EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AR0015

Advies van het Comité van de Regio's — „Naar een krachtigere Europese respons bij rampen”

PB C 192 van 1.7.2011, p. 15–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 192/15


Advies van het Comité van de Regio's — „Naar een krachtigere Europese respons bij rampen”

2011/C 192/04

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

benadrukt dat het lokale en regionale bestuursniveau van groot belang is bij de bescherming tegen rampen. Lokale en regionale overheden staan bij de bestrijding van natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen vaak in de voorste linie en moeten daarom zonder meer betrokken worden bij ontwikkelingen op dit gebied, juist ook omdat in tal van lidstaten deze overheden over wetgevende bevoegdheden beschikken;

wijst erop dat betrokkenheid van de EU voor de ondersteuning van de door de lidstaten genomen maatregelen heel belangrijk is. Juist de schade naar aanleiding van eerdere natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen tonen aan dat er in de lidstaten nog een en ander te verbeteren valt; ook de samenwerking tussen regio's en landen kan nog verder geïntensiveerd worden. In dit opzicht kan de EU, vooral door verbeterde coördinatie, een waardevolle bijdrage leveren aan een nog doeltreffendere en efficiëntere samenwerking;

wijst erop dat rampenpreventie oorspronkelijk een taak van de lidstaten is, alsook van hun regionale en lokale niveau, wier bevoegdheden niet geschonden mogen worden;

onderstreept dat het VWEU een ondersteunende, coördinerende en aanvullende rol vermeldt op het gebied van respons bij rampen. Daarom hebben de waarnemings- en informatiecentra van het mechanisme voor civiele bescherming een coördinerende rol, terwijl de EU niet bevoegd is voor het opzetten van eigen eenheden, noch voor het overnemen van de leiding van eenheden en andere door de lidstaten ter beschikking gestelde hulpmiddelen. Elke planning en maatregel moet daarom plaatsvinden met bijzondere aandacht voor het subsidiariteitsbeginsel;

onderschrijft de beginselen solidariteit, samenwerking, afstemming en steun tussen de lidstaten, regionale en lokale overheden in de EU op het gebied van rampenpreventie en sluit zich aan bij het standpunt van de Commissie dat er meer coherentie, efficiëntie en zichtbaarheid moet komen om het doel te bereiken, nl. een sterker geïntegreerde capaciteit in de EU om catastrofes te voorkomen.

Rapporteur

De heer KARTMANN (DE/EVP), lid van het parlement van de deelstaat Hessen

Referentiedocument

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Naar een krachtigere Europese respons bij rampen: de rol van civiele bescherming en humanitaire hulp

COM(2010) 600 definitief

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Algemene opmerkingen

1.

verwelkomt het voornemen van de Commissie om te komen tot een verbeterde respons bij rampen en een evenwichtige gemeenschappelijke EU-aanpak op het gebied van civiele bescherming, waar het CvdR al op aangedrongen heeft (1).

2.

Het lokale en regionale bestuursniveau is van groot belang bij de bescherming tegen rampen. Lokale en regionale overheden staan bij de bestrijding van natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen vaak in de voorste linie en moeten daarom zonder meer betrokken worden bij ontwikkelingen op dit gebied, juist ook omdat in tal van lidstaten deze overheden over wetgevende bevoegdheden beschikken.

3.

Het Comité wijst met name tegen de achtergrond van de ramp in Japan op het belang van een efficiënt hulpsysteem met korte reactietijden om de bevolking te beschermen en dat kan enkel op regionaal en lokaal niveau gestalte krijgen. Het vestigt in dit verband met klem de aandacht op zijn resolutie „De gevolgen van de natuurrampen en de kernramp in Japan: lessen die de Europese Unie hieruit kan trekken” (CDR 123/2011). Daarin wordt ertoe opgeroepen om in het licht van de situatie na die ramp een discussie over centrale veiligheidskwesties te voeren en de jongste onderzoeksresultaten daarin mee te nemen. De lidstaten en regio's worden verzocht om hun bestaande planning betreffende bescherming tegen rampen op basis van al deze gegevens nog eens te bekijken en eventueel bij te stellen.

