EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0459

Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2015 inzake voorbereiding voor de humanitaire wereldtop: uitdagingen en kansen voor humanitaire hulp (2015/2051(INI))

PB C 399 van 24.11.2017, p. 106–117 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 399/106


P8_TA(2015)0459

Voorbereiding van de humanitaire wereldtop: uitdagingen en kansen voor humanitaire hulp

Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2015 inzake voorbereiding voor de humanitaire wereldtop: uitdagingen en kansen voor humanitaire hulp (2015/2051(INI))

(2017/C 399/11)

Het Europees Parlement,

gezien resolutie 46/182 van de Algemene Vergadering van de VN van 19 december 1991 over het verstevigen van de coördinatie van humanitaire noodhulp (1),

gezien de op verandering gerichte agenda van het Permanent Comité van VN-organisaties (IASC) (2),

gezien de beginselen van partnerschap (zoals goedgekeurd door het Global Humanitarian Platform) van 12 juli 2007 (3),

gezien resolutie 64/290 van de Algemene Vergadering van de VN van 9 juli 2010 over het recht op onderwijs in noodsituaties (4) en de betreffende richtsnoeren, waaronder die van UNICEF en UNESCO,

gezien de richtsnoeren van het IASC van de VN voor het integreren van de bestrijding van gendergerelateerd geweld in het humanitair optreden (5),

gezien het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, dat tijdens de derde Wereldconferentie van de VN over rampenrisicovermindering van 14 tot 18 maart 2015 in Sendai (Japan) is goedgekeurd (6),

gezien resolutie 69/313 van de Algemene Vergadering van de VN van 27 juli 2015 ter oprichting van de actie-agenda van Addis Abeba tijdens de derde internationale conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering (7),

gezien de debatten ter voorbereiding van de 32e internationale conferentie van de Rode Kruis- en Rode Halve Maan-vereniging van 8 tot 10 december 2015 in Genève,

gezien het verslag over wereldwijde humanitaire hulp 2015 (8),

gezien het overzicht van wereldwijde humanitaire hulp van juni 2015 (9),

gezien de beginselen van goed humanitair donorschap (GHD) (10),

gezien het VN-panel op hoog niveau inzake humanitaire financiering,

gezien Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (11),

gezien de Europese consensus over humanitaire hulp van 2007 (hierna „Europese consensus” genoemd), een gezamenlijke verklaring ondertekend door de Commissie, de Raad, het Europees Parlement en de lidstaten (12), en het te hernieuwen actieplan,

gezien Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening („EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp”) (13), en het Jaarverslag over de uitvoering van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp in 2014 (14),

gezien Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (15),

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie „Gender in Humanitarian Aid: Different Needs, Adapted Assistance” (SWD(2013)0290) (16),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Jaarverslag over het beleid van de Europese Unie op het gebied van humanitaire hulp en civiele bescherming en de tenuitvoerlegging ervan in 2014 (COM(2015)0406 final) (17),

gezien het Jaarlijks Activiteitenverslag van 2014 van het DG Humanitaire Hulp en Civiele Bescherming (ECHO) van de Commissie (18),

gezien de ontwerpconclusies van de Raad van 22 juni 2015 over gemeenschappelijke beginselen voor multifunctionele bijstand in geld voor het lenigen van humanitaire behoeften (19),

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989 en het bijbehorende Facultatief Protocol inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten van 25 mei 2000; gezien de EU-richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten van (geactualiseerd in 2008),

gezien de conclusies van de Raad van 26 mei 2015 over een nieuw wereldwijd partnerschap voor de uitbanning van armoede en voor duurzame ontwikkeling na 2015 (20),

gezien de conclusies van de Raad van 28 mei 2013 over de EU-aanpak inzake weerbaarheid (21),

gezien de conclusies van de Raad van 5 juni 2014 over het Actiekader van Hyogo na 2015: Met risicobeheer veerkracht bewerkstelligen (22),

gezien de conclusies van de Raad van 16 december 2014 over een op verandering gerichte agenda voor de periode na 2015 (23),

gezien de gezamenlijke mededeling van 9 september 2015 getiteld „Aanpak van de vluchtelingencrisis in Europa: de rol van het externe optreden van de EU” (JOIN(2015)0040) (24),

gezien het regionale, thematische en wereldwijde overleg ter voorbereiding van de wereldtop inzake humanitaire hulp (25),

gezien zijn resolutie van 19 mei 2015 over financiële middelen voor ontwikkeling (26),

gezien zijn resolutie van dinsdag 25 november 2014 over de EU en het mondiaal ontwikkelingskader voor de periode na 2015 (27),

gezien zijn resoluties van 9 juli 2015 over de situatie in Jemen (28), van 11 juni 2015 over de situatie in Nepal na de aardbevingen (29), van 30 april 2015 over de situatie in het vluchtelingenkamp Yarmouk in Syrië (30), van 12 maart 2015 over Zuid-Sudan, onder meer de recente ontvoeringen van kinderen (31), van 12 februari 2015 over de humanitaire crisis in Irak en Syrië, met name in de context van IS (32), en van 15 januari 2015 over de situatie in Libië (33),

gezien zijn resoluties van 10 september 2015 over migratie en vluchtelingen in Europa (34), en van 29 april 2015 over de recente tragedies op de Middellandse Zee en het migratie- en asielbeleid van de EU (35),

gezien artikel 7 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin is vastgelegd dat de EU toeziet „op de samenhang tussen haar verschillende beleidsmaatregelen en optredens, rekening houdend met het geheel van haar doelstellingen”,

gezien artikel 208 VWEU, dat bepaalt dat de Unie „bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening [houdt] met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking”,

gezien artikel 214 VWEU over de acties van de Unie op het gebied van humanitaire hulp,

gezien de mededeling van de Commissie van 2 september 2015 getiteld: „Naar de wereldtop over humanitaire hulp: een wereldwijd partnerschap voor beginselvaste en efficiënte humanitaire hulp” (COM(2015)0419) (36) en het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2015)0166) (37),

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0332/2015),

A.

overwegende dat we, in een bijzonder kwetsbare wereld, een toename kennen van de diversiteit, frequentie en intensiteit van natuurrampen en hongersnood en een ongekende stijging in aantal en complexiteit van conflicten;

B.

overwegende dat steeds grotere uitdagingen, zoals de verstedelijking, de snelle bevolkingsgroei, de demografische veranderingen, de frequentie en de toenemende kracht van natuurrampen, de aantasting van het milieu, woestijnvorming, de klimaatverandering, tal van langdurige en gelijktijdige conflicten met regionale impact, en grondstoffenschaarste, met daarbovenop de gevolgen van armoede, ongelijkheid, migratie, ontheemding en kwetsbaarheid, de behoefte aan humanitaire interventies over de hele wereld enorm hebben vergroot;

