) | ‘retaliation’ means any direct or indirect act or omission which occurs in a work-related context, is prompted by internal or external reporting or by public disclosure, and which causes or may cause unjustified detriment to the reporting person;11) | “represaille”: een directe of indirecte handeling of nalatigheid die in een werkgerelateerde context plaatsvindt naar aanleiding van een interne of externe melding of openbaarmaking, en die tot ongerechtvaardigde benadeling van de melder leidt of kan leiden;
(12) | ‘follow-up’ means any action taken by the recipient of a report or any competent authority, to assess the accuracy of the allegations made in the report and, where relevant, to address the breach reported, including through actions such as an internal enquiry, an investigation, prosecution, an action for recovery of funds, or the closure of the procedure;12) | “opvolging”: optreden van de ontvanger van een melding of een bevoegde autoriteit om de juistheid van de in de melding gedane beweringen na te gaan en de gemelde inbreuk zo nodig aan te pakken, onder meer via maatregelen zoals een intern vooronderzoek, een onderzoek, vervolging, een terugvordering van middelen of het beëindigen van de procedure;
(13) | ‘feedback’ means the provision to the reporting person of information on the action envisaged or taken as follow-up and on the grounds for such follow-up;13) | “feedback”: het aan de melder verstrekken van informatie over de als opvolging geplande of genomen maatregelen en over de redenen voor die opvolging;
(14) | ‘competent authority’ means any national authority designated to receive reports in accordance with Chapter III and give feedback to the reporting person, and/or designated to carry out the duties provided for in this Directive, in particular as regards follow-up.14) | “bevoegde autoriteit”: een nationale autoriteit die is aangewezen om meldingen overeenkomstig hoofdstuk III te ontvangen en de melders feedback te geven, en/of die is aangewezen om de in deze richtlijn vervatte plichten te vervullen, met name wat opvolging betreft.
Article 6Artikel 6
Conditions for protection of reporting personsVoorwaarden voor de bescherming van melders
1.   Reporting persons shall qualify for protection under this Directive provided that:1.   Melders komen voor bescherming uit hoofde van deze richtlijn in aanmerking mits:
(a) | they had reasonable grounds to believe that the information on breaches reported was true at the time of reporting and that such information fell within the scope of this Directive; anda) | zij gegronde redenen hadden om aan te nemen dat de gemelde informatie over inbreuken op het moment van de melding juist was en dat die informatie binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn viel, en
(b) | they reported either internally in accordance with Article 7 or externally in accordance with Article 10, or made a public disclosure in accordance with Article 15.b) | zij intern overeenkomstig artikel 7 of extern overeenkomstig artikel 10 informatie meldden, of informatie openbaar maakten overeenkomstig artikel 15.
2.   Without prejudice to existing obligations to provide for anonymous reporting by virtue of Union law, this Directive does not affect the power of Member States to decide whether legal entities in the private or public sector and competent authorities are required to accept and follow up on anonymous reports of breaches.2.   Onverminderd bestaande verplichtingen om te voorzien in anonieme melding op grond van het Unierecht, doet deze richtlijn geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of juridische entiteiten in de private of de publieke sector en bevoegde autoriteiten anonieme meldingen van inbreuken moeten aanvaarden en behandelen.
3.   Persons who reported or publicly disclosed information on breaches anonymously, but who are subsequently identified and suffer retaliation, shall nonetheless qualify for the protection provided for under Chapter VI, provided that they meet the conditions laid down in paragraph 1.3.   Personen die anoniem informatie over inbreuken hebben gemeld of openbaar gemaakt maar later zijn geïdentificeerd en het slachtoffer worden van represailles, komen niettemin in aanmerking voor de bescherming op grond van hoofdstuk VI, op voorwaarde dat zij aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoen.
4.   Persons reporting to relevant institutions, bodies, offices or agencies of the Union breaches falling within the scope of this Directive shall qualify for protection as laid down in this Directive under the same conditions as persons who report externally.4.   Personen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende inbreuken melden aan de relevante instellingen, organen of instanties van de Unie, komen in aanmerking voor bescherming overeenkomstig deze richtlijn onder dezelfde voorwaarden als personen die extern melding hebben gedaan.
CHAPTER IIHOOFDSTUK II
INTERNAL REPORTING AND FOLLOW-UPINTERNE MELDING EN OPVOLGING
Article 7Artikel 7
Reporting through internal reporting channelsMelding via interne meldingskanalen
1.   As a general principle and without prejudice to Articles 10 and 15, information on breaches may be reported through the internal reporting channels and procedures provided for in this Chapter.1.   Als algemeen uitgangspunt en onverminderd de artikelen 10 en 15 mag informatie over inbreuken worden gemeld via de interne meldingskanalen en procedures waarin dit hoofdstuk voorziet.
2.   Member States shall encourage reporting through internal reporting channels before reporting through external reporting channels, where the breach can be addressed effectively internally and where the reporting person considers that there is no risk of retaliation.2.   De lidstaten moedigen het melden via interne meldingskanalen aan boven het melden langs externe meldingskanalen, indien de inbreuk doeltreffend intern kan worden behandeld en indien de melder van mening is dat er geen risico op represailles bestaat.
3.   Appropriate information relating to the use of internal reporting channels referred to in paragraph 2 shall be provided in the context of the information given by legal entities in the private and public sector pursuant to point (g) of Article 9(1), and by competent authorities pursuant to point (a) of Article 12(4) and Article 13.3.   De nodige informatie over het gebruik van in lid 2 bedoelde interne meldingskanalen maakt deel uit van de informatie die wordt verstrekt door juridische entiteiten in de private en de publieke sector krachtens artikel 9, lid 1, punt g), en door bevoegde autoriteiten krachtens artikel 12, lid 4, punt a), en artikel 13.
Article 8Artikel 8
Obligation to establish internal reporting channelsVerplichting tot het opzetten van interne meldingskanalen
1.   Member States shall ensure that legal entities in the private and public sector establish channels and procedures for internal reporting and for follow-up, following consultation and in agreement with the social partners where provided for by national law.1.   De lidstaten zorgen ervoor dat juridische entiteiten in de private en de publieke sector kanalen en procedures voor de interne melding en voor opvolging opzetten, na overleg en in samenspraak met de sociale partners, indien het nationale recht daarin voorziet.
2.   The channels and procedures referred to in paragraph 1 of this Article shall enable the entity's workers to report information on breaches. They may enable other persons, referred to in points (b), (c) and (d) of Article 4(1) and Article 4(2), who are in contact with the entity in the context of their work-related activities to also report information on breaches.2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde kanalen en procedures bieden de werknemers van de entiteit de mogelijkheid informatie over inbreuken te melden. Zij kunnen die mogelijkheid ook bieden aan andere, in artikel 4, lid 1, onder b), c) en d), en artikel 4, lid 2, bedoelde personen, die in contact staan met de entiteit in het kader van hun werkgerelateerde activiteiten om eveneens informatie over inbreuken te melden.
3.   Paragraph 1 shall apply to legal entities in the private sector with 50 or more workers.3.   Lid 1 geldt voor juridische entiteiten in de private sector met 50 of meer werknemers.
4.   The threshold laid down in paragraph 3 shall not apply to the entities falling within the scope of Union acts referred to in Parts I.B and II of the Annex.4.   De in lid 3 gestelde drempel geldt niet voor de entiteiten die vallen binnen het toepassingsgebied van de in de delen I.B en II van de bijlage bedoelde Uniehandelingen.
5.   Reporting channels may be operated internally by a person or department designated for that purpose or provided externally by a third party. The safeguards and requirements referred to in Article 9(1) shall also apply to entrusted third parties operating the reporting channel for a legal entity in the private sector.5.   Meldingskanalen kunnen intern worden beheerd door een daartoe aangewezen persoon of afdeling, of extern ter beschikking worden gesteld door derden. De in artikel 9, lid 1, bedoelde waarborgen en vereisten gelden tevens voor derden die het meldingskanaal voor een juridische entiteit in de private sector beheren en aan wie deze taak is toevertrouwd.
6.   Legal entities in the private sector with 50 to 249 workers may share resources as regards the receipt of reports and any investigation to be carried out. This shall be without prejudice to the obligations imposed upon such entities by this Directive to maintain confidentiality, to give feedback, and to address the reported breach.6.   Juridische entiteiten in de private sector met 50 tot 249 werknemers mogen middelen delen voor het in ontvangst nemen van meldingen en eventueel te verrichten onderzoeken. Dit doet geen afbreuk aan de bij deze richtlijn aan dergelijke entiteiten opgelegde verplichtingen in verband met geheimhouding, het verstrekken van feedback en het behandelen van de gemelde inbreuk.
7.   Following an appropriate risk assessment taking into account the nature of the activities of the entities and the ensuing level of risk for, in particular, the environment and public health, Member States may require legal entities in the private sector with fewer than 50 workers to establish internal reporting channels and procedures in accordance with Chapter II.7.   Na een passende risicobeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de activiteiten van de entiteiten en het daaraan verbonden risiconiveau voor met name het milieu en de volksgezondheid, kunnen de lidstaten juridische entiteiten in de private sector met minder dan 50 werknemers verplichten om kanalen en procedures voor interne meldingen op te zetten overeenkomstig hoofdstuk II.
8.   Member States shall notify the Commission of any decision they take to require legal entities in the private sector to establish internal reporting channels pursuant to paragraph 7. That notification shall include the reasons for the decision and the criteria used in the risk assessment referred to in paragraph 7. The Commission shall communicate that decision to the other Member States.8.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk besluit dat zij uit hoofde van lid 7 nemen om de juridische entiteiten in de private sector te verplichten om interne meldingskanalen op te zetten. Deze kennisgeving omvat de redenen voor het besluit en de in de in lid 7 bedoelde risicobeoordeling gebruikte criteria. De Commissie stelt de overige lidstaten van dat besluit in kennis.
9.   Paragraph 1 shall apply to all legal entities in the public sector, including any entity owned or controlled by such entities.9.   Lid 1 is van toepassing op alle juridische entiteiten in de publieke sector, met inbegrip van entiteiten die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van dergelijke entiteiten.
Member States may exempt from the obligation referred to in paragraph 1 municipalities with fewer than 10 000 inhabitants or fewer than 50 workers, or other entities referred to in the first subparagraph of this paragraph with fewer than 50 workers.De lidstaten kunnen gemeenten met minder dan 10 000 inwoners of minder dan 50 werknemers of andere entiteiten met minder dan 50 werknemers vrijstellen van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde verplichting.
Member States may provide that internal reporting channels can be shared between municipalities or operated by joint municipal authorities in accordance with national law, provided that the shared internal reporting channels are distinct from and autonomous in relation to the relevant external reporting channels.De lidstaten kunnen bepalen dat interne meldingskanalen tussen gemeenten kunnen worden gedeeld of door gezamenlijke gemeentelijke autoriteiten conform het nationale recht worden beheerd, mits de gedeelde interne meldingskanalen gescheiden zijn van, en onafhankelijk zijn in verhouding tot, de relevante externe meldingskanalen.
Article 9Artikel 9
Procedures for internal reporting and follow-upProcedures voor interne melding en opvolging
1.   The procedures for internal reporting and for follow-up as referred to in Article 8 shall include the following:1.   De procedures voor interne melding en de opvolging als bedoeld in artikel 8 omvatten:
(a) | channels for receiving the reports which are designed, established and operated in a secure manner that ensures that the confidentiality of the identity of the reporting person and any third party mentioned in the report is protected, and prevents access thereto by non-authorised staff members;a) | kanalen voor het ontvangen van meldingen die door hun ontwerp, opzet en beheer op beveiligde wijze de vertrouwelijkheid van de identiteit van de melder en van eventuele in de melding genoemde derden beschermen en waartoe niet-gemachtigde personeelsleden geen toegang hebben;
(b) | acknowledgment of receipt of the report to the reporting person within seven days of that receipt;b) | een bevestiging van ontvangst van de melding aan de melder, binnen zeven dagen na die ontvangst;
(c) | the designation of an impartial person or department competent for following-up on the reports which may be the same person or department as the one that receives the reports and which will maintain communication with the reporting person and, where necessary, ask for further information from and provide feedback to that reporting person;c) | de aanwijzing van een onpartijdige persoon of afdeling die bevoegd is voor de opvolging van de meldingen, en die dezelfde persoon of afdeling kan zijn als de persoon of afdeling die de meldingen ontvangt, en die de communicatie met de melder zal onderhouden en deze zo nodig nadere informatie zal vragen en feedback zal geven;
(d) | diligent follow-up by the designated person or department referred to in point (c);d) | een zorgvuldige opvolging door de in punt c) bedoelde aangewezen persoon of afdeling;
(e) | diligent follow-up, where provided for in national law, as regards anonymous reporting;e) | een zorgvuldige opvolging van anonieme meldingen, indien het nationale recht daarin voorziet;
(f) | a reasonable timeframe to provide feedback, not exceeding three months from the acknowledgment of receipt or, if no acknowledgement was sent to the reporting person, three months from the expiry of the seven-day period after the report was made;f) | een redelijke termijn om feedback te geven, van ten hoogste drie maanden na de ontvangstbevestiging of, indien er geen ontvangstbevestiging is verstuurd aan de melder, drie maanden na het verstrijken van de periode van zeven dagen nadat de melding is gedaan;
(g) | provision of clear and easily accessible information regarding the procedures for reporting externally to competent authorities pursuant to Article 10 and, where relevant, to institutions, bodies, offices or agencies of the Union.g) | het verstrekken van duidelijke en gemakkelijk toegankelijke informatie over de procedures voor externe meldingen aan bevoegde autoriteiten krachtens artikel 10 en, in voorkomend geval, aan instellingen, organen en instanties van de Unie.
2.   The channels provided for in point (a) of paragraph 1 shall enable reporting in writing or orally, or both. Oral reporting shall be possible by telephone or through other voice messaging systems, and, upon request by the reporting person, by means of a physical meeting within a reasonable timeframe.2.   De in lid 1, onder a), bedoelde kanalen bieden de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling te melden. Mondelinge melding is mogelijk via de telefoon of via andere spraakberichtsystemen, en op verzoek van de melder door middel van een fysieke ontmoeting binnen een redelijke termijn.
