EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R1283

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1283/2014 van de Commissie van 2 december 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

OJ L 347, 3.12.2014, p. 17–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/04/2019: This act has been changed. Current consolidated version: 05/03/2016

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2014/1283/oj

3.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1283/2014 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2014

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

De antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen („het betrokken product”) van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië („de betrokken landen”) werden oorspronkelijk ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1514/2002 van de Raad (2) („de oorspronkelijke maatregelen”).

(2)

De geldende antidumpingrechten voor Maleisië bedragen 75 %, behalve voor de ondernemingen Anggerik Laksana Sdn Bhd en Pantech Steel Industries Sdn Bhd, waarvoor een antidumpingrecht van respectievelijk 59,2 % en 49,9 % geldt. Voor de Republiek Korea bedraagt het recht 44 % voor alle ondernemingen.

(3)

De oorspronkelijke maatregelen werden gehandhaafd bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 363/2010 van de Raad (4) („de geldende maatregelen”).

1.2.   Geldende maatregelen ten aanzien van andere derde landen

(4)

Niet onder deze procedure vallen de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van de uitvoer uit de Volksrepubliek China en Thailand (5). De maatregelen voor het betrokken product van oorsprong uit China werden uitgebreid tot de verzending van hetzelfde product uit Taiwan (6), Indonesië (7), Sri Lanka (8) en de Filipijnen (9). Op 3 september 2014 heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geopend ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China en uitgebreid tot Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen. Zij heeft een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (10). De antidumpingmaatregelen ten aanzien van de uitvoer uit Thailand zijn vervallen.

(5)

In januari 2013 werden maatregelen ingesteld op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Rusland en Turkije (11).

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(6)

Op 8 februari 2013 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een bericht van het naderend vervallen (12) van de geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië gepubliceerd.

(7)

Op 26 juni 2013 heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („de basisverordening”) een verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van die maatregelen ontvangen.

(8)

Het verzoek werd ingediend door het Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry of the European Union („de indiener van het verzoek”) namens producenten die goed zijn voor meer dan 40 % van de totale productie van het betrokken product in de Unie.

(9)

Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(10)

Op 15 oktober 2013 heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geopend. Zij heeft in het Publicatieblad van de Europese Unie  (13) een bericht van opening gepubliceerd.

1.4.   Belanghebbenden

(11)

In het bericht van opening heeft de Commissie belanghebbenden verzocht contact met haar op te nemen om aan het nieuwe onderzoek deel te nemen. De Commissie heeft de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, gebruikers en importeurs, producenten-exporteurs in de Republiek Korea en Maleisië, en de Koreaanse en Maleisische autoriteiten specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek en hen verzocht eraan mee te werken.

(12)

Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek en te verzoeken om te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.4.1.   Steekproeven

(13)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening mogelijk een steekproef van de producenten in de Unie, importeurs en Koreaanse producenten-exporteurs zou samenstellen.

a)   Steekproef van producenten in de Unie

(14)

In het bericht van opening heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld en heeft zij belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken. De steekproef werd samengesteld op basis van het productie- en het verkoopvolume van het soortgelijke product tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek („TNO”) in de Unie met inachtneming van de geografische spreiding en bestond uit vier producenten of groepen producenten in de Unie (vijf afzonderlijke ondernemingen), gevestigd in Duitsland, Frankrijk, Italië, Roemenië en Oostenrijk. Er werden geen opmerkingen ontvangen en de voorlopig geselecteerde ondernemingen werden in de definitieve steekproef opgenomen.

(15)

Na de inleiding van de procedure moest de Commissie echter twee producenten in de Unie wegens gebrek aan medewerking van de steekproef uitsluiten. De twee overige ondernemingen/groepen ondernemingen (drie afzonderlijke ondernemingen) zijn goed voor 49 % van de productie in de Unie en 45 % van de verkoop in de Unie en hebben productiefaciliteiten in drie verschillende landen. Daarom werd de gewijzigde steekproef nog als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

b)   Steekproef van importeurs

(16)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie de niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken. Geen enkele importeur heeft echter aan het onderzoek medewerking verleend.

c)   Steekproef van producenten-exporteurs in de Republiek Korea

(17)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in de Republiek Korea verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de missie van de Republiek Korea bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen.

(18)

Twee Koreaanse producenten-exporteurs hebben de gevraagde informatie verstrekt, maar slechts een van hen was bereid mee te werken en in de steekproef te worden opgenomen. Daarom werd besloten dat een steekproef van Koreaanse producenten-exporteurs niet nodig was.

d)   Producenten-exporteurs in Maleisië

(19)

Gezien het geringe aantal bekende Maleisische producenten-exporteurs voorzag de Commissie in het bericht van opening niet in een steekproef.

(20)

De Commissie verzocht alle producenten-exporteurs zich binnen 15 dagen na de publicatie van het bericht van opening kenbaar te maken. Bovendien heeft de Commissie de missie van Maleisië bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen.

1.4.2.   Antwoorden op vragenlijst

(21)

De Commissie heeft alle in de steekproef opgenomen ondernemingen in de Unie, de medewerkende Koreaanse onderneming en alle bekende Maleisische producenten-exporteurs een vragenlijst toegezonden.

(22)

Eén producent in de Unie heeft de vragenlijst niet beantwoord; een andere producent in de Unie heeft slechts een onvolledig antwoord ingediend en heeft niet gereageerd op een schriftelijke aanmaning tot het verstrekken van de ontbrekende gegevens. Deze twee producenten in de Unie werden daarom van de steekproef uitgesloten (zie overweging 15). Eén Koreaanse producent-exporteur heeft de vragenlijst beantwoord. Geen van de Maleisische producenten-exporteurs heeft een antwoord op de vragenlijst ingediend.

1.4.3.   Controlebezoeken

(23)

De Commissie heeft alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of herhaling van de dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk zou zijn en om na te gaan of de instelling van maatregelen niet tegen het belang van de Unie zou zijn. Bij de volgende ondernemingen werd op grond van artikel 16 van de basisverordening een controlebezoek ter plaatse uitgevoerd:

 

producenten in de Unie:

Erne Fittings GmbH, Schlins, Oostenrijk, en de verbonden onderneming Siekman Fittings, Lohne, Duitsland;

Vallourec Fittings SA, Frankrijk.

 

producenten-exporteurs in de Republiek Korea:

TK Corporation, Busan.

1.5.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(24)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

(25)

Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het einde van het TNO („de beoordelingsperiode”).

1.6.   Mededeling van feiten en overwegingen

(26)

Op 12 september 2014 heeft de Commissie alle belanghebbenden de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingmaatregelen te handhaven, en heeft zij alle belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken. De opmerkingen van de belanghebbenden werden door de Commissie onderzocht en in voorkomend geval in aanmerking genomen.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(27)

Het onderzoek heeft betrekking op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19 en ex 7307 99 80 („het betrokken product”).

2.2.   Soortgelijk product

(28)

In het nieuwe onderzoek werd net als in het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld dat het betrokken product dat in de betrokken landen wordt vervaardigd, op de binnenlandse markt wordt verkocht en/of naar de Unie en/of andere markten wordt uitgevoerd, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen heeft en voor dezelfde doeleinden wordt gebruikt als het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt verkocht.

(29)

De Commissie heeft bijgevolg besloten dat dit product een soortgelijk product is in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DUMPING

(30)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening onderzocht de Commissie of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van de invoer met dumping uit de betrokken landen.

3.1.   Republiek Korea

3.1.1.   Opmerkingen vooraf

(31)

Een van de grootste Koreaanse producenten van het betrokken product, TK Corporation, heeft aan het onderzoek meegewerkt. Deze medewerkende onderneming vertegenwoordigde 25-40 % van de Koreaanse uitvoer van het betrokken product (het exacte cijfer wordt met het oog op de vertrouwelijkheid niet verstrekt). TK Corporation heeft bij de Commissie een antwoord op de vragenlijst ingediend met onder meer gegevens over de verkoop in binnen- en buitenland en de productiekosten. De Commissie was van mening dat het onderzoek naar dumping uit de Republiek Korea in het TNO en delen van het onderzoek naar herhaling konden worden gebaseerd op gegevens van deze onderneming, gezien haar aandeel in de uitvoer van het betrokken product uit de Republiek Korea. Het antwoord van TK Corporation werd gecontroleerd.