C.

overwegende dat het aantal personen dat humanitaire bijstand nodig heeft, sinds 2004 meer dan verdubbeld is, tot meer dan 100 miljoen in 2015; overwegende dat 250 miljoen mensen door humanitaire crises getroffen worden; overwegende dat het aantal verdreven mensen de hoogste piek kent sinds Wereldoorlog II, met bijna 60 miljoen, waaronder bijna 40 miljoen verdreven binnen hun eigen land; overwegende dat meer dan de helft van de vluchtelingen ter wereld minderjarig is;

D.

overwegende dat in 2050 een miljard mensen door de klimaatverandering ontheemd zouden kunnen zijn en meer dan 40 % van de wereldbevolking in gebieden met ernstige droogte zou kunnen wonen; overwegende dat de economische verliezen ten gevolge van natuurrampen, die momenteel jaarlijks 300 miljard USD bedragen, waarschijnlijk spectaculair zullen toenemen;

E.

overwegende dat de afgelopen acht jaar de groeiende behoeften en uitdagingen, het gebrek aan duurzaam engagement en de stijgende kosten van humanitaire hulp ertoe hebben bijgedragen dat het huidige humanitaire systeem zijn grenzen bereikt, waardoor een aantal organisaties gedwongen is om voedselhulp, onderdak en andere levensnoodzakelijke humanitaire operaties tijdelijk stop te zetten;

F.

overwegende dat humanitaire ziekenhuizen vaak het doelwit zijn van aanvallen met massavernietigingswapens; overwegende dat humanitaire hulpverleners steeds vaker worden bedreigd en aangevallen; overwegende dat de veiligheid van humanitair personeel en gewonden heel vaak bedreigd wordt; en dat deze aanslagen een schending van het internationaal humanitair recht en een ernstig risico voor de toekomst van humanitaire hulp vormen;

G.

overwegende dat de humanitaire beginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, alsook de basisvoorschriften van het internationaal recht en de mensenrechten zoals vastgelegd in de Verdragen van Genève en de aanvullende protocollen daarbij, centraal moeten staan bij alle humanitaire acties; overwegende dat de bescherming van ontheemden onvoorwaardelijk moet worden gewaarborgd, en dat de onafhankelijkheid van de hulp voorop moet staan, d.w.z. dat de hulp los moet staan van politieke, economische of veiligheidsoverwegingen en vrij moet zijn van enige vorm van discriminatie;

H.

overwegende dat alle partijen in een conflict, met inbegrip van gewapende overheids- en niet-overheidspartijen, de humanitaire actoren de nodige toegang moeten verlenen om kwetsbare, door conflict getroffen burgerbevolkingen te helpen;

I.

overwegende dat vooral vrouwen en kinderen in rampgebieden, zowel tijdens als in de nasleep van noodsituaties, niet alleen bijzonder kwetsbaar zijn en onevenredig gevaar lopen, maar ook te maken krijgen met uitbuiting, marginalisering, infecties en seksueel en gendergerelateerd geweld dat als wapen gebruikt wordt; overwegende dat vrouwen en meisjes grotere risico's lopen als gevolg van ontheemding en het uiteenvallen van de normale beschermings- en ondersteuningsstructuren; overwegende dat het internationale humanitaire recht verlangt dat meisjes en vrouwen die tijdens de oorlog verkracht zijn, zonder discriminatie alle noodzakelijke medische zorg krijgen; overwegende dat onveilige abortussen door de Wereldgezondheidsorganisatie worden aangemerkt als een van de drie hoofdoorzaken van moedersterfte; overwegende dat de gezondheid van moeders, de psychologische opvang van verkrachte vrouwen, en onderwijs en scholing voor ontheemde kinderen in vluchtelingenkampen grote uitdagingen vormen;

J.

overwegende dat de totale vraag naar humanitaire hulp in 2015 is opgelopen tot het hoogste bedrag in de geschiedenis van de VN, namelijk bijna 19 miljard EUR; overwegende dat er, ondanks recordbijdragen van donoren, slechts financiering was voor een kwart van de wereldwijde vraag, en dat de EU moeite had om de wereldwijde vraag naar humanitaire hulp en de door DG ECHO gesteunde operaties te financieren; overwegende dat daardoor een nog grotere behoefte is aan wereldwijd gecoördineerde, tijdige, voorspelbare en flexibele financiering die aan verschillende contexten aangepast is en die geschraagd wordt door een nieuwe publiek-private samenwerking voor innovatieve paraatheid en steunverleningsmethoden; overwegende dat de EU moeite had om wereldwijde vraag naar humanitaire hulp en de ECHO-operaties te financieren; overwegende dat het in die context des te belangrijker is dat de hernieuwde toezeggingen in verband met de hulpdoelstelling van 0,7 % en de gedane beloften tijdig gestand worden gedaan;

K.

overwegende dat het merendeel van de humanitaire crises veroorzaakt wordt door menselijk handelen; overwegende dat 80 % van de internationale humanitaire bijstand van de EU gaat naar door de mens veroorzaakte crises, waarvoor vooral politieke, en niet alleen humanitaire oplossingen nodig zijn; overwegende dat armoede en kwetsbaarheid voor crises intrinsiek verbonden zijn, wat sterk wijst op de noodzaak om de onderliggende oorzaken van crises aan te pakken, veerkracht op te bouwen, het aanpassingsvermogen ten aanzien van natuurrampen en klimaatverandering te versterken, en tegemoet te komen aan de behoeften van de getroffenen op lange termijn; overwegende dat de gevolgen van humanitaire crises, zoals uitdagingen op het vlak van migratie en vluchtelingen, nog groter zullen worden tenzij de onderliggende oorzaken aangepakt worden en humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking beter op elkaar afgestemd worden;

L.

overwegende dat humanitaire hulp en ontwikkeling onderling samenhangen, met name gezien de noodzaak om de weerbaarheid tegen rampen te vergroten door risicobeperking en bescherming tegen schokken, wat van cruciaal belang is om de humanitaire behoeften te verminderen en verstoringen op het vlak van gezondheid, hygiëne, onderwijs, voeding en zelfs elementair onderdak te verhelpen;

M.

overwegende dat internationale, lokale en regionale coördinatie, informatie-uitwisseling en gezamenlijke programmering, gegevensverzameling en evaluaties zullen bijdragen tot het verbeteren van het besluitvormingsproces, de efficiëntie, de doeltreffendheid en de verantwoording bij het verstrekken van steun;

N.

overwegende dat er meer vertrouwen en verdere samenwerking tussen actoren in de particuliere sector, ngo's, lokale autoriteiten, internationale organisaties en regeringen moet worden gecreëerd; overwegende dat hulp van het bedrijfsleven, deskundigheid, toeleveringsketens, onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit en logistiek kunnen helpen om voor doeltreffendere paraatheid en humanitaire acties te zorgen;

