EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE2197

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over Europees interoperabiliteitskader — Implementatiestrategie (COM(2017) 134 final)

PB C 81 van 2.3.2018, p. 176–180 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/176


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over Europees interoperabiliteitskader — Implementatiestrategie

(COM(2017) 134 final)

(2018/C 081/24)

Rapporteur:

Brian CURTIS

Raadpleging

Europese Commissie, 31.5.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 VWEU

 

 

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

2.10.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

18.10.2017

Zitting nr.

529

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

180/2/0

1.   Conclusies en aanbevelingen

Conclusies

1.1.

De digitale economie, met name ter ondersteuning van openbare diensten en bijbehorend kader, is van vitaal belang voor een vlotte en efficiënte werking van het maatschappelijk middenveld in de EU. Het Comité is ingenomen met de gestage vooruitgang en de ondersteuning van de Commissie voor de verdere ontwikkeling van het Europees interoperabiliteitskader (EIF).

1.2.

De mededeling geeft verdere vooruitgang aan met de advies- en cohesierol van DG DIGIT in het aansporen van de lidstaten en hun overheidsdiensten om op alle niveaus naadloze verbindingen tot stand te brengen.

1.3.

Het constateert echter dat interoperabiliteitcapaciteit tussen en binnen de lidstaten aanzienlijk varieert. Op dit ogenblik bestaat er consensus over dat verplichte regelgeving of bestuurlijke procedures taboe moeten blijven, maar dat betekent een grotere verantwoordelijkheid voor de lidstaten om op vrijwillige basis en op elke mogelijke wijze samen te werken in de geest van en betreffende de kern van het EIF en de bijbehorende uitvoeringsprogramma’s. Veiligheid en de persoonlijke levenssfeer blijven behoren tot de twaalf beginselen van het EIF en het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is verheugd dat deze beginselen nader worden uitgewerkt en voorwerp zijn van twee duidelijke aanbevelingen in het interoperabiliteitsuitvoeringsplan. Door zijn aard biedt het EIF een breed kader waarbinnen de lidstaten hun subsidiariteitsrechten kunnen uitoefenen, maar het lijdt geen twijfel dat de ongerustheid onder de bevolking over eigendom, gebruik en veiligheid van persoonsgegevens in heel Europa wijdverbreid is. Dergelijke kwesties houden verband met de fundamentele rechten die zijn verankerd in de EU-Verdragen.

Aanbevelingen

1.4.

Het EESC zou zeer ingenomen zijn met volledige betrokkenheid van de lidstaten en de EU-instellingen bij de uitvoering van het EIF.

1.5.

Hoewel cyberveiligheid niet onder deze mededeling valt, staat het vast dat garanties moeten worden verstrekt in andere wetgevingsinstrumenten van de EU om te zorgen voor meer interoperabiliteit en toegang van het publiek. Maar daarbij mag de kwetsbaarheid voor de toenemende dreiging van cyberaanvallen niet groter worden.

1.6.

Een ander gemeenschappelijk punt van zorg is de vraag hoe vorm te geven aan de ondersteuning van degenen die om verschillende redenen niet in staat zijn om gelijke tred te houden met de zich snel uitbreidende en alomtegenwoordige digitale diensten. Het Comité verzoekt de lidstaten de EIF-aanbevelingen met betrekking tot gebruikersgerichtheid ter harte te nemen, inzonderheid de aanbeveling die betrekking heeft op materiële en digitale verlening via meerdere kanalen van openbare diensten.

1.7.

De 22 actiepunten bevatten geen definities van doelen en lijken een gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Commissie. Dat leidt tot enige bezorgdheid. Duidelijker omschreven verantwoordelijkheden en een indicatie van de prioriteiten zou helpen bij de toewijzing van middelen.

1.8.

Er is ook meer duidelijkheid geboden over de wijze waarop de vereiste gerichtheid op de behoeften van het bedrijfsleven en de burger (gebruikersgerichtheid) in de praktijk kan worden gebracht.

1.9.

Het Comité beveelt aan dat de burger, en zakelijke evenementen en bijbehorende procedures die worden genoemd in het door de Commissie goedgekeurde voorstel COM(2017) 256, bijlage II, voorrang krijgen bij het meten van het uitvoeringsniveau van het EIF.

1.10.

Het Comité constateert dat de activiteiten van het nationaal waarnemingscentrum voor het interoperabiliteitskader (NIFO) een degelijke basis voor toekomstige aanbevelingen bieden. Dit zou ook het fundament kunnen vormen voor een mogelijk wetsinstrument voor over twee tot drie jaar om nog hangende problemen op te lossen.

2.   Inleiding

2.1.