3.1.2.   Invoer met dumping in het TNO

(32)

In het TNO werden slechts verwaarloosbare hoeveelheden van het betrokken product (minder dan 50 ton) in de Unie ingevoerd uit de Republiek Korea. De verkoop hiervan vond gedeeltelijk plaats via de enige medewerkende producent-exporteur, TK Corporation. De desbetreffende hoeveelheden waren duidelijk niet representatief, aangezien zij minder dan 0,1 % van de productie van TK Corporation vertegenwoordigden. Bovendien was niet duidelijk of op de invoer door TK Corporation een antidumpingrecht was betaald, wat twijfels doet ontstaan over de vraag of deze het douanegebied van de Unie wel was binnengekomen. Bovendien was deze verkoop bestemd voor drie specifieke projecten met eigen specificaties voor hulpstukken (het ging dus om een niet-representatieve verkoop) en de verkoop maakte deel uit van een „pakket” met andere hulpstukken (vooral van roestvrij staal). Om deze redenen was het niet mogelijk het onderzoek naar dumping te baseren op de invoer van het betrokken product van TK Corporation in de Unie in het TNO.

(33)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde TK Corporation dat de Commissie haar onderzoek naar dumping om de volgende redenen had moeten baseren op de uitvoer van de onderneming naar de Unie: i) haar uitvoer naar de Unie in het TNO was aanzienlijk en daarom representatief, aangezien hij bestond uit „niet minder dan 26 facturen met 282 afzonderlijke transacties, ondanks de geldende rechten”; ii) bij gebrek aan duidelijkheid omtrent de betaling van het antidumpingrecht moest voor een deel van de uitvoer (bestemd voor een offshoreproject) geen antidumpingrecht worden betaald, terwijl importeurs voor een ander deel van de uitvoer in het TNO niet altijd antidumpingrechten hebben betaald als gevolg van de onjuiste indeling van die producten, waardoor de importeurs niet beseften dat antidumpingrechten moesten worden betaald. Intussen werden de importeurs op deze vergissing gewezen en hebben zij de antidumpingrechten met terugwerkende kracht betaald; en iii) de voorwaarden voor uitvoer naar de Unie waren normaal aangezien geen kortere leveringstijden werden toegepast en de aangerekende prijzen niet onderhevig waren aan kruiscompensatie.

(34)

Deze opmerkingen werden naar behoren onderzocht. Het lage niveau van de uitvoer naar de Unie, zowel in absolute cijfers als ten opzichte van de totale productie, van het soortgelijke product door de onderneming (minder dan 0,1 %) werd door TK Corporation niet betwist. De Commissie blijft erbij dat een zo geringe hoeveelheid zowel in relatieve als in absolute zin niet representatief kan zijn.

(35)

Bovendien kon de Commissie op basis van de verstrekte documenten niet nagaan welk deel van de vermeende uitvoer van TK Corporation naar de Unie uiteindelijk naar behoren was ingedeeld en ingevoerd; ook kon het argument dat de prijzen niet onderhevig waren aan kruiscompensatie, niet worden gecontroleerd en dus niet worden aanvaard, aangezien de bewijsstukken pas na het controlebezoek werden verstrekt. Voor beide punten geldt hoe dan ook dat gezien de conclusie van het onderzoek in overweging 34 een definitieve vaststelling door de Commissie niet noodzakelijk is, omdat zelfs het totale vermelde volume van uitvoer naar de Unie van TK Corporation niet als voldoende representatief kan worden beschouwd.

(36)

De Commissie bevestigt derhalve dat de uitvoer van TK Corporation naar de Unie in het TNO niet kan worden gebruikt voor een zinvol onderzoek naar dumping in het kader van dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

3.1.3.   Bewijsmateriaal waaruit blijkt dat herhaling van dumping waarschijnlijk is

(37)

De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk is dat er opnieuw dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen komen te vervallen. Daarbij werden de volgende elementen onderzocht: de prijs van uitvoer naar andere bestemmingen, de productie- en reservecapaciteit in de Republiek Korea en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

3.1.3.1.   Uitvoer uit de Republiek Korea naar andere bestemmingen

(38)

Gezien het geringe volume van de invoer van het betrokken product uit de Republiek Korea in de Unie en het gebrek aan betrouwbaarheid van de prijzen voor deze uitvoer (zie de overwegingen 32 tot en met 36) heeft de Commissie besloten dat gegevens betreffende de uitvoer van het betrokken product uit de Republiek Korea naar andere landen moeten worden gebruikt om in te schatten welk niveau de prijzen bij uitvoer naar de Unie naar verwachting zouden bedragen indien de maatregelen komen te vervallen.

(39)

Het werd passend geacht eerst de Koreaanse uitvoer naar de Verenigde Staten („VS”) te onderzoeken, aangezien deze markt in tegenstelling tot alle andere bestemmingen van de Koreaanse uitvoer nagenoeg even groot is als de markt van de Unie en zij beschikt over veel binnenlandse producenten maar ook over een groot invoeraandeel en lage invoertarieven, waardoor deze markt erg concurrerend is. Voorts vormen de VS de belangrijkste bestemming van de Koreaanse uitvoer in het algemeen en ook van TK Corporation.

(40)

Bovendien werd in de loop van het onderzoek ook alle andere uitvoer van het betrokken product uit de Republiek Korea bestudeerd.

(41)

Voor de uitvoer naar zowel de VS als alle andere uitvoerbestemmingen (met uitzondering van de Unie om de in de overwegingen 32 tot en met 36 vermelde redenen) werden dumpingmarges berekend.

a)   Normale waarde

(42)

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening werd de normale waarde voor TK Corporation zo veel mogelijk gebaseerd op de in het kader van normale handelstransacties door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt betaalde of te betalen prijzen.

(43)

Was deze methode voor een productsoort niet mogelijk, dan werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend.

(44)

Deze berekening werd gebaseerd op de werkelijke productiekosten van TK Corporation als vermeld in het antwoord op de vragenlijst, met name op de werkelijke productiekosten vermeerderd met de werkelijke VAA-kosten en de winst, overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening.

b)   Uitvoerprijs

(45)

Zoals in de overwegingen 32 tot en met 36 is uiteengezet, kon de uitvoer van TK Corporation naar de Unie niet worden gebruikt om de dumpingmarge te berekenen; daarom werd de uitvoerprijs gebaseerd op de uitvoer naar derde landen.

(46)

Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werd uitgegaan van de uitvoerprijs van TK Corporation naar andere landen, die tot het niveau af fabriek werd gecorrigeerd door in voorkomend geval rekening te houden met de kosten van onder meer vervoer, rechten en belastingen.

c)   Vergelijking en correcties

(47)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product, beide „af fabriek”.

(48)

Met het oog op een billijke vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Daarbij werden correcties toegepast voor verschillen in kosten voor vervoer over land en over zee, verschillen in kosten voor verzekering, lading, overlading en lossing, en verschillen in aanverwante kosten.

(49)

Om onderscheid te maken tussen de verschillende soorten van het betrokken product was in de oorspronkelijke productcontrolenummermethode (PCN-methode) een systeem met elfcijfercodes voorzien om productsoorten te identificeren. De dumpingmargeberekeningen werden uitgevoerd aan de hand van productcontrolenummers met iets minder complexe productcontrolenummers met zeven cijfers. De gegevens inzake specificatienorm en kwaliteit werden vervangen door een vereenvoudigd criterium, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen producten van koolstofstaal en producten van gelegeerd staal. Het was immers duidelijk geworden dat de specificaties in de gehanteerde normen (zoals ANSI of EN) weinig van elkaar verschilden en dat de systemen voor kwaliteit afhingen van de gehanteerde norm. Dankzij het vereenvoudigde systeem was er bij de berekening van de dumping- (en schade)marge een grotere overeenstemming tussen duizenden productcontrolenummers, zonder dat het resultaat van de berekening zelf werd vertekend.

(50)

TK Corporation verzocht de Commissie het oorspronkelijke PCN-systeem tot 16 cijfers uit te breiden, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het gehanteerde systeem reeds een efficiënte classificatie van het betrokken product mogelijk maakte. Voorts zij erop gewezen dat het duidelijk was dat de berekende dumping- (en schade)marges niet ingrijpend zouden veranderen naargelang zij werden gebaseerd op productcontrolenummers met 7, 11 of 16 cijfers, omdat de gemiddelde verkoopprijzen van TK Corporation op de verschillende markten aanzienlijk varieerden.