O.

overwegende dat de middelen voor het hoofdstuk humanitaire hulp van de EU, namelijk 909 miljoen euro in 2015, minder dan 1 % van de totale EU-begroting vertegenwoordigen; overwegende dat een betere koppeling tussen noodhulp en langetermijnhulp een manier is om de huidige discrepantie tussen de enorme humanitaire behoeften en de beschikbare middelen te verkleinen;

P.

overwegende dat ngo's en internationale organisaties zoals het Rode Kruis en VN-agentschappen momenteel de belangrijkste verleners van humanitaire bijstand zijn en jaarlijks levensreddende hulp en bescherming bieden aan ongeveer 120 miljoen mensen;

Q.

overwegende dat preventie, binnenlandse respons en binnenlandse capaciteiten een belangrijke rol spelen bij het zo goed mogelijk voorzien in de behoeften en het verminderen van de behoefte aan internationale hulp; overwegende dat in 2015 slechts 2 % van de totale internationale humanitaire bijstand rechtstreeks naar lokale en nationale ngo's in de getroffen landen ging, hoewel hun reactiviteit, kennis van de behoeften en mogelijkheden om de getroffenen te bereiken, doorgaans beter zijn dan die van andere actoren; overwegende dat er steeds meer wordt verlangd dat er verantwoording wordt afgelegd aan door crises getroffen mensen en gemeenschappen;

R.

overwegende dat humanitaire hulp gebaseerd moet blijven op de behoeften die door humanitaire actoren zijn vastgesteld, en dat donoren zich ervan moeten onthouden hulp te gebruiken als een instrument voor crisisbeheersing;

S.

overwegende dat de humanitaire respons en de gebruikte tools aan gezamenlijk bepaalde behoeften moeten beantwoorden en van uiteenlopende contexten moeten afhangen; overwegende dat het essentieel is alles in het werk te stellen opdat bij de inspanningen op het vlak van humanitaire respons rekening gehouden wordt met respect voor de mensenrechten, en met name de specifieke behoeften van vrouwen, kinderen, ouderen, personen met een handicap, minderheden en inheemse volkeren en andere kwetsbare groepen;

T.

overwegende dat de mondiale actoren worden aangemoedigd om humanitaire interventies op te nemen in de mechanismen voor toezicht op en rapportage over de mensenrechten;

U.

overwegende dat de eerste wereldtop inzake humanitaire hulp (WHS), die op 23 en 24 mei 2016 in Istanbul zal plaatsvinden, moet resulteren in een gedaanteverandering van de humanitaire architectuur, die meer inclusief, doeltreffend, transparant en werkelijk wereldwijd moet worden, om een antwoord te kunnen bieden op de toename van de humanitaire behoeften in verband met de huidige en toekomstige uitdagingen, zoals voedselveiligheid, bevolkingsgroei, klimaatverandering, kwetsbaarheid, veiligheid van hulpverleners, gedwongen verplaatsing en sociaal-economische ontwikkeling;

V.

overwegende dat de WHS volgt op een aantal intergouvernementele onderhandelingen — over rampenrisicovermindering, financiering voor ontwikkeling, de agenda voor duurzame ontwikkeling na 2015 en de klimaatverandering — die het landschap van ontwikkeling en humanitaire hulp de komende jaren zullen bepalen, en dus een unieke en belangrijke gelegenheid is om doelstellingen, beginselen en acties op elkaar af te stemmen, en voor de wereld een gelegenheid is om aan de behoeften tegemoet te komen en de weerbaarheid van de meest kwetsbaren op een meer coherente manier te versterken;

W.

overwegende dat de EU, als de belangrijkste donor, de verantwoordelijkheid en de nodige invloed heeft om een leidende rol op zich te nemen in de zoektocht naar betere en meer innovatieve manieren om tegemoet te komen aan de behoeften van, en in haalbare oplossingen op lange termijn te voorzien voor, miljoenen mensen die door conflicten en rampen getroffen worden;

X.

overwegende dat het recent stijgende percentage acuut ondervoede mensen in de wereld en het regionale en internationale overloopeffect van politieke instabiliteit in landen met een „level 3”-classificatie er nogmaals op wijzen dat de WHS de transformatie in het humanitaire systeem moet versnellen en mensen in nood beter moet helpen;

Van wereldwijd overleg naar wereldwijde actie

1.

is verheugd over de beslissing van de secretaris-generaal van de VN om op te roepen tot de eerste wereldtop inzake humanitaire hulp (WHS) voor diverse belanghebbenden en over de bereidheid van Turkije om hiervoor als gastland op te treden; verzoekt de EU-lidstaten de WHS te steunen en tot resolute conclusies van de Raad te komen, met specifieke verbintenissen en prioritaire actiegebieden, en daarbij te streven naar operationele doeltreffendheid, gemeenschappelijke kwaliteitsstandaarden, betere coördinatie en partnerschappen met nieuwe donoren, gebaseerd op politiek onbevooroordeelde steun en op een gemeenschappelijke kijk op en toepassing van de humanitaire beginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, en naleving van verplichtingen op grond van het internationaal humanitair recht;

2.

is ingenomen met het initiatief van de VN om van overal ter wereld informatie te vergaren teneinde natuurrampen en conflicten in kaart te brengen en na te gaan hoe meer mensen kunnen worden gered van en beschermd tegen de gevolgen van dergelijke crises; is ook verheugd over de organisatie van acht regionale raadplegingen, die ook gepaard gingen met thematische bijeenkomsten, een wereldwijde raadpleging — vertegenwoordigers van de overheid, het maatschappelijk middenveld, ngo's, vrijwilligersnetwerken, bedrijven en religieuze netwerken — alsook het initiatief tot de online raadplegingen en de oprichting van een panel op hoog niveau voor humanitaire financiering, waarvan de EU covoorzitter is;

3.

benadrukt dat de huidige enorme humanitaire uitdagingen vereisen dat tijdens de WHS een meer inclusief, divers en werkelijk mondiaal humanitair systeem opgebouwd wordt, met erkenning van de diversiteit in het huidige humanitaire-responssysteem en de complementaire taken van alle actoren; roept de EU op om een mondiale consensus inzake humanitaire actie te bevorderen die de beginselen van humanitaire hulp en de verplichtingen en rechten uit hoofde van het internationaal humanitair recht bevestigt, met waarborging van op mensen afgestemde en op mensenrechten gebaseerde beschermingsmaatregelen, en die overheden aansprakelijk stelt voor hun rol en verantwoordelijkheid bij het beschermen van mensen; vestigt de aandacht op de negatieve gevolgen van de politisering van humanitaire hulp, en wijst erop dat de handhaving van en een onverminderde inzet voor de humanitaire kernbeginselen van essentieel belang zijn om de humanitaire ruimte bij conflicten en natuurrampen te waarborgen;