4.

Het is een goede zaak dat de Commissie zich uitspreekt voor een uitbreiding van de Europese capaciteit om rampen te voorkomen aan de hand van door de lidstaten geleverde eenheden en diensten. De strategie van de Commissie om op basis van de bestaande structuren de middelen effectiever te bundelen en de inzet ervan te coördineren zonder extra administratieve rompslomp te creëren, verdient alle steun. Een betere coördinatie kan leiden tot nog doeltreffender resultaten voor de slachtoffers van rampen.

5.

Bij de bestrijding van rampen moeten solidariteit, subsidiariteit en preventie de leidende principes zijn.

6.

De betrokkenheid van de EU is voor de ondersteuning van de door de lidstaten genomen maatregelen heel belangrijk. Juist de schade naar aanleiding van eerdere natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen tonen aan dat er in de lidstaten nog een en ander te verbeteren valt; ook de samenwerking tussen regio's en landen kan nog verder geïntensiveerd worden. In dit opzicht kan de EU, vooral door verbeterde coördinatie, een waardevolle bijdrage leveren aan een nog doeltreffendere en efficiëntere samenwerking.

7.

Gezien de klimaatverandering is het onderwerp van belang; de frequentie en omvang van natuurrampen zijn een bedreiging. Met name hoog water, droogte en bosbranden en schade door koude en sneeuw zijn een steeds groter gevaar.

8.

Verder moet deze materie voor ogen worden gehouden in het licht van andere natuurrampen. Men denke aan vulkaanuitbarstingen of aardbevingen, die, zoals uit statistieken blijkt, Zuid-Europa, Turkije en zelfs Midden-Europa bij tijd en wijle treffen.

9.

Bij het Verdrag van Lissabon is een solidariteitsclausule ingevoerd (artikel 222 VWEU), die bepaalt dat de Unie en de lidstaten elkaar helpen in geval van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen op het grondgebied van de Unie. Verder verwelkomt het Comité van de Regio's de versterking van de coördinerende rol van de EU overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en de samenwerking tussen de lidstaten en hun wederzijdse hulp bij rampen overeenkomstig art. 6, lid 2, sub f), en art. 2, lid 5, VWEU en art. 196 VWEU.

Tekortkomingen evalueren

10.

Het uitgangspunt voor verdere activiteiten voor een sterkere respons bij catastrofen en crises moet een gestructureerde analyse zijn van de uitgangssituatie en eventuele gebreken, om op basis daarvan pasklare oplossingen te kunnen ontwikkelen.

11.

Het in kaart brengen en inventariseren van de beschikbare middelen in de lidstaten is in dit verband van groot belang. Naderhand zou, behalve maatregelen voor de verbetering van de coördinatie en beschikbaarheid, op grond van de resultaten nagegaan moeten worden welke gebreken er zijn en waar de lidstaten in concreto hun voorzieningen zouden moeten optimaliseren. Uitvoeringsmaatregelen zouden pas moeten volgen na grondige evaluaties.

Modules van een Europese respons bij rampen

12.

Het streven van de Commissie om naast het huidige concept van adhochulp van de lidstaten ook een systeem van planning vooraf te ontwikkelen, wordt gesteund.

13.

De ontwikkeling van modelscenario's, het inventariseren van de bestaande hulpmiddelen op basis van deze scenario's, alsook het uitvoeren van meer oefeningen zijn volgens de Commissie zinvolle maatregelen om de middelen doeltreffender en efficiënter ter bescherming van de burgers in te zetten en te controleren, en deze bijtijds te kunnen aanvullen. Het CvdR is het daarmee eens. Noodplannen kunnen in dat verband ook waardevol zijn.

14.

