EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CJ0725

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 9 maart 2023.
SOMEO S.A. tegen Republika Slovenija.
Verzoek van de Vrhovno sodišče Republike Slovenije om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Onderverdeling 9401 90 80 – Delen van autostoelen – Gaas voor de vervaardiging van opbergnetten aan de achterkant van de stoelen – Bescherming voor de binnenkant van de stoelen.
Zaak C-725/21.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2023:194

 ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer)

9 maart 2023 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Onderverdeling 94019080 – Delen van autostoelen – Gaas voor de vervaardiging van opbergnetten aan de achterkant van de stoelen – Bescherming voor de binnenkant van de stoelen”

In zaak C‑725/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Vrhovno sodišče (hoogste rechterlijke instantie, Slovenië) bij beslissing van 10 november 2021, ingekomen bij het Hof op 30 november 2021, in de procedure

SOMEO S.A., voorheen PEARL STREAM S.A.,

tegen

Republika Slovenija,

wijst

HET HOF (Tiende kamer),

samengesteld als volgt: D. Gratsias, kamerpresident, I. Jarukaitis en Z. Csehi (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: A. Rantos,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

de Sloveense regering, vertegenwoordigd door N. Pintar Gosenca als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door U. Babovič, A. Kraner en M. Salyková als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft in wezen de uitlegging van tariefpost 9401 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1101/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 (PB 2014, L 312, blz. 1), uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015 (PB 2015, L 285, blz. 1) en uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 (PB 2016, L 294, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen SOMEO S.A. en de Republika Slovenija (Republiek Slovenië), vertegenwoordigd door het Ministrstvo za finance (ministerie van Financiën, Slovenië), over de tariefindeling onder GN-postonderverdeling 94019080 van door deze vennootschap in Slovenië ingevoerde goederen die zijn aangegeven als delen van autostoelen.

Toepasselijke bepalingen

GS

3

Het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”) is in het kader van de Werelddouaneorganisatie (WCO) ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat met zijn protocol van wijziging van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1). De GS-toelichtingen worden overeenkomstig de bepalingen van dat verdrag opgesteld binnen de WCO.

4

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), punt 2, van dit verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich ertoe om de algemene regels voor de interpretatie van het GS, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen toe te passen en de draagwijdte van de afdelingen, hoofdstukken, posten of onderverdelingen van het GS niet te wijzigen.

5

De GS-toelichtingen, in de versie van 2012, vermelden met betrekking tot hoofdstuk 94 van het GS [„Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken”]:

„1. Dit hoofdstuk omvat niet:

[…]

3.

A) Als delen van artikelen bedoeld bij de posten 94.01 tot en met 94.03 worden niet aangemerkt afzonderlijk aangeboden platen (ook indien in bepaalde vorm gebracht, maar niet samengevoegd met andere delen) van glas (spiegels daaronder begrepen), van marmer, van andere steen of van andere materialen bedoeld bij hoofdstuk 68 of 69.

[…]

ALGEMENE OPMERKINGEN

Dit hoofdstuk omvat, behoudens de in de toelichtingen op dit hoofdstuk vermelde uitzonderingen:

1) Alle meubelen, alsmede delen daarvan (posten 94.01 tot en met 94.03).

[…]

DELEN

Dit hoofdstuk omvat slechts de delen van de producten in de posten 94.01 tot en met 94.03 en 94.05. Hiertoe behoren artikelen, zelfs ruwe schetsen, waarvan door de vorm of andere kenmerken ervan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk ontworpen zijn voor een artikel van deze posten en die niet meer specifiek elders worden genoemd.

[…]”

6

Met betrekking tot post 9401, met het opschrift „Stoelen, banken en andere zitmeubelen (andere dan die bedoeld bij post 9402), ook indien zij tot bed kunnen worden omgevormd, alsmede delen daarvan”, preciseren deze toelichtingen met betrekking tot het begrip „delen” in de zin van deze post:

„Deze post omvat tevens de delen die kunnen worden aangemerkt als delen van stoelen, banken en andere zitmeubelen, zoals rugleuningen, zittingen, armleuningen (al dan niet opgevuld met stro of riet, met of zonder binnenvering) en spiraalveren die zijn geassembleerd om als schokdempers voor zitmeubelen te dienen.

[…]”

7

Met betrekking tot dit begrip vermelden de GS-toelichtingen, in de versie van 2017, dat dit begrip bovendien betrekking heeft op „hoezen die bestemd zijn om permanent aan zitmeubelen of aan rugleuningen van zitmeubelen te worden bevestigd”.

