EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0338

Arrest van het Hof (grote kamer) van 9 november 2004.
Fixtures Marketing Ltd tegen Svenska Spel AB.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Högsta domstolen - Zweden.
Richtlijn 96/9/EG - Rechtsbescherming van databanken - Recht sui generis - Begrip investering in verkrijging, controle of presentatie van inhoud databank - Kalenders voetbalkampioenschappen - Weddenschappen.
Zaak C-338/02.

Jurisprudentie 2004 I-10497

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2004:696

Arrêt de la Cour

Zaak C‑338/02

Fixtures Marketing Ltd

tegen

Svenska Spel AB

(verzoek van de Högsta domstol om een prejudiciële beslissing)

„Richtlijn 96/9/EG – Rechtsbescherming van databanken – Recht sui generis – Begrip investering in verkrijging, controle of presentatie van inhoud van databank – Kalenders van voetbalkampioenschappen – Weddenschappen”

Samenvatting van het arrest

Harmonisatie van wetgevingen – Rechtsbescherming van databanken – Richtlijn 96/9 – Begrip investering in verkrijging, controle of presentatie van inhoud van databank – Middelen die worden aangewend voor opstelling van kalender van voetbalwedstrijden – Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 96/9 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 1)

Het begrip investering in de verkrijging van de inhoud van een databank in de zin van artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9 betreffende de rechtsbescherming van databanken moet aldus worden opgevat dat het betrekking heeft op de investering ten behoeve van het aanleggen van deze databank. Het duidt dus op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen, maar omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van een databank vormen.

In de context van de opstelling van een wedstrijdkalender voor de organisatie van voetbalkampioenschappen vormen de middelen die worden aangewend om voor de verschillende wedstrijden van deze kampioenschappen de data, de tijdschema’s en de tegen elkaar spelende teams vast te stellen, niet een dergelijke investering. Bovendien vereist de verkrijging van de gegevens die in deze kalender worden opgenomen, geen bijzondere inspanning van de liga’s beroepsvoetbal, welke rechtstreeks betrokken zijn bij het creëren van deze gegevens. De middelen die worden aangewend voor de controle of de presentatie van de gegevens die in de kalender worden opgenomen, kunnen evenmin worden geacht een substantiële investering te vormen, los van de investering in het creëren van genoemde gegevens.

(cf. punten 23‑24, 31, 33‑35, 37 en dictum)




ARREST VAN HET HOF (grote kamer)
9 november 2004(1)

„Richtlijn 96/9/EG – Rechtsbescherming van databanken – Recht sui generis – Begrip investering in verkrijging, controle of presentatie van inhoud databank – Kalenders voetbalkampioenschappen – Weddenschappen”

In zaak C-338/02,betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG,ingediend door Högsta domstolen (Zweden) bij beslissing van 10 september 2002, ingekomen bij het Hof op 23 september 2002, in de procedure

Fixtures Marketing Ltd

tegen

Svenska Spel AB,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (grote kamer),,



samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans, A. Rosas en K. Lenaerts (rapporteur), kamerpresidenten, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric en J. N. Cunha Rodrigues, rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,
griffiers: M. Múgica Arzamendi en M.-F. Contet, hoofdadministrateurs,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 30 maart 2004,gelet op de opmerkingen van:

Fixtures Marketing Ltd, vertegenwoordigd door J. Ågren, advokat,

Svenska Spel AB, vertegenwoordigd door M. Broomé en S. Widmark, advokater,

de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Snoecx als gemachtigde, bijgestaan door P. Vlaemminck, advocaat,

de Duitse regering, vertegenwoordigd door W.-D. Plessing als gemachtigde,

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door S. Terstal als gemachtigde,

de Portugese regering, vertegenwoordigd door A. P. Matos Barros en L. Fernandes als gemachtigden,

de Finse regering, vertegenwoordigd door E. Bygglin en T. Pynnä als gemachtigden,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C. Tufvesson en K. Banks als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 8 juni 2004,

het navolgende



Arrest



1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 7 van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77, blz. 20; hierna: „richtlijn”).