4.

benadrukt dat het slotdocument van de WHS slechts zinvol zal zijn als het een vijfjarenplan bevat voor het ontwikkelen en operationeel maken van de concrete politieke toezeggingen, waaronder een intergouvernementeel kader voor monitoring en verantwoording, een evaluatie van de praktijk van de hulporganisaties en een effectbeoordeling waaraan de betreffende stakeholders meewerken;

5.

vraagt de WHS om de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015, het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering en de conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering (CoP21) aan elkaar te koppelen met het oog op meer samenhang tussen beleidsinitiatieven en instellingen om weerbaarheid tegen rampen op te bouwen, en voor ontwikkelingsactoren een actievere rol weg te leggen bij het opbouwen van weerbaarheid; vraagt de donorregeringen om voor hun nationale beleid een gemeenschappelijke reeks doelstellingen, prioriteiten en indicatoren te ontwikkelen die deze kaders onderling verbinden;

6.

vraagt de EU en haar lidstaten, als grootste donoren en centrale operationele spelers, om een actieve voorbeeldrol op zich te nemen; benadrukt dat alle humanitaire acties van de EU zich door de beginselen van solidariteit, verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht moeten laten leiden en moeten beogen kwetsbare personen fysieke en psychologische bescherming te bieden; roept op tot een wereldwijde, brede oplossing op lange termijn voor de grote aantallen mensen die conflictregio's ontvluchten; wijst erop dat ook de rol en de geloofwaardigheid van Europa binnen het wereldwijde humanitaire gebeuren op het spel staan bij de reactie van de EU op de huidige crisis;

7.

vraagt de WHS zich te verbinden tot een systematische, op resultaten gebaseerde en participatieve aanpak door specifieke indicatoren en een specifieke werkmethode vast te stellen, die versterkt en gedeeld moeten worden door de donoren en de uitvoerende instanties, om de getroffen personen te laten deelnemen aan de volledige cyclus van humanitaire actie; vraagt de WHS toe te werken naar de institutionalisering van, beter toezicht op en beoordeling van het VN-kader voor verantwoording aan de getroffen bevolking;

8.

onderstreept dat de WHS tevens voor alle stakeholders een gelegenheid is om na te denken over de absolute noodzaak van een hervorming bij de VN in de richting van een inclusief, transparant en doeltreffend coördinatiesysteem, met een inclusiever en operatiever IASC, met betere betrekkingen met de partners met het oog op meer complementariteit, en met een volledige operationalisering van de veranderingsagenda, en om de multilaterale humanitaire architectuur voor alle crises te versterken door een betrouwbaar systeem voor de beoordeling van de behoeften op te zetten dat als basis dient voor gezamenlijke oproepen (wat alomvattende financiële controle garandeert), een systeem voor kostenvergelijking tussen agentschappen, en een toezicht- en evaluatiemechanisme;

9.

benadrukt dat een dergelijk wereldwijd optreden niet kan slagen zonder uitgebreide en substantiële middelen; onderstreept dat het aanpakken van nieuwe en chronische rampen en kwetsbaarheden vereist dat parallelle systemen worden vermeden, dat de financieringsbasis wordt verbreed, dat er voorspelbare investeringen op de lange termijn worden gedaan en dat wordt vastgehouden aan de nieuwe agenda voor duurzame ontwikkeling, met name door gezamenlijke risicobeoordeling, planning en financiering te bevorderen tussen actoren op het gebied van humanitaire bijstand, ontwikkeling, vredesopbouw en klimaatverandering; onderstreept dat meer complementariteit tussen humanitaire bijstand en ontwikkelingshulp noodzakelijk is om de doeltreffendheid te verbeteren en gaten in de financiering van humanitaire hulp te dichten, en hand in hand moet gaan met meer financiering voor ontwikkelingshulp en humanitaire bijstand; herinnert in dit verband aan de oude internationale toezegging om de doelstelling van 0,7 % van het bni te helen;

10.

verzoekt de EU, als grootste donor van humanitaire hulp, op de WHS leiderschap te tonen door aan te dringen op flexibelere methoden om humanitaire hulp te verstrekken, alsmede proactieve en coherente maatregelen en doeltreffende instrumenten om crises te voorkomen; vraagt de EU en de andere donoren hun financiële toezeggingen na te komen en ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk tijd verstrijkt bij de omzetting van de financiële toezeggingen in concrete maatregelen; wijst er bovendien op dat het van belang is dat er over de mensenrechten wordt gerapporteerd om in een vroeg stadium te waarschuwen voor crises, en moedigt de WHS aan hier rekening mee te houden wanneer er wordt overgeschakeld van een cultuur van respons naar een cultuur van preventie;

Tegemoet komen aan de behoeften van mensen in conflictgebieden

11.

vraagt de EU bescherming centraal te stellen bij humanitaire acties in het kader van een op behoeften gebaseerde respons, door een systeem voor naleving te creëren en dat in de programmering te integreren; benadrukt het belang van het institutionaliseren van de rol van beschermingsfunctionarissen en het ontwikkelen van strategische en geïntegreerde benaderingswijzen met voldoende middelen voor beschermingsactiviteiten in de eerste fase van noodgevallen; vraagt de EU zich sterker te engageren voor een op mensenrechten gebaseerde aanpak van humanitaire actie opdat de waardigheid, behoeften en rechten van bepaalde kwetsbare groepen — in het bijzonder vrouwen, kinderen, migranten, mensen met hiv, lgtbi's en personen met een handicap — gerespecteerd worden;

12.

vraagt de EU tijdens de WHS te pleiten voor een alomvattende overeenkomst over praktische manieren om de eerbiediging en naleving van het internationaal humanitair recht, het internationaal recht inzake de mensenrechten en het vluchtelingenrecht te verbeteren, bijvoorbeeld door het verspreiden van de regels van het internationaal humanitair recht onder regionale en nationale overheden, veiligheidstroepen, lokale autoriteiten en gemeenschapsleiders, en steun te betuigen voor de rol van het Internationaal Strafhof om een eind te maken aan de straffeloosheid bij schendingen van het internationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake de mensenrechten;

13.

benadrukt dat het Vluchtelingenverdrag en het Verdrag van Kampala moeten worden uitgebreid om bescherming en bijstand te bieden aan ontheemden in de hele wereld en aan mensen die onder de klimaatverandering te lijden hebben, en hen ook te beschermen tegen diverse vormen van geweld, zoals mensenhandel, gendergerelateerd geweld en stedelijk en economisch geweld, aangezien zij een gegronde angst voor vervolging kunnen hebben of ernstig gevaar kunnen lopen; onderstreept dat migranten een gelijke mate van bescherming van hun rechten moet worden geboden als ten tijde van crisis aan alle andere groepen wordt gegarandeerd; vraagt om aandacht voor bijzonder kwetsbare groepen, zoals migranten, staatlozen en vluchtelingen, die in het humanitaire debat vaak worden genegeerd; pleit voor een nieuwe generatie instrumenten ter bescherming van de mensenrechten om deze bevolkingen te helpen;