GN

8

Zoals volgt uit artikel 1, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16) (hierna: „verordening nr. 2658/87”), regelt de door de Europese Commissie vastgestelde GN de tariefindeling van goederen die worden ingevoerd in de Europese Unie. Volgens artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2658/87 neemt de GN de posten en onderverdelingen van het GS tot zes cijfers over, en vormen alleen het zevende en het achtste cijfer eigen onderverdelingen van de GN.

9

Krachtens artikel 12, lid 1, van verordening nr. 2658/87 stelt de Commissie jaarlijks bij verordening een volledige versie van de GN vast, met het daarbij behorende tarief van de douanerechten overeenkomstig artikel 1, zoals die voortvloeit uit door de Raad van de Europese Unie of door de Commissie vastgestelde bepalingen. Die verordening wordt uiterlijk 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.

10

De uitvoeringsverordeningen nr. 1101/2014, 2015/1754 en 2016/1821 zijn op basis van deze bepaling vastgesteld. Elk van deze uitvoeringsverordeningen heeft de GN gewijzigd met ingang van respectievelijk 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017. De bewoordingen van de voor het hoofdgeding relevante bepalingen van deze nomenclatuur zijn echter ongewijzigd gebleven.

11

In de algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn opgenomen in bijlage I, eerste deel, titel I, afdeling A, zoals gewijzigd bij elk van deze uitvoeringsverordeningen, is het volgende bepaald:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen:

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[…]

3.

Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a)

de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b)

mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

c)

in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

[…]”

12

Het tweede deel van deze bijlage I, „Tabel van de rechten” bevat onder andere afdeling VII, „Kunststof en werken daarvan; rubber en werken daarvan”. Deze afdeling bevat een hoofdstuk 39, met als opschrift „Kunststof en werken daarvan”. Volgens aantekening 2, onder x), bij dit hoofdstuk omvat dit hoofdstuk niet de „artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, verlichtingstoestellen, lichtreclames, geprefabriceerde bouwwerken)”.

13

Dit tweede deel omvat bovendien een afdeling XI, met als opschrift „Textielstoffen en textielwaren”. Volgens aantekening 1, onder s), bij deze afdeling omvat deze afdeling niet de „artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, artikelen voor bedden, verlichtingstoestellen)”. Deze afdeling bevat een hoofdstuk 63, met als opschrift „Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; ouden kleren en dergelijke; lompen en vodden”. Volgens aantekening 1 bij dit hoofdstuk 63 omvat onderdeel I, met als opschrift „Andere geconfectioneerde artikelen van textiel”, „uitsluitend geconfectioneerde artikelen van textiel”.

14

Dat tweede deel bevat ook een afdeling XX, met als opschrift „Diverse goederen en producten”, waarin hoofdstuk 94 is opgenomen, met als opschrift „Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken”.

15

De aantekeningen 1 en 3 bij dit hoofdstuk 94 luiden:

„1.

Dit hoofdstuk omvat niet:

[…]

d)

delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39); brandkasten bedoeld bij post 8303;

[…]

3.

A)

Als delen van artikelen bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403 worden niet aangemerkt afzonderlijk aangeboden platen (ook indien in bepaalde vorm gebracht, maar niet samengevoegd met andere delen) van glas (spiegels daaronder begrepen), van marmer, van andere steen of van andere materialen bedoeld bij hoofdstuk 68 of 69.

B)

Afzonderlijk aangeboden artikelen bedoeld bij post 9404 blijven ingedeeld onder die post, ook indien zij delen zijn van meubelen bedoeld bij de posten 9401 tot en met 9403.”

16

Hoofdstuk 94 bevat onder meer post 9401, die luidt als volgt:

„GN-code

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

1

2

3

4

9401

Stoelen, banken en andere zitmeubelen (andere dan die bedoeld bij post 9402), ook indien zij tot bed kunnen worden omgevormd, alsmede delen daarvan:

 

 

[…]

[…]

[…]

 

9401 90

– delen:

 

 

9401 90 10

– – van zitmeubelen van de soort gebruikt in luchtvaartuigen

1,7

 

– – andere:

 

 

9401 90 30

– – – van hout

2,7

9401 90 80

– – – andere

2,7

—”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

17

In de periode tussen augustus 2015 en juni 2017 heeft verzoekster in het hoofdgeding de als delen van autostoelen omschreven goederen „gaas voor de vervaardiging van opbergnetten aan de achterkant van de stoelen – Bend and net” (hierna: „gaas voor de vervaardiging van opbergnetten”) en „stoelbescherming – Skirt assy” (hierna: „stoelbescherming”) aangegeven onder GN-onderverdeling 94019080, teneinde deze in het vrije verkeer te brengen.