(51)

Een tweede bedenking in verband met de berekening had betrekking op de methode om het volume te bepalen dat voor de berekening van de dumpingmarge moet worden gebruikt. TK Corporation voerde aan dat, aangezien op de verkoopfacturen, in de prijsindicaties voor (potentiële) afnemers en in de boekhouding „stuks” worden gebruikt om de hoeveelheid te registreren, de meeteenheid voor de berekening ook stuks zou moeten zijn. In de vragenlijst werd geïnformeerd naar het gewicht, maar TK Corporation heeft voor een deel van haar uitvoer geantwoord in stuks. TK Corporation heeft die gegevens over de uitvoer van stuks naar gewicht omgezet toen zij was aangemaand tot het verstrekken van de ontbrekende gegevens. De Commissie heeft besloten dat gewicht de beste meeteenheid was omdat:

de keuze voor stuks als meeteenheid kon leiden tot een vertekening van de gemiddelde prijs per eenheid, aangezien het gewicht per stuk niet kan worden afgeleid uit het aantal stuks, terwijl het gewicht per stuk toch een belangrijke bepalende factor is voor de kosten (en dus voor de prijs) van het betrokken product;

het gewicht vereist is voor de schadeberekeningen, omdat de producenten in de Unie deze methode gebruiken en het onlogisch zou zijn om gebruik te maken van verschillende methoden om de dumping en de schade (prijsonderbieding) te berekenen, en

in de gegevens van de douanekantoren van de Unie en in de Koreaanse uitvoerstatistieken uitsluitend het gewicht van het betrokken product wordt geregistreerd.

(52)

Voorts zij erop gewezen dat de berekende dumpingmarges over het algemeen niet ingrijpend bleken te veranderen indien zij werden gebaseerd op stuks, aangezien voor de gemiddelde verkoopprijzen van TK Corporation aanzienlijke verschillen werden vastgesteld op de verschillende markten.

(53)

Na de mededeling van feiten en overwegingen diende TK Corporation opnieuw de opmerking in dat de Commissie haar berekening van de dumpingmarge had moeten baseren op stuks in plaats van gewicht. Een van de vermelde redenen was dat de gegevens over de uitvoer en kosten van TK Corporation in stuks waren uitgedrukt en dat de omzetting naar gewicht zou hebben geleid tot een vertekende berekening van de dumpingmarge.

(54)

Wat de vergelijkbaarheid met de bedrijfstak van de Unie betreft, merkte TK Corporation op dat de Commissie geen schademarge heeft berekend en dat voor de dumpingmarge geen vergelijking moet worden gemaakt met gegevens over de kosten en verkoop van de bedrijfstak van de Unie. Bovendien voerde TK Corporation aan dat ook de bedrijfstak van de Unie bij transacties stuks als meeteenheid gebruikte en niet kilogram of ton.

(55)

Ten slotte achtte TK Corporation het niet relevant dat in de gegevens van de douanekantoren van de Unie en de Koreaanse uitvoerstatistieken het gewicht wordt geregistreerd.

(56)

Deze opmerkingen werden naar behoren onderzocht. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat TK Corporation geen „alternatieve” dumpingberekening op basis van stuks heeft ingediend. Hoewel de onderneming heeft aangevoerd dat een „berekening per stuk” een accurater beeld zou opleveren, heeft zij dit niet feitelijk aangetoond. De Commissie herhaalt dat de berekende dumpingmarges aanzienlijk zijn en dat, zoals in overweging 52 is uiteengezet, geen aanzienlijke verschillen werden vastgesteld tussen dumpingmarges berekend op basis van gewicht of van stuks. Het kan met andere woorden niet worden betwist dat ruime dumpingmarges zouden worden vastgesteld ongeacht de gebruikte methode. Voorts is het van belang eraan te herinneren dat de omzetting van stuks naar gewicht in de gegevens over de uitvoer en kosten van TK Corporation door TK Corporation zelf aan de hand van een eigen methode van de onderneming werd uitgevoerd. Bovendien wordt in de catalogus op haar eigen website voor elk soort hulpstuk het gewicht bij benadering vermeld.

(57)

De transacties van de bedrijfstak van de Unie worden zowel in gewicht als in stuks uitgedrukt, zoals blijkt uit de facturen die de Commissie heeft gecontroleerd. De facturering terzijde gelaten, wordt het gewicht gebruikt om de capaciteit, het productievolume en de productiekosten te bepalen, niet alleen in de Unie, maar in de hele wereld, met inbegrip van de Republiek Korea. De grondstoffen, de belangrijkste factor voor de productiekosten van het betrokken product, worden aangekocht in ton. Andere factoren, zoals kosten voor energieverbruik, arbeid en vervoer, worden ook op basis van het gewicht berekend. De bedrijfstak van de Unie verleent aan het eind van het jaar ook rabatten op basis van het door de klant aangekochte volume (in ton) en niet op basis van het aantal stuks. Voorts moesten in het kader van dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen prijsonderbiedingsmarges worden berekend (en zij zijn berekend — zie de overwegingen 98 tot en met 105), zodat het in overweging 54 samengevatte argument dat de Koreaanse gegevens niet met de gegevens van de bedrijfstak van de Unie zouden moeten worden vergeleken onjuist is.

(58)

De statistieken uit de hele wereld die in dit onderzoek zijn verzameld en gebruikt, met inbegrip van de Koreaanse uitvoerstatistieken en de douanestatistieken van de Unie, worden uitsluitend uitgedrukt in gewicht. Deze werden onder meer gebruikt om de Koreaanse uitvoer van het betrokken product naar de Unie en naar derde landen te onderzoeken. Om het aandeel van TK Corporation hierin vast te stellen en om het in het antwoord op de vragenlijst vermelde volume van verkoop aan de Unie te controleren was het noodzakelijk de gegevens van TK Corporation om te zetten naar gewicht, aangezien het niet mogelijk zou zijn geweest om de Koreaanse uitvoerstatistieken en de douanestatistieken van de Unie naar stuks om te zetten.

(59)

Ten slotte moet worden opgemerkt dat gewicht ook als meeteenheid werd gebruikt in eerdere onderzoeken (zoals het onderzoek dat tot de oorspronkelijke maatregelen heeft geleid en het eerste nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, dat tot de geldende maatregelen heeft geleid), evenals in de meer recente onderzoeken met betrekking tot hetzelfde product uit Rusland en Turkije.

(60)

Gezien het bovenstaande bevestigt de Commissie de afwijzing van het argument dat deze berekeningen in stuks moeten worden gemaakt.

d)   Dumping in het TNO

(61)

De aldus berekende dumpingmarges voor TK Corporation bedroegen 46 % en 27 %, afhankelijk van de uitvoerbestemming.

3.1.3.2.   Koreaanse productiecapaciteit

(62)

Wat de totale Koreaanse productie- en reservecapaciteit betreft, heeft de Commissie in het onderzoek geen informatie gekregen van andere Koreaanse producenten dan TK Corporation. Bijgevolg moest de Commissie zich beroepen op artikel 18 van de basisverordening om in dit verband conclusies te trekken, en de informatie die zij tot haar beschikking had, bestaat uit de gecontroleerde informatie van TK Corporation, die uitsluitend op deze onderneming betrekking had, en uit de informatie over het gehele land die in het verzoek om een nieuw onderzoek is opgenomen.

(63)

De door TKCorporation vermelde reservecapaciteit is naar behoren gecontroleerd. Door de reservecapaciteit in het TNO die TK Corporation had vermeld te extrapoleren op basis van haar aandeel in het totale uitvoervolume van de Republiek Korea heeft de Commissie berekend dat de totale reservecapaciteit in het land ten minste 15 000 ton bedraagt, wat overeenstemt met ongeveer een kwart van het totale verbruik in de Unie. In verband met deze berekening moet evenwel worden opgemerkt dat de verhouding van het productievolume tot de productiecapaciteit erg ondernemingsspecifiek is en voorts dat TK Corporation weliswaar één van de grootste producenten van het soortgelijke product in de Republiek Korea is, maar toch slechts één producent naast vele andere en zeker geen dominante producent is. Daarom heeft de Commissie de genoemde bevinding vergeleken met de informatie in het verzoek.

(64)

De informatie over reservecapaciteit in het verzoek was gebaseerd op ramingen van de capaciteit en de productie van alle door de indiener van het verzoek geïdentificeerde Koreaanse producenten. Wat de productiecapaciteit betreft, werden voor de drie grootste producenten algemeen beschikbare gegevens gebruikt. Voor de andere (veel kleinere) Koreaanse producenten waren dergelijke gegevens niet voorhanden en bijgevolg heeft de indiener van het verzoek voor de raming van hun productiecapaciteit andere redelijke methoden gebruikt. Voorts ging de indiener van het verzoek uit van een bepaald niveau van binnenlands verbruik in de Republiek Korea en hield hij voor de raming van de reservecapaciteit rekening met de Koreaanse in- en uitvoer. Bij de berekening van zowel de productie- als de reservecapaciteit werd er naar behoren rekening mee gehouden dat de productie van andere, niet onder de productomschrijving vallende productsoorten niet mocht worden meegerekend. Het was duidelijk dat die informatie in haar geheel vollediger en overtuigender was dan de in overweging 63 vermelde informatie. Er werden geen opmerkingen ontvangen die deze cijfers tegenspreken. Op basis daarvan en aan de hand van de beschikbare gegevens wordt de reservecapaciteit in de Republiek Korea geraamd op 119 300 ton, wat neerkomt op tweemaal de omvang van de markt van de Unie in het TNO.