Het Comité waardeert het streven van de Commissie om het reactievermogen in geval van rampen verder te verbeteren. Dit zou moeten gebeuren door de in beginsel deugdelijk gebleken communautaire procedure verder te ontwikkelen.

Principes van bescherming tegen rampen: solidariteit, subsidiariteit en preventie

15.

Het Comité onderschrijft nadrukkelijk de beginselen solidariteit en wederzijdse hulp in geval van rampen, zoals deze al in tal van internationale en bilaterale overeenkomsten en praktische hulpverlening tussen de regio's tot uiting is gekomen. De veelvuldige samenwerking tussen regio's, over nationale grenzen heen, toont aan dat juist ook de regio's wezenlijk kunnen bijdragen aan snelle hulp bij rampen. Deze geslaagde samenwerking heeft ook een gedeelde doelstelling, nl. het vervaardigen van risicokaarten, alsook het evalueren van potentiële bedreigingen. De regio's vervullen in dit geval een sleutelrol, omdat met name zij getroffen worden door natuurrampen, daarom civiele beschermingsdiensten hebben opgezet en ervaring hebben opgedaan die naar aangrenzende derde landen kan worden uitgevoerd; vooral perifere regio's hebben waardevolle ervaring opgedaan die met omringende regio's kan worden gedeeld.

16.

Van groot belang op dit terrein is de eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten, alsook de regeling van wettelijke bevoegdheden van de EU, conform art. 196 VWEU, zoals recentelijk ook de Raad Algemene Zaken in de conclusies van 14 december 2010 heeft vastgesteld (2).

17.

Het CvdR bekrachtigt zijn standpunt dat steun ook toegespitst moet worden op de lidstaten en regio's die steeds weer door rampen geteisterd worden, zodat ze nog beter toegerust zijn om snel en doeltreffend op catastrofes te kunnen reageren.

18.

De EU kan het terugdringen van eventuele tekortkomingen op sommige gebieden vooral steunen door, overeenkomstig de geldende normen en voorschriften van de Unie, de opbouw en uitbreiding van het reactievermogen bij rampen over te hevelen en over te laten aan de lidstaten.

19.

Het VWEU vermeldt een ondersteunende, coördinerende en aanvullende rol op het gebied van respons bij rampen. Daarom hebben de waarnemings- en informatiecentra van het mechanisme voor civiele bescherming een coördinerende rol, terwijl de EU niet bevoegd is voor het opzetten van eigen eenheden, noch voor het overnemen van de leiding van eenheden en andere door de lidstaten ter beschikking gestelde hulpmiddelen. Elke planning en maatregel moet daarom worden aangepast en uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften die de lidstaten in staat stellen om het subsidiariteitsbeginsel na te leven.

20.

De eenheden en voorzieningen op regionaal en lokaal niveau in de lidstaten spelen een centrale rol in de structuur van de bescherming tegen rampen. Het nationale, regionale en lokale niveau staat borg voor een doeltreffend en snel optreden in geval van een catastrofe. Slechts via een geografisch breed gespreid netwerk van passende preventieve maatregelen kunnen rampen snel en efficiënt bestreden en de gevolgen ervan optimaal beteugeld worden. Juist de ervaringen met actuele rampen (bosbranden en overstromingen) tonen aan hoe belangrijk een snelle en doortastende reactie voor een succesvolle aanpak is.

21.

Verder is intensieve samenwerking tussen regio's en gebieden die aan gemeenschappelijke dreiging blootgesteld zijn, onontbeerlijk. De regio's, als het ter plaatse bevoegde en verantwoordelijke niveau voor doeltreffende en efficiënte bescherming tegen rampen, geven in dit verband opnieuw blijk van hun bijzondere, internationale bevestiging van solidariteit. Er bestaat al een reeks van internationale overeenkomsten en hulpakkoorden waarmee de regio's zich tot wederzijdse bijstand verplicht hebben en die de basis voor succesvolle samenwerking vormen. De regio's hebben in tal van gevallen al bewezen dat zij deze overeenkomsten gestalte kunnen geven. Praktisch gezien kan het heel zinvol zijn om risicokaarten op te stellen of om potentiële bedreigingen te evalueren.