CHAPTER IIIHOOFDSTUK III
EXTERNAL REPORTING AND FOLLOW-UPEXTERNE MELDING EN OPVOLGING
Article 10Artikel 10
Reporting through external reporting channelsMelding via externe meldingskanalen
Without prejudice to point (b) of Article 15(1), reporting persons shall report information on breaches using the channels and procedures referred to in Articles 11 and 12, after having first reported through internal reporting channels, or by directly reporting through external reporting channels.Onverminderd artikel 15, lid 1, onder b), verstrekken melders informatie over inbreuken door gebruik te maken van de in de artikelen 11 en 12 bedoelde kanalen en procedures nadat zij eerst een melding hebben gedaan via interne meldingskanalen hebben gebruikt dan wel door rechtstreekse melding via de externe meldingskanalen.
Article 11Artikel 11
Obligation to establish external reporting channels and to follow up on reportsVerplichting tot het opzetten van externe meldingskanalen en tot het bieden van opvolging inzake meldingen
1.   Member States shall designate the authorities competent to receive, give feedback and follow up on reports, and shall provide them with adequate resources.1.   De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn voor het ontvangen van meldingen, het geven van feedback of het bieden van opvolging inzake meldingen, en voorzien hen van voldoende middelen.
2.   Member States shall ensure that the competent authorities:2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten:
(a) | establish independent and autonomous external reporting channels, for receiving and handling information on breaches;a) | onafhankelijke en autonome externe meldingskanalen opzetten voor het ontvangen en in behandeling nemen van informatie over inbreuken;
(b) | promptly, and in any event within seven days of receipt of the report, acknowledge that receipt unless the reporting person explicitly requested otherwise or the competent authority reasonably believes that acknowledging receipt of the report would jeopardise the protection of the reporting person's identity;b) | onverwijld, en in ieder geval binnen zeven dagen na de ontvangst van de melding, een bevestiging van die ontvangst verzenden, tenzij melders uitdrukkelijk anders hebben verzocht of de bevoegde autoriteiten op redelijke gronden van oordeel zijn dat een bevestiging van ontvangst van de melding de bescherming van de identiteit van de melder in gevaar zou brengen;
(c) | diligently follow up on the reports;c) | zorgvuldig opvolging geven aan meldingen;
(d) | provide feedback to the reporting person within a reasonable timeframe not exceeding three months, or six months in duly justified cases;d) | de melder binnen een redelijke termijn, van ten hoogste drie maanden of in naar behoren gemotiveerde gevallen, zes maanden, meedelen welk gevolg er aan de melding is gegeven;
(e) | communicate to the reporting person the final outcome of investigations triggered by the report, in accordance with procedures provided for under national law;e) | de melder volgens de nationaalrechtelijke procedures in kennis stellen van het eindresultaat van onderzoeken naar aanleiding van de melding;
(f) | transmit in due time the information contained in the report to competent institutions, bodies, offices or agencies of the Union, as appropriate, for further investigation, where provided for under Union or national law.f) | de informatie in de melding tijdig aan de bevoegde instellingen, organen of instanties van de Unie, naargelang het geval, doorgeven voor verder onderzoek, indien het Unierecht of het nationale recht daarin voorziet.
3.   Member States may provide that competent authorities, after having duly assessed the matter, can decide that a reported breach is clearly minor and does not require further follow-up pursuant to this Directive, other than closure of the procedure. This shall not affect other obligations or other applicable procedures to address the reported breach, or the protection granted by this Directive in relation to internal or external reporting. In such a case, the competent authorities shall notify the reporting person of their decision and the reasons therefor.3.   De lidstaten kunnen bepalen dat bevoegde autoriteiten, na de zaak naar behoren te hebben beoordeeld, kunnen besluiten dat een gemelde inbreuk duidelijk van geringe betekenis is en krachtens deze richtlijn geen andere opvolging dan het afronden van de procedure vereist. Dit geldt onverminderd andere verplichtingen of andere toepasselijke procedures voor het behandelen van de gemelde inbreuk, en onverminderd de door deze richtlijn geboden bescherming in samenhang met interne of externe meldingen. In een dergelijk geval stellen de bevoegde autoriteiten de melder in kennis van hun beslissing en van de motivering daarvan.
4.   Member States may provide that competent authorities can decide to close procedures regarding repetitive reports which do not contain any meaningful new information on breaches compared to a past report in respect of which the relevant procedures were concluded, unless new legal or factual circumstances justify a different follow-up. In such a case, the competent authorities shall notify the reporting person of their decision and the reasons therefor.4.   De lidstaten kunnen bepalen dat bevoegde autoriteiten kunnen besluiten de procedures af te sluiten met betrekking tot herhaalde meldingen waarvan de inhoud geen nieuwe informatie van betekenis over inbreuken bevat ten opzichte van een eerdere melding ten aanzien waarvan de relevante procedures werden beëindigd, tenzij door nieuwe wettelijke of feitelijke omstandigheden een andere opvolging gerechtvaardigd is. In een dergelijk geval stellen de bevoegde autoriteiten de melder in kennis van hun beslissing en van de motivering daarvan.
5.   Member States may provide that, in the event of high inflows of reports, competent authorities may deal with reports of serious breaches or breaches of essential provisions falling within the scope of this Directive as a matter of priority, without prejudice to the timeframe as set out in point (d) of paragraph 2.5.   De lidstaten kunnen bepalen dat wanneer bevoegde autoriteiten worden geconfronteerd met grote aantallen meldingen, zij voorrang geven aan de behandeling van meldingen van ernstige inbreuken of van inbreuken op essentiële bepalingen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, onverminderd de in punt d) van lid 2 vermelde termijn.
6.   Member States shall ensure that any authority which has received a report but does not have the competence to address the breach reported transmits it to the competent authority, within a reasonable time, in a secure manner, and that the reporting person is informed, without delay, of such a transmission.6.   De lidstaten zorgen ervoor dat elke autoriteit die een melding heeft ontvangen, maar niet bevoegd is om de gemelde inbreuk aan te pakken, de melding binnen een redelijke termijn op veilige wijze doorzendt aan de bevoegde autoriteit en dat de melder onverwijld over deze doorzending wordt geïnformeerd.
Article 12Artikel 12
Design of external reporting channelsOpzet van externe meldingskanalen
1.   External reporting channels shall be considered independent and autonomous, if they meet all of the following criteria:1.   Externe meldingskanalen worden als onafhankelijk en autonoom beschouwd, indien zij aan elk van de volgende criteria voldoen:
(a) | they are designed, established and operated in a manner that ensures the completeness, integrity and confidentiality of the information and prevents access thereto by non-authorised staff members of the competent authority;a) | door hun ontwerp, opzet en beheer waarborgen de kanalen de volledigheid, integriteit en geheimhouding van de informatie en zijn zij niet toegankelijk voor niet-gemachtigde personeelsleden van de bevoegde autoriteit;
(b) | they enable the durable storage of information in accordance with Article 18 to allow further investigations to be carried out.b) | zij bieden de mogelijkheid om, met het oog op verder te verrichten onderzoeken, informatie duurzaam op te slaan overeenkomstig artikel 18.
2.   The external reporting channels shall enable reporting in writing and orally. Oral reporting shall be possible by telephone or through other voice messaging systems and, upon request by the reporting person, by means of a physical meeting within a reasonable timeframe.2.   De externe meldingskanalen bieden de mogelijkheid om meldingen schriftelijk en mondeling te maken. Mondelinge melding kan via de telefoon of via andere spraakberichtsystemen en, op verzoek van de melder, door middel van een fysieke ontmoeting binnen een redelijke termijn.
3.   Competent authorities shall ensure that, where a report is received through channels other than the reporting channels referred to in paragraphs 1 and 2 or by staff members other than those responsible for handling reports, the staff members who receive it are prohibited from disclosing any information that might identify the reporting person or the person concerned, and that they promptly forward the report without modification to the staff members responsible for handling reports.3.   De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat, indien een melding wordt ontvangen via andere kanalen dan de in de leden 1 en 2 genoemde meldingskanalen, of door andere personeelsleden dan degenen die verantwoordelijk zijn voor het in behandeling nemen van meldingen, de personeelsleden die deze ontvangen, geen informatie openbaar mogen maken aan de hand waarvan de identiteit van de melder of van de betrokkene kan worden achterhaald, en dat zij de melding onverwijld en ongewijzigd doorzenden aan de voor de behandeling van meldingen verantwoordelijke personeelsleden.
4.   Member States shall ensure that competent authorities designate staff members responsible for handling reports, and in particular for:4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten personeelsleden aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het behandelen van meldingen, en met name voor:
(a) | providing any interested person with information on the procedures for reporting;a) | het verstrekken van informatie over de meldingsprocedures aan belangstellenden;
(b) | receiving and following up on reports;b) | de ontvangst en de opvolging van meldingen;
(c) | maintaining contact with the reporting person for the purpose of providing feedback and requesting further information where necessary.c) | het onderhouden van contact met de melder om deze feedback te geven en zo nodig om nadere informatie te verzoeken.
5.   The staff members referred to in paragraph 4 shall receive specific training for the purposes of handling reports.5.   De in lid 4 bedoelde personeelsleden worden specifiek opgeleid voor het behandelen van meldingen.
Article 13Artikel 13
Information regarding the receipt of reports and their follow-upInformatie over de ontvangst en de opvolging van meldingen
Member States shall ensure that competent authorities publish on their websites in a separate, easily identifiable and accessible section at least the following information:De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten op een afzonderlijke, gemakkelijk herkenbare en toegankelijke pagina van hun website in elk geval de volgende informatie publiceren:
(a) | the conditions for qualifying for protection under this Directive;a) | de voorwaarden om in aanmerking te komen voor bescherming krachtens deze richtlijn;
(b) | the contact details for the external reporting channels as provided for under Article 12, in particular the electronic and postal addresses, and the phone numbers for such channels, indicating whether the phone conversations are recorded;b) | de contactgegevens voor de in artikel 12 bedoelde externe meldingskanalen, met name de elektronische en postadressen, en de telefoonnummers voor dergelijke kanalen, met de vermelding of de telefoongesprekken worden opgenomen;
(c) | the procedures applicable to the reporting of breaches, including the manner in which the competent authority may request the reporting person to clarify the information reported or to provide additional information, the timeframe for providing feedback and the type and content of such feedback;c) | de procedures die van toepassing zijn op de melding van inbreuken, met inbegrip van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de melder kan verzoeken om de gemelde informatie te verduidelijken of om verstrekking van nadere informatie, de termijn voor het geven van feedback alsmede het soort en de inhoud van dergelijke feedback;
(d) | the confidentiality regime applicable to reports, and in particular the information in relation to the processing of personal data in accordance with Article 17 of this Directive, Articles 5 and 13 of Regulation (EU) 2016/679, Article 13 of Directive (EU) 2016/680 and Article 15 of Regulation (EU) 2018/1725, as applicable;d) | de geheimhoudingsregels die van toepassing zijn op meldingen, en met name de informatie over de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 17 van deze richtlijn, de artikelen 5 en 13 van Verordening (EU) 2016/679, artikel 13 van Richtlijn (EU) 2016/680 en artikel 15 van Verordening (EU) 2018/1725, naargelang het geval;
(e) | the nature of the follow-up to be given to reports;e) | de wijze van de aan meldingen te bieden opvolging;
(f) | the remedies and procedures for protection against retaliation and the availability of confidential advice for persons contemplating reporting;f) | de remedies en procedures voor bescherming tegen represailles en de beschikbaarheid van vertrouwelijk advies voor personen die overwegen tot melding over te gaan;
(g) | a statement clearly explaining the conditions under which persons reporting to the competent authority are protected from incurring liability for a breach of confidentiality pursuant to Article 21(2); andg) | een verklaring met een duidelijke toelichting van de voorwaarden waaronder personen die meldingen doen aan de bevoegde autoriteit worden beschermd tegen het oplopen van aansprakelijkheid voor een inbreuk op de geheimhoudingsregels krachtens artikel 21, lid 2; en.
(h) | contact details of the information centre or of the single independent administrative authority as provided for in Article 20(3) where applicable.h) | contactgegevens van het informatiecentrum of van de onafhankelijke centrale bestuurlijke autoriteit als bedoeld in artikel 20, lid 3, indien van toepassing.
Article 14Artikel 14
Review of the procedures by competent authoritiesEvaluatie van de procedures door de bevoegde autoriteiten
Member States shall ensure that competent authorities review their procedures for receiving reports, and their follow-up, regularly, and at least once every three years. In reviewing such procedures, competent authorities shall take account of their experience as well as that of other competent authorities and adapt their procedures accordingly.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten hun procedures voor de ontvangst en opvolging van meldingen regelmatig, maar ten minste om de drie jaar, evalueren. Bij de evaluatie van deze procedures houden de bevoegde autoriteiten rekening met hun eigen ervaring en die van andere bevoegde autoriteiten en passen zij hun procedures dienovereenkomstig aan.
CHAPTER IVHOOFDSTUK IV
PUBLIC DISCLOSURESOPENBAARMAKING
Article 15Artikel 15
Public disclosuresOpenbaarmaking
1.   A person who makes a public disclosure shall qualify for protection under this Directive if any of the following conditions is fulfilled:1.   Een persoon die een openbaarmaking doet, komt in aanmerking voor bescherming uit hoofde van deze richtlijn indien is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:
(a) | the person first reported internally and externally, or directly externally in accordance with Chapters II and III, but no appropriate action was taken in response to the report within the timeframe referred to in point (f) of Article 9(1) or point (d) of Article 11(2); ora) | de persoon deed eerst een interne en externe melding, of meteen een externe melding overeenkomstig de hoofdstukken II en III, maar er zijn naar aanleiding van die melding geen passende maatregelen genomen binnen de in artikel 9, lid 1, punt f), of artikel 11, lid 2, punt d), genoemde termijn, of
(b) | the person has reasonable grounds to believe that: | (i) | the breach may constitute an imminent or manifest danger to the public interest, such as where there is an emergency situation or a risk of irreversible damage; or | (ii) | in the case of external reporting, there is a risk of retaliation or there is a low prospect of the breach being effectively addressed, due to the particular circumstances of the case, such as those where evidence may be concealed or destroyed or where an authority may be in collusion with the perpetrator of the breach or involved in the breach.b) | de persoon heeft gegronde redenen om aan te nemen dat: | i) | de inbreuk kan een dreigend of reëel gevaar zijn voor het algemeen belang, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een noodsituatie of een risico op onherstelbare schade, of | ii) | er bestaat een risico op represailles bij externe meldingen, of het is niet waarschijnlijk dat de inbreuk doeltreffend wordt verholpen, wegens de bijzondere omstandigheden van de zaak, omdat bijvoorbeeld bewijsmateriaal kan worden achtergehouden of vernietigd, of een autoriteit kan samenspannen met de pleger van de inbreuk of met iemand die bij de inbreuk is betrokken.