3.1.3.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(65)

Er wordt aan herinnerd dat het betrokken product hoofdzakelijk wordt gebruikt in de olie- en gasindustrie, de bouwnijverheid, in energiebedrijven, in de scheepsbouw en in industriële installaties. Geen van de beschikbare gegevens wijst op een aanzienlijke groei of terugval van deze sectoren in de Republiek Korea en vandaar wordt de Koreaanse binnenlandse markt voor het betrokken product geacht de komende jaren vrij stabiel te blijven en geen wezenlijke expansiemogelijkheden te bieden. Naast de Republiek Korea vormen de Unie, de VS en de landen in het Midden-Oosten en in Zuidoost-Azië de belangrijkste uitvoermarkten voor deze bedrijfstakken. Tijdens het onderzoek werd geen informatie verzameld die erop wijst dat de vraag op een van deze markten in de komende jaren aanzienlijk zou stijgen of dalen.

(66)

De Koreaanse uitvoer naar de VS en de landen in het Midden-Oosten en in Zuidoost-Azië is reeds hoog en bijgevolg vertegenwoordigen deze markten geen aanzienlijk groeipotentieel voor de Koreaanse bedrijfstak. Er wordt ook aan herinnerd dat voor de Koreaanse uitvoer naar de VS een aanzienlijke dumpingmarge van 46 % werd vastgesteld. De markt van de Unie is één van de grootste markten ter wereld en is bijgevolg een aantrekkelijke groeimarkt indien de maatregelen worden ingetrokken, aangezien deze markt tot dusver als gevolg van de geldende maatregelen door de Koreaanse producenten-exporteurs nog niet volledig wordt benut.

(67)

Qua omvang en marktomstandigheden zijn de markt van de VS en die van de Unie vergelijkbaar. Op beide markten is een groot aantal binnenlandse producenten aanwezig en neemt de invoer een aanzienlijk marktaandeel in beslag. Uit het onderzoek is gebleken dat de gemiddelde verkoopprijs op de markt van de Unie (rekening houdend met de totale verkoop van producenten in de Unie evenals met alle invoer in de Unie) 2 600 EUR/ton bedraagt. De gemiddelde prijs op de markt van de Unie is dus vergelijkbaar met de gemiddelde prijs die de Koreaanse producenten-exporteurs op de markt van de VS kunnen krijgen (2 700 EUR/ton), met dit verschil dat zij in de VS niet aan antidumpingmaatregelen zijn onderworpen. Bijgevolg is de huidige marginale Koreaanse uitvoer naar de Unie zeer waarschijnlijk het resultaat van de bestaande maatregelen ten aanzien van het betrokken product. Er wordt aan herinnerd dat de VS in het TNO de grootste uitvoermarkt voor de Koreaanse exporteurs was. Hieruit blijkt dat de Unie voor Koreaanse exporteurs een aantrekkelijke markt zou zijn en dat kan worden verwacht dat de markt van de Unie soortgelijke grote hoeveelheden zou aantrekken als de markt van de VS, indien de rechten werden ingetrokken. In het TNO vertegenwoordigde de Koreaanse invoer van het betrokken product 20-25 % van alle invoer van het betrokken product in de VS en 10-15 % van het totale marktaandeel in de VS voor het betrokken product (de exacte cijfers worden met het oog op de vertrouwelijkheid niet verstrekt). Met andere woorden zouden de Koreaanse producenten de in overweging 64 beschreven beschikbare reservecapaciteit waarschijnlijk gebruiken om actiever te worden op de markt van de Unie, als de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(68)

Zoals uiteengezet in overweging 39 bestaat er naast de VS geen tweede uitvoerbestemming van de Republiek Korea op basis waarvan betrouwbaar zou kunnen worden onderzocht hoe de markt van de Unie zich zou ontwikkelen ingeval de maatregelen zouden vervallen. Daarom wordt er niet van uitgegaan dat het combineren van alle uitvoer naar andere bestemmingen dan de Unie of de US in dit onderzoek betrouwbare gemiddelde prijzen zou opleveren, aangezien op al deze (veel kleinere) afzonderlijke markten verschillende omstandigheden van toepassing zijn. Gezien de vermelde beperkingen van dit onderzoek en omdat deze „andere markten” in de nabije toekomst niet over een aanzienlijk groeipotentieel beschikken, kan evenwel niet worden verwacht dat deze markten aanzienlijke extra invoer uit de Republiek Korea zouden absorberen.

3.1.3.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(69)

Gezien het voorgaande is het waarschijnlijk dat dumping zich opnieuw zou voordoen indien de maatregelen zouden vervallen. Uit het onderzoek bleek dat het betrokken product uit de Republiek Korea tegen dumpingprijzen naar de VS en naar andere derde landen werd uitgevoerd met dumpingmarges van respectievelijk 46 % en 27 %.

(70)

Bovendien is de Koreaanse reservecapaciteit aanzienlijk in vergelijking met het verbruik in de Unie tijdens het TNO. Indien deze capaciteit wordt gebruikt om naar de Unie uit te voeren en op prijs te concurreren met de producenten in de Unie of met de belangrijkste invoer uit derde landen, is het zeer waarschijnlijk dat die uitvoer tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden.

3.2.   Maleisië

3.2.1.   Opmerkingen vooraf

(71)

Omdat geen van de producenten-exporteurs uit Maleisië zijn medewerking heeft verleend, moest de Commissie bij de algemene analyse uitgaan van de informatie uit andere bronnen waarover zij beschikte. In dit verband heeft de Commissie in overeenstemming met de bepalingen van artikel 18 van de basisverordening verschillende statistische bronnen onderzocht. De invoerstatistieken die zijn verzameld op grond van artikel 14, lid 6, van de basisverordening („de gegevensbank van artikel 14, lid 6”) leverden de best beschikbare gegevens op om de omvang en de prijzen van invoer naar de markt van de Unie vast te stellen. Andere bronnen zoals Eurostat werden niet geraadpleegd omdat het betrokken product aan de hand van achtcijfercodes niet van andere producten kan worden onderscheiden.

3.2.2.   Invoer met dumping in het TNO

(72)

Uit de gegevensbank van artikel 14, lid 6, is gebleken dat er geen invoer in de Unie uit Maleisië heeft plaatsgevonden. Daarom werd geconcludeerd dat in het TNO geen voortzetting van de uitvoer met dumping uit Maleisië heeft plaatsgevonden.

3.2.3.   Bewijsmateriaal waaruit blijkt dat herhaling van dumping waarschijnlijk is

(73)

De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk is dat er opnieuw dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen komen te vervallen. Daarbij werden de volgende elementen onderzocht: de prijs van uitvoer naar andere bestemmingen, de productie- en reservecapaciteit in Maleisië en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

3.2.3.1.   Uitvoer uit Maleisië naar andere bestemmingen

(74)

Bij afwezigheid van invoer van het betrokken product uit Maleisië in de Unie heeft de Commissie gebruikgemaakt van gegevens met betrekking tot een ander land. De VS werden geschikt geacht aangezien de markt nagenoeg even groot is als de markt van de Unie, met veel binnenlandse producenten maar ook met een groot invoeraandeel, waardoor deze markt erg concurrerend is. Bovendien is de VS veruit de belangrijkste bestemming voor uitvoer uit Maleisië; in het TNO waren de VS goed voor 87 % van de Maleisische uitvoer. Dezelfde aanpak werd ook gebruikt in het vorige onderzoek met betrekking tot Maleisië en bij het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van herhaling van schade.

a)   Normale waarde

(75)

Bij gebrek aan medewerkende Maleisische producenten-exporteurs werd de normale waarde overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de gegevens die in het verzoek om een nieuw onderzoek werden verstrekt, namelijk op de geraamde productiekosten vermeerderd met 6 % VAA-kosten en winst, uitgedrukt als percentage van de prijs af fabriek. Bovenbedoeld percentage is voorzichtig ingeschat. Dit wordt bevestigd doordat het werkelijke cijfer voor de enige medewerkende onderneming in deze procedure (TK Corporation uit de Republiek Korea) ruim boven de 6 % lag.

b)   Uitvoerprijs

(76)

Overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening werd de uitvoerprijs bij gebrek aan medewerkende producenten-exporteurs uit Maleisië berekend aan de hand van de Maleisische prijzen van het betrokken product bij uitvoer naar de VS, op basis van invoerstatistieken van de VS.

c)   Vergelijking

(77)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product, beide „af fabriek”.

