Invoering van de euro
SAMENVATTING VAN:
Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro
Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro.
Artikel 140 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Overgangsbepalingen inzake economisch en monetair beleid
WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENINGEN EN VAN ARTIKEL 140 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE?
De twee verordeningen bieden de wettelijke basis en zekerheid voor de invoering van de euro (economische en monetaire unie).
- Verordening (EG) nr. 974/98 bevat een werkschema voor de overgang op de euro.
- Verordening (EG) nr. 1103/97 gaat over zaken als omrekeningskoersen en -procedures, contracten en betalingsinstructies.
In artikel 140 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden de toetredingscriteria voor de economische en monetaire unie en de invoering van de euro uiteengezet. Het voorziet in een regelmatige controle van de vooruitgang die wordt geboekt door niet-euro-lidstaten van de Europese Unie (EU) om aan deze vereisten te voldoen.
KERNPUNTEN
Verordening (EG) nr. 974/98:
- bevat in de bijlage de data voor de overgang op de euro en de invoering van de chartale euro en, indien van toepassing, de periode van geleidelijke afschaffing* voor elke deelnemende lidstaat;
- bevestigt dat de gemeenschappelijke munt:
- de euro is,
- is verdeeld in 100 cent,
- de nationale munteenheid van de deelnemende lidstaten tegen de overeengekomen omrekeningskoers vervangt,
- de rekeneenheid van de Europese Centrale Bank en van de deelnemende nationale centrale banken is;
- bepaalt dat een verwijzing naar een nationale munteenheid in een rechtsinstrument* geldig is als ware het een verwijzing naar de euro-eenheid;
- vermeldt dat nationale bankbiljetten en munten een wettig betaalmiddel blijven, vanaf de dag voor de datum waarop de euro wordt aangenomen in de betreffende lidstaat;
- geeft:
- de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van deelnemende eurolidstaten het exclusieve recht eurobankbiljetten in omloop te brengen;
- lidstaten de verantwoordelijkheid voor de uitgifte van euromunten die voldoen aan de door de Raad van de Europese Unie overeengekomen denominaties en technische specificaties;
- bevat de voorwaarden voor een eventuele periode van geleidelijke afschaffing van nationale munteenheden, een mogelijkheid waarvan geen enkele tot de eurozone behorende lidstaat heeft gebruikgemaakt;
- beschrijft een “overgangsperiode” van maximaal drie jaar, die ingaat op de datum waarop de euro wordt ingevoerd en eindigt op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld;
- bepaalt dat nationale bankbiljetten en munten tot uiterlijk zes maanden na het einde van de overgangsperiode binnen hun territoriale grenzen wettig betaalmiddel blijven; gedurende deze periode moeten banken en kredietinstellingen de nationale munteenheid van hun klanten kosteloos inwisselen voor de euro; daarna zijn alleen eurobiljetten en -munten een wettig betaalmiddel in de lidstaten van de eurozone;
- schrijft voor dat de lidstaten sancties moeten toepassen tegen valse eurobankbiljetten en -munten.
Verordening (EG) nr. 1103/97:
- vervangt de ecu, een mand van nationale munteenheden die eerder voor boekhoudkundige doeleinden van de EU werden gebruikt, met de euro tegen een omrekeningskoers van 1:1 in alle juridische documenten vanaf 1 januari 1999;
- waarborgt dat de invoering van de euro geen afbreuk doet aan de continuïteit van contracten en alle juridische overeenkomsten en verplichtingen die een verwijzing naar een nationale munteenheid bevatten;
- Bepaalt dat de omrekeningskoersen voor nationale munteenheden in euro tot zes cijfers achter de komma gaan — ze mogen niet naar boven of beneden worden afgerond;
- Schrijft voor dat elke omrekening van een nationale munteenheid naar een andere via de euro moet worden gedaan.
In artikel 140 VWEU en Protocol nr. 13, dat als bijlage is opgenomen in de VWUE, zijn de vier economische en financiële voorwaarden, bekend als de “convergentiecriteria”, vastgelegd waaraan de lidstaten moeten voldoen om de euro te mogen aannemen. Het gaat om de volgende criteria.
- Prijsstabiliteit. Het inflatiepercentage mag niet meer bedragen dan 1,5 procentpunt boven het gemiddelde van de drie best presterende lidstaten over één jaar.
- Overheidsfinanciën. Deze moeten gezond en duurzaam zijn, zoals blijkt uit het ontbreken van een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort.
- Wisselkoersstabiliteit. Extreme wisselkoersschommelingen moeten worden voorkomen door deel te nemen aan het wisselkoersmechanisme zonder grote spanningen en zonder devaluatie gedurende een periode van ten minste twee jaar.
- Convergentie van de rente. De nominale langetermijnrente mag niet meer dan 2% hoger liggen dan de gemiddelde rente van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren.
VANAF WANNEER ZIJN DE VERORDENINGEN VAN TOEPASSING?
- Verordening (EC) nr. 974/98 is sinds 1 januari 1999 van toepassing.
- Verordening (EC) nr. 1103/97 is sinds 20 juni 1997 van toepassing.
ACHTERGROND
- Rechtszekerheid, met name voor particulieren en bedrijven, is cruciaal wanneer een lidstaat zijn nationale munteenheid door de euro vervangt.
- Op 1 januari 1999 hebben elf EU-lidstaten hun wisselkoersen vastgesteld, een gemeenschappelijk monetair beleid aangenomen en de euro als nieuwe gemeenschappelijke munt op de mondiale financiële markten ingevoerd.
- Sinds januari 2023 is de euro de valuta van 20 lidstaten.
KERNBEGRIPPEN
Periode van geleidelijke afschaffing. Maximaal 1 jaar, vanaf de datum waarop de euro wordt ingevoerd.
Rechtsinstrument. Wetgeving, bestuursmaatregelen, rechterlijke beslissingen, betalingsinstructies en andere documenten met rechtsgevolgen.
BELANGRIJKSTE DOCUMENTEN
Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1-5)
Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 974/98 zijn opgenomen in het oorspronkelijke document. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.
Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1-3)
Zie de geconsolideerde versie.
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde Deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VIII — Economisch en monetair beleid — Hoofdstuk 5 — Overgangsbepalingen — Artikel 140 (oude artikelen 121, lid 1, 122, lid 2, tweede zin, en 123, lid 5, VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 108-110)
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Besluit van de Raad 2022/1211 van 12 juli 2022 betreffende de aanneming van de euro door Kroatië op 1 januari 2023 (PB L 187, 14.7.2022, blz. 31-34)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Protocol (nr. 13) betreffende de convergentiecriteria (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 281-282)
Laatste bijwerking 19.04.2023