2.   This Article shall not apply to cases where a person directly discloses information to the press pursuant to specific national provisions establishing a system of protection relating to freedom of expression and information.2.   Dit artikel is niet van toepassing op gevallen waarin een persoon rechtstreeks informatie aan de pers verstrekt op grond van specifieke nationale bepalingen tot instelling van een stelsel voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en informatie.
CHAPTER VHOOFDSTUK V
PROVISIONS APPLICABLE TO INTERNAL AND EXTERNAL REPORTINGBEPALINGEN VOOR INTERNE EN EXTERNE MELDING
Article 16Artikel 16
Duty of confidentialityGeheimhoudingsplicht
1.   Member States shall ensure that the identity of the reporting person is not disclosed to anyone beyond the authorised staff members competent to receive or follow up on reports, without the explicit consent of that person. This shall also apply to any other information from which the identity of the reporting person may be directly or indirectly deduced.1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de identiteit van de melder niet zonder zijn uitdrukkelijke toestemming bekend wordt gemaakt aan anderen dan de gemachtigde personeelsleden die bevoegd zijn voor de ontvangst of de opvolging van meldingen. Dit geldt tevens voor alle andere informatie aan de hand waarvan direct of indirect de identiteit van de melder kan worden achterhaald.
2.   By way of derogation from paragraph 1, the identity of the reporting person and any other information referred to in paragraph 1 may be disclosed only where this is a necessary and proportionate obligation imposed by Union or national law in the context of investigations by national authorities or judicial proceedings, including with a view to safeguarding the rights of defence of the person concerned.2.   In afwijking van lid 1 mag de identiteit van de melder en enige andere informatie bedoeld in lid 1 uitsluitend worden bekendgemaakt indien het gaat om een noodzakelijke en evenredige verplichting krachtens het Unie- of het nationale recht in het kader van onderzoek door nationale autoriteiten of gerechtelijke procedures, mede ter waarborging van de rechten van verdediging van de betrokkene.
3.   Disclosures made pursuant to the derogation provided for in paragraph 2 shall be subject to appropriate safeguards under the applicable Union and national rules. In particular, reporting persons shall be informed before their identity is disclosed, unless such information would jeopardise the related investigations or judicial proceedings. When informing the reporting persons, the competent authority shall send them an explanation in writing of the reasons for the disclosure of the confidential data concerned.3.   Voor bekendmakingen op grond van de in lid 2 bedoelde afwijking gelden passende waarborgen volgens de toepasselijke Unie- en nationale voorschriften. Meer bepaald worden melders, voordat hun identiteit wordt bekendgemaakt, daarvan in kennis gesteld, tenzij die informatie de gerelateerde onderzoeken of gerechtelijke procedures in gevaar zou brengen. De bevoegde autoriteit stuurt de melders een schriftelijke toelichting over de redenen voor de bekendmaking van de vertrouwelijke gegevens toe.
4.   Member States shall ensure that competent authorities that receive information on breaches that includes trade secrets do not use or disclose those trade secrets for purposes going beyond what is necessary for proper follow-up.4.   De lidstaten zorgen ervoor dat bevoegde autoriteiten die informatie over inbreuken met bedrijfsgeheimen ontvangen, die bedrijfsgeheimen niet gebruiken of bekendmaken voor andere doeleinden dan hetgeen noodzakelijk is voor een gedegen opvolging.
Article 17Artikel 17
Processing of personal dataVerwerking van persoonsgegevens
Any processing of personal data carried out pursuant to this Directive, including the exchange or transmission of personal data by the competent authorities, shall be carried out in accordance with Regulation (EU) 2016/679 and Directive (EU) 2016/680. Any exchange or transmission of information by Union institutions, bodies, offices or agencies shall be undertaken in accordance with Regulation (EU) 2018/1725.Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn, met inbegrip van de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, wordt verricht overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680. Elke uitwisseling of doorgifte van informatie door instellingen, organen en instanties van de Unie geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.
Personal data which are manifestly not relevant for the handling of a specific report shall not be collected or, if accidentally collected, shall be deleted without undue delay.Persoonsgegevens die duidelijk niet relevant zijn voor de behandeling van een specifieke melding, worden niet verzameld, of worden, indien onbedoeld verzameld, onmiddellijk gewist.
Article 18Artikel 18
Record keeping of the reportsRegistratie van de meldingen
1.   Member States shall ensure that legal entities in the private and public sector and competent authorities keep records of every report received, in compliance with the confidentiality requirements provided for in Article 16. Reports shall be stored for no longer than it is necessary and proportionate in order to comply with the requirements imposed by this Directive, or other requirements imposed by Union or national law.1.   De lidstaten zorgen ervoor dat juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten een register bijhouden van elke ontvangen melding, in overeenstemming met de in artikel 16 vastgelegde geheimhoudingsvereisten. Meldingen worden niet langer opgeslagen dan noodzakelijk en evenredig is om te voldoen aan de vereisten die door deze richtlijn zijn opgelegd of aan andere bij Unie- of nationaal recht opgelegde vereisten.
2.   Where a recorded telephone line or another recorded voice messaging system is used for reporting, subject to the consent of the reporting person, legal entities in the private and public sector and competent authorities shall have the right to document the oral reporting in one of the following ways:2.   Wanneer voor het melden, met instemming van de melder, een telefoonlijn met gespreksopname of een ander spraakberichtsysteem met gespreksopname wordt gebruikt, hebben juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten het recht om de mondelinge melding te registreren op een van de volgende wijzen:
(a) | by making a recording of the conversation in a durable and retrievable form; ora) | door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame, opvraagbare vorm, of
(b) | through a complete and accurate transcript of the conversation prepared by the staff members responsible for handling the report.b) | door een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek, opgesteld door de voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelsleden.
Legal entities in the private and public sector and competent authorities shall offer the reporting person the opportunity to check, rectify and agree the transcript of the call by signing it.Juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten bieden de melder de mogelijkheid de schriftelijke weergave van het telefoongesprek te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen.
3.   Where an unrecorded telephone line or another unrecorded voice messaging system is used for reporting, legal entities in the private and public sector and competent authorities shall have the right to document the oral reporting in the form of accurate minutes of the conversation written by the staff member responsible for handling the report. Legal entities in the private and public sector and competent authorities shall offer the reporting person the opportunity to check, rectify and agree the minutes of the conversation by signing them.3.   Indien voor de melding een telefoonlijn zonder gespreksopname of een ander spraakberichtsysteem zonder gespreksopname wordt gebruikt, hebben juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten het recht om de mondelinge melding te registreren in de vorm van een nauwkeurig verslag van het gesprek, opgesteld door het voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelslid. Juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten bieden de melder de mogelijkheid het verslag van het gesprek te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen.
4.   Where a person requests a meeting with the staff members of legal entities in the private and public sector or of competent authorities for reporting purposes pursuant to Articles 9(2) and 12(2), legal entities in the private and public sector and competent authorities shall ensure, subject to the consent of the reporting person, that complete and accurate records of the meeting are kept in a durable and retrievable form.4.   Indien een persoon verzoekt om een onderhoud met de personeelsleden van juridische entiteiten in de private en de publieke sector of van bevoegde autoriteiten om een melding te doen overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 12, lid 2, zorgen juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten ervoor, mits de melder hiermee instemt, dat er een volledig en nauwkeurig verslag van het onderhoud wordt bijgehouden in een duurzame en opvraagbare vorm.
Legal entities in the private and public sector and competent authorities shall have the right to document the meeting in one of the following ways:Juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten hebben het recht om het onderhoud te registreren op een van de volgende wijzen:
(a) | by making a recording of the conversation in a durable and retrievable form; ora) | door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm, of
(b) | through accurate minutes of the meeting prepared by the staff members responsible for handling the report.b) | door een nauwkeurig verslag van het onderhoud, opgesteld door de voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelsleden.
Legal entities in the private and public sector and competent authorities shall offer the reporting person the opportunity to check, rectify and agree the minutes of the meeting by signing them.Juridische entiteiten in de private en de publieke sector en bevoegde autoriteiten bieden de melder de mogelijkheid de schriftelijke weergave van het verslag van het onderhoud te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen.
CHAPTER VIHOOFDSTUK VI
PROTECTION MEASURESBESCHERMINGSMAATREGELEN
Article 19Artikel 19
Prohibition of retaliationVerbod op represailles
Member States shall take the necessary measures to prohibit any form of retaliation against persons referred to in Article 4, including threats of retaliation and attempts of retaliation including in particular in the form of:De lidstaten nemen de nodige maatregelen tot het verbieden van elke vorm van represailles tegen in artikel 4 bedoelde personen, waaronder dreigingen met en pogingen tot represailles, met name:
(a) | suspension, lay-off, dismissal or equivalent measures;a) | schorsing, ontslag of soortgelijke maatregelen;
(b) | demotion or withholding of promotion;b) | degradatie of het onthouden van bevordering;
(c) | transfer of duties, change of location of place of work, reduction in wages, change in working hours;c) | overdracht van taken, verandering van locatie van de arbeidsplaats, loonsverlaging, verandering van de werktijden;
(d) | withholding of training;d) | het onthouden van opleiding;
(e) | a negative performance assessment or employment reference;e) | een negatieve prestatiebeoordeling of arbeidsreferentie;
(f) | imposition or administering of any disciplinary measure, reprimand or other penalty, including a financial penalty;f) | het opleggen of toepassen van een disciplinaire maatregel, berisping of andere sanctie, zoals een financiële sanctie;
(g) | coercion, intimidation, harassment or ostracism;g) | dwang, intimidatie, pesterijen en uitsluiting;
(h) | discrimination, disadvantageous or unfair treatment;h) | discriminatie, nadelige of ongelijke behandeling;
(i) | failure to convert a temporary employment contract into a permanent one, where the worker had legitimate expectations that he or she would be offered permanent employment;i) | niet-omzetting van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, in het geval de werknemer de gerechtvaardigde verwachting had dat hem een dienstverband voor onbepaalde tijd zou worden aangeboden;
(j) | failure to renew, or early termination of, a temporary employment contract;j) | niet-verlenging of vroegtijdige beëindiging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst;
(k) | harm, including to the person's reputation, particularly in social media, or financial loss, including loss of business and loss of income;k) | schade, met inbegrip van reputatieschade, met name op sociale media, of financieel nadeel, met inbegrip van omzetderving en inkomstenderving;
(l) | blacklisting on the basis of a sector or industry-wide informal or formal agreement, which may entail that the person will not, in the future, find employment in the sector or industry;l) | opname op een zwarte lijst op basis van een informele of formele overeenkomst voor een hele sector of bedrijfstak, waardoor de melder geen baan meer kan vinden in de sector of de bedrijfstak;
(m) | early termination or cancellation of a contract for goods or services;m) | vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor de levering van goederen of diensten;
(n) | cancellation of a licence or permit;n) | intrekking van een licentie of vergunning.
(o) | psychiatric or medical referrals.o) | psychiatrische of medische verwijzingen.
Article 20Artikel 20
Measures of supportOndersteuningsmaatregelen
1.   Member States shall ensure that persons referred to in Article 4 have access, as appropriate, to support measures, in particular the following:1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 4 bedoelde personen naargelang het geval toegang hebben tot ondersteuningsmaatregelen, en met name:
(a) | comprehensive and independent information and advice, which is easily accessible to the public and free of charge, on procedures and remedies available, on protection against retaliation, and on the rights of the person concerned;a) | volledige en onafhankelijke informatie en adviezen, die gemakkelijk en kosteloos toegankelijk is, over de beschikbare remedies en procedures die bescherming bieden tegen represailles, alsmede over de rechten van de betrokkene.
(b) | effective assistance from competent authorities before any relevant authority involved in their protection against retaliation, including, where provided for under national law, certification of the fact that they qualify for protection under this Directive; andb) | effectieve ondersteuning van bevoegde autoriteiten ten aanzien van elke autoriteit die betrokken is bij de bescherming van de melder tegen represailles, onder meer, voor zover het nationale recht daarin voorziet, bevestiging dat zij in aanmerking komen voor bescherming uit hoofde van deze richtlijn, en
(c) | legal aid in criminal and in cross-border civil proceedings in accordance with Directive (EU) 2016/1919 and Directive 2008/52/EC of the European Parliament and of the Council (48), and, in accordance with national law, legal aid in further proceedings and legal counselling or other legal assistance.c) | rechtshulp in strafprocedures en in grensoverschrijdende civiele procedures overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/1919 en Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad (48), en, in overeenstemming met het nationale recht, rechtshulp in verdere procedures en juridisch advies en andere rechtsbijstand.
2.   Member States may provide for financial assistance and support measures, including psychological support, for reporting persons in the framework of legal proceedings.2.   De lidstaten kunnen voorzien in financiële bijstand en ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van psychologische ondersteuning, voor melders in het kader van gerechtelijke procedures.
3.   The support measures referred to in this Article may be provided, as appropriate, by an information centre or a single and clearly identified independent administrative authority.3.   De in dit artikel bedoelde ondersteuningsmaatregelen kunnen waar passend worden aangeboden door een informatiecentrum of een afzonderlijke, duidelijk gedefinieerde, onafhankelijke bestuurlijke autoriteit.
Article 21Artikel 21
Measures for protection against retaliationMaatregelen ter bescherming tegen represailles
1.   Member States shall take the necessary measures to ensure that persons referred to in Article 4 are protected against retaliation. Such measures shall include, in particular, those set out in paragraphs 2 to 8 of this Article.1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de in artikel 4 bedoelde personen worden beschermd tegen represailles. Daarbij gaat het met name om de in de leden 2 tot en met 8 van dit artikel genoemde maatregelen.
