EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CJ0213

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 18 juli 2007.
Europees Bureau voor wederopbouw (EAR) tegen Georgios Karatzoglou.
Hogere voorziening - Tijdelijk functionaris - Beëindiging van overeenkomst.
Zaak C-213/06 P.

Jurisprudentie 2007 I-06733;FP-I-B-2-00015
Jurisprudentie – Ambtenarenrecht 2007 II-B-2-00143

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2007:453

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

van 18 juli 2007

Zaak C‑213/06 P

Europees Bureau voor wederopbouw (EBW)

tegen

Georgios Karatzoglou

„Hogere voorziening – Tijdelijk functionaris – Beëindiging van overeenkomst”

Betreft: Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 23 februari 2006, Karatzoglou/EBW (T‑471/04, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing: Vernietiging van het arrest en verwijzing van de zaak naar het Gerecht van eerste aanleg.

Samenvatting

Ambtenaren – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen

(Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, art. 47-50)

Het feit dat de wijziging van een overeenkomst van tijdelijk functionaris een dubbelzinnige situatie heeft doen ontstaan die de indruk heeft kunnen geven dat de administratie haar in de artikelen 47 tot en met 50 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden voorziene bevoegdheid om de overeenkomst te beëindigen had beperkt, doet bij het personeelslid geen gewettigd vertrouwen in de duur van zijn overeenkomst ontstaan. Een onzekere contractuele situatie kan immers niet de basis vormen voor precieze toezeggingen van de administratie, welke noodzakelijk zijn voor het ontstaan van gewettigd vertrouwen.

Voorts kan in dit opzicht geen beroep worden gedaan op het beginsel dat de zwakste partij bij een arbeidsovereenkomst ervan mag uitgaan dat onduidelijke bepalingen van die overeenkomst in haar voordeel worden uitgelegd. Overwegingen verband houdende met de contractuele situatie van een personeelslid ten opzichte van zijn werkgever kunnen het ontbreken van één van de noodzakelijke voorwaarden voor de vaststelling van het bestaan van een gewettigd vertrouwen niet opheffen.

Top