(78)

Met het oog op een billijke vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. In dit verband is het percentage voor VAA-kosten en winst van overweging 75 gebaseerd op het stadium af fabriek, zonder de kosten voor vervoer over land en over zee en zonder de kosten voor verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten.

d)   Dumpingmarge in het TNO

(79)

Volgens de hierboven beschreven methode, die ook werd gebruikt in het eerste nieuwe onderzoek bij de uitbreiding van de maatregelen („de geldende maatregelen”), werd de dumpingmarge vastgesteld op 57,7 %.

3.2.3.2.   Maleisische productiecapaciteit

(80)

Bij gebrek aan medewerking uit Maleisië werd geen informatie verstrekt over de productie- en reservecapaciteit. De informatie in het verzoek wijst voor Maleisië op een totale geïnstalleerde capaciteit van ongeveer 55 000 ton en een reservecapaciteit van ongeveer 27 000 ton. In het onderzoek waarop dat volume is gebaseerd, werd de productie(capaciteit) van andere producten buiten beschouwing gelaten en daarom wordt zij redelijk geacht. De Maleisische reservecapaciteit van 27 000 ton vertegenwoordigt ongeveer 40 % van het totale verbruik in de Unie tijdens het TNO.

3.2.3.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(81)

Wat de ontwikkeling van de belangrijkste gebruikersmarkten wereldwijd betreft, is de markt van de Unie, zoals uiteengezet in overweging 65, een van de grootste markten voor het betrokken product en heeft het onderzoek geen informatie opgeleverd die erop wijst dat de vraag op die markten de komende jaren aanzienlijk zou stijgen of dalen.

(82)

Uit het onderzoek is gebleken dat de verkoopprijzen van de producenten in de Unie op de markt van de Unie hoger zijn dan de prijzen van de Maleisische uitvoer naar andere markten, in het bijzonder de markt van de VS. De gemiddelde prijs op de markt van de Unie bedraagt 2 600 EUR/ton, terwijl volgens statistieken van de VS de gemiddelde prijs bij invoer uit Maleisië 1 600 EUR/ton bedraagt. De markt van de Unie zou voor Maleisische exporteurs dus een aantrekkelijke markt zijn indien de maatregelen werden ingetrokken. Dit is uiterst relevant in het licht van de Maleisische reservecapaciteit; bovendien wordt er nog eens op gewezen dat momenteel 87 % van de Maleisische uitvoer naar de VS gaat, waar de Maleisische producenten-exporteurs tegen veel lagere prijzen verkopen.

3.2.3.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(83)

Gezien het voorgaande is het waarschijnlijk dat zich opnieuw dumping zou voordoen indien de maatregelen zouden vervallen. Vastgesteld werd dat het betrokken product uit Maleisië tegen dumpingprijzen naar de VS werd uitgevoerd, met dumpingmarges van 57,7 %.

(84)

Bovendien is de Maleisische reservecapaciteit aanzienlijk in vergelijking met het verbruik in de Unie tijdens het TNO. Gezien het prijsniveau in de Unie zou deze capaciteit waarschijnlijk ten minste gedeeltelijk worden gebruikt voor uitvoer naar de Unie indien de maatregelen werden ingetrokken. Ook kan worden verwacht dat in dat geval een groot deel van de uitvoer naar de VS naar de markt van de Unie zou worden verlegd als gevolg van de gangbare prijzen op de markt van de Unie in vergelijking met die in de VS.

3.3.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(85)

In het licht van het bovenstaande, met name de hoge dumpingmarges, de grote beschikbare reservecapaciteit in de betrokken landen en hun grote uitvoercapaciteit, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat prijzen en omvang betreft, kan worden geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de Republiek Korea en Maleisië naar de Unie opnieuw zou beginnen indien de maatregelen zouden vervallen.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(86)

De bedrijfstak van de Unie heeft geen grote structurele wijzigingen ondergaan ten opzichte van de situatie zoals die wordt beschreven in Verordening nr. 1001/2008 van de Raad, als bedoeld in overweging 3. In het TNO werd het soortgelijke product door 22 bekende producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(87)

De totale productie in de Unie tijdens het TNO werd vastgesteld op ongeveer 57 736 ton. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen en door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens.

(88)

De voor het onderzoek in de steekproef opgenomen ondernemingen/groepen ondernemingen vertegenwoordigen 49 % van de productie in de Unie en 45 % van de verkoop in de Unie (zie overweging 15). De gegevens van de steekproef zijn bijgevolg representatief voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

4.2.   Verbruik in de Unie

(89)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van i) het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie op grond van door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en ii) de invoer uit derde landen op grond van de gegevensbank van artikel 14, lid 6.

(90)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie (ton)

 

2010

2011

2012

TNO

Totaal verbruik in de Unie

55 497

62 426

58 941

59 992

Index (2010 = 100)

100

112

106

108

Bron: door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en de gegevensbank van artikel 14, lid 6

(91)

In 2011 steeg het verbruik met 12 % ten opzichte van het niveau van 2010. Het is in 2012 weer gedaald, maar bleef nog boven het niveau van 2010 (stijging met 6 %). Tussen 2010 en het eind van het TNO nam het verbruik in de Unie met 8 % toe.

4.3.   Invoer uit de betrokken landen

4.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen

Republiek Korea

(92)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van informatie uit de gegevensbank van artikel 14, lid 6. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van de gegevensbank van artikel 14, lid 6, en door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens.

(93)

De invoer in de Unie uit de Republiek Korea heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Omvang van de invoer (ton) en marktaandeel

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de invoer uit de Republiek Korea (ton)

301

208

204

18

Index

100

69

68

6

Marktaandeel

0,5 %

0,3 %

0,3 %

0,03 %

Index

100

62

64

6

Bron: door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en de gegevensbank van artikel 14, lid 6

(94)

Tijdens de beoordelingsperiode was de omvang van de invoer uit de Republiek Korea zeer laag in vergelijking met het totale verbruik in de Unie. In het TNO is de invoer verder gedaald tot 18 ton. Dit lage niveau van de invoer wordt vastgesteld sedert de instelling van de oorspronkelijke maatregelen in 2002 en kan dus als het gevolg van de geldende antidumpingmaatregelen worden beschouwd.

Maleisië

(95)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van informatie uit de gegevensbank van artikel 14, lid 6. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van de gegevensbank van artikel 14, lid 6, en door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens.

(96)

De invoer in de Unie uit Maleisië heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Omvang van de invoer (ton) en marktaandeel

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de invoer uit Maleisië (ton)

19,4

0,03

0,27

0,13

Index

100

0

1

1

Marktaandeel

0,03 %

0

0,0005 %

0,0002 %

Index

100

0

1

1

Bron: door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en de gegevensbank van artikel 14, lid 6

(97)

Tijdens de beoordelingsperiode was de invoer uit Maleisië zeer gering in vergelijking met het totale verbruik in de Unie. Het hoogste (maar nog steeds zeer lage) volume werd in 2010 ingevoerd (19,4 ton), maar sinds 2010 is de invoer vrijwel stopgezet. Het niveau van de invoer heeft sinds de instelling van de oorspronkelijke maatregelen in 2002 geschommeld, maar is nooit meer zo hoog geweest als vóór de instelling van de maatregelen. Bijgevolg kan het zeer lage niveau van de invoer sinds de instelling van de oorspronkelijke maatregelen in 2002 als gevolg van de geldende antidumpingmaatregelen worden beschouwd.

4.3.2.   Prijzen van de invoer uit de betrokken landen en prijsonderbieding

Republiek Korea

(98)

In het TNO lag de prijs van de zeer geringe invoer naar de Unie van de onderneming die aan het onderzoek heeft meegewerkt (TK Corporation) aanzienlijk lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op cif-niveau. Zoals echter vermeld in overweging 32 bestond er twijfel omtrent de vraag of deze producten het douanegebied van de Unie wel waren binnengekomen.

(99)

Hoe dan ook is de totale invoer uit de Republiek Korea in de Unie zeer gering (zie overweging 32), aangezien deze op de markt van de Unie goed is voor slechts 0,03 % (zie tabel 2). Gezien de zeer beperkte invoer uit de Republiek Korea naar de Unie en gezien de grote verscheidenheid aan productsoorten kunnen de prijzen van deze invoer niet worden gebruikt om de prijsonderbieding te bepalen.