2.   Without prejudice to Article 3(2) and (3), where persons report information on breaches or make a public disclosure in accordance with this Directive they shall not be considered to have breached any restriction on disclosure of information and shall not incur liability of any kind in respect of such a report or public disclosure provided that they had reasonable grounds to believe that the reporting or public disclosure of such information was necessary for revealing a breach pursuant to this Directive.2.   Onverminderd artikel 3, leden 2 en 3, worden personen die informatie over inbreuken melden of een openbaarmaking doen overeenkomstig deze richtlijn niet geacht een inbreuk te hebben gepleegd op enige beperking op de openbaarmaking van informatie, en kunnen zij op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor een dergelijke melding of openbaarmaking, mits zij redelijke gronden hadden om aan te nemen dat de melding of de openbaarmaking van zulke informatie noodzakelijk was voor het onthullen van een inbreuk uit hoofde van deze richtlijn.
3.   Reporting persons shall not incur liability in respect of the acquisition of or access to the information which is reported or publicly disclosed, provided that such acquisition or access did not constitute a self-standing criminal offence. In the event of the acquisition or access constituting a self-standing criminal offence, criminal liability shall continue to be governed by applicable national law.3.   Melders kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de verwerving van of de toegang tot de informatie die wordt gemeld of openbaar wordt gemaakt, tenzij die verwerving of die toegang op zichzelf een strafbaar feit vormde. In het geval de verwerving of de toegang een op zichzelf staand strafbaar feit uitmaakt, blijft voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid het toepasselijke nationale recht gelden.
4.   Any other possible liability of reporting persons arising from acts or omissions which are unrelated to the reporting or public disclosure or which are not necessary for revealing a breach pursuant to this Directive shall continue to be governed by applicable Union or national law.4.   Voor elke andere mogelijke aansprakelijkheid van melders die voortvloeit uit handelingen of nalatigheden die geen verband houden met de melding of openbaarmaking of die niet noodzakelijk zijn voor het onthullen van een inbreuk uit hoofde van deze richtlijn, blijft het toepasselijke Unie- of nationale recht gelden.
5.   In proceedings before a court or other authority relating to a detriment suffered by the reporting person, and subject to that person establishing that he or she reported or made a public disclosure and suffered a detriment, it shall be presumed that the detriment was made in retaliation for the report or the public disclosure. In such cases, it shall be for the person who has taken the detrimental measure to prove that that measure was based on duly justified grounds.5.   In procedures voor een gerechtelijke instantie of een andere autoriteit die verband houden met benadeling waarmee de melder is geconfronteerd, wordt, mits de melder aantoont dat hij een melding of openbaarmaking heeft gemaakt en met benadeling is geconfronteerd, aangenomen dat de benadeling een represaille was voor de melding of de openbaarmaking. In dergelijke gevallen is het aan de persoon die de benadelende maatregel heeft genomen, om aan te tonen dat die maatregel naar behoren is gemotiveerd.
6.   Persons referred to in Article 4 shall have access to remedial measures against retaliation as appropriate, including interim relief pending the resolution of legal proceedings, in accordance with national law.6.   De in artikel 4 bedoelde personen hebben passende toegang tot herstelmaatregelen in verband met represailles, met inbegrip van maatregelen in kort geding in afwachting van de voltooiing van gerechtelijke procedures, overeenkomstig het nationale recht.
7.   In legal proceedings, including for defamation, breach of copyright, breach of secrecy, breach of data protection rules, disclosure of trade secrets, or for compensation claims based on private, public, or on collective labour law, persons referred to in Article 4 shall not incur liability of any kind as a result of reports or public disclosures under this Directive. Those persons shall have the right to rely on that reporting or public disclosure to seek dismissal of the case, provided that they had reasonable grounds to believe that the reporting or public disclosure was necessary for revealing a breach, pursuant to this Directive.7.   In gerechtelijke procedures, onder meer wegens laster, schending van auteursrechten, schending van de geheimhoudingsplicht, schending van de gegevensbeschermingsvoorschriften, openbaarmaking van bedrijfsgeheimen, of wegens eisen tot schadeloosstelling op grond van het privaatrecht, het publiekrecht of het collectief arbeidsrecht, kunnen de in artikel 4 bedoelde personen op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld als gevolg van meldingen of openbaarmakingen overeenkomstig deze richtlijn. Die personen hebben het recht om op grond van die melding of die openbaarmaking om verwerping van de zaak te verzoeken, mits zij redelijke gronden hadden om aan te nemen dat de melding of de openbaarmaking noodzakelijk was voor het onthullen van een inbreuk uit hoofde van deze richtlijn.
Where a person reports or publicly discloses information on breaches falling within the scope of this Directive, and that information includes trade secrets, and where that person meets the conditions of this Directive, such reporting or public disclosure shall be considered lawful under the conditions of Article 3(2) of the Directive (EU) 2016/943.Indien een persoon melding maakt van of informatie openbaar maakt over binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende inbreuken, en die informatie omvat bedrijfsgeheimen, en indien die persoon aan de voorwaarden van deze richtlijn voldoet, wordt die melding of die openbaarmaking rechtmatig geacht onder de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/943.
8.   Member States shall take the necessary measures to ensure that remedies and full compensation are provided for damage suffered by persons referred to in Article 4 in accordance with national law.8.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat remedies en volledige schadevergoeding voor door in artikel 4 bedoelde personen geleden schade beschikbaar zijn overeenkomstig het nationale recht.
Article 22Artikel 22
Measures for the protection of persons concernedMaatregelen ter bescherming van betrokkenen
1.   Member States shall ensure, in accordance with the Charter, that persons concerned fully enjoy the right to an effective remedy and to a fair trial, as well as the presumption of innocence and the rights of defence, including the right to be heard and the right to access their file.1.   De lidstaten zorgen er overeenkomstig het Handvest voor dat de betrokkenen ten volle gebruik kunnen maken van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging, waaronder het recht om te worden gehoord en het recht op toegang tot hun dossier.
2.   Competent authorities shall ensure, in accordance with national law, that the identity of persons concerned is protected for as long as investigations triggered by the report or the public disclosure are ongoing.2.   De bevoegde autoriteiten zorgen er overeenkomstig het nationale recht voor dat de identiteit van de betrokkenen wordt beschermd zolang onderzoeken naar aanleiding van de melding of openbaarmaking lopen.
3.   The rules set out in Articles 12, 17 and 18 as regards the protection of the identity of reporting persons shall also apply to the protection of the identity of persons concerned.3.   De in de artikelen 12, 17 en 18 uiteengezette regels met betrekking tot de bescherming van de identiteit van melders zijn ook van toepassing op de bescherming van de identiteit van de betrokkenen.
Article 23Artikel 23
PenaltiesSancties
1.   Member States shall provide for effective, proportionate and dissuasive penalties applicable to natural or legal persons that:1.   De lidstaten zorgen ervoor dat er doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties van toepassing zijn op natuurlijke of rechtspersonen die:
(a) | hinder or attempt to hinder reporting;a) | een melding belemmeren of trachten te belemmeren;
(b) | retaliate against persons referred to in Article 4;b) | represailles nemen tegen in artikel 4 bedoelde personen;
(c) | bring vexatious proceedings against persons referred to in Article 4;c) | onnodige of tergende procedures aanspannen tegen in artikel 4 bedoelde personen
(d) | breach the duty of maintaining the confidentiality of the identity of reporting persons, as referred to in Article 16.d) | de in artikel 16 bedoelde verplichting tot geheimhouding van de identiteit van melders schenden.
2.   Member States shall provide for effective, proportionate and dissuasive penalties applicable in respect of reporting persons where it is established that they knowingly reported or publicly disclosed false information. Member States shall also provide for measures for compensating damage resulting from such reporting or public disclosures in accordance with national law.2.   De lidstaten zorgen ervoor dat er doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties gelden voor melders indien is aangetoond dat zij bewust onjuiste informatie hebben gemeld of openbaar gemaakt. De lidstaten voorzien tevens overeenkomstig het nationale recht in maatregelen tot vergoeding van schade als gevolg van dergelijke meldingen of openbaarmakingen.
Article 24Artikel 24
No waiver of rights and remediesGeen afstand van rechten en remedies
Member States shall ensure that the rights and remedies provided for under this Directive cannot be waived or limited by any agreement, policy, form or condition of employment, including a pre-dispute arbitration agreement.De lidstaten zien erop toe dat van de rechten en remedies waarin deze richtlijn voorziet, geen ontheffing of beperking mogelijk is bij overeenkomst, door beleid, of door arbeidswijze of arbeidsvoorwaarden, en evenmin door aan geschillen voorafgaande arbitrageovereenkomsten.
CHAPTER VIIHOOFDSTUK VII
FINAL PROVISIONSSLOTBEPALINGEN
Article 25Artikel 25
More favourable treatment and non-regression clauseGunstigere behandeling en non-regressieclausule
1.   Member States may introduce or retain provisions more favourable to the rights of reporting persons than those set out in this Directive, without prejudice to Article 22 and Article 23(2).1.   De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen of handhaven die gunstiger zijn voor de rechten van melders dan die welke in deze richtlijn zijn vastgelegd, onverminderd artikel 22 en artikel 23, lid 2.
2.   The implementation of this Directive shall under no circumstances constitute grounds for a reduction in the level of protection already afforded by Member States in the areas covered by this Directive.2.   De uitvoering van deze richtlijn vormt onder geen beding een reden voor de verlaging van het in de lidstaten reeds geboden beschermingsniveau op de onder deze richtlijn vallende gebieden.
Article 26Artikel 26
Transposition and transitional periodOmzetting en overgangsperiode
1.   Member States shall bring into force the laws, regulations and administrative provisions necessary to comply with this Directive by 17 December 2021.1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 17 december 2021 aan deze richtlijn te voldoen.
2.   By way of derogation from paragraph 1, as regards legal entities in the private sector with 50 to 249 workers, Member States shall by 17 December 2023 bring into force the laws, regulations and administrative provisions necessary to comply with the obligation to establish internal reporting channels under Article 8(3).2.   In afwijking van lid 1, ten aanzien van juridische entiteiten in de private sector met 50 tot 249 werknemers, doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op … [vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] te voldoen aan de verplichting om intern meldingskanalen op te zetten uit hoofde van artikel 8, lid 3.
3.   When Member States adopt the provisions referred to in paragraphs 1 and 2, those provisions shall contain a reference to this Directive or be accompanied by such a reference on the occasion of their official publication. Member States shall determine how such reference is to be made. They shall forthwith communicate to the Commission the text of those provisions.3.   Wanneer de lidstaten de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De lidstaten stellen de regels voor deze verwijzing vast. Zij delen de Commissie de tekst van deze bepalingen onverwijld mee.
Article 27Artikel 27
Reporting, evaluation and reviewVerslaglegging, evaluatie en toetsing
1.   Member States shall provide the Commission with all relevant information regarding the implementation and application of this Directive. On the basis of the information provided, the. Commission shall, by 17 December 2023, submit a report to the European Parliament and the Council on the implementation and application of this Directive.1.   De lidstaten verstrekken de Commissie alle relevante informatie betreffende de uitvoering en toepassing van deze richtlijn. Uiterlijk op 17 december 2023 dient de Commissie op basis van de verstrekte informatie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering en toepassing van deze richtlijn.
2.   Without prejudice to reporting obligations laid down in other Union legal acts, Member States shall, on an annual basis, submit the following statistics on the reports referred to in Chapter III to the Commission, preferably in an aggregated form, if they are available at a central level in the Member State concerned:2.   Onverminderd verslagleggingsverplichtingen krachtens andere Unierechtshandelingen, zenden de lidstaten de Commissie jaarlijks, liefst in geaggregeerde vorm, de volgende statistieken over de in hoofdstuk III bedoelde meldingen toe, voor zover die op centraal niveau in de betrokken lidstaat beschikbaar zijn:
(a) | the number of reports received by the competent authorities;a) | het aantal door de bevoegde autoriteiten ontvangen meldingen;
(b) | the number of investigations and proceedings initiated as a result of such reports and their outcome; andb) | het aantal onderzoeken en procedures dat naar aanleiding van deze meldingen is ingeleid en het resultaat daarvan, en
(c) | if ascertained, the estimated financial damage, and the amounts recovered following investigations and proceedings, related to the breaches reported.c) | indien vastgesteld, de geschatte financiële schade en de bedragen die zijn teruggevorderd na onderzoeken en procedures met betrekking tot de gemelde inbreuken.
3.   The Commission shall, by 17 December 2025, taking into account its report submitted pursuant to paragraph 1 and the Member States' statistics submitted pursuant to paragraph 2, submit a report to the European Parliament and to the Council assessing the impact of national law transposing this Directive. The report shall evaluate the way in which this Directive has functioned and consider the need for additional measures, including, where appropriate, amendments with a view to extending the scope of this Directive to further Union acts or areas, in particular the improvement of the working environment to protect workers' health and safety and working conditions.3.   Uiterlijk op 17 december 2025 dient de Commissie, rekening houdend met haar krachtens lid 1 ingediende verslag en de krachtens lid 2 ingediende statistieken van de lidstaten, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een beoordeling van het effect van de ter omzetting van deze richtlijn vastgestelde nationale wetgeving. In dat verslag wordt de toepassing van deze richtlijn geëvalueerd en nagegaan of er aanvullende maatregelen nodig zijn, waaronder eventuele wijzigingen om het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden tot andere Uniehandelingen of gebieden, met name het verbeteren van de werkomgeving ter bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers en de arbeidsomstandigheden.
In addition to the evaluation referred to in the first subparagraph, the report shall evaluate how Member States made use of existing cooperation mechanisms as part of their obligations to follow up on reports regarding breaches falling within the scope of this Directive and more generally how they cooperate in cases of breaches with a cross-border dimension.Naast de in de eerste alinea bedoelde beoordeling, wordt in dat verslag geëvalueerd hoe de lidstaten de bestaande samenwerkingsmechanismen hebben gebruikt in het kader van hun verplichtingen tot opvolging van meldingen van binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende inbreuken, en meer in het algemeen hoe zij samenwerken bij inbreuken met een grensoverschrijdende dimensie.
4.   The Commission shall make the reports referred to in paragraphs 1 and 3 public and easily accessible.4.   De Commissie maakt de in de leden 1 en 3 genoemde verslagen openbaar en gemakkelijk toegankelijk.
Article 28Artikel 28
Entry into forceInwerkingtreding
This Directive shall enter into force on the twentieth day following that of its publication in the Official Journal of the European Union.Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Article 29Artikel 29
AddresseesAdressaten
This Directive is addressed to the Member States.Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Done at Strasbourg, 23 October 2019.Gedaan te Straatsburg, 23 oktober 2019.