14.

benadrukt de noodzaak van een fundamentele verschuiving in de steun aan vluchtelingen en aan gastlanden en gemeenschappen; spreekt zijn steun uit voor het syntheseverslag voor het internationaal overleg, waarin de WHS wordt gevraagd een alomvattende „overeenkomst inzake vluchtelingenopvang” te beoordelen die de bijdragen van gastlanden erkent, voorziet in voorspelbare en duurzame financiële pakketten voor de langere termijn om ze bij te staan, vluchtelingen onafhankelijk maakt door hun kansen te geven om in hut levensonderhoud te voorzien, en billijkere regelingen treft om ze in derde landen te hervestigen;

15.

vraagt de EU en haar lidstaten ter voorbereiding van de WHS te werken aan een gezamenlijke mondiale kijk op en operationalisering van humanitaire beginselen, en samen met de huidige en nieuwe donoren een brede, participatieve gedragscode te ontwikkelen teneinde best practices uit te wisselen, de toegang tot mensen in nood te vergemakkelijken en de bestaande toezeggingen inzake good practices van donoren, zoals de beginselen van goed humanitair donorschap, te versterken;

16.

vraagt de EU transparantie en verantwoordingsplicht als leidende beginselen op te nemen in de WHS-verklaring, door bepaalde indicatoren en uitgesplitste gegevens (bv. geslacht, leeftijd, kinderen) te gebruiken als basis voor de opzet van programma's en evaluatie, en door een initiatief te stimuleren voor een internationale standaard voor transparantie van humanitaire hulp, met het oog op een mondiaal kader om de vooruitgang op het vlak van verantwoordingsplicht te kunnen meten;

17.

onderstreept dat voedsel, water, onderdak, sanitaire voorzieningen en medische verzorging moeten worden verstrekt als grondrechten van elke mens; maakt zich ernstige zorgen over de risico's op epidemieën die verband houden met de zeer slechte sanitaire omstandigheden en de beperkte beschikbaarheid van veilig drinkwater, en over het gebrek aan essentiële geneesmiddelen bij humanitaire crises; vraagt de EU het voortouw te nemen om ervoor te zorgen dat essentiële geneesmiddelen en veilig drinkwater in toereikende mate beschikbaar worden gesteld tijdens humanitaire crises;

18.

verzoekt de Unie en alle internationale spelers de instrumenten voor humanitaire hulp in vluchtelingenkampen te versterken, met name door de installatie van mobiele laboratoria in het kader van de bestrijding van besmettelijke epidemieën, betere methoden voor de distributie van noodhulp — rekening houdend met de kwetsbaarste groepen — en de verbetering van de hygiëne en de infrastructuur voor medische noodhulp;

19.

benadrukt dat kinderbescherming als integraal onderdeel in de humanitaire respons moet worden opgenomen om misbruik, verwaarlozing, uitbuiting en geweld tegen kinderen te voorkomen en aan te pakken; benadrukt dat kinderen de motor van verandering zijn en dat het daarom belangrijk is kindvriendelijke zones te creëren als onderdeel van de humanitaire respons;

20.

benadrukt de centrale rol die vrouwen spelen in conflictsituaties en situaties na conflicten, aangezien ze als eerste in actie komen in crises door hun gezinnen en gemeenschappen bijeen te houden; vraagt donoren en regeringen om gendergelijkheid in de programmering van humanitaire bijstand te mainstreamen en om empowerment van vrouwen en meisjes te ondersteunen;

21.

dringt erop aan dat bij de verstrekking van humanitaire hulp het internationaal humanitair recht in acht wordt genomen en dat andere partnerdonoren geen beperkingen opleggen aan de humanitaire hulp van de EU; uit zijn bezorgdheid over en veroordeelt het gebruik van verkrachting en andere vormen van en seksueel en gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes als wapen in humanitaire noodsituaties; benadrukt dat dit geweld, alsook de lichamelijke en psychologische gevolgen ervan, moet worden aangepakt; dringt aan op een wereldwijd engagement om ervoor te zorgen dat vrouwen en meisjes vanaf het begin van elke noodsituatie of crisis veilig zijn, door het risico op seksueel en gendergerelateerd geweld tegen te gaan, door aan bewustmaking te doen, door ervoor te zorgen dat de daders worden vervolgd, en door ervoor te zorgen dat vrouwen en meisjes tijdens humanitaire crises toegang hebben tot het volledige scala aan seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten, met inbegrip van veilige abortus — in plaats van wat neerkomt op onmenselijke behandeling in stand te houden, zoals voorgeschreven door het internationaal humanitair recht en zoals bepaald in de Conventies van Genève en de aanvullende protocollen daarbij;

22.

is van mening dat alle personeel dat bij de verstrekking van humanitaire hulp betrokken is, met inbegrip van politie en leger, een passende genderbewuste opleiding moet krijgen, en dat er een strikte gedragscode moet worden opgesteld opdat zij geen misbruik van hun positie maken en opdat gendergelijkheid wordt gewaarborgd;

23.

verzoekt de humanitaire actoren strategieën voor het voorkomen en verminderen van gendergerelateerd geweld op te nemen in al hun sectorspecifieke interventies, waardoor nieuwe EU-financieringsinstrumenten gemakkelijker kunnen worden geïdentificeerd, en daartoe nota te nemen van de herziene richtsnoeren van het Global Protection Cluster voor het integreren van de bestrijding van gendergerelateerd geweld in het humanitair optreden; is tevens van oordeel dat humanitaire actoren (met inbegrip van de EU) in alle stadia van paraatheid en respons jongens en meisjes (met name tienermeisjes) moeten raadplegen;

24.

verzoekt de respectieve humanitaire organisaties hun coördinatie te verbeteren om slachtoffers en potentiële slachtoffers te herkennen en te beschermen tegen seksuele uitbuiting en misbruik;

25.

erkent de waarde van de alomvattende aanpak van de EU bij de coördinatie en coherentie van haar brede waaier aan instrumenten voor buitenlands beleid om te investeren in duurzame politieke oplossingen; vestigt aandacht op de specifieke kenmerken van humanitaire hulp, en wijst erop dat het belangrijk is om de humanitaire respons te onderscheiden van buitenlandse, politieke, veiligheids- en antiterrorismeoverwegingen door voorzorgsmaatregelen vast te stellen; betreurt misbruik van of gebrek aan respect voor de beginselen van humanitaire actie, omdat dergelijk misbruik de humanitaire hulpverlening en de veiligheid van de hulpverleners ernstig in gevaar brengt; wijst erop dat terrorismebestrijdingsmaatregelen humanitaire inspanningen niet mogen ondermijnen of hinderen, en vraagt de WHS deze kwestie op passende wijze aan te pakken;