De voltooiing van de digitale eengemaakte markt (DSM) is een van de tien beleidsprioriteiten van de Europese Commissie en kan 415 miljard EUR per jaar bijdragen aan de Europese economie, werkgelegenheid en omvorming van openbare diensten. De noodzaak voor overheden om digitaal samen te werken is een cruciaal element van de DSM. De overheidssector is goed voor meer dan 25 % van de totale werkgelegenheid en vertegenwoordigt een vijfde van het bbp van de EU via openbare aanbestedingen. De groei van toerisme en migratie, uitwisseling van studenten, grensoverschrijdende ontwikkeling van bedrijven en online winkelen, versterkt de noodzaak van interoperabiliteit op vele gebieden.

2.2.

Het EIF werd voor het eerst in 2010 goedgekeurd. Het bevatte specifieke richtsnoeren voor overheidsdiensten over interoperabele dienstverlening. Zulks met aanbevelingen die waren gebaseerd op onderliggende interoperabiliteitsprincipes en conceptuele modellen.

2.3.

Het programma (2010-2015) voor interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (ISA) en de opvolger daarvan, het ISA2-programma (2016-2020), vormen de belangrijkste instrumenten via dewelke het EIF 2010 is geconcretiseerd.

2.4.

Sinds 2010 zijn Europese beleidsmaatregelen en initiatieven die een impact hebben op de openbare sector ontwikkeld. Te denken valt aan de herziening van de richtlijn betreffende het hergebruik van overheidsinformatie, de eIDAS-verordening (1) en het Europees actieplan inzake e-overheid 2016-2020. Daarnaast zijn er momenteel in voorbereiding, zoals de gemeenschappelijke digitale toegangspoort en het vrije verkeer van (niet-persoonsgebonden) gegevens over de grenzen heen.

2.5.

Informatietechnologie is een snel evoluerende sector met segmenten als open data en cloudcomputing.

2.6.

De hierboven uiteengezette beleids- en technologieaspecten en de noodzaak om de doeltreffendheid van het EIF te evalueren, hebben geresulteerd in een raadpleging van belanghebbenden in 2016. Daarbij werd een analyse gemaakt van behoeften en problemen van de stakeholders met betrekking tot interoperabiliteit en de tenuitvoerlegging van het EIF. Ook werden de effecten in kaart gebracht die kunnen voortvloeien uit de verwachte bijstellingen, en werd er feedback verzameld over de meerwaarde.

2.7.

Als gevolg daarvan wordt in het nieuwe kader meer nadruk gelegd op de wijze waarop interoperabiliteitsprincipes en modellen in de praktijk moeten worden gebracht. Verder wordt duidelijkheid verschaft over de centrale rol van het EIF bij het koppelen van nationale en domeinspecifieke kaders. Het aantal aanbevelingen is toegenomen van 25 tot 47. Zulks op een manier waardoor de bijgewerkte en nieuwe interoperabiliteitsaanbevelingen specifieker zijn geworden om de uitvoering ervan te vergemakkelijken. En dat alles met meer nadruk op openheid en informatiebeheer, interoperabiliteitsmanagement en geïntegreerde dienstverlening.

3.   Inhoud van de mededeling van de commissie

3.1.

De mededeling geeft een algemeen overzicht en een analyse van de tot dusver gemaakte vorderingen en de prioriteiten voor de toekomst. Bijlage I bevat 22 acties op 5 aandachtsgebieden. Dit wordt geschraagd door bijlage II, waarin de beginselen van het nieuwe EIF en nadere gegevens over de 47 aanbevelingen uiteen worden gezet. Het doel is te voorzien in naadloze dienstverlening en gegevensstromen voor Europese overheidsdiensten door toetreding tot het algemene kader van het EIF, dat is gebaseerd op het conceptueel model van het EIF.

3.2.

Efficiënte openbare digitale diensten zijn essentieel voor mensen om vrij te kunnen werken en te verhuizen, en voor bedrijven om van de voordelen van vrije handel en vrije kapitaalstromen tussen alle lidstaten te kunnen profiteren. De lidstaten moderniseren hun overheidsdiensten momenteel door grootschalige invoering van digitalisering. Maar, om te voorkomen dat geïsoleerde digitale ruimten en bijgevolg elektronische belemmeringen voor de vier vrijheden zouden worden gecreëerd, is interoperabiliteit cruciaal.

3.3.

In het EIF wordt ervan uitgegaan dat goede interoperabiliteit vereist dat bestaande en potentiële obstakels worden aangepakt met betrekking tot juridische en organisatorische aspecten, gegevens- en semantische aangelegenheden en technische problemen. De tenuitvoerlegging en herziening van het ISA- en het ISA2-programma hebben veel bijgedragen tot het identificeren en aanpakken van deze aspecten en problemen, maar er blijft nog veel te doen.