(100)

In plaats hiervan heeft de Commissie daarom aan de hand van de prijzen bij uitvoer uit de Republiek Korea naar de VS en naar andere landen bepaald in welke mate Koreaanse ondernemingen de prijs zouden hebben onderboden indien zij tegen deze prijzen naar de Unie hadden uitgevoerd.

(101)

Aangezien de uitvoer van TK Corporation wereldwijd ongeveer 25-40 % van de totale uitvoer van het betrokken product uit de Republiek Korea vertegenwoordigde, werd deze uitvoer representatief geacht voor de Koreaanse uitvoer. Deze prijzen werden dus voor de vergelijking gebruikt. De Commissie heeft de uitvoerprijzen naar boven gecorrigeerd om rekening te houden met de invoerrechten en de kosten voor lading, overlading en lossing.

(102)

Zo werd vastgesteld dat de prijsonderbiedingsmarge 17 % bedroeg voor uitvoer naar de VS en 10 % voor de uitvoer wereldwijd.

Maleisië

(103)

Geen enkele onderneming in Maleisië heeft medewerking verleend aan het onderzoek. Op basis van statistische informatie uit de gegevensbank van artikel 14, lid 6, was de invoer naar de Unie in het TNO verwaarloosbaar (zie tabel 3). Gezien de zeer beperkte invoer uit Maleisië en gezien de grote verscheidenheid aan productsoorten kunnen de prijzen van deze invoer niet worden gebruikt om de prijsonderbieding te bepalen.

(104)

Daarom heeft de Commissie de prijsonderbieding bepaald volgens dezelfde methode als in het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, namelijk door de Maleisische uitvoerprijzen naar de VS te vergelijken met de verkoopprijzen op de markt van de Unie. De Commissie heeft de uitvoerprijs gecorrigeerd om rekening te houden met de invoerrechten en de kosten voor lading, overlading en lossing.

(105)

Zo werd vastgesteld dat de prijsonderbiedingsmarge 34 % bedroeg voor uitvoer naar de VS. De Commissie heeft ook de Maleisische uitvoerprijzen naar andere landen op dezelfde wijze onderzocht en de prijsonderbiedingsmarge voor die uitvoer bedroeg 28 %.

4.3.3.   Invoer uit derde landen

(106)

In de volgende tabel wordt weergegeven hoe de invoer in de Unie uit andere derde landen in volume en marktaandeel, alsook de gemiddelde prijs van deze invoer zich in de beoordelingsperiode hebben ontwikkeld.

Tabel 4

Invoer uit derde landen

Land

 

2010

2011

2012

TNO

Volksrepubliek China

Omvang (ton)

5 618

5 867

6 844

6 589

Index

100

104

122

117

Marktaandeel

10 %

9 %

12 %

11 %

Gemiddelde prijs

1 125

1 261

1 544

1 426

Index

100

112

137

127

Andere derde landen

Omvang (ton)

11 668

12 938

11 630

12 036

Index

100

111

100

103

Marktaandeel

21 %

21 %

20 %

20 %

Gemiddelde prijs

2 175

2 352

2 437

2 482

Index

100

108

112

114

Totaal van alle derde landen behalve de betrokken landen

Omvang (ton)

17 286

18 805

18 474

18 625

Index

100

109

107

108

Marktaandeel

31 %

30,1 %

31,3 %

31 %

Gemiddelde prijs

1 834

2 011

2 106

2 108

Index

100

110

115

115

Bron: gegevensbank van artikel 14, lid 6

(107)

Het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen dan de betrokken landen kwam uit op 31 % van het totale verbruik in de Unie tijdens het TNO. De invoer uit de Volksrepubliek China had het grootste marktaandeel – 11 % van het totale verbruik in de Unie. Verder was in het TNO aanzienlijke invoer afkomstig uit Thailand (4 % van de markt van de Unie), Vietnam (3 % van de markt van de Unie) en Saudi-Arabië (van geen invoer in 2010 tot een marktaandeel van 4 % in het TNO).

(108)

De prijzen van deze invoer in de Unie waren betrekkelijk laag in vergelijking met de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie, in het bijzonder de invoer uit de Volksrepubliek China. Zelfs bij een antidumpingrecht van 58,6 % ten aanzien van de invoer uit de Volksrepubliek China lag de gemiddelde prijs van de Chinese invoer lager dan de binnenlandse prijs in de Unie (zie tabel 4).

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(109)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(110)

Voor het onderzoek naar de schade heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro- en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en van statistische gegevens. De gegevens hebben betrekking op alle bekende producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens uit de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst. De gegevens hebben betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide reeksen gegevens zijn representatief gebleken voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(111)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden.

(112)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. De cijfers met betrekking tot de micro-economische indicatoren zijn uitsluitend gebaseerd op gecontroleerde gegevens van de twee in de steekproef opgenomen ondernemingen of groepen ondernemingen. Daarom worden deze gegevens met het oog op de vertrouwelijkheid uitsluitend in geïndexeerde vorm of als orde van grootte gepresenteerd.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(113)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2010

2011

2012

TNO

Productievolume (ton)

48 017

52 754

55 787

57 736

Index

100

110

116

120

Productiecapaciteit (ton)

179 912

180 364

180 364

180 364

Index

100

100,3

100,3

100,3

Bezettingsgraad

26,7 %

29,2 %

30,9 %

32 %

Index

100

110

116

120

Bron: verzoek

(114)

Tijdens de beoordelingsperiode is het productievolume met 20 % gestegen. Aangezien het verbruik in de Unie in dezelfde periode met slechts 8 % is gestegen, is het resterende deel van de productie uitgevoerd.

(115)

De bezettingsgraad tijdens het TNO blijkt laag (32 % in het TNO). In overeenstemming met de standaardpraktijk in deze specifieke bedrijfstak en met de methode die in de vorige procedures werd gebruikt, werd de gemelde capaciteit zoals die in bovenstaande tabel wordt vermeld, gebaseerd op de theoretische maximale capaciteit uitgaande van 3 ploegen per dag, gedurende zes dagen per week en 48 weken per jaar. In werkelijkheid echter wordt in de bedrijfstak gewerkt met 2 ploegen per dag, gedurende vijf dagen per week en 48 weken per jaar. De gemelde capaciteit vormt dus niet per se een nauwkeurige weerspiegeling van de werkelijke capaciteit in het TNO.

(116)

De bezettingsgraad is tijdens de beoordelingsperiode licht gestegen. De stijging van de bezettingsgraad met 20 % weerspiegelt de stijging van het productievolume in de beoordelingsperiode.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(117)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2010

2011

2012

TNO

Verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

38 185

43 414

40 262

41 350

Index

100

114

105

109

Marktaandeel

68,8 %

69,5 %

68,3 %

68,9 %

Index

100

101

99

100

Bron: verzoek

(118)

Het volume van de verkoop op de markt van de Unie is in 2011 gestegen met 14 % ten opzichte van het verkoopvolume van 2010. Vervolgens is het tot 41 350 ton gedaald, wat neerkomt op een stijging met 9 % in de beoordelingsperiode.

(119)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie bleef in de beoordelingsperiode min of meer stabiel.

4.4.2.3.   Groei

(120)

In overeenstemming met de gematigde groei van het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode (+ 8 %) is de verkoop van de producenten in de Unie met 9 % gestegen.

4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(121)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2010

2011

2012

TNO

Aantal werknemers

1 064

1 022

979

957

Index

100

96

92

90

Productiviteit (eenheden per werknemer)

45

52

57

60

Index

100

114

126

134

Bron: verzoek

(122)

In de beoordelingsperiode is het aantal werknemers gestaag gedaald met 10 %. Als gevolg daarvan is in combinatie met de productietoename ook de productiviteit van de werknemers bij de producenten in de Unie, gemeten als output in ton per werknemer per jaar, tussen 2010 en het eind van het TNO gestegen met 34 %.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(123)

De gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Verkoopprijzen in de Unie

 

2010

2011

2012

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de totale markt van de Unie (EUR/ton)

2 500-3 000

2 500-3 000

2 400-2 900

2 300-2 800

Index

100

100

98

94

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

3 500-4 000

3 300-3 800

3 400-3 900

3 300-3 800

Index

100

94

97

94

Bron: gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen

(124)

Tijdens de beoordelingsperiode zijn de verkoopprijzen in de Unie met 6 % gedaald. Terwijl de prijzen tussen 2010 en 2012 relatief stabiel bleven, vond de grootste daling plaats tussen 2011 en het einde van het TNO.