18

Na een controle achteraf van de aangiften in kwestie heeft de belastingautoriteit in eerste aanleg vastgesteld dat deze goederen niet onder GN-onderverdeling 94019080 moesten worden ingedeeld en heeft zij verzoekster in het hoofdgeding bij besluit van 13 juli 2018 gelast een bedrag van 298810,52 EUR aan douanerechten over die goederen, vermeerderd met vertragingsrente, te betalen. Volgens deze autoriteit moest het product „gaas voor de vervaardiging van opbergnetten” worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 63079010, die betrekking heeft op andere artikelen van brei- of haakwerk, en het product „stoelbescherming” onder GN-postonderverdeling 39269097, die betrekking heeft op andere artikelen van kunststof, aangezien deze producten niet konden worden beschouwd als delen van autostoelen en als toebehoren moesten worden aangemerkt.

19

Het ministerie van Financiën heeft in zijn hoedanigheid van belastingautoriteit in tweede aanleg het bezwaar van verzoekster in het hoofdgeding tegen dat besluit ongegrond verklaard. Het heeft zich op het standpunt gesteld dat GN-post 9401, die delen van stoelen omvat, niet van toepassing is op toebehoren als deze producten. Volgens het ministerie van Financiën heeft, ten eerste, de stoelbescherming namelijk geen ondersteunende functie die onontbeerlijk is voor de essentiële en voornaamste functie van een stoel en heeft, ten tweede, het gaas voor de vervaardiging van opbergnetten dat aan de kunststof bescherming van de achterkant van de autostoel wordt bevestigd louter de bijkomende functie kleine voorwerpen op te bergen, zodat een stoel zonder dit gaas alle essentiële functies behoudt.

20

Bij vonnis van 23 juni 2020 heeft de Upravno sodišče (bestuursrechter, Slovenië) de tariefindeling van de belastingautoriteiten bevestigd. Deze rechter heeft met name geoordeeld dat het feit dat een goed uitsluitend voor een bepaald model machine of voorwerp bestemd is, niet doorslaggevend is om dat goed als „deel” of „toebehoren” te kwalificeren.

21

Verzoekster in het hoofdgeding heeft tegen dit vonnis beroep tot herziening ingesteld bij de verwijzende rechter. Zij volhardt in haar standpunt dat de betrokken producten onder GN-onderverdeling 94019080 hadden moeten worden ingedeeld, op grond dat de stoelbescherming geen product voor algemeen gebruik is en geen dergelijk artikel van kunststof is dat onder hoofdstuk 39 van de GN valt. Het gaas voor de vervaardiging van opbergnetten is bovendien geen eindproduct van textielstof dat onder hoofdstuk 63 van de GN valt. Volgens verzoekster in het hoofdgeding worden beide producten uitsluitend gebruikt voor autostoelen en hebben zij geen zelfstandige functie indien zij niet daarop worden gemonteerd. Ook voert zij aan dat de stoel niet doeltreffend kan worden gebruikt indien de stoelbescherming niet wordt gemonteerd, aangezien de stoelbescherming geen esthetische of verwisselbare toevoeging betreft, maar de stoel een aanvullende functie biedt, te weten versteviging en bescherming van de structuur van die stoel, wat vanuit veiligheidsoogpunt cruciaal is. Ook het gaas voor de vervaardiging van opbergnetten is geen esthetische of verwisselbare toevoeging aan de stoel, maar heeft een aanvullende functie, namelijk ondersteuning en bescherming.

22

Bij beslissing van 18 november 2020 heeft de verwijzende rechter toestemming gegeven tot herziening van dat vonnis.

23

Wat „gaas voor de vervaardiging van opbergnetten” betreft, merkt de verwijzende rechter op dat dit product de vorm heeft van een geweven elastisch gaas, met afmetingen van 30 x 20 cm, dat is vervaardigd van zwart, synthetisch filamentgaren waaraan aan één zijde over de gehele lengte een kunststof band is vastgenaaid waarmee het gaas aan de achterkant van de autostoel wordt bevestigd. Wat het product „stoelbescherming” betreft, geeft de verwijzende rechter aan dat het van kunststof is en bedekt is met vilt, en dat het wordt aangebracht op de achter- en onderkant van de autostoel om de binnenkant daarvan te beschermen.