For the European ParliamentVoor het Europees Parlement
The PresidentDe voorzitter
D. M. SASSOLID. M. SASSOLI
For the CouncilVoor de Raad
The PresidentDe voorzitter
T. TUPPURAINENT. TUPPURAINEN
(1)   OJ C 405, 9.11.2018, p. 1.(1)   PB C 405 van 9.11.2018, blz. 1.
(2)   OJ C 62, 15.2.2019, p. 155.(2)   PB C 62, 15.2.2019, blz. 155.
(3)  Position of the European Parliament of 16 April 2019 (not yet published in the Official Journal) and decision of the Council of 7 October 2019.(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 oktober 2019.
(4)  Directive 2013/36/EU of the European Parliament and of the Council of 26 June 2013 on access to the activity of credit institutions and the prudential supervision of credit institutions and investment firms, amending Directive 2002/87/EC and repealing Directives 2006/48/EC and 2006/49/EC (OJ L 176, 27.6.2013, p. 338).(4)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(5)  Regulation (EU) No 575/2013 of the European Parliament and of the Council of 26 June 2013 on prudential requirements for credit institutions and investment firms and amending Regulation (EU) No 648/2012 (OJ L 176, 27.6.2013, p. 1).(5)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(6)  Regulation (EU) 2019/1020 of the European Parliament and of the Council of 20 June 2019 on market surveillance and compliance of products and amending Directive 2004/42/EC and Regulations (EC) No 765/2008 and (EU) No 305/2011(OJ L 169, 25.6.2019, p. 1).(6)  Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en productconformiteit en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
(7)  Directive 2001/95/EC of the European Parliament and of the Council, of 3 December 2001 on general product safety (OJ L 11, 15.1.2002, p. 4).(7)  Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4).
(8)  Regulation (EU) No 376/2014 of the European Parliament and of the Council of 3 April 2014 on the reporting, analysis and follow-up of occurrences in civil aviation, amending Regulation (EU) No 996/2010 of the European Parliament and of the Council and repealing Directive 2003/42/EC of the European Parliament and of the Council and Commission Regulations (EC) No 1321/2007 and (EC) No 1330/2007 (OJ L 122, 24.4.2014, p. 18).(8)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).
(9)  Directive 2013/54/EU of the European Parliament and of the Council of 20 November 2013 concerning certain flag State responsibilities for compliance with and enforcement of the Maritime Labour Convention, 2006 (OJ L 329, 10.12.2013, p. 1).(9)  Richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006 (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 1) en Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
(10)  Directive 2009/16/EC of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 on port State control (OJ L 131, 28.5.2009, p. 57).(10)  Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
(11)  Directive 2013/30/EU of the European Parliament and of the Council of 12 June 2013, on safety of offshore oil and gas operations and amending Directive 2004/35/EC (OJ L 178, 28.6.2013, p. 66).(11)  Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66).
(12)  Council Directive 2009/71/Euratom of 25 June 2009 establishing a Community framework for the nuclear safety of nuclear installations (OJ L 172, 2.7.2009, p. 18).(12)  Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties (PB L 172 van 2.7.2009, blz. 18).
(13)  Regulation (EC) No 178/2002 of the European Parliament and of the Council of 28 January 2002 laying down the general principles and requirements of food law, establishing the European Food Safety Authority and laying down procedures in matters of food safety (OJ L 31, 1.2.2002, p. 1).(13)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(14)  Regulation (EU) 2016/429 of the European Parliament and of the Council of 9 March 2016 on transmissible animal diseases and amending and repealing certain acts in the area of animal health (‘Animal Health Law’) (OJ L 84, 31.3.2016, p. 1).(14)  Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
(15)  Council Directive 98/58/EC of 20 July 1998 concerning the protection of animals kept for farming purposes (OJ L 221, 8.8.1998, p. 23).(15)  Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23).
(16)  Directive 2010/63/EU of the European Parliament and of the Council of 22 September 2010 on the protection of animals used for scientific purposes (OJ L 276, 20.10.2010, p. 33).(16)  Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
(17)  Council Regulation (EC) No 1/2005 of 22 December 2004 on the protection of animals during transport and related operations and amending Directives 64/432/EEC and 93/119/EC and Regulation (EC) No 1255/97 (OJ L 3, 5.1.2005, p. 1).(17)  Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
(18)  Council Regulation (EC) No 1099/2009 of 24 September 2009 on the protection of animals at the time of killing (OJ L 303, 18.11.2009, p. 1).(18)  Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1).
(19)  Directive (EU) 2016/1148 of the European Parliament and of the Council of 6 July 2016 concerning measures for a high common level of security of network and information systems across the Union (OJ L 194, 19.7.2016, p. 1).(19)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).
(20)  Council Regulation (EC, Euratom) No 2988/95 of 18 December 1995 on the protection of the European Communities financial interests (OJ L 312, 23.12.1995, p. 1).(20)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(21)  Regulation (EU, Euratom) No 883/2013 of the European Parliament and of the Council of 11 September 2013 concerning investigations conducted by the European Anti-Fraud Office (OLAF) and repealing Regulation (EC) No 1073/1999 of the European Parliament and of the Council and Council Regulation (Euratom) No 1074/1999 (OJ L 248, 18.9.2013, p. 1).(21)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(22)  Directive (EU) 2017/1371 of the European Parliament and of the Council of 5 July 2017 on the fight against fraud to the Union's financial interests by means of criminal law (OJ L 198, 28.7.2017, p. 29).(22)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(23)   OJ C 316, 27.11.1995, p. 49.(23)   PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49.
(24)   OJ C 313, 23.10.1996, p. 2.(24)   PB C 313 van 23.10.1996, blz. 2.
(25)   OJ C 151, 20.5.1997, p. 2.(25)   PB C 151 van 20.5.1997, blz. 2.
(26)   OJ C 221, 19.7.1997, p. 2.(26)   PB C 221 van 19.7.1997, blz. 2.
(27)  Commission Regulation (EC) No 773/2004 of 7 April 2004 relating to the conduct of proceedings by the Commission pursuant to Articles 81 and 82 of the EC Treaty (OJ L 123, 27.4.2004, p. 18).(27)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).
(28)  Regulation (EU) No 596/2014 of the European Parliament and of the Council of 16 April 2014 on market abuse (market abuse regulation) and repealing Directive 2003/6/EC of the European Parliament and of the Council and Commission Directives 2003/124/EC, 2003/125/EC and 2004/72/EC (OJ L 173, 12.6.2014, p. 1).(28)  Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
(29)  Commission Implementing Directive (EU) 2015/2392 of 17 December 2015 on Regulation (EU) No 596/2014 of the European Parliament and of the Council as regards reporting to competent authorities of actual or potential infringements of that Regulation (OJ L 332, 18.12.2015, p. 126).(29)  Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 van de Commissie van 17 december 2015 bij Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de melding van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten (PB L 332 van 18.12.2015, blz. 126).
(30)  Regulation (EU) No 1286/2014 of the European Parliament and of the Council of 26 November 2014 on key information documents for packaged retail and insurance-based investment products (PRIIPs) (OJ L 352, 9.12.2014, p. 1).(30)  Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retail-beleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP’s) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).
(31)  Council Directive 89/391/EEC of 12 June 1989 on the introduction of measures to encourage improvements in the safety and health of workers at work (OJ L 183, 29.6.1989, p. 1).(31)  Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).
(32)   OJ L 56, 4.3.1968, p. 1.(32)   PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
(33)  Council Decision 2013/488/EU of 23 September 2013 on the security rules for protecting EU classified information (OJ L 274, 15.10.2013, p. 1).(33)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
(34)  Commission Decision (EU, Euratom) 2015/444 of 13 March 2015 on the security rules for protecting EU classified information (OJ L 72, 17.3.2015, p. 53).(34)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(35)  Council Regulation (EC) No 1/2003 of 16 December 2002 on the implementation of the rules on competition laid down in Articles 81 and 82 of the Treaty (OJ L 1, 4.1.2003, p. 1).(35)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
(36)  Commission Implementing Decision (EU) 2015/1918 of 22 October 2015 establishing the Administrative Assistance and Cooperation system (‘AAC system’) pursuant to Regulation (EC) No 882/2004 of the European Parliament and of the Council on official controls performed to ensure the verification of compliance with feed and food law, animal health and animal welfare rules (OJ L 280, 24.10.2015, p. 31).(36)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1918 van de Commissie van 22 oktober 2015 tot vaststelling van het systeem voor administratieve bijstand en samenwerking (AAC-systeem) krachtens Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 280 van 24.10.2015, blz. 31).
(37)  Regulation (EC) No 882/2004 of the European Parliament and of the Council of 29 April 2004 on official controls performed to ensure the verification of compliance with feed and food law, animal health and animal welfare rules (OJ L 165, 30.4.2004, p. 1).(37)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.04.2004, blz. 1).
(38)  Regulation (EC) No 178/2002 of the European Parliament and of the Council of 28 January 2002 laying down the general principles and requirements of food law, establishing the European Food Safety Authority and laying down procedures in matters of food safety (OJ L 31, 1.2.2002, p. 1).(38)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(39)  Regulation (EC) No 2006/2004 of the European Parliament and of the Council of 27 October 2004 on cooperation between national authorities responsible for the enforcement of consumer protection laws (the Regulation on consumer protection cooperation) (OJ L 364, 9.12.2004, p. 1).(39)  Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (“verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming”) (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).
(40)  Commission Decision of 18 January 2018 setting up a group of experts on environmental compliance and governance (OJ C 19, 19.1.2018, p. 3).(40)  Besluit van de Commissie van 18 januari 2018 tot oprichting van een groep van deskundigen op het gebied van de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance (PB C 19 van 19.1.2018, blz. 3).
(41)  Council Directive 2011/16/EU of 15 February 2011 on administrative cooperation in the field of taxation and repealing Directive 77/799/EEC (OJ L 64, 11.3.2011, p. 1).(41)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(42)  Directive 2012/13/EU of the European Parliament and of the Council of 22 May 2012 on the right to information in criminal proceedings (OJ L 142, 1.6.2012, p. 1).(42)  Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).
(43)  Regulation (EU) 2016/679 of the European Parliament and of the Council of 27 April 2016 on the protection of natural persons with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data, and repealing Directive 95/46/EC (General Data Protection Regulation) (OJ L 119, 4.5.2016, p. 1).(43)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(44)  Directive (EU) 2016/680 of the European Parliament and of the Council of 27 April 2016 on the protection of natural persons with regard to the processing of personal data by competent authorities for the purposes of the prevention, investigation, detection or prosecution of criminal offences or the execution of criminal penalties, and on the free movement of such data, and repealing Council Framework Decision 2008/977/JHA (OJ L 119, 4.5.2016, p. 89).(44)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
(45)  Regulation (EU) 2018/1725 of the European Parliament and of the Council of 23 October 2018 on the protection of natural persons with regard to the processing of personal data by the Union institutions, bodies, offices and agencies and on the free movement of such data, and repealing Regulation (EC) No 45/2001 and Decision No 1247/2002/EC (OJ L 295, 21.11.2018, p. 39).(45)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(46)  Directive (EU) 2016/943 of the European Parliament and of the Council of 8 June 2016 on the protection of undisclosed know-how and business information (trade secrets) against their unlawful acquisition, use and disclosure (OJ L 157, 15.6.2016, p. 1).(46)  Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).
(47)  Directive (EU) 2016/1919 of the European Parliament and of the Council of 26 October 2016 on legal aid for suspects and accused persons in criminal proceedings and for requested persons in European arrest warrant proceedings (OJ L 297, 4.11.2016, p. 1).(47)  Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).
(48)  Directive 2008/52/EC of the European Parliament and of the Council of 21 May 2008 on certain aspects of mediation in civil and commercial matters (OJ L 136, 24.5.2008, p. 3).(48)  Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (PB L 136 van 24.5.2008, blz. 3).
ANNEXBIJLAGE
Part IDeel I
A.   Point (a)(i) of Article 2(1) — public procurement:A.   Artikel 2, lid 1, punt a), i) — overheidsopdrachten:
1. | Rules of procedure for public procurement and the award of concessions, for the award of contracts in the fields of defence and security, and for the award of contracts by entities operating in the fields of water, energy, transport and postal services and any other contract, as set out in: | (i) | Directive 2014/23/EU of the European Parliament and of the Council of 26 February 2014 on the award of concession contracts (OJ L 94, 28.3.2014, p. 1); | (ii) | Directive 2014/24/EU of the European Parliament and of the Council of 26 February 2014 on public procurement and repealing Directive 2004/18/EC (OJ L 94, 28.3.2014, p. 65); | (iii) | Directive 2014/25/EU of the European Parliament and of the Council of 26 February 2014 on procurement by entities operating in the water, energy, transport and postal services sectors and repealing Directive 2004/17/EC (OJ L 94, 28.3.2014, p. 243); | (iv) | Directive 2009/81/EC of the European Parliament and of the Council of 13 July 2009 on the coordination of procedures for the award of certain works contracts, supply contracts and service contracts by contracting authorities or entities in the fields of defence and security, and amending Directives 2004/17/EC and 2004/18/EC (OJ L 216, 20.8.2009, p. 76).1. | Procedurele voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten en het gunnen van concessies, voor het gunnen van overeenkomsten op het gebied van defensie en veiligheid, en voor het gunnen van overeenkomsten door entiteiten die werkzaam zijn op het gebied van water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, en alle andere overeenkomsten zoals die zijn vervat in: | i) | Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1); | ii) | Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65); | iii) | Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243); | iv) | Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
2. | Review procedures regulated by: | (i) | Council Directive 92/13/EEC of 25 February 1992 coordinating the laws, regulations and administrative provisions relating to the application of Community rules on the procurement procedures of entities operating in the water, energy, transport and telecommunications sectors (OJ L 76, 23.3.1992, p. 14); | (ii) | Council Directive 89/665/EEC of 21 December 1989 on the coordination of the laws, regulations and administrative provisions relating to the application of review procedures to the award of public supply and public works contracts (OJ L 395, 30.12.1989, p. 33).2. | Beroepsprocedures zoals geregeld bij: | i) | Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 14); | ii) | Richtlijn van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 33).