3.4.

De meest recente gegevens tonen dat de nationale interoperabiliteitskaders voor 76 % op het EIF zijn afgestemd. Maar de uitvoering van die kaders in specifieke nationale projecten bedroeg slechts 56 % in 2016 (2). Daaruit blijkt dat er nog steeds problemen zijn met de praktische uitvoering van de huidige aanbevelingen. Het is dan ook duidelijk dat er een meer specifieke begeleiding nodig is en dit wordt uitgelegd in bijlage II.

3.5.

De twaalf beginselen blijven nagenoeg dezelfde als in het vorige EIF, maar beantwoorden aan recente technische en politieke ontwikkelingen. Zij zijn onderverdeeld in vier categorieën:

 

De context voor EU-maatregelen omtrent interoperabiliteit

1.

Subsidiariteit en evenredigheid

Kernprincipes voor interoperabiliteit

2.

Openheid

3.

Transparantie

4.

Herbruikbaarheid

5.

Technologische neutraliteit en gegevensportabiliteit

Algemene behoeften en verwachtingen van de gebruiker

6.

Gebruikersgerichtheid

7.

Inclusiviteit en toegankelijkheid

8.

Veiligheid en privacy

9.

Meertaligheid

Samenwerking tussen overheidsdiensten

10.

Administratieve vereenvoudiging

11.

Behoud van informatie

12.

Beoordelen van doeltreffendheid en efficiëntie

3.6.

De mededeling roept overheidsdiensten op om hun beheer van interoperabiliteitsactiviteiten te verbeteren, gebruik te maken van gemeenschappelijke operationele modellen voor betere digitale publieke dienstverlening en oog te hebben voor de behoeften van burgers en bedrijven uit andere lidstaten, hun gemeenschappelijke semantische en syntactische formaten dusdanig te beheren dat die gemakkelijker op portalen kunnen worden gepubliceerd en om deze samen te voegen, te delen en te hergebruiken.

3.7.

De mededeling bevat ook een voorstel voor een geconsolideerd conceptueel EIF-model dat is gebaseerd op bundeling van een interoperabiliteitsmodel en een model voor geïntegreerde openbare diensten. Dit zou gelden voor alle digitale overheidsdiensten, met bijzondere nadruk op aspecten van bestuur. De beginselen en modellen worden uitgelegd middels 47 specifieke aanbevelingen. Het begeleidende Interoperabiliteitsactieplan voorziet in verdere concrete uitvoeringssuggesties. Dit verduidelijkt het conceptueel model en ook wordt ingegaan op specifieke operationele kwesties die werden aangestipt tijdens de raadpleging van 2016.

3.8.

Bijvoorbeeld het gemeenschappelijke probleem van legacysystemen die zijn opgezet om oplossingen te vinden voor lokale en domeinspecifieke kwesties heeft geleid tot versnipperde ICT-eilanden. Een van de aanbevelingen in dit verband is het gebruik van open specificaties, indien beschikbaar, om technische interoperabiliteit te waarborgen bij de invoering van Europese overheidsdiensten (aanbeveling 33). In het actieplan wordt dit uitgewerkt in zeven actiegebieden (12-18) met suggesties voor specifieke maatregelen.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.

Het Comité is verheugd over de verdere ontwikkeling van het EIF en merkt op dat er onder het Estse voorzitterschap in oktober 2017 waarschijnlijk een ministeriële verklaring over e-overheid komt waarin onder meer voor de uitvoering van het EIF zou worden gepleit. Het EESC kent het belang van de digitale economie voor het maatschappelijk middenveld in de EU en heeft in zijn adviezen van de afgelopen jaren een constructieve kijk neergelegd op de digitale agenda en de opvolger ervan: de DSM (3).

4.2.

Tijdens het laatste decennium bleken actieplannen (4) inzake e-overheid doeltreffende beleidsinstrumenten voor het bevorderen van de modernisering van de overheidsdiensten in heel de EU. Ze ondersteunden de coördinatie en de samenwerking tussen lidstaten en Commissie en hebben geleid tot gezamenlijke acties op het gebied van e-overheid, en het EIF is daar een belangrijk onderdeel van.

4.3.

De uitvoeringsstrategie voor het nieuwe EIF sluit aan bij veel van de aanbevelingen in eerdere adviezen van het Comité, en benadrukt de toenemende behoefte aan dringende en coherente maatregelen door overheidsdiensten in de hele EU. Sommige eerdere voorbehouden van de lidstaten ten aanzien van het EIF zijn thans grotendeels weggenomen en hoewel er nog een lange weg te gaan is, betreffen de voornaamste uitvoeringsmoeilijkheden de middelen en legacykwesties en niet zozeer de beginselen.