Humanitaire doeltreffendheid

26.

veroordeelt de stelselmatige tegenwerking van pogingen om humanitaire hulp te verlenen, alsook alle inbreuken op het beginsel van het verlenen van bijstand aan personen die in gevaar verkeren en het beginsel van non-refoulement die op ontheemden van toepassing zijn, door welke actor dan ook, ongeacht of die een EU-lidstaat is of niet; vraagt de regeringen dat zij hun primaire verantwoordelijkheden op zich nemen om burgers te beschermen en wettelijke en beleidsmaatregelen in werking te stellen teneinde humanitaire toegang en hulpverlening te faciliteren overeenkomstig het internationaal humanitair recht; stelt voor dat deze maatregelen humanitaire belastingvrijstellingen, lagere transactiekosten voor de overgemaakte bedragen en vereenvoudigde douaneprocedures omvatten; vraagt de donoren, de regeringen van de gastlanden en de uitvoerende actoren de verlening van humanitaire hulp en bijstand via alle mogelijke kanalen te vergemakkelijken en hun verantwoordelijkheid op zich te nemen opdat professionele hulp van hoge kwaliteit tijdig alle mensen in nood bereikt, zelfs in afgelegen gebieden;

27.

is in verband met betere bescherming van humanitaire actoren zeer bezorgd over de herhaalde aanvallen op hulpverleners en infrastructuur, waaronder ziekenhuizen; benadrukt dat er meer werk moet worden gemaakt van hun veiligheid, bescherming en bewegingsvrijheid krachtens het internationaal recht; steunt de systematische opneming van bijzondere bepalingen ter versterking van de verantwoordingsplicht voor de bescherming van humanitaire hulpverleners in de wetgeving en de actieplannen van donoren voor alle landen, alsook een strikte, systematische monitoring en melding van aanvallen op hulpverleners;

28.

steunt de aanbevelingen van de Commissie voor een alomvattend dashboard voor doeltreffendheid;

29.

benadrukt dat er blijvend overleg moet worden gepleegd over de aanvullende rollen en mandaten van de verschillende humanitaire actoren; meent dat er een duidelijk onderscheid moet zijn tussen civiele humanitaire actoren en militaire actoren; is van oordeel dat de civiele humanitaire respons prioriteit moet krijgen; verzoekt de WHS nieuwe raamwerken voor betere coördinatie tussen de actoren te onderzoeken als centraal element voor een efficiëntere, effectievere en passende humanitaire respons; benadrukt de noodzaak van een betere analyse van de lokale operationele capaciteit en van betere gezamenlijke beoordelingen van de behoeften en verantwoordingsplicht van de humanitaire actie;

30.

vraagt dat er serieuze inspanningen worden geleverd om uitvoering te geven aan het recht op onderwijs in langdurige humanitaire crises door het verstrekken van de nodige financiële en personele middelen, omdat zonder onderwijs de toekomst van kinderen en de verdere ontwikkeling van de maatschappij in gevaar komen; wijst op het belang van permanente scholing om gedeelde en universele waarden zoals menselijke waardigheid, gelijkheid, democratie, gelijkheid en mensenrechten te waarborgen en bevorderen;

31.

is, gezien het alarmerende aantal kinderen dat geen onderwijs krijgt en het enorme potentieel van onderwijs om mensen weerbaarder te maken, verheugd over de toezegging van de Commissie om de financiering voor onderwijs voor kinderen in humanitaire noodsituaties te verhogen; roept de Raad op om het voorstel van de Commissie om 4 % van het EU-budget voor humanitaire hulp hieraan te besteden, goed te keuren; is van mening dat deze stijging er niet toe mag leiden dat er minder aandacht wordt besteed aan andere primaire behoeften;

32.

spreekt zijn bezorgdheid uit over onderwijs en scholen voor kinderen in vluchtelingenkampen en roept de EU en alle internationale spelers op de capaciteit voor onderwijsvoorzieningen in vluchtelingenkampen te versterken;

33.

erkent dat voorspelbaarheid, operationele flexibiliteit en meerjarenbijdragen essentieel zijn voor efficiënte en effectieve hulpverlening; roept de EU en haar lidstaten op om de beginselen voor goed humanitair donorschap (GHD) kracht bij te zetten in de WHS-verklaring;

34.

benadrukt dat mondiale actie nodig is om de financieringskloof te dichten; roept op tot de oprichting van een mondiaal fonds voor humanitaire hulp dat de participatie en inclusie van niet-DAC-donoren steunt en alle bestaande internationale financiële mechanismen, binnenlandse middelen en gepoolde fondsen (VN-noodhulpfonds, CERF-fonds, trustfondsen enz.) samenbrengt, en dat wordt aangevuld door vrijwillige financiële bijdragen van overheden, de particuliere sector en regionale organisaties; stelt voor dat betalingen worden gebruikt om tekorten in humanitaire toezeggingen voor noodgevallen met een „level 3”-classificatie aan te vullen, paraatheid te ondersteunen, een pakket van sociale bescherming en weerbaarheid te bieden aan langdurige vluchtelingen of om onvoorziene noodgevallen, zoals onder meer ebola, het hoofd te bieden;

35.

onderstreept dat de internationale financiële instellingen zich ten volle moeten inzetten en hun focus op „zachte” leningen moeten wijzigen, voornamelijk door hun selectiecriteria voor concessionele financiering opnieuw te bepalen teneinde een flexibelere institutionele respons op kwetsbare situaties mogelijk te maken en de respons beter af te stemmen op de nationale capaciteit om binnenlandse middelen vrij te maken;

36.

vraagt regeringen, donoren en hun faciliteringsomgevingen de administratieve vereisten voor de uitvoerende partners te vereenvoudigen door de procedures te stroomlijnen en best practices op het gebied van administratie, contracten en verslaglegging in kaart te brengen en tegelijkertijd de verantwoordingsplicht te waarborgen, en initiatieven te steunen die beogen de capaciteit en monitoring van de lokale actoren te doorlopend te helpen verbeteren en om de nationale coördinatiestructuren te versterken;

37.

benadrukt dat lokale ngo's toegang moeten hebben tot rechtstreekse financiering om het leven en de waardigheid van de getroffen bevolking beter te beschermen en te waarborgen; vraagt de lidstaten en de donoren om een aanzienlijke verhoging van de rechtstreekse financiering voor lokale humanitaire actoren die over de capaciteit, deskundigheid en bekwaamheid beschikken om in het veld op te treden en tegelijkertijd verantwoordingsplicht te waarborgen;