B.   Point (a)(ii) of Article 2(1) — financial services, products and markets, and prevention of money laundering and terrorist financing:B.   Artikel 2, lid 1, punt a), ii) — financiële diensten, producten en markten, en voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering:
Rules establishing a regulatory and supervisory framework and consumer and investor protection in the Union's financial services and capital markets, banking, credit, investment, insurance and re-insurance, occupational or personal pensions products, securities, investment funds, payment services and the activities listed in Annex I to Directive 2013/36/EU of the European Parliament and of the Council of 26 June 2013 on access to the activity of credit institutions and the prudential supervision of credit institutions and investment firms, amending Directive 2002/87/EC and repealing Directives 2006/48/EC and 2006/49/EC (OJ L 176, 27.6.2013, p. 338), as set out in:Regels tot vaststelling van een regelgevings- en toezichtskader en van consumenten- en beleggersbescherming op het gebied van financiële diensten en kapitaalmarkten van de Unie, bankdiensten, kredietverstrekking, beleggingen, verzekering en herverzekering, individuele en bedrijfspensioenproducten, effecten, beleggingsfondsen, betalingsdiensten, en de activiteiten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338), zoals die zijn vervat in:
(i) | Directive 2009/110/EC of the European Parliament and of the Council of 16 September 2009 on the taking up, pursuit and prudential supervision of the business of electronic money institutions amending Directives 2005/60/EC and 2006/48/EC and repealing Directive 2000/46/EC (OJ L 267, 10.10.2009, p. 7);i) | Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7);
(ii) | Directive 2011/61/EU of the European Parliament and of the Council of 8 June 2011 on Alternative Investment Fund Managers and amending Directives 2003/41/EC and 2009/65/EC and Regulations (EC) No 1060/2009 and (EU) No 1095/2010 (OJ L 174, 1.7.2011, p. 1);ii) | Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1);
(iii) | Regulation (EU) No 236/2012 of the European Parliament and of the Council of 14 March 2012 on short selling and certain aspects of credit default swaps (OJ L 86, 24.3.2012, p. 1);iii) | Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1);
(iv) | Regulation (EU) No 345/2013 of the European Parliament and of the Council of 17 April 2013 on European venture capital funds (OJ L 115, 25.4.2013, p. 1);iv) | Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1);
(v) | Regulation (EU) No 346/2013 of the European Parliament and of the Council of 17 April 2013 on European social entrepreneurship fund (OJ L 115, 25.4.2013, p. 18);v) | Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18);
(vi) | Directive 2014/17/EU of the European Parliament and of the Council of 4 February 2014 on credit agreements for consumers relating to residential immovable property and amending Directives 2008/48/EC and 2013/36/EU and Regulation (EU) No 1093/2010 (OJ L 60, 28.2.2014, p. 34);vi) | Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34);
(vii) | Regulation (EU) No 537/2014 of the European Parliament and of the Council of 16 April 2014 on specific requirements regarding statutory audit of public-interest entities and repealing Commission Decision 2005/909/EC (OJ L 158, 27.5.2014, p. 77);vii) | Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77);
(viii) | Regulation (EU) No 600/2014 of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 on markets in financial instruments and amending Regulation (EU) No 648/2012 (OJ L 173, 12.6.2014, p. 84);viii) | Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84);
(ix) | Directive (EU) 2015/2366 of the European Parliament and of the Council of 25 November 2015 on payment services in the internal market, amending Directives 2002/65/EC, 2009/110/EC and 2013/36/EU and Regulation (EU) No 1093/2010, and repealing Directive 2007/64/EC (OJ L 337, 23.12.2015, p. 35);ix) | Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35);
(x) | Directive 2004/25/EC of the European Parliament and of the Council of 21 April 2004 on takeover bids (OJ L 142, 30.4.2004, p. 12);x) | Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12);
(xi) | Directive 2007/36/EC of the European Parliament and of the Council of 11 July 2007 on the exercise of certain rights of shareholders in listed companies (OJ L 184, 14.7.2007, p. 17);xi) | Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PB L 184 van 14.7.2007, blz. 17);
(xii) | Directive 2004/109/EC of the European Parliament and of the Council of 15 December 2004 on the harmonisation of transparency requirements in relation to information about issuers whose securities are admitted to trading on a regulated market and amending Directive 2001/34/EC (OJ L 390, 31.12.2004, p. 38);xii) | Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38);
(xiii) | Regulation (EU) No 648/2012 of the European Parliament and of the Council of 4 July 2012 on OTC derivatives, central counterparties and trade repositories (OJ L 201, 27.7.2012, p. 1);xiii) | Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1);
(xiv) | Regulation (EU) 2016/1011 of the European Parliament and of the Council of 8 June 2016 on indices used as benchmarks in financial instruments and financial contracts or to measure the performance of investment funds and amending Directives 2008/48/EC and 2014/17/EU and Regulation (EU) No 596/2014 (OJ L 171, 29.6.2016, p. 1);xiv) | Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1);
(xv) | Directive 2009/138/EC of the European Parliament and of the Council of 25 November 2009 on the taking-up and pursuit of the business of Insurance and Reinsurance (Solvency II) (OJ L 335, 17.12.2009, p. 1);xv) | Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1);
(xvi) | Directive 2014/59/EU of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 establishing a framework for the recovery and resolution of credit institutions and investment firms and amending Council Directive 82/891/EEC, and Directives 2001/24/EC, 2002/47/EC, 2004/25/EC, 2005/56/EC, 2007/36/EC, 2011/35/EU, 2012/30/EU and 2013/36/EU, and Regulations (EU) No 1093/2010 and (EU) No 648/2012, of the European Parliament and of the Council (OJ L 173, 12.6.2014, p. 190);xvi) | Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190);
(xvii) | Directive 2002/87/EC of the European Parliament and of the Council of 16 December 2002 on the supplementary supervision of credit institutions, insurance undertakings and investment firms in a financial conglomerate and amending Council Directives 73/239/EEC, 79/267/EEC, 92/49/EEC, 92/96/EEC, 93/6/EEC and 93/22/EEC, and Directives 98/78/EC and 2000/12/EC of the European Parliament and of the Council (OJ L 35, 11.2.2003, p. 1);xvii) | Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1);
(xviii) | Directive 2014/49/EU of the European Parliament and of the Council of 16 April 2014 on deposit guarantee schemes (OJ L 173, 12.6.2014, p. 149);xviii) | Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149);
(xix) | Directive 97/9/EC of the European Parliament and of the Council of 3 March 1997 on investor-compensation schemes (OJ L 84, 26.3.1997, p. 22);xix) | Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22);
(xx) | Regulation (EU) No 575/2013 of the European Parliament and of the Council of 26 June 2013 on prudential requirements for credit institutions and investment firms and amending Regulation (EU) No 648/2012 (OJ L 176, 27.6.2013, p. 1).xx) | Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
C.   Point (a)(iii) of Article 2(1) — product safety and compliance:C.   Artikel 2, lid 1, punt a), iii) — productveiligheid en productconformiteit:
1. | Safety and compliance requirements for products placed in the Union market, as defined and regulated by: | (i) | Directive 2001/95/EC of the European Parliament and of the Council of 3 December 2001 on general product safety (OJ L 11, 15.1.2002, p. 4); | (ii) | Union harmonisation legislation concerning manufactured products, including labelling requirements, other than food, feed, medicinal products for human and veterinary use, living plants and animals, products of human origin and products of plants and animals relating directly to their future reproduction as listed in Annexes I and II to Regulation (EU) 2019/1020 of the European Parliament and of the Council of 20 June 2019 on market surveillance and compliance of products and amending Directive 2004/42/EC and Regulations (EC) No 765/2008 and (EU) No 305/2011 (OJ L 169, 25.6.2019, p. 1); | (iii) | Directive 2007/46/EC of the European Parliament and of the Council of 5 September 2007 establishing a framework for the approval of motor vehicles and their trailers, and of systems, components and separate technical units intended for such vehicles (Framework Directive) (OJ L 263, 9.10.2007, p. 1).1. | Veiligheids- en conformiteitsvereisten voor producten die in de Unie in de handel worden gebracht, zoals omschreven en geregeld bij: | i) | Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4); | ii) | Harmonisatiewetgeving van de Unie die van toepassing is op vervaardigde producten, waaronder etiketteringsvoorschriften, met uitzondering van levensmiddelen, diervoeder, geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik, levende planten en dieren, producten van menselijke oorsprong en producten van planten en dieren, rechtstreeks verband houdend met toekomstige vermeerdering ervan, zoals vermeld in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1); | iii) | Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
2. | Rules on marketing and use of sensitive and dangerous products, as set out in: | (i) | Directive 2009/43/EC of the European Parliament and of the Council of 6 May 2009 simplifying terms and conditions of transfers of defence-related products within the Community (OJ L 146, 10.6.2009, p. 1); | (ii) | Council Directive 91/477/EEC of 18 June 1991 on control of the acquisition and possession of weapons (OJ L 256, 13.9.1991, p. 51); | (iii) | Regulation (EU) No 98/2013 of the European Parliament and the Council of 15 January 2013 on the marketing and use of explosives precursors (OJ L 39, 9.2.2013, p. 1).2. | Regels inzake het op de markt brengen en het gebruik van gevoelige en gevaarlijke producten, zoals die zijn vervat in: | i) | Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146 van 10.06.2009, blz. 1); | ii) | Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51); | iii) | Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 1).
D.   Point (a)(iv) of Article 2(1) — transport safety:D.   Artikel 2, lid 1, punt a), iv) — veiligheid van het vervoer:
1. | Safety requirements in the railway sector, as regulated by Directive (EU) 2016/798 of the European Parliament and of the Council of 11 May 2016 on railway safety (OJ L 138, 26.5.2016, p. 102).1. | Veiligheidsvereisten in de spoorwegsector, zoals geregeld bij Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).
2. | Safety requirements in the civil aviation sector, as regulated by Regulation (EU) No 996/2010 of the European Parliament and of the Council of 20 October 2010 on the investigation and prevention of accidents and incidents in civil aviation and repealing Directive 94/56/EC (OJ L 295, 12.11.2010, p. 35).2. | Veiligheidsvereisten in de burgerluchtvaart, zoals geregeld bij Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).
3. | Safety requirements in the road sector, as regulated by: | (i) | Directive 2008/96/EC of the European Parliament and of the Council of 19 November 2008 on road infrastructure safety management (OJ L 319, 29.11.2008, p. 59); | (ii) | Directive 2004/54/EC of the European Parliament and of the Council of 29 April 2004 on minimum safety requirements for tunnels in the Trans-European Road Network (OJ L 167, 30.4.2004, p. 39); | (iii) | Regulation (EC) No 1071/2009 of the European Parliament and of the Council of 21 October 2009 establishing common rules concerning the conditions to be complied with to pursue the occupation of road transport operator and repealing Council Directive 96/26/EC (OJ L 300, 14.11.2009, p. 51).3. | Veiligheidsvereisten in het wegvervoer, zoals geregeld bij: | i) | Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 59); | ii) | Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PB L 167 van 30.4.2004, blz. 39); | iii) | Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).
4. | Safety requirements in the maritime sector, as regulated by: | (i) | Regulation (EC) No 391/2009 of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 on common rules and standards for ship inspection and survey organisations (OJ L 131, 28.5.2009, p. 11); | (ii) | Regulation (EC) No 392/2009 of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 on the liability of carriers of passengers by sea in the event of accidents (OJ L 131, 28.5.2009, p. 24); | (iii) | Directive 2014/90/EU of the European Parliament and of the Council of 23 July 2014 on marine equipment and repealing Council Directive 96/98/EC (OJ L 257, 28.8.2014, p. 146); | (iv) | Directive 2009/18/EC of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 establishing the fundamental principles governing the investigation of accidents in the maritime transport sector and amending Council Directive 1999/35/EC and Directive 2002/59/EC (OJ L 131, 28.5.2009, p. 114); | (v) | Directive 2008/106/EC of the European Parliament and of the Council of 19 November 2008 on the minimum level of training of seafarers (OJ L 323, 3.12.2008, p. 33); | (vi) | Council Directive 98/41/EC of 18 June 1998 on the registration of persons sailing on board passenger ships operating to or from ports of the Member States of the Community (OJ L 188, 2.7.1998, p. 35); | (vii) | Directive 2001/96/EC of the European Parliament and of the Council of 4 December 2001 establishing harmonised requirements and procedures for the safe loading and unloading of bulk carriers (OJ L 13, 16.1.2002, p. 9).4. | Veiligheidsvereisten in de zeevaart, zoals geregeld bij: | i) | Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11); | ii) | Verordening (EG) nr. 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 24); | iii) | Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146); | iv) | Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 114); | v) | Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33); | vi) | Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35); | vii) | Richtlijn 2001/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen (PB L 13 van 16.1.2002, blz. 9).
5. | Safety requirements, as regulated by Directive 2008/68/EC of the European Parliament and of the Council of 24 September 2008 on the inland transport of dangerous goods (OJ L 260, 30.9.2008, p. 13).5. | Veiligheidsvereisten als geregeld bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13).
E.   Point (a)(v) of Article 2(1) — protection of the environment:E.   Artikel 2, lid 1, punt a), v) — bescherming van het milieu:
1. | Any criminal offence against the protection of the environment as regulated by Directive 2008/99/EC of the European Parliament and of the Council of 19 November 2008 on the protection of the environment through criminal law (OJ L 328, 6.12.2008, p. 28) or any unlawful conduct infringing the legislation set out in the Annexes to Directive 2008/99/EC;1. | Strafbare feiten ten aanzien van de bescherming van het milieu, zoals geregeld bij Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28) of onrechtmatige gedragingen waarbij inbreuk wordt gemaakt op de in de bijlagen bij Richtlijn 2008/99/EG vermelde wetgeving;
2. | Rules on the environment and climate, as set out in: | (i) | Directive 2003/87/EC of the European Parliament and of the Council of 13 October 2003 establishing a scheme for greenhouse gas emission allowance trading within the Community and amending Council Directive 96/61/EC (OJ L 275, 25.10.2003, p. 32); | (ii) | Directive 2009/28/EC of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 on the promotion of the use of energy from renewable sources and amending and subsequently repealing Directives 2001/77/EC and 2003/30/EC (OJ L 140, 5.6.2009, p. 16); | (iii) | Directive 2012/27/EU of the European Parliament and of the Council of 25 October 2012 on energy efficiency, amending Directives 2009/125/EC and 2010/30/EU and repealing Directives 2004/8/EC and 2006/32/EC (OJ L 315, 14.11.2012, p. 1); | (iv) | Regulation (EU) No 525/2013 of the European Parliament and of the Council of 21 May 2013 on a mechanism for monitoring and reporting greenhouse gas emissions and for reporting other information at national and Union level relevant to climate change and repealing Decision No 280/2004/EC (OJ L 165, 18.6.2013, p. 13); | (v) | Directive (EU) 2018/2001 of the European Parliament and of the Council of 11 December 2018 on the promotion of the use of energy from renewable sources (OJ L 328, 21.12.2018, p. 82).2. | Regels inzake milieu en klimaat, zoals die zijn vervat in: | i) | Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32); | ii) | Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16); | iii) | Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1); | iv) | Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13); | v) | Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
3. | Rules on sustainable development and waste management, as set out in: | (i) | Directive 2008/98/EC of the European Parliament and of the Council of 19 November 2008 on waste and repealing certain Directives (OJ L 312, 22.11.2008, p. 3); | (ii) | Regulation (EU) No 1257/2013 of the European Parliament and of the Council of 20 November 2013 on ship recycling and amending Regulation (EC) No 1013/2006 and Directive 2009/16/EC (OJ L 330, 10.12.2013, p. 1); | (iii) | Regulation (EU) No 649/2012 of the European Parliament and of the Council of 4 July 2012 concerning the export and import of hazardous chemicals (OJ L 201, 27.7.2012, p. 60).3. | Regels inzake duurzame ontwikkeling en afvalbeheer, zoals die zijn vervat in: | i) | Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3); | ii) | Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 330 van 10.12.2013, blz. 1); | iii) | Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).