(125)

Als gevolg van het grote aandeel vaste kosten bij de productie heeft de stijging van de productie met 20 % in het TNO ervoor gezorgd dat de productiekosten per eenheid zijn gedaald. De gemiddelde verkoopprijs per eenheid is dienovereenkomstig gedaald.

4.4.3.2.   Loonkosten

(126)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2010

2011

2012

TNO

Gemiddeld loon per werknemer (EUR)

45 000-50 000

50 000-55 000

51 000-56 000

52 000-57 000

Index

100

107

108

110

Bron: gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen

(127)

De gemiddelde loonkosten per werknemer vertoonden in de beoordelingsperiode een stijgende trend. Tussen 2010 en het einde van het TNO stegen de gemiddelde loonkosten per werknemer met 10 %.

4.4.3.3.   Voorraden

(128)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Voorraden

 

2010

2011

2012

TNO

Eindvoorraden (ton)

5 500-6 000

5 000-5 500

5 600-6 100

6 000-6 500

Index

100

93

104

111

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

25 % - 30 %

20 % - 25 %

21 % - 26 %

22 % - 27 %

Index

100

79

83

87

Bron: gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen

(129)

Eerst is de eindvoorraad in 2011 met 7 % geslonken ten opzichte van 2010; vervolgens nam hij in het TNO toe met 11 % ten opzichte van 2010. Ten opzichte van de productie is de eindvoorraad tussen 2010 en het eind van het TNO afgenomen met 13 %.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(130)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2010

2011

2012

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

– 20 %/– 15 %

– 15 %/– 10 %

– 10 %/– 5 %

– 14 %/– 9 %

Index

100

118

151

133

Kasstroom (EUR) (index)

100

– 10 515

– 6 086

– 8 933

Investeringen (EUR) (index)

100

115

112

105

Rendement van investeringen

– 25 %/– 20 %

– 45 %/– 40 %

– 40 %/– 35 %

– 45 %/– 40 %

Index

100

81

64

80

Bron: gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen

(131)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet.

(132)

Tijdens de beoordelingsperiode heeft de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke verliezen geleden. De bedrijfstak heeft in 2010 een verlies van – 20 %/– 15 % opgetekend. Tussen 2010 en het eind van het TNO zijn de verliezen met 33 % afgenomen, maar het resultaat bleef in het TNO nog steeds negatief met – 14 %/– 9 %. De netto kasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De kasstroom was positief in 2010. In 2011 viel hij plots terug tot negatieve waarden en in het TNO bleef hij negatief.

(133)

De investeringen vertoonden een stijgende trend. Ten opzichte van 2010 zijn zij in 2011 gestegen met 15 % en in 2012 met 12 %, en in het TNO lag het investeringsniveau nog steeds 5 % hoger dan in 2010.

(134)

Het rendement van investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. In 2010 bedroeg het – 25 %/– 20 %, daarna is het gedaald tot ongeveer – 45 %/– 40 % en in het TNO bevond het zich nog steeds op dat niveau.

4.4.3.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden

(135)

Aangezien de invoer uit de betrokken landen sterk is gedaald en tijdens de beoordelingsperiode verwaarloosbaar was (zie de tabellen 2 en 3) kan de hoogte van de dumpingmarges niet worden beoordeeld. Zoals echter blijkt uit de beoordeling in de overwegingen 136 tot en met 144 bevindt de bedrijfstak van de Unie zich nog steeds in een zwakke en kwetsbare situatie.

4.5.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(136)

De Raad heeft in Verordening (EG) nr. 1001/2008 geconcludeerd dat de in 2002 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit de Republiek Korea en Maleisië slechts tot een gedeeltelijk herstel van de bedrijfstak van de Unie hebben geleid. De (positieve) ontwikkeling van de schade-indicatoren tijdens de beoordelingsperiode in het vorige nieuwe onderzoek (januari 2002-juni 2007) was grotendeels het gevolg van de stijging van de vraag in 2007 en 2008.

(137)

Na 2008 is de situatie van de bedrijfstak van de Unie echter aanzienlijk verslechterd (ten opzichte van de situatie in 2007 en 2008). Deze ontwikkeling is vooral het gevolg van de dalende vraag na 2008.

(138)

Sommige indicatoren vertonen een positieve ontwikkeling sinds 2010. Zo is de productie in de Unie tussen 2010 en het eind van het TNO gestegen met 20 %. Deze stijging was gedeeltelijk toe te schrijven aan de stijging van het verbruik in de Unie, dat in dezelfde periode met 8 % toenam. De stijging van de productie heeft geleid tot een verhoging van de bezettingsgraad met meer dan 20 %. Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie steeg met 9 % en volgt daarmee het stijgende verbruik in de Unie, terwijl de ondernemingen in de Unie hetzelfde marktaandeel behielden. Als gevolg van een verlaging van het aantal werknemers met 10 % is ook de productiviteit gestegen (met 34 %).

(139)

De bezettingsgraad was echter laag. Dit is gedeeltelijk te verklaren doordat de bestaande infrastructuur was bestemd voor gebruik door 3 ploegen per dag en gedurende zes dagen per week en doordat de maximale capaciteit dienovereenkomstig werd berekend. Tijdens de beoordelingsperiode werd in de bedrijfstak van de Unie echter gewerkt met 2 ploegen per dag en gedurende vijf dagen per week.

(140)

Door het grote aandeel vaste kosten bij de productie bleef de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode echter grote verliezen lijden. Hoewel de financiële resultaten tussen 2010 en het eind van het TNO met 30 % zijn verbeterd, was het verlies in het TNO nog steeds aanzienlijk (in de orde van grootte tussen – 14 % en – 9 %).

(141)

Deze grote verliezen vormen samen met de aanzienlijke negatieve kasstroom belangrijke indicatoren waaruit de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie blijkt.

(142)

Er wordt op gewezen dat in Verordening (EU) nr. 78/2013 van de Raad, waarbij antidumpingmaatregelen werden ingesteld ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit Rusland en Turkije, wordt geconstateerd dat de bedrijfstak van de Unie zich in een schadelijke en slechte economische toestand bevindt. De beoordelingsperiode voor die procedure liep van januari 2008 tot en met september 2011 en valt gedeeltelijk samen met de beoordelingsperiode voor het onderhavige onderzoek (14).

(143)

De maatregelen die zijn vastgesteld in bovengenoemde verordening hebben blijkbaar een positief effect gehad, aangezien meerdere schade-indicatoren (zoals productie, bezettingsgraad, winstgevendheid, productiviteit en verbruik) een positieve trend vertonen. Zoals het onderhavige onderzoek echter heeft aangetoond, heeft de bedrijfstak van de Unie zich nog niet geheel hersteld van dumping in het verleden.

(144)

Derhalve komt de Commissie tot de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie zich nog steeds in een kwetsbare situatie bevindt en voor sommige aspecten nog ver onder het niveau blijft dat kon worden verwacht indien hij zich volledig had hersteld van de schade die in de vorige onderzoeken werd vastgesteld.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

5.1.   Effect van het verwachte volume van de invoer en gevolgen voor de prijzen bij het intrekken van de maatregelen

(145)

In overweging 85 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid tot een herhaling van de invoer met dumping uit de betrokken landen zou leiden.

(146)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich in een kwetsbare situatie bevindt. Hoewel de situatie in het TNO enigszins is verbeterd, heeft de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode nooit enige winst geboekt.

(147)

Bijgevolg zou elke herhaling van de invoer met dumping uit de betrokken landen de precaire situatie van de bedrijfstak van de Unie nog verslechteren. Deze invoer kan het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie overnemen. Dit zou voor de bedrijfstak van de Unie leiden tot een nog lagere bezettingsgraad, een van de cruciale elementen die tot de negatieve resultaten van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode hebben bijgedragen.

(148)

Elke herhaling van de invoer met dumping zou voor de bedrijfstak van de Unie tot een nog sterkere druk op de prijzen leiden en aldus bijdragen tot een verdere verslechtering van de financiële resultaten van de bedrijfstak van de Unie.

(149)

De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat het intrekken van de maatregelen ten aanzien van de Republiek Korea en Maleisië naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot herhaling van de invoer met dumping uit deze landen met als gevolg een neerwaartse druk op de prijzen, het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie en een verslechtering van zijn economische situatie. De intrekking van de maatregelen ten aanzien van de Republiek Korea en Maleisië zou dus waarschijnlijk leiden tot herhaling van schade als gevolg van de waarschijnlijke verergering van de reeds slechte economische situatie waarin de bedrijfstak van de Unie momenteel blijkt te verkeren.