22.

Een het hele land dekkende effectieve bescherming tegen rampen is vooral ook haalbaar met de inzet van vrijwilligers. Uitbreiding van het vrijwilligersnetwerk is derhalve een zinvolle bijdrage aan de verbetering van het regionale reactievermogen bij catastrofes. Het CvdR spoort de Commissie aan om van nu af aan de opbouw en uitbreiding van vrijwilligersorganisaties voor rampenbestrijding meer te steunen in regio's waar daaraan behoefte is. Juist het Europese jaar van het vrijwilligerswerk moet aangegrepen worden om de lidstaten bij te staan in hun streven om deze organisaties op te bouwen.

23.

Tegen de achtergrond van de toenemende kans op natuurrampen ten gevolge van de klimaatverandering wordt preventie de prioriteit bij uitstek. De EU moet daarom haar activiteiten op dit gebied uitbreiden en met name de regio's daarbij te hulp schieten om de vereiste maatregelen te nemen om catastrofes op de eerste plaats te voorkomen dan wel de effecten daarvan zoveel mogelijk te beteugelen. Uitgerekend de ervaringen met bosbranden in Zuid-Europa hebben aangetoond hoe succesvol preventieve maatregelen kunnen zijn en hoe belangrijk zij zijn.

Principes van humanitaire hulpverlening

24.

Er moet, overeenkomstig de organisatorische en juridische overeenkomsten tussen regio's (partijen), gebruik worden gemaakt van de synergie die ontstaat door de geplande uitbreiding van het waarnemings- en informatiecentrum (MIC), als orgaan voor de coördinatie van de inzet bij rampen, alsook op het gebied van humanitaire hulpverlening. De wettelijke en structurele verschillen tussen beide gebieden dienen echter te worden gehandhaafd.

25.

Het is een goede zaak dat maatregelen voor humanitaire hulp meer met internationale overheidsorganisaties en ngo's worden afgestemd. Intensievere samenwerking en het gebruik van elektronische gegevensbestanden van de afzonderlijke partijen (regio's) moet de opbouw van overlappende structuren voorkomen. Dit geldt vooral voor de bouw van EU-opslagplaatsen met hulpgoederen. Ten aanzien van materiële hulp moet gestreefd worden naar synergie tussen de hulpverlening van de lidstaten en de door de EU gefinancierde humanitaire hulp. Coördinatie met de rest van de actoren en met name met de regio's is daarbij nodig en kan de efficiency van de hulp alleen maar ten goede komen.

26.

Het Comité wijst erop dat bepaalde regio's, zoals de ultraperifere, vanwege hun ligging van geostrategische betekenis zijn en een primordiale rol spelen ten aanzien van humanitaire Europese noodhulp buiten de EU, zoals ook blijkt uit recente interventies in Haïti.

27.

Het is essentieel om de acties op het gebied van rampenpreventie en humanitaire hulpverlening voortaan beter zichtbaar te maken. Zulks is niet alleen bestemd om de burgers te informeren over de reactie van de EU in geval van rampen en om de Unie als verantwoordelijke en betrouwbare internationale partner politiek te versterken, maar is ook geschikt om de vele hulpverleners, dankzij wie de hulp pas mogelijk is, een hart onder de riem te steken voor hun inzet. De ontwikkeling van een gemeenschappelijke en met IT-applicaties en internet (databases met gegevens over beschikbare capaciteit en middelen) ondersteunde communicatiestrategie is hierbij een belangrijk onderdeel om de zichtbaarheid te verbeteren. Deze communicatiestrategie moet ook de inzetbaarheid van bestaande mechanismen en hulpstructuren op correcte wijze weergeven.

28.