2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de vennootschap Fixtures Marketing Ltd (hierna: „Fixtures”) en de vennootschap Svenska Spel AB (hierna: „Svenska Spel”). Dit geding is ontstaan doordat Svenska Spel voor het organiseren van weddenschappen gebruik maakt van gegevens over voetbalwedstrijden van Engelse en Schotse kampioenschappen.


Rechtskader

De communautaire regelgeving

3
Volgens artikel 1, lid 1, van de richtlijn betreft deze de rechtsbescherming van databanken in ongeacht welke vorm. In artikel 1, lid 2, van deze richtlijn wordt een databank gedefinieerd als „een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk”.

4
Artikel 3 van de richtlijn bepaalt dat „databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormen”, door het auteursrecht worden beschermd.

5
Artikel 7 van de richtlijn schept in de volgende bewoordingen een recht sui generis:

„Voorwerp van de bescherming

1.       De lidstaten voorzien in een recht voor de fabrikant van een databank, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, om de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van die inhoud te verbieden.

2.
In dit hoofdstuk wordt:

a)
onder ‚opvraging’ verstaan, het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm,

b)
onder ‚hergebruik’ verstaan, elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan, door verspreiding van kopieën, verhuur, on line transmissie of in een andere vorm. De eerste verkoop in de Gemeenschap van een kopie van een databank door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de doorverkoop van die kopie in de Gemeenschap.

Openbare uitlening wordt niet als opvraging of hergebruik beschouwd.

3.       Het in lid 1 bedoelde recht kan overgedragen, afgestaan of contractueel in licentie gegeven worden.

4.       Het in lid 1 bedoelde recht geldt ongeacht de mogelijkheid dat die databank door het auteursrecht dan wel door andere rechten beschermd wordt. Het geldt bovendien ongeacht de mogelijkheid dat de inhoud van die databank door het auteursrecht dan wel door andere rechten beschermd wordt. De bescherming van databanken door het in lid 1 bedoelde recht laat de bestaande rechten op de inhoud ervan onverlet.

5.       Het herhaald en systematisch opvragen en/of hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met een normale exploitatie van die databank of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank, zijn niet toegestaan.”

Nationale wetgeving

6
De bescherming van databanken is in het Zweedse recht geregeld in lagen (1960:729) om upphovsrätt till litterära och konstnärliga verk (wet inzake het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst; hierna: „wet van 1960”).

7
Krachtens § 49, lid 1, van de wet van 1960, zoals gewijzigd bij wet nr. 790 van 1997 inzake de omzetting van de richtlijn in Zweeds recht (hierna: „wet van 1997”), heeft de maker van een verzameling, een tabel of een soortgelijk werk, waarin een groot aantal gegevens zijn geordend, of dat het resultaat is van een substantiële investering, het uitsluitende recht dit werk te verveelvoudigen en openbaar te maken.

8
De wet van 1960 bevat geen aan artikel 7, lid 5, van de richtlijn analoge bepaling. Uit de parlementaire geschiedenis van de wet van 1997 blijkt echter dat de bescherming krachtens § 49 van de wet van 1960 betrekking heeft op het werk zelf dan wel een substantieel deel daarvan en dat het uitsluitende recht zich bijgevolg niet uitstrekt tot de kopie van specifieke gegevens die in het werk zijn opgenomen en evenmin tot niet-substantiële delen daarvan. Volgens de parlementaire geschiedenis kan een herhaald gebruik van niet-substantiële delen van het werk worden gelijkgesteld aan het gebruik van een substantieel deel daarvan.


Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

9
De organisatie van beroepsvoetbalkampioenschappen is in Engeland opgedragen aan de Football Association Premier League Ltd en de Football League Ltd, en in Schotland aan de Scottish Football League. Zij omvat de opstelling van kalenders voor de wedstrijden van het betrokken seizoen, waarbij het om ongeveer 2000 wedstrijden per seizoen in Engeland gaat en 700 wedstrijden, ook per seizoen, in Schotland. Deze gegevens worden elektronisch opgeslagen en in chronologische volgorde per betrokken team onder meer in brochures gepubliceerd.

