EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016AE5211

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (COM(2016) 591 final — 2016/0286 (COD))

PB C 125 van 21.4.2017, p. 65–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 125/65


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

(COM(2016) 591 final — 2016/0286 (COD))

(2017/C 125/09)

Afdelingsrapporteur:

Jorge PEGADO LIZ

Raadpleging

Europees Parlement, 24.10.2016

Raad van de EU, 25.10.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

11.1.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

25.1.2017

Zitting nr.

522

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

118/0/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft zich in zijn adviezen steevast voorstander betoond van een versterking van de taken en bevoegdheden van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec), dat moet kunnen beschikken over de nodige speelruimte om op Europees niveau daadwerkelijk als regelgever voor de sector te kunnen optreden.

1.2.

Het kan zich in principe dan ook vinden in de strekking van het Commissievoorstel.

1.3.

Wel betreurt het dat de Commissie niet inzet op de zogenoemde optie 4, die zij onterecht van de hand wijst, en het wil houden bij samenwerking en overleg, zij het in versterkte vorm.

1.4.

Zoals het eerder al heeft aangegeven is het Comité ervan overtuigd dat alleen de optie die inhoudt dat Berec uitgroeit tot een echte regelgevende instantie, toekomstgericht is en kan leiden tot een adequate regulering van de nieuwe informatiediensten op pan-Europees of mondiaal niveau, die momenteel grotendeels ongereguleerd zijn of onder onduidelijke regelgeving vallen (M2M, OTT en andere gebieden die van groot belang zijn voor de Unie, zoals roaming of transnationale markten), of tot coördinatie van de bindende pan-Europese toewijzingsprocedures voor specifieke frequentiebanden.

1.5.

De grootste aandacht moet uitgaan naar de samenstelling, de organisatie en de werking van de kamer van beroep, die te allen tijde volledig onafhankelijk en onpartijdig moet zijn en over een passend stelsel van rechtsmiddelen moet beschikken, met name waar het gaat om beslissingen over grensoverschrijdende conflicten.

2.   Bondige samenvatting van het voorstel

2.1.

In haar mededeling van mei 2015 — Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa (1) — wijst de Commissie erop dat de veranderende marktsituatie en technologische omgeving een versterking van het institutionele kader vereisen, en dat een grotere rol moet worden toebedeeld aan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec). In zijn resolutie „Naar een akte voor digitale interne markt” (2) heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht te zorgen voor een doeltreffender institutioneel kader om zo de integratie van de digitale interne markt nog te verbeteren. Daartoe dienen onder meer de rol, de capaciteit en de beslissingsbevoegdheden van Berec te worden versterkt, zodat het orgaan in staat is een consistente toepassing van het regelgevingskader voor elektronische communicatie te bevorderen, efficiënt toezicht kan uitoefenen op de ontwikkeling van de eengemaakte markt en de mogelijkheid krijgt om grensoverschrijdende geschillen op te lossen.

2.2.

Het voorstel moet worden gelezen in samenhang met het voorstel voor een richtlijn tot invoering van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (3), dat Berec belast met aanvullende taken, zodat het regelgevend kader consistent wordt uitgevoerd. Dit zou op zijn beurt de ontwikkeling van de markt voor elektronische communicatie in de hele Unie stimuleren. Voorts zal Berec ertoe bijdragen de toegang tot en het gebruik van gegevensverbindingen van zeer hoge capaciteit te stimuleren, de concurrentie in het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en –diensten aan te zwengelen en de belangen van de burgers van de Unie te bevorderen.

2.3.

Het voorstel beoogt op de eerste plaats de institutionele rol van Berec te versterken en zijn bestuursstructuur te verbeteren door Berec en het bureau van Berec samen te brengen in een volwaardig agentschap met een ruimer mandaat, dat beschikt over de nodige armslag om zijn toekomstige taken aan te kunnen. Zo moet het agentschap het werk van Berec voortzetten en de deskundigheid van de nationale regelgevende instanties bundelen. Een en ander houdt in dat de structuur en het beheer, de werking, de programmering en de verantwoordingsplicht van het agentschap in overeenstemming worden gebracht met de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de gedecentraliseerde agentschappen van 19 juli 2012 („gemeenschappelijke aanpak”) (4). Ook worden in de Berec-verordening de taken opgenomen die Berec zijn verleend bij de onlangs aangenomen Verordening (EU) 2015/2120, waarin regels zijn vastgesteld ter waarborging van open-internettoegang en tot afschaffing van retailroamingtoeslagen (5). Er wordt echter nog geen rekening gehouden met het voorstel tot herziening van de richtlijn privacy en elektronische communicatie (6), dat de Commissie tegen eind 2016 klaar zou hebben.

2.4.