24

Volgens deze rechter hangt de indeling van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten in de GN af van de uitlegging van het begrip „delen” in GN-post 9401, en dus van de uitlegging van het Unierecht. In dit verband vraagt de verwijzende rechter zich af of dit begrip dezelfde draagwijdte heeft als het begrip in andere hoofdstukken van de GN, dat reeds door het Hof is uitgelegd, hetgeen zou betekenen dat alleen een product zonder hetwelk de stoel zijn essentiële en voornaamste functie niet kan vervullen, een deel van de stoel vormt. In deze context merkt de verwijzende rechter op dat de GS-toelichtingen aanleiding zouden kunnen geven tot een ruimere uitlegging van het begrip „delen” in de zin van hoofdstuk 94 van de GN dan die welke volgt uit de rechtspraak van het Hof.

25

Tegen deze achtergrond heeft de Vrhovno sodišče (hoogste rechterlijke instantie, Slovenië) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof om een antwoord op de volgende prejudiciële vragen verzocht:

„1)

Is het, om een afzonderlijk product te kunnen kwalificeren als een ‚deel’ van een autostoel als bedoeld in hoofdstuk 94 van de [GN], in de op het hoofdgeding toepasselijke versies, noodzakelijk dat de stoel zonder dat product zijn essentiële en voornaamste functie (in de zin van een functionele eenheid) niet kan vervullen of volstaat het dat het afzonderlijke deel, dat uitsluitend bestemd is om op autostoelen te worden gemonteerd, als een deel van de stoel kan worden aangemerkt?

2)

Is het voor de indeling van de twee betrokken producten onder postonderverdeling 94019080 van belang of zij al dan niet zelfstandig voor algemeen gebruik kunnen dienen?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

26

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of GN-post 9401 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „delen” van een autostoel goederen omvat die niet onontbeerlijk zijn ter vervulling van de functie van een dergelijke stoel.

27

Vooraf zij eraan herinnerd dat wanneer het Hof wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over een vraag op het gebied van de tariefindeling, het tot taak heeft om de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze producten in te delen. Deze indeling is het resultaat van een louter feitelijke beoordeling en het staat niet aan het Hof om deze beoordeling te verrichten in het kader van een prejudiciële verwijzing (arrest van 20 oktober 2022, Mikrotīkls, C‑542/21, EU:C:2022:814, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

28

Tevens zij eraan herinnerd dat volgens algemene regel 1 voor de interpretatie van de GN de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken van deze nomenclatuur bepalend zijn voor de indeling van goederen. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet in het belang van de rechtszekerheid en van het gemak van de douanecontroles in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de post van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (arrest van 20 oktober 2022, Mikrotīkls, C‑542/21, EU:C:2022:814, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

29

Bovendien heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat de GS-toelichtingen en de GN-toelichtingen weliswaar niet bindend zijn, maar toch belangrijke instrumenten vormen ter verzekering van de uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief, die als zodanig nuttige gegevens bevatten voor de interpretatie daarvan (arrest van 20 oktober 2022, Mikrotīkls, C‑542/21, EU:C:2022:814, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

30

Wat GN-post 9401 betreft, moet worden vastgesteld dat er in de tekst gesproken wordt over stoelen en delen ervan. Deze laatste vallen onder onderverdeling 940190 („delen”) en worden ingedeeld onder een van de drie daartoe bestemde specifieke onderverdelingen van acht cijfers. Ook moet worden vastgesteld dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen, te weten „gaas voor de vervaardiging van opbergnetten” en „stoelbescherming”, in geen van deze onderverdelingen van acht cijfers worden genoemd.

31

De GN bevat geen definitie van het begrip „delen” in de zin van post 9401 van deze nomenclatuur. Tevens moet worden opgemerkt dat uit aantekening 3, onder A), bij hoofdstuk 94 van de GN, die betrekking heeft op platen van glas, van marmer, van andere steen of van andere materialen bedoeld bij hoofdstuk 68 of 69 van de GN, dat wil zeggen andere producten dan die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, geen nuttige aanwijzingen kunnen worden geput voor de uitlegging van dit begrip. Bovendien bevatten de voor het hoofdgeding relevante toelichtingen op de GN, die door de Commissie zijn vastgesteld op grond van artikel 9, lid 1, onder a), van verordening nr. 2658/87 en zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 4 maart 2015 (PB 2015, C 76, blz. 1), geen enkele precisering met betrekking tot dit begrip.

32

Volgens de GS-toelichtingen, in de versie van 2012, heeft hoofdstuk 94 uitsluitend betrekking op delen van de in de posten 9401 tot en met 9403 en 9405 bedoelde producten en behoren daartoe de artikelen, zelfs ruwe schetsen, waarvan door de vorm of andere kenmerken ervan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk ontworpen zijn voor een artikel van deze posten en die niet meer specifiek elders worden genoemd. Bovendien blijkt uit deze toelichtingen dat post 9401 delen omvat die kunnen worden aangemerkt als delen van stoelen, zoals rugleuningen, zittingen, armleuningen en spiraalveren die zijn geassembleerd om als schokdempers voor zitmeubelen te dienen. De GS-toelichtingen, in de versie van 2017, preciseren dat hoezen die bestemd zijn om permanent aan zitmeubelen of aan rugleuningen van zitmeubelen te worden bevestigd, eveneens onder deze post 9401 vallen als „delen” van stoelen.