10
De werkzaamheden voor de opstelling van de wedstrijdkalenders beginnen een jaar vóór de aanvang van het betrokken seizoen.

11
De organisatoren van Engelse en Schotse voetbalkampioenschappen hebben de vennootschap Football Fixtures Ltd door middel van licentieovereenkomsten belast met het beheer van het gebruik dat wordt gemaakt van de wedstrijdkalenders van die kampioenschappen. Daartoe is Fixtures het recht verleend, de houders van de aan deze kalenders verbonden intellectuele‑eigendomsrechten te vertegenwoordigen.

12
Svenska Spel organiseert in Zweden weddenschappen over onder meer de wedstrijden van de Engelse en Schotse voetbalkampioenschappen. Daartoe neemt zij op haar lottobriefjes gegevens ter zake van deze wedstrijden over.

13
Na Svenska Spel zonder succes een gebruikerslicentie tegen betaling van een bijdrage te hebben aangeboden, heeft Fixtures in februari 1999 bij het Gotlands tingsrätt (Zweden) een vordering ingediend tegen Svenska Spel tot vergoeding van de schade als gevolg van het gebruik dat deze laatste tussen 1 januari 1998 en 16 mei 1999 had gemaakt van de gegevens uit de kalenders van de Engelse en de Schotse voetbalkampioenschappen. Ter ondersteuning van haar vordering heeft zij opgemerkt dat de databanken die gegevens bevatten ter zake van deze kalenders bescherming genieten krachtens § 49 van de wet van 1960 en dat het gebruik door Svenska Spel van gegevens uit deze kalenders de intellectuele‑eigendomsrechten van de voetballiga’s schendt.

14
Bij uitspraak van 11 april 2000 heeft het tingsrätt de vordering van Fixtures afgewezen omdat het oordeelde dat de kalenders van voetbalkampioenschappen weliswaar als verzamelingen bescherming genieten in zoverre zij het resultaat zijn van een substantiële investering, maar dat het gebruik door Svenska Spel van gegevens uit deze kalenders de rechten van Fixtures niet schendt.

15
In hoger beroep heeft Svea hovrätten (Zweden) bij arrest van 3 mei 2001 de in eerste aanleg gegeven beslissing bevestigd. Zonder zich er uitdrukkelijk over uit te spreken of kalenders van voetbalkampioenschappen krachtens § 49 van de wet van 1960 bescherming genieten, heeft het geoordeeld dat niet was aangetoond dat de gegevens op de lottobriefjes van Svenska waren overgenomen uit de databanken van de voetballiga’s.

16
Fixtures verzoekt Högsta domstolen de beslissing in hoger beroep te vernietigen.

17
Högsta domstolen beklemtoont dat § 49 van de wet van 1960, zoals gewijzigd bij de wet van 1997, als uitvoeringsmaatregel in het licht van de richtlijn moet worden uitgelegd en merkt op deze laatste niet vermeldt of, en zo ja in welke mate, het doel van de databank in aanmerking moet worden genomen bij de beoordeling of deze door het recht sui generis wordt beschermd. Hij vraagt zich voorts af welke menselijke en financiële investeringen in aanmerking moeten worden genomen om te beoordelen of er sprake is van een substantiële investering. Ook vraagt hij zich af wat moet worden verstaan onder de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de databank alsmede onder normale exploitatie en ongerechtvaardigde schade in verband met opvragingen en/of hergebruik van niet-substantiële delen van een databank.

18
In deze omstandigheden heeft Högsta domstolen besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

„1)
Kan voor de beoordeling van de vraag of een databank het resultaat is van een ‚substantiële investering’ in de zin van artikel 7, lid 1, van [de] richtlijn […], ten gunste van de fabrikant van een databank een investering in aanmerking worden genomen die primair de samenstelling van een ten opzichte van de databank zelfstandig geheel tot doel heeft, en die derhalve niet uitsluitend betrekking heeft op de verkrijging, de controle en/of de presentatie van de inhoud van de databank? Zo ja, maakt het dan verschil of de investering geheel of gedeeltelijk een voor de databank noodzakelijke voorwaarde vormt?