6.   BELANG VAN DE UNIE

(150)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de Republiek Korea en Maleisië in strijd zou zijn met het belang van de Unie als geheel. De bepaling van het belang van de Unie was gebaseerd op een afweging van de belangen van alle betrokkenen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs, groothandelaren en gebruikers.

(151)

Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(152)

In het oorspronkelijke onderzoek werd de instelling van maatregelen niet in strijd geacht met het belang van de Unie. Aangezien het hier om een nieuw onderzoek gaat en de maatregelen sinds 2002 van kracht zijn, kan in het kader hiervan worden nagegaan of de geldende antidumpingmaatregelen voor de betrokken partijen ongewenste negatieve gevolgen hebben.

(153)

Op deze basis werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de herhaling van dumping en de waarschijnlijkheid van herhaling van schade, dwingende redenen zijn die tot de conclusie leiden dat het niet in het belang van de Unie is de geldende maatregelen te handhaven.

6.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(154)

Hoewel de geldende antidumpingmaatregelen voorkwamen dat met dumping werd ingevoerd op de markt van de Unie, verkeert de bedrijfstak van de Unie in een kwetsbare situatie, zoals wordt bevestigd door de negatieve ontwikkeling van enkele belangrijke schade-indicatoren.

(155)

Als de maatregelen komen te vervallen, zal de te verwachten instroom van aanzienlijke hoeveelheden die met dumping uit de betrokken landen worden ingevoerd de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk opnieuw schade toebrengen. Naar verwachting zou deze instroom onder meer leiden tot een verlies van marktaandeel, een daling van de verkoopprijs, een daling van de bezettingsgraad en in het algemeen een ernstige verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(156)

De Commissie komt bijgevolg tot de conclusie dat handhaving van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de Republiek Korea en Maleisië niet in strijd is met het belang van de bedrijfstak van de Unie.

6.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs en gebruikers

(157)

In het oorspronkelijke onderzoek werd geconstateerd dat de instelling van maatregelen waarschijnlijk geen ernstige nadelige gevolgen zou hebben voor de situatie van de importeurs en gebruikers in de Unie. Geen van de importeurs of gebruikers heeft aan het onderhavige onderzoek meegewerkt. Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de geldende maatregelen voor deze groepen aanzienlijke gevolgen hebben gehad, kan worden geconcludeerd dat de voortzetting van de maatregelen geen aanzienlijke nadelige gevolgen voor de importeurs en gebruikers in de Unie zal hebben.

6.3.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(158)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie is maatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië.

7.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(159)

Uit het voorgaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(160)

Zoals dit onderzoek echter heeft aangetoond, wordt de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie gaandeweg beter en heeft de instelling van de definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit Rusland en Turkije in 2013 (zie overweging 5) blijkbaar een bijkomend positief effect gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, zoals in overweging 143 is uiteengezet. Bijgevolg werd vastgesteld dat gezien het globale schadeonderzoek en de waarschijnlijke ontwikkelingen van de markt met de geldende maatregelen een periode van minder dan vijf jaar kan volstaan voor een volledig economisch en financieel herstel van de bedrijfstak van de Unie.

(161)

Bovendien kunnen de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schade niet worden beoordeeld door alleen de (potentiële) invoer van het betrokken product uit de Republiek Korea en Maleisië in overweging te nemen — de situatie van de bedrijfstak van de Unie ondergaat ook de invloed van de invoer uit andere landen en van de maatregelen ten aanzien van die invoer, zoals met name bovengenoemde maatregelen tegen Rusland en Turkije.

(162)

Daarom wordt ervan uitgegaan dat gezien de specifieke omstandigheden van dit geval de maatregelen uitzonderlijk niet hoeven te worden verlengd voor de volledige vijfjarige periode waarin de basisverordening voorziet, maar dat zij moeten vervallen op hetzelfde tijdstip als de definitieve maatregelen ten aanzien van de invoer uit met name Turkije en Rusland. Een dergelijke afstemming van de duur van de maatregelen zou ook een alomvattend en samenhangend onderzoek naar de gevolgen van mogelijke dumpingpraktijken voor de bedrijfstak van de Unie mogelijk maken indien een dergelijk nieuw onderzoek in de toekomst noodzakelijk zou zijn.

(163)

De thans geldende maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit Rusland en Turkije zullen vervallen op 29 januari 2018. De definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië moeten daaraan worden aangepast en moeten daarom op dezelfde datum vervallen.

(164)

Het Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry of the European Union is het ermee eens dat de voorgestelde vervaldatum in de toekomst een eventueel gezamenlijk nieuw onderzoek en tevens een alomvattend onderzoek naar schade en dumping met betrekking tot de invoer uit verschillende landen mogelijk zou maken. Het stelde evenwel dat de totale invoer van het betrokken product uit alle landen na het TNO aanzienlijk is gestegen, terwijl de gemiddelde prijs van deze invoer sterk is gedaald. Deze ontwikkeling na het TNO zou tot een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie hebben geleid, zodat niet langer is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van definitieve antidumpingrechten voor een periode van minder dan vijf jaar.

(165)

De Commissie merkt op dat de vermeende ontwikkeling na het TNO (d.w.z. stijgende invoer tegen lagere prijzen) blijkt uit algemeen beschikbare gegevens van Eurostat, die ook betrekking hebben op productsoorten die buiten het onderhavige onderzoek vallen. Uit invoerstatistieken over de periode na het TNO waarover de Commissie beschikt en die uitsluitend betrekking hebben op het onderzochte product blijkt evenwel dat de invoer na het TNO met 10-15 % is gedaald, hoewel de gemiddelde prijs van deze invoer eveneens is gedaald (met 15-20 %). De Commissie is van mening dat de ontwikkeling van de invoer van het betrokken product na het TNO, bij gebrek aan enig ander bewijsmateriaal met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Unie, haar conclusies in verband met de passende periode voor de instelling van definitieve antidumpingmaatregelen niet op losse schroeven zet (zie de overwegingen 160 tot en met 163). Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(166)

In het licht van de conclusies in verband met de waarschijnlijkheid van de herhaling van dumping en schade volgt hieruit dat de geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië, die zijn gehandhaafd bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 363/2010 van de Raad, moeten worden gehandhaafd tot en met 29 januari 2018.

(167)

Het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19 en ex 7307 99 80 (Taric-codes 7307931191, 7307931193, 7307931194, 7307931195, 7307931199, 7307931991, 7307931993, 7307931994, 7307931995, 7307931999, 7307998092, 7307998093, 7307998094, 7307998095 en 7307998098), van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:

Land

Onderneming

Recht (%)

Taric-codes

Maleisië

Anggerik Laksana Sdn Bhd, Selangor Darul Ehsan

59,2

A324

Pantech Steel Industries Sdn Bhd

49,9

A961

Alle andere ondernemingen

75,0

A999

Republiek Korea

Alle ondernemingen

44,0

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij vervalt op 29 januari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Verordening (EG) nr. 1514/2002 van de Raad van 19 augustus 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, uit Tsjechië, Maleisië, Rusland, de Republiek Korea en Slowakije (PB L 228 van 24.8.2002, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 275 van 16.10.2008, blz. 18).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 363/2010 van de Raad van 26 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1001/2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Maleisië (PB L 107 van 29.4.2010, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 803/2009 van de Raad van 27 augustus 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand, of verzonden vanuit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan, en tot intrekking van de aan Chup Hsin Enterprise Co. Ltd en Nian Hong Pipe Fittings Co. Ltd verleende vrijstelling (PB L 233 van 4.9.2009, blz. 1).

(6)  Ibid.

(7)  Verordening (EG) nr. 2052/2004 van de Raad van 22 november 2004 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit Indonesië worden verzonden en al dan niet als van oorsprong uit Indonesië worden aangegeven (PB L 355 van 1.12.2004, blz. 4).

(8)  Verordening (EG) nr. 2053/2004 van de Raad van 22 november 2004 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit Sri Lanka worden verzonden en al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka worden aangegeven (PB L 355 van 1.12.2004, blz. 9).

(9)  Verordening (EG) nr. 655/2006 van de Raad van 27 april 2006 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit de Filipijnen worden verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen (PB L 116 van 29.4.2006, blz. 1).

(10)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en uitgebreid tot Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen (PB C 295 van 3.9.2014, blz. 6).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 78/2013 van de Raad van 17 januari 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Turkije (PB L 27 van 29.1.2013, blz. 1).

(12)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 36 van 8.2.2013, blz. 24).

(13)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië (PB C 299 van 15.10.2013, blz. 4).

(14)  Zie voor meer bijzonderheden Verordening (EU) nr. 699/2012 van de Commissie tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht (PB L 203 van 31.7.2012, blz. 37).


Top