4. | Rules on marine, air and noise pollution, as set out in: | (i) | Directive 1999/94/EC of the European Parliament and of the Council of 13 December 1999 relating to the availability of consumer information on fuel economy and CO2 emissions in respect of the marketing of new passenger cars (OJ L 12, 18.1.2000, p. 16); | (ii) | Directive 2001/81/EC of the European Parliament and of the Council of 23 October 2001 on national emission ceilings for certain atmospheric pollutants (OJ L 309, 27.11.2001, p. 22); | (iii) | Directive 2002/49/EC of the European Parliament and of the Council of 25 June 2002 relating to the assessment and management of environmental noise (OJ L 189, 18.7.2002, p. 12); | (iv) | Regulation (EC) No 782/2003 of the European Parliament and of the Council of 14 April 2003 on the prohibition of organotin compounds on ships (OJ L 115, 9.5.2003, p. 1); | (v) | Directive 2004/35/EC of the European Parliament and of the Council of 21 April 2004 on environmental liability with regard to the prevention and remedying of environmental damage (OJ L 143, 30.4.2004, p. 56); | (vi) | Directive 2005/35/EC of the European Parliament and of the Council of 7 September 2005 on ship-source pollution and on the introduction of penalties for infringements (OJ L 255, 30.9.2005, p. 11); | (vii) | Regulation (EC) No 166/2006 of the European Parliament and of the Council of 18 January 2006 concerning the establishment of a European Pollutant Release and Transfer Register and amending Council Directives 91/689/EEC and 96/61/EC (OJ L 33, 4.2.2006, p. 1); | (viii) | Directive 2009/33/EC of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 on the promotion of clean and energy-efficient road transport vehicles (OJ L 120, 15.5.2009, p. 5); | (ix) | Regulation (EC) No 443/2009 of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 setting emission performance standards for new passenger cars as part of the Community's integrated approach to reduce CO2 emissions from light-duty vehicles (OJ L 140, 5.6.2009, p. 1); | (x) | Regulation (EC) No 1005/2009 of the European Parliament and of the Council of 16 September 2009 on substances that deplete the ozone layer (OJ L 286, 31.10.2009, p. 1); | (xi) | Directive 2009/126/EC of the European Parliament and of the Council of 21 October 2009 on Stage II petrol vapour recovery during refuelling of motor vehicles at service stations (OJ L 285, 31.10.2009, p. 36); | (xii) | Regulation (EU) No 510/2011 of the European Parliament and of the Council of 11 May 2011 setting emission performance standards for new light commercial vehicles as part of the Union's integrated approach to reduce CO2 emissions from light-duty vehicles (OJ L 145, 31.5.2011, p. 1); | (xiii) | Directive 2014/94/EU of the European Parliament and of the Council of 22 October 2014 on the deployment of alternative fuels infrastructure (OJ L 307, 28.10.2014, p. 1); | (xiv) | Regulation (EU) 2015/757 of the European Parliament and of the Council of 29 April 2015 on the monitoring, reporting and verification of carbon dioxide emissions from maritime transport, and amending Directive 2009/16/EC (OJ L 123, 19.5.2015, p. 55); | (xv) | Directive (EU) 2015/2193 of the European Parliament and of the Council of 25 November 2015 on the limitation of emissions of certain pollutants into the air from medium combustion plants (OJ L 313, 28.11.2015, p. 1).4. | Regels inzake betrekking tot zee- en luchtverontreiniging en geluidshinder, zoals die zijn vervat in: | i) | Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij de verbranding van nieuwe personenauto’s (PB L 12 van 18.1.2000, blz. 16); | ii) | Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22); | iii) | Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van 18.7.2002, blz. 12); | iv) | Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen (PB L 115 van 9.5.2003, blz. 1); | v) | Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56); | vi) | Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11); | vii) | Verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1); | viii) | Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 5); | ix) | Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2 -emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1); | x) | Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1); | xi) | Richtlijn 2009/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 36); | xii) | Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2 -emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1); | xiii) | Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1); | xiv) | Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55); | xv) | Richtlijn (EU) 2015/2193 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (PB L 313 van 28.11.2015, blz. 1).
5. | Rules on the protection and management of water and soil, as set out in: | (i) | Directive 2007/60/EC of the European Parliament and of the Council of 23 October 2007 on the assessment and management of flood risks (OJ L 288, 6.11.2007, p. 27); | (ii) | Directive 2008/105/EC of the European Parliament and of the Council of 16 December 2008 on environmental quality standards in the field of water policy, amending and subsequently repealing Council Directives 82/176/EEC, 83/513/EEC, 84/156/EEC, 84/491/EEC, 86/280/EEC and amending Directive 2000/60/EC of the European Parliament and of the Council (OJ L 348, 24.12.2008, p. 84); | (iii) | Directive 2011/92/EU of the European Parliament and of the Council of 13 December 2011 on the assessment of the effects of certain public and private projects on the environment (OJ L 26, 28.1.2012, p. 1).5. | Regels inzake water- en bodembescherming en -beheer, zoals die zijn vervat in: | i) | Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (PB L 288 van 6.11.2007, blz. 27); | ii) | Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84); | iii) | Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
6. | Rules relating to the protection of nature and biodiversity, as set out in: | (i) | Council Regulation (EC) No 1936/2001 of 27 September 2001 laying down control measures applicable to fishing for certain stocks of highly migratory fish (OJ L 263, 3.10.2001, p. 1); | (ii) | Council Regulation (EC) No 812/2004 of 26 April 2004 laying down measures concerning bycatches of cetaceans in fisheries and amending Regulation (EC) No 88/98 (OJ L 150, 30.4.2004, p. 12); | (iii) | Regulation (EC) No 1007/2009 of the European Parliament and of the Council of 16 September 2009 on trade in seal products (OJ L 286, 31.10.2009, p. 36); | (iv) | Council Regulation (EC) No 734/2008 of 15 July 2008 on the protection of vulnerable marine ecosystems in the high seas from the adverse impacts of bottom fishing gears (OJ L 201, 30.7.2008, p. 8); | (v) | Directive 2009/147/EC of the European Parliament and of the Council of 30 November 2009 on the conservation of wild birds (OJ L 20, 26.1.2010, p. 7); | (vi) | Regulation (EU) No 995/2010 of the European Parliament and of the Council of 20 October 2010 laying down the obligations of operators who place timber and timber products on the market (OJ L 295, 12.11.2010, p. 23); | (vii) | Regulation (EU) No 1143/2014 of the European Parliament and of the Council of 22 October 2014 on the prevention and management of the introduction and spread of invasive alien species (OJ L 317, 4.11.2014, p. 35).6. | Regels inzake de bescherming van de natuur en de biodiversiteit, zoals die zijn vervat in: | i) | Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 263 van 3.10.2001, blz. 1); | ii) | Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26.4.2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 12); | iii) | Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 36); | iv) | Verordening (EG) nr. 734/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig (PB L 201 van 30.7.2008, blz. 8); | v) | Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7); | vi) | Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23); | vii) | Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35).
7. | Rules on chemicals, as set out in Regulation (EC) No 1907/2006 of the European Parliament and of the Council of 18 December 2006 concerning the Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals (REACH), establishing a European Chemicals Agency, amending Directive 1999/45/EC and repealing Council Regulation (EEC) No 793/93 and Commission Regulation (EC) No 1488/94 as well as Council Directive 76/769/EEC and Commission Directives 91/155/EEC, 93/67/EEC, 93/105/EC and 2000/21/EC (OJ L 396, 30.12.2006, p. 1).7. | Regels inzake chemische stoffen, zoals die zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
8. | Rules relating to organic products, as set out in Regulation (EU) 2018/848 of the European Parliament and of the Council of 30 May 2018 on organic production and labelling of organic products and repealing Council Regulation (EC) No 834/2007 (OJ L 150, 14.6.2018, p. 1).8. | Regels inzake biologische producten, zoals die zijn vervat in Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
F.   Point (a)(vi) of Article 2(1) — radiation protection and nuclear safetyF.   Artikel 2, lid 1, punt a), vi) — stralingsbescherming en nucleaire veiligheid
Rules on nuclear safety, as set out in:Regels inzake nucleaire veiligheid, zoals die zijn vervat in:
(i) | Council Directive 2009/71/Euratom of 25 June 2009 establishing a Community framework for the nuclear safety of nuclear installations (OJ L 172, 2.7.2009, p. 18);i) | Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties (PB L 172 van 2.7.2009, blz. 18);
(ii) | Council Directive 2013/51/Euratom of 22 October 2013 laying down requirements for the protection of the health of the general public with regard to radioactive substances in water intended for human consumption (OJ L 296, 7.11.2013, p. 12);ii) | Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 296 van 7.11.2013, blz. 12);
(iii) | Council Directive 2013/59/Euratom of 5 December 2013 laying down basic safety standards for protection against the dangers arising from exposure to ionising radiation, and repealing Directives 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom and 2003/122/Euratom (OJ L 13, 17.1.2014, p. 1);iii) | Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1);
(iv) | Council Directive 2011/70/Euratom of 19 July 2011 establishing a Community framework for the responsible and safe management of spent fuel and radioactive waste (OJ L 199, 2.8.2011, p. 48);iv) | Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48);
(v) | Council Directive 2006/117/Euratom of 20 November 2006 on the supervision and control of shipments of radioactive waste and spent fuel (OJ L 337, 5.12.2006, p. 21);v) | Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (PB L 337 van 5.12.2006, blz. 21);
(vi) | Council Regulation (Euratom) 2016/52 of 15 January 2016 laying down maximum permitted levels of radioactive contamination of food and feed following a nuclear accident or any other case of radiological emergency, and repealing Regulation (Euratom) No 3954/87 and Commission Regulations (Euratom) No 944/89 and (Euratom) No 770/90 (OJ L 13, 20.1.2016, p. 2);vi) | Verordening (Euratom) 2016/52 van de Raad van 15 januari 2016 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar en tot intrekking van Verordening (Euratom) nr. 3954/87 en de Verordeningen (Euratom) nr. 944/89 en (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie (PB L 13 van 20.1.2016, blz. 2);
(vii) | Council Regulation (Euratom) No 1493/93 of 8 June 1993 on shipments of radioactive substances between Member States (OJ L 148, 19.6.1993, p. 1).vii) | Verordening (Euratom) nr. 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap (PB L 148 van 19.6.1993, blz. 1).
G.   Point (a)(vii) of Article 2(1) — food and feed safety, animal health and animal welfare:G.   Artikel 2, lid 1, punt a), vii) — veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn:
1. | Union food and feed law governed by the general principles and requirements as defined by Regulation (EC) No 178/2002 of the European Parliament and of the Council of 28 January 2002 laying down the general principles and requirements of food law, establishing the European Food Safety Authority and laying down procedures in matters of food safety (OJ L 31, 1.2.2002, p. 1).1. | Levensmiddelen- en diervoederwetgeving van de Unie waarvoor de algemene beginselen en voorschriften gelden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
2. | Animal health, as regulated by: | (i) | Regulation (EU) 2016/429 of the European Parliament and of the Council of 9 March 2016 on transmissible animal diseases and amending and repealing certain acts in the area of animal health (‘Animal Health Law’) (OJ L 84, 31.3.2016, p. 1); | (ii) | Regulation (EC) No 1069/2009 of the European Parliament and of the Council of 21 October 2009 laying down health rules as regards animal by-products and derived products not intended for human consumption and repealing Regulation (EC) No 1774/2002 (Animal by-products Regulation) (OJ L 300, 14.11.2009, p. 1).2. | Diergezondheid, als geregeld bij: | i) | Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1); | ii) | Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1);
3. | Regulation (EU) 2017/625 of the European Parliament and of the Council of 15 March 2017 on official controls and other official activities performed to ensure the application of food and feed law, rules on animal health and welfare, plant health and plant protection products, amending Regulations (EC) No 999/2001, (EC) No 396/2005, (EC) No 1069/2009, (EC) No 1107/2009, (EU) No 1151/2012, (EU) No 652/2014, (EU) 2016/429 and (EU) 2016/2031 of the European Parliament and of the Council, Council Regulations (EC) No 1/2005 and (EC) No 1099/2009 and Council Directives 98/58/EC, 1999/74/EC, 2007/43/EC, 2008/119/EC and 2008/120/EC, and repealing Regulations (EC) No 854/2004 and (EC) No 882/2004 of the European Parliament and of the Council, Council Directives 89/608/EEC, 89/662/EEC, 90/425/EEC, 91/496/EEC, 96/23/EC, 96/93/EC and 97/78/EC and Council Decision 92/438/EEC (Official Controls Regulation) (OJ L 95, 7.4.2017, p. 1).3. | Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
4. | Rules and standards on the protection and well-being of animals, as set out in: | (i) | Council Directive 98/58/EC of 20 July 1998 concerning the protection of animals kept for farming purposes (OJ L 221, 8.8.1998, p. 23); | (ii) | Council Regulation (EC) No 1/2005 of 22 December 2004 on the protection of animals during transport and related operations and amending Directives 64/432/EEC and 93/119/EC and Regulation (EC) No 1255/97 (OJ L 3, 5.1.2005, p. 1); | (iii) | Council Regulation (EC) No 1099/2009 of 24 September 2009 on the protection of animals at the time of killing (OJ L 303, 18.11.2009, p. 1); | (iv) | Council Directive 1999/22/EC of 29 March 1999 relating to the keeping of wild animals in zoos (OJ L 94, 9.4.1999, p. 24); | (v) | Directive 2010/63/EU of the European Parliament and of the Council of 22 September 2010 on the protection of animals used for scientific purposes (OJ L 276, 20.10.2010, p. 33).4. | Regels en standaarden inzake dierenbescherming en dierenwelzijn, zoals die zijn vervat in: | i) | Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23); | ii) | Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1); | iii) | Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1); | iv) | Richtlijn 1999/22/EG van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen (PB L 94 van 9.4.1999, blz. 24); | v) | Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
H.   Point (a) (viii) of Article 2(1) — public health:H.   Artikel 2, lid 1, punt a), viii) — volksgezondheid:
1. | Measures setting high standards of quality and safety of organs and substances of human origin, as regulated by: | (i) | Directive 2002/98/EC of the European Parliament and of the Council of 27 January 2003 setting standards of quality and safety for the collection, testing, processing, storage and distribution of human blood and blood components and amending Directive 2001/83/EC (OJ L 33, 8.2.2003, p. 30); | (ii) | Directive 2004/23/EC of the European Parliament and of the Council of 31 March 2004 on setting standards of quality and safety for the donation, procurement, testing, processing, preservation, storage and distribution of human tissues and cells (OJ L 102, 7.4.2004, p. 48); | (iii) | Directive 2010/53/EU of the European Parliament and of the Council of 7 July 2010 on standards of quality and safety of human organs intended for transplantation (OJ L 207, 6.8.2010, p. 14).1. | Maatregelen tot vaststelling van strenge kwaliteits- en veiligheidsnormen voor organen en stoffen van menselijke oorsprong, zoals geregeld bij: | i) | Richtlijn 2002/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG van de Raad (PB L 33 van 8.2.2003, blz. 30); | ii) | Richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 48); | iii) | Richtlijn 2010/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 inzake kwaliteits- en veiligheidsnormen voor menselijke organen, bestemd voor transplantatie (PB L 207 van 6.8.2010, blz. 14).