Met het oog op de verwezenlijking van een en ander heeft de Commissie vier opties onderzocht: de eerste optie is het handhaven van de status quo, de tweede optie komt neer op een versterking van de bevoegdheden en de adviesrol, de derde optie — die de voorkeur van de Commissie wegdraagt en tot in detail wordt uiteengezet — houdt in dat wordt vastgehouden aan de adviserende rol met bepaalde prenormatieve bevoegdheden en een beter marktanalyseproces en toewijzing van gebruiksrechten voor radiospectrum, en de vierde optie, die de Commissie al meteen van de hand wijst, heeft betrekking op de oprichting van een echte Europese regelgevende instantie als versterkt agentschap met de nodige middelen om te voorzien in een overdracht van uitvoeringsbevoegdheden, met inbegrip van toezicht– en handhavingsbevoegdheden en bindende bevoegdheden op gebieden waar een uniforme toepassing van de Europese regels noodzakelijk is.

2.5.

Vervolgens wordt vanuit juridisch oogpunt dieper ingegaan op de gekozen optie, die hieronder wordt besproken.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC heeft in verschillende van zijn adviezen (7) gepleit voor een versterking van de taken en bevoegdheden van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec), dat moet kunnen beschikken over de nodige speelruimte om op Europees niveau daadwerkelijk als regelgever voor de sector te kunnen optreden. Het kan zich in principe dan ook vinden in de strekking van het Commissievoorstel.

3.2.

Het EESC is echter veeleer voorstander van een oplossing in de zin van optie 4 van de Commissie: het is immers van mening dat het louter opsmukken van de status van het agentschap niet voldoende is om het om te vormen tot een echte regelgevende autoriteit.

3.3.

Dat heeft het ook uitdrukkelijk verklaard in zijn advies TEN/534: „Naar de mening van het EESC zijn de voorgestelde veranderingen in de status van het Berec, zoals een voltijdse functie als voorzitter van de Raad van Regelgevers, wellicht niet toereikend, gezien de uitdagingen op het gebied van concurrentievermogen en de noodzaak om investeringsstimulansen te ontwikkelen, met name ten aanzien van breedbandcommunicatie en NGN/NGA-netwerken” (paragraaf 4.7.1).

3.4.

Zowel in het huidige voorstel als in het voorstel inzake een Europees wetboek voor elektronische communicatie, blijft de rol van Berec beperkt tot samenwerking en coördinatie, zij het in versterkte vorm, wat met name in het tweede geval onaanvaardbaar is; dat geldt voor de uitoefening van zijn taken op gebieden waar het gebrek aan passende regelgeving onmiskenbaar is, zoals de nieuwe informatiediensten op pan-Europees of mondiaal niveau, die momenteel grotendeels ongereguleerd zijn of zijn onderworpen aan onduidelijke regelgeving (M2M, OTT en andere gebieden die van groot belang zijn voor de Unie, zoals roaming of transnationale markten), en voor de bindende pan-Europese toewijzingsprocedures voor specifieke frequentiebanden, alsook voor de nieuwe bevoegdheden die het agentschap worden toebedeeld.

3.5.

Wat overduidelijk ontbreekt in het voorstel is een toekomstvisie die gericht is op een meer geïntegreerde digitale eengemaakte markt: er wordt niets ondernomen tegen de versnippering van de regelgeving door de verschillende nationale regelgevende instanties.

3.6.

Vandaar misschien de weinig bemoedigende resultaten van de analyse van de relevantie, effectiviteit en efficiëntie van Berec en de toegevoegde waarde van het bestaande model, waaraan de Commissie ondanks alles lijkt te willen vasthouden.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Over het algemeen strookt de beschrijving van de bevoegdheden, organisatie en werking met het gemeenschappelijke model voor dit soort agentschappen dat is vastgelegd in de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de gedecentraliseerde agentschappen; hierop hoeft dus niet verder te worden ingegaan.

4.2.

Wel wil het Comité in verband met de kamer van beroep opmerken dat volgens de hierboven bedoelde verklaring (paragraaf 21) „de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van de leden […] gewaarborgd (moeten) blijven, aan de hand van door de agentschappen te bepalen, transparante en objectief controleerbare criteria” en dat met name „in geval van rekrutering van de leden van de kamer van beroep uit het personeel van het agentschap en/of uit de raad van bestuur, […] recht (moet) worden gedaan aan het onpartijdigheids– en het onafhankelijkheidsbeginsel”.

4.3.

Als we kijken naar andere, identieke organen, zoals het EUIPO (8), het Communautair Bureau voor plantenrassen (9), het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (10) of het Europees Agentschap voor chemische stoffen (11), om er maar een paar te noemen, dan kan het Comité niet anders dan zijn verbazing uitspreken over de bijzonder bondige bewoordingen waarin de Commissie in de artikelen 11 tot en met 14 van haar voorstel het juridisch kader voor de kamer van beroep vastlegt.

4.4.