4.4.

In het vorige advies over interoperabiliteit als middel om de overheidssector te moderniseren (5) werd geconstateerd dat de burgers zich steeds meer bewust zijn van en geraakt worden door overheidsdiensten die steeds meer persoonsgegevens verzamelen of gebruiken. Zij realiseren zich tevens dat een grotere interoperabiliteit gevolgen kan hebben voor de manier waarop die gegevens worden verzameld en gebruikt. Dit besef neemt alleen maar toe en daarom is het bemoedigend dat de kwesties van veiligheid en persoonlijke levenssfeer zijn opgemerkt en dat in aanbevelingen 46-47 prioritaire acties worden voorgesteld.

4.5.

In een snel veranderende sector zoals ICT kan het dikwijls voorkomen dat technische en marktontwikkelingen vooruitlopen op de politiek, de regelgevingsbevoegdheid en de toezichthoudende capaciteit. Daarom kan het Comité zich volledig vinden in de regelmatige herziening en aanpassing zoals door de Commissie voorgesteld. In dit verband biedt NIFO betrokkenen een fundamentele dienst. NIFO biedt veel praktische en technische details ter aanvulling van de conceptuele en juridische kaders. Zo bevatten 32 recentelijk geactualiseerde onlinefactsheets consolidatie van de laatste informatie over de nationale interoperabiliteitsstatus van de deelnemende landen (6).

5.   Specifieke opmerkingen

5.1.

Het conceptuele model van het EIF voor openbare diensten omvat het uittekenen, plannen, ontwikkelen, exploiteren en handhaven van geïntegreerde openbare diensten op alle overheidsniveaus van lokaal tot EU-niveau. De hier uiteengezette beginselen dienen als leidraad voor de besluitvorming over de invoering van interoperabele Europese overheidsdiensten met praktische instrumenten in de vorm van uitvoerbare suggesties die zijn vervat in het interoperabiliteitsactieplan. De 22 actiepunten bevatten geen definities van doelen en lijken een gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Commissie. Dit is geen recept voor doortastend optreden en vraagt om meer duidelijkheid. Ook zou een zekere prioriteitenstelling kunnen helpen bij het bepalen van de wijze waarop de middelen worden gebruikt, temeer daar deze middelen naar alle waarschijnlijkheid beperkt zullen zijn.

5.2.

In de mededeling en de bijbehorende documenten wordt de nadruk gelegd op gebruikersvriendelijke diensten, maar wat meer duidelijkheid over de manier waarop die er moeten komen, zou welkom zijn. Het ISA2-programma zou een maatregel moeten bevatten waarin verder wordt uitgewerkt, bijv. via de ontwikkeling van een kader en richtsnoeren, hoe gebruikersgerichtheid in de praktijk ten uitvoer kan worden gelegd.

5.3.

Het EIF bevat een definitie van de openbare diensten in zijn toepassingsgebied. Deze zijn nagenoeg alle soorten van grensoverschrijdende openbare diensten, hetgeen kan leiden tot problemen bij nauwkeurige beoordeling van en toezicht op de tenuitvoerlegging van het EIF door NIFO. Het Comité beveelt aan dat de burger, en zakelijke evenementen en bijbehorende procedures die worden genoemd in het door de Commissie goedgekeurde voorstel COM(2017) 256, bijlage II, voorrang krijgen bij het meten van het uitvoeringsniveau van het EIF.

5.4.

Het subsidiariteitsbeginsel is tot op heden betrekkelijk efficiënt toegepast op dit gebied. De mededeling vormt een verdere stap in de bevordering van interoperabiliteit, maar er is nog een lange weg te gaan. Het Comité vindt dat de actieve werkzaamheden van NIFO een degelijke basis biedt voor de toekomstige aanbevelingen en ook de basis zal vormen voor een mogelijke wettelijke regeling over twee tot drie jaar om resterende kwesties op te lossen.

Brussel, 18 oktober 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73) schept een voorspelbaar regelgevingsklimaat voor veilige en naadloze elektronische interactie tussen bedrijven, burgers en overheden.

(2)  https://ec.europa.eu/isa2/sites/isa/files/docs/publications/report_2016_rev9_single_pages.pdf

(3)  PB C 12 van 15.1.2015, blz. 99; PB C 487 van 28.12.2016, blz. 92; PB C 487 van 28.12.2016, blz. 99; PB C 218 van 11.9.2009, blz. 36.

(4)  Het i2010-actieplan inzake e-overheid 2006-2010 en het actieplan inzake e-overheid 2011-2015.

(5)  PB C 12 van 15.1.2015, blz. 99.

(6)  https://joinup.ec.europa.eu/community/nifo/og_page/nifo-factsheets


Top