2. | Measures setting high standards of quality and safety for medicinal products and devices of medical use, as regulated by: | (i) | Regulation (EC) No 141/2000 of the European Parliament and of the Council of 16 December 1999 on orphan medicinal products (OJ L 18, 22.1.2000, p. 1); | (ii) | Directive 2001/83/EC of the European Parliament and of the Council of 6 November 2001 on the Community code relating to medicinal products for human use (OJ L 311, 28.11.2001, p. 67); | (iii) | Regulation (EU) 2019/6 of the European Parliament and of the Council of 11 December 2018 on veterinary medicinal products and repealing Directive 2001/82/EC (OJ L 4, 7.1.2019, p. 43); | (iv) | Regulation (EC) No 726/2004 of the European Parliament and of the Council of 31 March 2004 laying down Community procedures for the authorisation and supervision of medicinal products for human and veterinary use and establishing a European Medicines Agency (OJ L 136, 30.4.2004, p. 1); | (v) | Regulation (EC) No 1901/2006 of the European Parliament and of the Council of 12 December 2006 on medicinal products for paediatric use and amending Regulation (EEC) No 1768/92, Directive 2001/20/EC, Directive 2001/83/EC and Regulation (EC) No 726/2004 (OJ L 378, 27.12.2006, p. 1); | (vi) | Regulation (EC) No 1394/2007 of the European Parliament and of the Council of 13 November 2007 on advanced therapy medicinal products and amending Directive 2001/83/EC and Regulation (EC) No 726/2004 (OJ L 324, 10.12.2007, p. 121); | (vii) | Regulation (EU) No 536/2014 of the European Parliament and of the Council of 16 April 2014 on clinical trials on medicinal products for human use, and repealing Directive 2001/20/EC (OJ L 158, 27.5.2014, p. 1).2. | Maatregelen tot vaststelling van strenge kwaliteits- en veiligheidsnormen voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, zoals geregeld bij: | i) | Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen (PB L 18 van 22.1.2000, blz. 1); | ii) | Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67); | iii) | Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PB L 4 van 7.1.2014, blz. 43); | iv) | Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1); | v) | Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1); | vi) | Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 121); | vii) | Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 1).
3. | Patients' rights, as regulated by Directive 2011/24/EU of the European Parliament and of the Council of 9 March 2011 on the application of patients' rights in cross-border healthcare (OJ L 88, 4.4.2011, p. 45).3. | Patiëntenrechten, zoals geregeld bij Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).
4. | Manufacture, presentation and sale of tobacco and related products, as regulated by Directive 2014/40/EU of the European Parliament and of the Council of 3 April 2014 on the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States concerning the manufacture, presentation and sale of tobacco and related products and repealing Directive 2001/37/EC (OJ L 127, 29.4.2014, p. 1).4. | Productie, presentatie en verkoop van tabaks- en aanverwante producten, zoals geregeld bij Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1).
I.   Point (a)(ix) of Article 2(1) — consumer protection:I.   Artikel 2, lid 1, punt a), ix) — consumentenbescherming:
Consumer rights and consumer protection, as regulated by:Consumentenrechten en consumentenbescherming, zoals geregeld bij:
(i) | Directive 98/6/EC of the European Parliament and of the Council of 16 February 1998 on consumer protection in the indication of the prices of products offered to consumers (OJ L 80, 18.3.1998, p. 27);i) | Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27);
(ii) | Directive (EU) 2019/770 of the European Parliament and of the Council of 20 May 2019 on certain aspects concerning contracts for the supply of digital content and digital services (OJ L 136, 22.5.2019, p. 1);ii) | Richtlijn (EU) 2019/770 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten (PB L 136 van 22.5.2019, blz. 1).
(iii) | Directive (EU) 2019/771 of the European Parliament and of the Council of 20 May 2019 on certain aspects concerning contracts for the sale of goods, amending Regulation (EU) 2017/2394 and Directive 2009/22/EC, and repealing Directive 1999/44/EC (OJ L 136, 22.5.2019, p. 28);iii) | Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (PB L 136 van 22.5.2019, blz. 28).
(iv) | Directive 1999/44/EC of the European Parliament and of the Council of 25 May 1999 on certain aspects of the sale of consumer goods and associated guarantees (OJ L 171, 7.7.1999, p. 12);iv) | Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12);
(v) | Directive 2002/65/EC of the European Parliament and of the Council of 23 September 2002 concerning the distance marketing of consumer financial services and amending Council Directive 90/619/EEC and Directives 97/7/EC and 98/27/EC (OJ L 271, 9.10.2002, p. 16);v) | Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16);
(vi) | Directive 2005/29/EC of the European Parliament and of the Council of 11 May 2005 concerning unfair business-to-consumer commercial practices in the internal market and amending Council Directive 84/450/EEC, Directives 97/7/EC, 98/27/EC and 2002/65/EC of the European Parliament and of the Council and Regulation (EC) No 2006/2004 of the European Parliament and of the Council (‘Unfair Commercial Practices Directive’) (OJ L 149, 11.6.2005, p. 22);vi) | Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22);
(vii) | Directive 2008/48/EC of the European Parliament and of the Council of 23 April 2008 on credit agreements for consumers and repealing Council Directive 87/102/EEC (OJ L 133, 22.5.2008, p. 66);vii) | Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66);
(viii) | Directive 2011/83/EU of the European Parliament and of the Council of 25 October 2011 on consumer rights, amending Council Directive 93/13/EEC and Directive 1999/44/EC of the European Parliament and of the Council and repealing Council Directive 85/577/EEC and Directive 97/7/EC of the European Parliament and of the Council (OJ L 304, 22.11.2011, p. 64);viii) | Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64);
(ix) | Directive 2014/92/EU of the European Parliament and of the Council of 23 July 2014 on the comparability of fees related to payment accounts, payment account switching and access to payment accounts with basic features (OJ L 257, 28.8.2014, p. 214).ix) | Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).
J.   Point (a)(x) of Article 2(1) — protection of privacy and personal data, and security of network and information systems:J.   Artikel 2, lid 1, punt a), x) — bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen:
(i) | Directive 2002/58/EC of the European Parliament and of the Council of 12 July 2002 concerning the processing of personal data and the protection of privacy in the electronic communications sector (Directive on privacy and electronic communications) (OJ L 201, 31.7.2002, p. 37);i) | Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37);
(ii) | Regulation (EU) 2016/679 of the European Parliament and of the Council of 27 April 2016 on the protection of natural persons with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data, and repealing Directive 95/46/EC (General Data Protection Regulation) (OJ L 119, 4.5.2016, p. 1);ii) | Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1);
(iii) | Directive (EU) 2016/1148 of the European Parliament and of the Council of 6 July 2016 concerning measures for a high common level of security of network and information systems across the Union (OJ L 194, 19.7.2016, p. 1).iii) | Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).
Part IIDeel II
Article 3(1) refers to the following Union legislation:Artikel 3, lid 1, heeft betrekking op de volgende wetgeving van de Unie:
A.   Point (a)(ii) of Article 2(1) — financial services, products and markets, and prevention of money laundering and terrorist financing:A.   Artikel 2, lid 1, punt a), ii) — financiële diensten, producten en markten, en voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering:
1. | Financial services: | (i) | Directive 2009/65/EC of the European Parliament and of the Council of 13 July 2009 on the coordination of laws, regulations and administrative provisions relating to undertakings for collective investment in transferable securities (UCITS) (OJ L 302, 17.11.2009, p. 32); | (ii) | Directive (EU) 2016/2341 of the European Parliament and of the Council of 14 December 2016 on the activities and supervision of institutions for occupational retirement provision (IORPs) (OJ L 354, 23.12.2016, p. 37); | (iii) | Directive 2006/43/EC of the European Parliament and of the Council of 17 May 2006 on statutory audits of annual accounts and consolidated accounts, amending Council Directives 78/660/EEC and 83/349/EEC and repealing Council Directive 84/253/EEC (OJ L 157, 9.6.2006, p. 87); | (iv) | Regulation (EU) No 596/2014 of the European Parliament and of the Council of 16 April 2014 on market abuse (market abuse regulation) and repealing Directive 2003/6/EC of the European Parliament and of the Council and Commission Directives 2003/124/EC, 2003/125/EC and 2004/72/EC (OJ L 173, 12.6.2014, p. 1); | (v) | Directive 2013/36/EU of the European Parliament and of the Council of 26 June 2013 on access to the activity of credit institutions and the prudential supervision of credit institutions and investment firms, amending Directive 2002/87/EC and repealing Directives 2006/48/EC and 2006/49/EC (OJ L 176, 27.6.2013, p. 338); | (vi) | Directive 2014/65/EU of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 on markets in financial instruments and amending Directive 2002/92/EC and Directive 2011/61/EU (OJ L 173, 12.6.2014, p. 349); | (vii) | Regulation (EU) No 909/2014 of the European Parliament and of the Council of 23 July 2014 on improving securities settlement in the European Union and on central securities depositories and amending Directives 98/26/EC and 2014/65/EU and Regulation (EU) No 236/2012 (OJ L 257, 28.8.2014, p. 1); | (viii) | Regulation (EU) No 1286/2014 of the European Parliament and of the Council of 26 November 2014 on key information documents for packaged retail and insurance-based investment products (PRIIPs) (OJ L 352, 9.12.2014, p. 1); | (ix) | Regulation (EU) 2015/2365 of the European Parliament and of the Council of 25 November 2015 on transparency of securities financing transactions and of reuse and amending Regulation (EU) No 648/2012 (OJ L 337, 23.12.2015, p. 1); | (x) | Directive (EU) 2016/97 of the European Parliament and of the Council of 20 January 2016 on insurance distribution (OJ L 26, 2.2.2016, p. 19); | (xi) | Regulation (EU) 2017/1129 of the European Parliament and of the Council of 14 June 2017 on the prospectus to be published when securities are offered to the public or admitted to trading on a regulated market, and repealing Directive 2003/71/EC (OJ L 168, 30.6.2017, p. 12).1. | Financiële diensten: | i) | Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32); | ii) | Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37); | iii) | Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87); | iv) | Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1); | v) | Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338); | vi) | Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349); | vii) | Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1); | viii) | Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP’s) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1); | ix) | Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1); | x) | Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19); | xi) | Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 12).
2. | Prevention of money laundering and terrorist financing: | (i) | Directive (EU) 2015/849 of the European Parliament and of the Council of 20 May 2015 on the prevention of the use of the financial system for the purposes of money laundering or terrorist financing, amending Regulation (EU) No 648/2012 of the European Parliament and of the Council, and repealing Directive 2005/60/EC of the European Parliament and of the Council and Commission Directive 2006/70/EC (OJ L 141, 5.6.2015, p. 73); | (ii) | Regulation (EU) 2015/847 of the European Parliament and of the Council of 20 May 2015 on information accompanying transfers of funds and repealing Regulation (EC) No 1781/2006 (OJ L 141, 5.6.2015, p. 1).2. | Voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering: | i) | Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73); | ii) | Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).
B.   Point (a)(iv) of Article 2(1) — transport safety:B.   Artikel 2, lid 1, punt a), iv) — veiligheid van het vervoer:
(i) | Regulation (EU) No 376/2014 of the European Parliament and of the Council of 3 April 2014 on the reporting, analysis and follow-up of occurrences in civil aviation amending Regulation (EU) No 996/2010 of the European Parliament and of the Council and repealing Directive 2003/42/EC of the European Parliament and of the Council and Commission Regulations (EC) No 1321/2007 and (EC) No 1330/2007 (OJ L 122, 24.4.2014, p. 18);i) | Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18);
(ii) | Directive 2013/54/EU of the European Parliament and of the Council of 20 November 2013 concerning certain flag State responsibilities for compliance with and enforcement of the Maritime Labour Convention, 2006 (OJ L 329, 10.12.2013, p. 1);ii) | Richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006 (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 1);
(iii) | Directive 2009/16/EC of the European Parliament and of the Council of 23 April 2009 on port State control (OJ L 131, 28.5.2009, p. 57).iii) | Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
C.   Point (a)(v) of Article 2(1) — protection of the environment:C.   Artikel 2, lid 1, punt a), v) — bescherming van het milieu:
(i) | Directive 2013/30/EU of the European Parliament and of the Council of 12 June 2013 on safety of offshore oil and gas operations and amending Directive 2004/35/EC (OJ L 178, 28.6.2013, p. 66).i) | Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66).