2)
Is de bescherming van de databank krachtens de richtlijn beperkt tot de activiteiten die vallen onder het doel dat de fabrikant van de databank met het aanleggen daarvan beoogde?

3)
Wat moet worden verstaan onder het begrip ‚een in kwalitatief en/of kwantitatief opzicht substantieel deel van [de] inhoud [van de databank]’ in artikel 7, lid 1, van de richtlijn?

4)
Strekt de bescherming tegen de ‚opvraging en/of het hergebruik’ van de inhoud van een databank krachtens artikel 7, leden 1 en 5, van de richtlijn zich enkel uit tot gebruik dat rechtstreekse exploitatie van de databank impliceert, of ziet die bescherming ook op gevallen waarin de inhoud afkomstig is uit een andere bron (secundaire bron) of voor het publiek algemeen toegankelijk is?

5)
Hoe moeten de begrippen ‚normale exploitatie’ en ‚ongerechtvaardigde schade’ in artikel 7, lid 5, van de richtlijn worden uitgelegd?”


De prejudiciële vragen

19
Allereerst zij eraan herinnerd dat de door § 49, lid 1, van de wet van 1960, zoals gewijzigd bij de wet van 1997, ingevoerde beschermingsregeling uitgaat van het bestaan van een verzameling, een tabel of een soortgelijk werk, „waarin een groot aantal gegevens is geordend of dat het resultaat is van een substantiële investering”.

20
Blijkens de verwijzingsbeslissing beschouwt Högstra domstolen de betrokken kalenders van voetbalkampioenschappen niet als een verzameling van „een groot aantal gegevens” in de zin van de in het voorgaande punt genoemde bepaling, hetgeen verklaart dat hij met zijn eerste vraag wenst te vernemen hoe het begrip substantiële investering in de context van artikel 7, lid 1, van de richtlijn moet worden uitgelegd.

21
De verwijzende rechter wenst in het kader van deze vraag onder meer te vernemen of met de investeringen die de samensteller van een databank heeft gedaan ten behoeve van het creëren van de in die databank opgenomen gegevens, rekening moet worden gehouden bij de beoordeling of er sprake is van een substantiële investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van de databank. Hij vraagt zich voorts af of de richtlijn de bescherming beoogt van een databank die het resultaat is van de uitoefening van een hoofdactiviteit die noodzakelijkerwijze het creëren van gegevens impliceert.

22
Artikel 7, lid 1, van de richtlijn behoudt de aan het recht sui generis verbonden bescherming voor aan databanken die aan een nauwkeurig criterium voldoen, te weten dat de verkrijging, de controle of de presentatie van hun inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.

23
In de bewoordingen van de overwegingen 9, 10 en 12 van de richtlijn heeft deze tot doel het bevorderen en beschermen van investeringen in systemen voor de „opslag” en de „verwerking” van gegevens, welke bijdragen tot de ontwikkeling van de informatiemarkt in een context die wordt gekenmerkt door exponentiële groei van de hoeveelheid gegevens die jaarlijks in alle sectoren van bedrijvigheid wordt voortgebracht en verwerkt. Daaruit volgt dat het begrip investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank algemeen moet worden opgevat als betrekking hebbend op de investering ten behoeve van het aanleggen van deze databank als zodanig.

24
In dit verband moet, zoals Svenska Spel alsook de Duitse, de Nederlandse en de Portugese regering beklemtonen, het begrip investering in de verkrijging van de inhoud van een databank aldus worden opgevat dat het duidt op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen, met uitsluiting van de middelen die zijn aangewend voor het creëren van die elementen. Zoals Svenska Spel en de Duitse regering opmerken, strekt de door de richtlijn geregelde bescherming door het recht sui generis immers tot bevordering van de totstandkoming van systemen voor de opslag en verwerking van bestaande gegevens, en niet tot het creëren van gegevens die naderhand in een databank bijeen kunnen worden gebracht.