De actuele internationale hulpverlening bij rampen toont aan dat snelle en onbureaucratische beschikking over vervoerscapaciteit essentieel is voor doeltreffende hulp. Met het oog op een optimale inzet van de internationale hulp verwelkomt het CvdR daarom uitdrukkelijk het voorstel tot verhoogde financiering van de transportkosten. In dit verband moet bovendien worden nagegaan hoe de beschikbaarstelling en verschaffing van transportcapaciteit kan worden verbeterd. Er moeten manieren worden gevonden die de hulpverleners in staat stellen, ook zonder aanvullende overname van transportkosten, om snel en zonder bureaucratie in de rampgebieden hun werk te doen. Voorop moet staan dat degene die al de nodige middelen ter beschikking stelt zo min mogelijk transportkosten betaalt.

29.

De succesvolle interregionale samenwerking, juist ook op het gebied van nationale preventie-initiatieven, verdienen doelgerichte stimulering en steun. Het Comité wijst erop dat het Interreg-initiatief juist in grensoverschrijdend verband bijzonder doeltreffend blijkt te zijn voor de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden. Door Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS) op te richten kan de uitvoering van rampenpreventiemaatregelen, zoals gemeenschappelijke databanken, rampenoefeningen, risicoanalyses, vroegtijdige-waarschuwingssystemen, technologieoverdracht en uitwisseling van deskundigen, nog verder worden verbeterd.

30.

Het valt te waarderen dat de Commissie streeft naar een optimale inzet van de beschikbare middelen, zonder extra financiële en bureaucratische lasten te willen scheppen. Juist voor de lokale en regionale overheden is dit van bijzonder belang: zij beschikken weliswaar over ruime kennis van rampenpreventie en –respons, maar zij moeten met een beperkt budget rondkomen. Dit geldt met name voor het onderdeel humanitaire hulpverlening, waarvoor op lokaal en regionaal niveau geen bijzondere middelen beschikbaar zijn omdat zij oorspronkelijk niet tot hun takenpakket behoort.

Uitbreiding en werkwijze van het MIC

31.

De voorgenomen uitbreiding van het MIC als orgaan voor de coördinatie van de hulp, zowel bij catastrofes in de EU als voor humanitaire hulp daarbuiten, is een stap in de goede richting. Dat geldt met name voor landen die het meest kwetsbaar zijn voor natuurrampen en de laagste „Human Development Index” van de Verenigde Naties hebben. Wèl moet er voor gewaakt worden dat er in dit verband operationele taken worden opgevat. De operationele verantwoordelijkheid moet bij de hulpverleners blijven berusten; zij kunnen zich daarvan het beste kwijten.

Slotopmerkingen

32.

Het CvdR onderschrijft de beginselen solidariteit, samenwerking, afstemming en steun tussen de lidstaten, regionale en lokale overheden in de EU op het gebied van rampenpreventie (3) en sluit zich aan bij het standpunt van de Commissie dat er meer coherentie, efficiëntie en zichtbaarheid moet komen om het doel te bereiken, nl. een sterker geïntegreerde capaciteit in de EU om catastrofes te voorkomen.

33.

Er zij op gewezen dat rampenpreventie oorspronkelijk een taak van de lidstaten is, alsook van hun regionale en lokale niveau, wier bevoegdheden niet geschonden mogen worden.

34.

Tegen de achtergrond van de EU-bevoegdheid conform art. 6, lid 2, sub f), samen met art. 2, lid 5 VWEU en art. 196 VWEU verheugt het het Comité dat de Commissie de eis voor een Europese civielebeschermingsmacht niet heeft overgenomen.

35.

Het Comité steunt het streven van de Commissie naar een overkoepelend gemeenschappelijk concept om overeenkomstig de verdragen een regeling te treffen voor preventie, afweer en aanpak van de gevolgen van catastrofen.

Brussel, 11 mei 2011

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


(1)  CdR 139/2009 fin

(2)  Conclusies van de Raad Algemene Zaken, 3060. Zitting van 14 december 2010.

(3)  Reeds verwoord in CdR 116/2006 fin.


Top