38.

vraagt de WHS een nieuwe overeenkomst tot stand te brengen om samen te werken met kwetsbare landen en in aanhoudende crises, met duurzame programma's, uitvoeringsplannen en voorspelbare financiering voor ontwikkeling; onderstreept dat in de actie-agenda van Addis Abeba de nadruk ligt op de noodzaak van investeringen in stelsels voor sociale bescherming en vangnetten om de respons in kwetsbare situaties sneller en doeltreffender op te voeren;

Kwetsbaarheid verminderen en risico's beheersen

39.

benadrukt dat het noodzakelijk is om het humanitaire responssysteem aan te passen aan de lokale, nationale en regionale vereisten, en om getroffen bevolkingen, in het bijzonder vrouwen van alle leeftijden, kinderen en personen met een handicap, minderheden en inheemse volkeren, te empoweren en regelmatig met hen te overleggen, en hun hun rol als actoren voor verandering te erkennen door waar mogelijk te voorzien in feedback van deze bevolkingen bij de programmering en uitvoering van de humanitaire actie;

40.

onderstreept dat een internationale respons gebaseerd moet zijn op bestaande lokale of nationale initiatieven en partnerschappen, teneinde dubbel werk te voorkomen; vindt het van groot belang dat de lokale en regionale capaciteiten voor humanitaire hulpverlening worden versterkt en dat er zo mogelijk wordt voorzien in inclusieve processen om de lokale overheden, het maatschappelijk middenveld, de particuliere sector en de getroffen bevolkingsgroepen bij de planning te betrekken;

41.

benadrukt dat er behoefte is aan een nieuw mondiaal model van complementariteit voor de samenwerking tussen humanitaire actoren en ontwikkelingssamenwerkingsactoren — zodat zij geleidelijk weerbaardere en zelfredzamere samenlevingen kunnen opbouwen — te beginnen met gezamenlijke analyses en programmering; benadrukt dat een dergelijk model ten eerste instapstrategieën voor ontwikkelingsactoren moet omvatten, zodat zij ter plaatse bruggen kunnen bouwen, ten tweede „crisis modifiers” voor ontwikkelingsprogramma's, en ten derde exitstrategieën voor humanitaire responsen, die een meer flexibele aanpak mogelijk maken, alsook een verantwoord en flexibel meerjarig financieringsmechanisme om te reageren op aanhoudende crises; wijst op het belang van samenwerking met lokale niet-gouvernementele organisaties en leiders van het maatschappelijk middenveld om permanente structuren in conflictgevoelige gebieden tot stand te brengen;

42.

vraagt de Commissie een initiatief in te dienen om humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en weerbaarheid systematischer aan elkaar te koppelen teneinde de EU in staat te stellen flexibeler en doeltreffender in te spelen op de toenemende behoeften, en ook een aanzet te geven om na te denken over een betere koppeling met de WHS; vraagt de EU de tussentijdse herziening van het huidige meerjarig financieel kader te benutten om humanitaire hulp en ontwikkeling meer aan elkaar te koppelen;

43.

benadrukt het belang van rampenrisicovermindering voor weerbaarheid op vier prioritaire gebieden: 1) rampenrisico's begrijpen; 2) het risicobeheer versterken om rampenrisico's te beheersen; 3) investeren in rampenrisicovermindering met het oog op weerbaarheid, rampenplannen en systemen voor vroegtijdige waarschuwing; en 4) de rampenparaatheid verbeteren met het oog op voor een doeltreffende respons, en „beter herbouwen” op het vlak van herstel, rehabilitatie en wederopbouw;

44.

vraagt de lidstaten en andere donoren de nationale rechtskaders voor humanitaire hulp, rampenbeheersing en rampenrisicovermindering te versterken en te ontwikkelen op basis van de internationale wetgeving, regels en beginselen inzake rampenrespons; onderstreept dat rampenparaatheid, risicovermindering en weerbaarheid systematisch moeten worden opgenomen in de rampenplannen van de lokale, regionale en nationale overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties, en dat deze tegelijk moeten worden geschraagd door toereikende financiering voor en meer innovatie in voorspellings- en risicobeheermodelen;

45.

vraagt de WHS sterke nadruk te leggen op de klimaatveranderingsproblematiek en humanitaire actie; meent dat het daarbij onder meer moet gaan over voorbereidingen op en weerbaarheid tegen de gevolgen van de klimaatverandering, zoals klimaatgerelateerde ontheemding en migratie, in alle betreffende beleidsvorming op regionaal en mondiaal niveau; vraagt de EU en haar lidstaten in dit verband moedige politieke beslissingen te blijven nemen om de klimaatverandering tegen te gaan;

Transformatie door middel van innovatie

46.

benadrukt dat innovatie gestoeld moet zijn op verschillende bronnen, en in het bijzonder op de kennis van getroffen mensen, het maatschappelijk middenveld en lokale gemeenschappen die in de eerste responslijn staan; benadrukt dat gedurende de humanitaire respons essentiële openbare voorzieningen, zoals onderwijs, voeding, gezondheidszorg, onderdak, water en sanitaire voorzieningen, moeten worden verbeterd; meent dat publiek-private partnerschappen en sectoroverschrijdende partnerschappen — wanneer de publieke en private sector gemeenschappelijke waarden en prioriteiten hebben die de doelstellingen van het bedrijfsleven op één lijn brengen met de ontwikkelingsdoelstellingen van de EU, en wanneer de internationale normen inzake doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking in acht worden genomen — een aanvulling kunnen vormen op de publieke respons op de toenemende humanitaire behoeften; merkt op dat bijstand in geld, mits die aan de beginselen van doeltreffende ontwikkelingshulp voldoet, een doeltreffend voorbeeld is van innovatie op het vlak van humanitaire hulp;

47.

is ingenomen met de conclusies van de Raad over gemeenschappelijke beginselen voor multifunctionele bijstand in geld voor het lenigen van humanitaire behoeften; erkent dat, hoewel slechts een klein deel van de humanitaire hulp momenteel in geld wordt verstrekt, het gebruik van bijstand in geld veel potentieel heeft om een innovatieve, waardigheid gevende, veilige, genderbewuste, flexibele en rendabele manier te zijn om in noodsituaties in de basisbehoeften van de meest kwetsbaren te voorzien; vraagt de EU en haar lidstaten in de aanloop naar de WHS voor de gemeenschappelijke beginselen en het gebruik van onvoorwaardelijke bijstand in geld op grond van context en responsanalyse te pleiten en een monitoringmechanisme te ondersteunen;

48.