25
Deze uitlegging wordt bevestigd door overweging 39 van de richtlijn, volgens welke het recht sui generis een bescherming beoogt tegen onrechtmatige toe-eigening van de resultaten van de financiële en professionele investeringen die zijn gedaan om „de inhoud [van een databank] te verkrijgen en te verzamelen”. Zoals de advocaat-generaal in de punten 51 tot en met 56 van haar conclusie opmerkt, pleiten alle taalversies van deze overweging 39, in weerwil van lichte terminologische variaties, voor een uitlegging waarbij het creëren van in de databank opgenomen elementen van het begrip verkrijging wordt uitgesloten.

26
Overweging 19 van de richtlijn, volgens welke de compilatie van meerdere vastleggingen van muziekuitvoeringen op een CD geen voldoende substantiële investering vertegenwoordigt om onder het recht sui generis te vallen, verschaft een extra argument ter ondersteuning van deze uitlegging. Daaruit blijkt immers dat de middelen die worden aangewend voor het creëren van de werken of elementen in de databank, in casu op een CD, niet gelijk kunnen worden gesteld met een investering in de verkrijging van de inhoud van deze databank en bijgevolg niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling of de investering in de samenstelling van deze databank substantieel is.

27
Het begrip investering in de controle van de inhoud van de databank moet aldus worden opgevat dat het ziet op de middelen die worden aangewend voor de controle van de juistheid van de gezochte elementen, zowel bij de samenstelling van de databank als tijdens het functioneren ervan, teneinde de betrouwbaarheid van de informatie in deze databank te waarborgen. Het begrip investering in de presentatie van de inhoud van de betrokken databank betreft op zijn beurt de middelen die worden aangewend om deze databank gegevens te kunnen laten verwerken, dat wil zeggen hetgeen is gedaan met het oog op de systematische of methodische ordening van de in deze databank opgenomen elementen en de organisatie van de afzonderlijke toegankelijkheid daarvan.

28
De investering in de samenstelling van de databank kan bestaan in menselijke, financiële of technische inspanningen of middelen, maar moet vanuit een kwantitatief of kwalitatief oogpunt substantieel zijn. Blijkens de overwegingen 7, 39 en 40 van de richtlijn ziet de kwantitatieve beoordeling op middelen die te becijferen zijn en de kwalitatieve beoordeling op niet-kwantificeerbare inspanningen, zoals een intellectuele inspanning of energieverbruik.

29
In dit verband sluit de omstandigheid dat de samenstelling van een databank samenhangt met de uitoefening van een hoofdactiviteit in het kader waarvan de samensteller van de databank tevens degene is die de in deze databank opgenomen elementen heeft gecreëerd, als zodanig niet uit dat deze persoon aanspraak kan maken op de bescherming die het recht sui generis biedt, op voorwaarde dat hij aantoont dat de verkrijging van deze elementen of de controle dan wel de presentatie daarvan, in de in de punten 24 tot en met 27 van dit arrest weergegeven zin, een in kwantitatief dan wel kwalitatief opzicht substantiële investering heeft gevergd, los van de middelen die voor het creëren van deze elementen zijn aangewend.

30
Ook al vereisen het opzoeken van gegevens en het controleren van de juistheid ervan op het moment van samenstelling van de databank in beginsel niet dat de samensteller van deze databank bijzondere middelen aanwendt, aangezien het gaat om gegevens die hij heeft gecreëerd en die te zijner beschikking staan, dit neemt niet weg dat het verzamelen van deze gegevens, de systematische of methodische ordening ervan in de databank, de organisatie van de afzonderlijke toegankelijkheid en de controle van de juistheid gedurende de gehele periode waarin de databank functioneert, tot een in kwantitatief en/of kwalitatief substantiële investering in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn kunnen nopen.