33

Uit de rechtspraak van het Hof, die is ontwikkeld in het kader van de hoofdstukken 84 en 85 van afdeling XVI en van hoofdstuk 90 van afdeling XVIII van de GN, volgt dat het begrip „delen” de aanwezigheid impliceert van een geheel, voor de werking waarvan deze delen noodzakelijk zijn. Uit deze rechtspraak volgt dat, om een artikel te kunnen doen vallen onder „delen” in de zin van deze hoofdstukken, het niet voldoende is dat wordt aangetoond dat de machine of het apparaat zonder dat artikel niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd, doch eveneens dient te worden aangetoond dat de mechanische of elektronische werking van die machine of dat apparaat afhangt van de aanwezigheid van dat artikel (arrest van 8 december 2016, Lemnis Lighting, C‑600/15, EU:C:2016:937, punt 48 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

34

Het Hof heeft tevens geoordeeld dat in het belang van een coherente en uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief, het begrip „delen” in een bepaald hoofdstuk van de GN dezelfde definitie dient te krijgen als die welke voortvloeit uit de rechtspraak over andere hoofdstukken van de GN (zie in die zin arresten van 12 december 2013, HARK, C‑450/12, EU:C:2013:824, punt 37; 8 december 2016, Lemnis Lighting, C‑600/15, EU:C:2016:937, punt 52, en 15 mei 2019, Korado, C‑306/18, EU:C:2019:414, punt 44).

35

Bovendien heeft het Hof reeds de gelegenheid gehad te verduidelijken dat deze definitie van het begrip „delen” ook van toepassing is in het kader van hoofdstuk 94 van de GN. Aldus heeft het Hof geoordeeld dat het begrip „delen” van verlichtingstoestellen in de zin van GN-post 9405 geen goederen omvat die niet onontbeerlijk zijn ter vervulling van de functie van deze apparaten (zie in die zin arrest van 8 december 2016, Lemnis Lighting, C‑600/15, EU:C:2016:937, punten 5153).

36

Hetzelfde geldt voor „delen” van stoelen in de zin van GN-post 9401.

37

Bijgevolg kunnen goederen slechts als „delen” van stoelen in de zin van deze post worden beschouwd indien zij onontbeerlijk zijn ter vervulling van de functie van de stoelen in kwestie.

38

De door de verwijzende rechter genoemde omstandigheid dat uit de GS-toelichtingen op post 9401 blijkt dat deze post tevens armleuningen omvat, doet niet af aan de conclusie in het vorige punt. Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen benadrukt, kan een stoel namelijk op verschillende manieren worden ontworpen en heeft hij in beginsel niet alleen een gedeelte waarop iemand daadwerkelijk zit, maar ook een rug- of armleuning ter ondersteuning van de rug of armen van wie op de stoel zit. Dergelijke elementen maken dus integrerend deel uit van een specifiek vervaardigde stoel en vormen dus een essentieel onderdeel van de structuur ervan. Deze elementen zijn dan ook onontbeerlijk ter vervulling van de functie van een dergelijke stoel. Dit geldt ook voor hoezen die bestemd zijn om permanent aan stoelen of aan rugleuningen van stoelen te worden bevestigd, die in de versie van 2017 uitdrukkelijk worden genoemd als „delen” van stoelen in de zin van de genoemde post.

39

In casu blijkt uit de feitelijke vaststellingen van de verwijzende rechter niet dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen onontbeerlijk zijn ter vervulling van de functie van een autostoel, hetgeen deze rechter niettemin dient na te gaan. Na deze verificatie en gelet op de objectieve kenmerken van deze goederen staat het aan die rechter om over te gaan tot de tariefindeling ervan.

40

Bijgevolg moet op de eerste vraag worden geantwoord dat GN-post 9401 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „delen” van een autostoel geen goederen omvat die niet onontbeerlijk zijn ter vervulling van de functie van een dergelijke stoel.

Tweede vraag

41

Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.

Kosten

42

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht:

 

Post 9401 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1101/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014, uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015 en uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016,

 

moet aldus worden uitgelegd dat

 

het begrip „delen” van een autostoel geen goederen omvat die niet onontbeerlijk zijn ter vervulling van de functie van een dergelijke stoel.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Sloveens.

Top