Zo worden in alle verordeningen betreffende de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamers van beroep van bovenvermelde agentschappen, de binnen deze organen toepasselijke procedures tot in detail vastgelegd. Ook kan tegen de besluiten van deze kamers een beroep tot nietigverklaring worden ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, terwijl tegen de arresten van het Gerecht dan weer een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening kan worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de EU.

4.5.

Hoewel Berec in de meeste gevallen louter adviserende bevoegdheden heeft, is het evenwel zo dat door de samenvoeging van bepalingen uit het richtlijnvoorstel en het huidige voorstel, het agentschap in bepaalde situaties bevoegd is om besluiten te nemen met rechtsgevolgen voor derden, zoals bijvoorbeeld de in artikel 2, lid 1, onder b) tot d), bedoelde besluiten inzake:

de afbakening van transnationale markten;

modellen van summier contract;

een economisch model om de Commissie bij te staan bij de vaststelling van de maximale afgiftetarieven in de Unie;

de beslechting van grensoverschrijdende geschillen;

nationale ontwerpmaatregelen met betrekking tot procedures voor marktregulering;

nationale ontwerpmaatregelen met betrekking tot procedures voor peer review inzake radiospectrum;

ontwerpbesluiten en aanbevelingen inzake harmonisatie.

4.6.

Een mooi voorbeeld zijn grensoverschrijdende geschillen, waarbij „Elke partij […] het geschil (kan) voorleggen aan de betrokken nationale regelgevende instantie of instanties”, die „het geschil ter kennis (brengen) van Berec om een consistente oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 3”. Berec brengt dan „een advies uit waarin aan de nationale regelgevende instantie of instanties wordt aangegeven om specifieke maatregelen te nemen om het geschil op te lossen of om geen maatregelen te nemen, op zo kort mogelijke termijn en in elk geval binnen vier maanden, behalve in uitzonderlijke omstandigheden”.

4.7.

In een dergelijk geval kan moeilijk staande worden gehouden dat als hiertegen beroep wordt aangetekend bij een beroepsinstantie zoals omschreven in het voorstel, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid gewaarborgd zijn.

4.8.

Het mag dan steeds mogelijk zijn een gerechtelijke procedure in te stellen, dat betekent niet noodzakelijk dat de procedure op administratief niveau ook de mogelijkheid biedt beroep aan te tekenen bij een echt onafhankelijk organisme.

4.9.

Het EESC hoopt dat deze bepalingen bij de uitwerking van de definitieve versie van het voorstel grondig zullen worden herzien.

Brussel, 25 januari 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 176.

(2)  Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2016„Naar een akte voor een digitale interne markt” (TA(2016)0009).

(3)  COM(2016) 590 final, waarover het EESC advies TEN/612 over het Europees wetboek voor elektronische communicatie heeft uitgebracht (zie bladzijde … van dit Publicatieblad).

(4)  Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over gedecentraliseerde agentschappen van 19.7.2012.

(5)  Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015(PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1) waarover het EESC advies TEN/534 heeft uitgebracht (PB C 177 van 11.6.2014, blz. 64).

(6)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37); hierover heeft het Comité zich al gebogen in advies TEN/612 over het Europees wetboek voor elektronische communicatie (zie bladzijde … van dit Publicatieblad).

(7)  Voorbeeld:

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een herziening van Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 (COM(2016) 399 final), (PB C 34 van 2.2.2017, blz. 162, paragraaf 4.7).

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de voorstellen van de Commissie voor nieuwe maatregelen voor de Europese interne telecommunicatiemarkt (COM(2013) 627 final en COM(2013) 634 final) (PB C 177 van 11.6.2014, blz. 64, paragraaf 4.7.1);

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie over het bevorderen van het gedeeld gebruik van radiospectrumruimte op de interne markt (COM(2012) 478 final), (PB C 133 van 9.5.2013, blz. 22, paragraaf 4.10);

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Een inclusieve digitale eengemaakte markt, (PB C 161 van 6.6.2013, blz. 8, paragraaf 3.1.1.1);

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie over het open internet en netneutraliteit in Europa (COM(2011) 222 final), (PB C 24 van 28.1.2012, blz. 139, paragraaf 2.4.1);

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een besluit tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid (COM(2010) 471 final) en de mededeling van de Commissie — Europese breedbandstrategie: investeren in digitale groei (COM(2010) 472 final), rapporteur Thomas McDonogh, (PB C 107 van 6.4.2011, blz. 53, paragrafen 2.13 en 2.14).

(8)  Verordening (EG) nr. 216/96 van de Commissie van 5 februari 1996 (PB L 28 van 6.2.1996) zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2082/2004 van de Commissie van 6 december 2004 (PB L 360 van 7.12.2004).

(9)  De artikelen 67 e.v. van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 (PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 (PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 771/2008 van de Commissie van 1 augustus 2008 (PB L 206 van 2.8.2008, blz. 5).


Top