31
In het hoofdgeding houden, zoals Svenska Spel alsook de Belgische, de Duitse en de Portugese regering naar voren brengen, de middelen die worden aangewend om in het kader van de organisatie van voetbalkampioenschappen voor de ontmoetingen op de verschillende dagen van deze kampioenschappen data, tijdschema’s en uit‑ en thuisspelende teams vast te stellen, verband met een investering in het opstellen van een kalender voor deze wedstrijden. Een dergelijke investering, die betrekking heeft op de organisatie van deze kampioenschappen, houdt verband met het creëren van de gegevens in de betrokken databank, te weten die welke betrekking hebben op elke wedstrijd van de verschillende kampioenschappen. Derhalve kan er in het kader van artikel 7, lid 1, van de richtlijn geen rekening mee worden gehouden.

32
In deze omstandigheden moet worden nagegaan of – de in het voorgaande punt genoemde investering buiten beschouwing gelaten – de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een voetbalwedstrijdenkalender van een uit kwalitatief of kwantitatief oogpunt substantiële investering getuigt.

33
Het opzoeken en het verzamelen van de gegevens die in de kalender voor voetbalwedstrijden worden opgenomen, vereisen geen bijzondere inspanning van de liga’s beroepsvoetbal. Zoals Fixtures zelf in haar schriftelijke opmerkingen beklemtoont, zijn zij immers onlosmakelijk verbonden met het creëren van deze gegevens, waaraan deze liga’s als verantwoordelijken voor de organisatie van voetbalkampioenschappen rechtstreeks deelnemen. De verkrijging van de inhoud van een kalender voor voetbalwedstrijden vereist dus geen investering die losstaat van de investering die nodig is voor het creëren van de in die kalender opgenomen gegevens.

34
De liga’s beroepsvoetbal hoeven bij het opmaken van de kalender geen enkele bijzondere inspanning te leveren voor het controleren van de juistheid van de gegevens betreffende de wedstrijden van de kampioenschappen, aangezien deze liga’s rechtstreeks betrokken zijn bij het creëren van deze gegevens. De controle van de juistheid van de inhoud van de wedstrijdkalenders in de loop van het seizoen bestaat, zoals blijkt uit de opmerkingen van Fixtures, in het aanpassen van bepaalde gegevens van deze kalenders ingeval een wedstrijd of een dag van een kampioenschap op beslissing van of in overleg met de liga’s eventueel wordt uitgesteld. Een dergelijke controle kan niet worden geacht van een substantiële investering te getuigen.

35
De presentatie van een kalender voor voetbalwedstrijden is zelf ook nauw verbonden met het creëren van de gegevens die in deze lijst worden opgenomen, hetgeen wordt bevestigd doordat in de verwijzingsbeslissing een verwijzing naar werkzaamheden of naar middelen die speciaal worden aangewend voor een dergelijke presentatie, ontbreekt. Deze laatste kan derhalve niet worden geacht een investering te eisen los van de investering in het creëren van de gegevens die in de lijst worden opgenomen.

36
Hieruit volgt dat noch de verkrijging, noch de controle, noch de presentatie van de inhoud van een kalender voor voetbalwedstrijden getuigt van een substantiële investering die de bescherming welke verbonden is aan het in artikel 7 van de richtlijn neergelegde recht sui generis rechtvaardigt.

37
Gelet op het voorgaande dient op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat het begrip investering in de verkrijging van de inhoud van een databank in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn aldus moet worden opgevat dat het duidt op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen. Het omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van een databank vormen. In de context van de opstelling van een wedstrijdkalender voor de organisatie van voetbalkampioenschappen ziet het derhalve niet op de middelen die worden aangewend om voor de verschillende wedstrijden van deze kampioenschappen de data, de tijdschema’s en de tegen elkaar spelende teams vast te stellen.

38
Gelet op het voorgaande behoeven de overige vragen geen beantwoording.


Kosten

39
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (grote kamer) verklaart voor recht:

Het begrip investering in de verkrijging van de inhoud van een databank in de zin van artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, moet aldus worden opgevat dat het duidt op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen. Het omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van een databank vormen. In de context van de opstelling van een wedstrijdkalender voor de organisatie van voetbalkampioenschappen ziet het derhalve niet op de middelen die worden aangewend om voor de verschillende wedstrijden van deze kampioenschappen de data, de tijdschema’s en de tegen elkaar spelende teams vast te stellen.

ondertekeningen


1
Procestaal: Zweeds.

Top