vraagt de EU een mondiale humanitaire innovatiealliantie voor de ontwikkeling van wereldwijd gedeelde ethische benaderingen te bevorderen en te steunen in overeenstemming met de humanitaire beginselen en de VN-beginselen voor innovatie en technologie op het gebied van ontwikkeling, om te waarborgen dat alle investeringen in humanitaire innovatie ontworpen zijn om het lot van getroffen bevolkingen te verbeteren; vraagt dat er humanitaire innovatiefondsen op regionaal en nationaal niveau worden opgezet;

49.

erkent dat innovatie een belangrijke rol kan spelen bij de aanpak van nieuwe uitdagingen en de verbetering van bestaande programma's, door nieuwe ontwikkelingen uit andere sectoren over te nemen om modellen te bedenken, te verbeteren en te ontwikkelen die doorbraken in het overwinnen van humanitaire uitdagingen realiseren;

50.

benadrukt de rol van nieuwe technologieën en innovatieve digitale tools bij de organisatie en verlening van humanitaire bijstand, met name wat betreft het verstrekken en volgen van hulp, rampenmonitoring, uitwisseling van informatie, coördinatie tussen donoren en bevordering van de betrekkingen tussen hulpagentschappen en lokale overheden, in het bijzonder in afgelegen gebieden en rampgebieden; benadrukt dat Afrika, met name ten zuiden van de Sahara, momenteel een mobiele digitale revolutie ondergaat met een stijging van het aantal mobiele abonnementen (en internetgebruik op mobiele telefoons), waardoor die tools en diensten cruciaal zijn voor het opzetten van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en snelle informatieverstrekking over gezondheidskwesties, gevaarlijke gebieden en contacten voor hulpverlening;

51.

vraagt de Commissie en de EU-lidstaten om deelname van het bedrijfsleven, en met name het mkb, te steunen, met inachtneming van de humanitaire beginselen en ethische normen, door voor bedrijven een handleiding voor actie op te stellen en lokale en regionale partnerschapsplatforms te bevorderen voor een gestructureerde, gecoördineerde en duurzame inzet van bedrijven in noodgevallen; moedigt de lidstaten aan om bedrijven beter op te nemen in hun respectieve nationale rampenplannen en verantwoordingsmechanismen;

52.

vraagt de EU om samenwerking met onder meer start-ups, verzekeringsmaatschappijen en technologiebedrijven te onderzoeken en aan te moedigen teneinde instrumenten voor paraatheid en inzet in noodgevallen te ontwikkelen; onderstreept dat de werkzaamheden van het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA) om wereldwijd de beschikbare middelen en capaciteit in de privésector in kaart te brengen, moeten worden gesteund en verder moeten ontwikkeld teneinde de technische samenwerking voor inspanningen op het vlak van rampenrespons te versterken;

53.

vraagt de EU en haar humanitaire partners in de context van de WHS te pleiten voor meer betrokkenheid van jongeren op het gebied van humanitaire paraatheid en herstelprocessen en om regelingen voor vrijwilligerswerk te bevorderen;

54.

benadrukt de belangrijke rol die de EU-vrijwilligersregeling voor humanitaire hulp kan spelen bij het in de praktijk brengen van de genomen besluiten op de toekomstige WHS en een herziene Europese consensus over humanitaire hulp; wijst erop dat de ervaring van vrijwilligers en andere humanitaire activisten een cruciale rol kan spelen bij de vaststelling van best practices en uitvoeringsinstrumenten;

55.

vraagt de EU en haar lidstaten tijdens de WHS de belangrijke rol van humanitaire belangenverdediging te bevorderen, aangezien dat een doeltreffende manier kan zijn om bescherming en innovatie te versterken;

56.

onderstreept dat de in Istanbul aangegane verbintenissen moeten worden nagekomen op het niveau van de EU en haar lidstaten; vraagt de EU en haar lidstaten daarom samen met andere humanitaire actoren een agenda op te stellen om na Istanbul de uitkomsten van de top operationeel te maken; benadrukt de noodzaak om in te staan voor voorspelbare en tijdige financiering voor humanitaire hulp uit de EU-begroting door ervoor te zorgen dat de humanitaire vastleggingskredieten van de EU systematisch volledig gedekt worden door een gelijk bedrag aan betalingskredieten;

57.

vraagt om een samenhangend en solide nieuw actieplan voor de Europese consensus over humanitaire hulp, dat een onpartijdige en doeltreffende Europese humanitaire respons waarborgt die op de plaatselijke context afgestemd is, leeftijd- en genderspecifiek is, niet discrimineert en in verhouding staat tot de behoeften;

o

o o

58.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Europese Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.


(1)  http://www.un.org/documents/ga/res/46/a46r182.htm

(2)  https://interagencystandingcommittee.org/iasc-transformative-agenda

(3)  https://docs.unocha.org/sites/dms/ROWCA/Coordination/Principles_of_Partnership_GHP_July2007.pdf

(4)  http://www.un.org/en/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/64/290

(5)  https://interagencystandingcommittee.org/files/guidelines-integrating-gender-based-violence-interventions-humanitarian-action

(6)  http://www.preventionweb.net/files/43291_sendaiframeworkfordrren.pdf

(7)  http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/69/313

(8)  http://www.globalhumanitarianassistance.org/wp-content/uploads/2015/06/GHA-Report-2015_-Interactive_Online.pdf

(9)  https://www.humanitarianresponse.info/en/system/files/documents/files/gho-status_report-final-web.pdf

(10)  http://www.ghdinitiative.org/ghd/gns/principles-good-practice-of-ghd/principles-good-practice-ghd.html

(11)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1.

(12)  http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=URISERV:ah0009

(13)  PB L 122 van 24.4.2014, blz. 1

(14)  https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2015/NL/1-2015-335-NL-F1-1.PDF

(15)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924.

(16)  http://ec.europa.eu/echo/sites/echo-site/files/Gender_SWD_2013.pdf

(17)  http://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2015/NL/1-2015-406-NL-F1-1.PDF

(18)  http://ec.europa.eu/atwork/synthesis/aar/doc/echo_aar_2014.pdf

(19)  http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9420-2015-INIT/en/pdf

(20)  http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9241-2015-INIT/nl/pdf

(21)  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/EN/foraff/137319.pdf

(22)  http://www.preventionweb.net/files/37783_eccommunicationsdgs.pdf

(23)  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/EN/foraff/146311.pdf

(24)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=JOIN:2015:0040:FIN:NL:PDF

(25)  https://www.worldhumanitariansummit.org/

(26)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0196.

(27)  Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0059.

(28)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0270.

(29)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0231.

(30)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0187.

(31)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0072.

(32)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0040.

(33)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0010.

(34)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0317.

(35)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0176.

(36)  http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=comnat:COM_2015_0419_FIN

(37)  http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1441187290883&uri=SWD:2015:166:FIN


Top