EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CJ0088

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 december 2022.
Regionų apygardos administracinio teismo Kauno rūmai.
Verzoek van de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) – Besluit 2007/533/JBZ – Signalering van een gezocht voorwerp – Artikel 38 – Doelstellingen van de signalering – Inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure – Artikel 39 – Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel – Maatregelen die in overeenstemming met het nationale recht van de lidstaten zijn genomen – Nationale regeling die voorziet in de verplichting om de registratie te verbieden van voertuigen die in SIS II zijn gesignaleerd.
Zaak C-88/21.

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:982

 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

15 december 2022 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) – Besluit 2007/533/JBZ – Signalering van een gezocht voorwerp – Artikel 38 – Doelstellingen van de signalering – Inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure – Artikel 39 – Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel – Maatregelen die in overeenstemming met het nationale recht van de lidstaten zijn genomen – Nationale regeling die voorziet in de verplichting om de registratie te verbieden van voertuigen die in SIS II zijn gesignaleerd”

In zaak C‑88/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (hoogste bestuursrechter van Litouwen) bij beslissing van 8 februari 2021, ingekomen bij het Hof op 12 februari 2021, in de procedure

Regionų apygardos administracinio teismo Kauno rūmai,

in tegenwoordigheid van:

Lietuvos Respublikos vidaus reikalų ministerija,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Arabadjiev, kamerpresident, L. Bay Larsen (rapporteur), vicepresident van het Hof, P. G. Xuereb, A. Kumin en I. Ziemele, rechters,

advocaat-generaal: N. Emiliou,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

de Litouwse regering, vertegenwoordigd door K. Dieninis en V. Kazlauskaitė-Švenčionienė als gemachtigden,

de Letse regering, vertegenwoordigd door J. Davidoviča en K. Pommere als gemachtigden,

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. K. Bulterman en M. A. M. de Ree als gemachtigden,

de Portugese regering, vertegenwoordigd door P. Barros da Costa, L. Inez Fernandes, M. J. Ramos en C. Vieira Guerra als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Grønfeldt en A. Steiblytė als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 7 juli 2022,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 38, lid 1, en artikel 39, lid 3, van besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB 2007, L 205, blz. 63; hierna: „SIS II-besluit”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een procedure die bij de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (hoogste bestuursrechter van Litouwen) is ingeleid door de Regionų apygardos administracinio teismo Kauno rūmai (bestuursrechter in eerste aanleg, district Kaunas, Litouwen) over de rechtmatigheid van de Litouwse regeling die de inschrijving in het nationale voertuigregister verbiedt van voertuigen die in het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie („SIS II”) zijn gesignaleerd.

Toepasselijke bepalingen

Verordening nr. 1986/2006

3

Artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (PB 2006, L 381, blz. 1, met rectificatie in PB 2015, L 26, blz. 34), bepaalt:

„Onverminderd de artikelen 38, 40 en artikel 46, lid 1, van [het SIS II-besluit], hebben de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen, bedoeld in richtlijn 1999/37/EG [van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB 1999, L 138, blz. 57)], toegang tot de volgende gegevens die overeenkomstig artikel 38, lid 2, onder a), b) en f), van dat besluit in SIS II zijn opgenomen, met als enig doel na te gaan of voertuigen die ter inschrijving bij hen worden aangemeld, niet gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn, of worden gezocht als bewijsmateriaal in een strafprocedure:

a)

gegevens over motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc;

[…]”

SIS II-besluit

4

De overwegingen 5, 8 en 13 van het SIS II-besluit luiden als volgt:

„(5)

SIS II moet als compenserende maatregel bijdragen tot de handhaving van een hoog niveau van veiligheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie door de operationele samenwerking tussen politiediensten en justitiële autoriteiten in strafzaken te ondersteunen.

[…]

(8)

Er moet een handboek worden opgesteld met gedetailleerde voorschriften voor de uitwisseling van aanvullende informatie over de in de signalering gevraagde maatregel. De nationale autoriteiten van elke lidstaat moeten zorgen voor de uitwisseling van deze informatie.

[…]

(13)

Signaleringen mogen niet langer in SIS II worden bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel. […] Signaleringen van voorwerpen met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure moeten na tien jaar automatisch uit SIS II worden verwijderd. […]”

5

Artikel 1 van dat besluit, met als opschrift „Instelling en algemene doelstelling van SIS II”, bepaalt in lid 2:

„SIS II heeft tot doel, overeenkomstig het bepaalde in dit besluit, met behulp van de via dit systeem verstrekte informatie, te zorgen voor een hoog niveau van veiligheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten, […].”

6

Artikel 3 van dat besluit, met als opschrift „Definities”, bepaalt in lid 1:

„In dit besluit wordt verstaan onder:

a)

‚signalering’: een in SIS II opgenomen reeks gegevens aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten een persoon of een voorwerp kunnen identificeren met het oog op het nemen van een specifieke maatregel;

b)

‚aanvullende informatie’: niet in SIS II opgeslagen informatie die echter gerelateerd is aan SIS II-signaleringen en die wordt uitgewisseld:

[…]

ii)

na een treffer zodat de passende maatregel kan worden uitgevoerd;

[…]”

7

Artikel 8, leden 1 en 3, van dit besluit luidt:

„1.   Aanvullende informatie wordt uitgewisseld overeenkomstig de bepalingen van het Sirene-handboek en met gebruikmaking van de communicatie-infrastructuur. […]

[…]

3.   Aan door andere lidstaten gedane verzoeken om aanvullende informatie wordt zo spoedig mogelijk voldaan.”

8

Artikel 38 van het SIS II-besluit, met als opschrift „Doelstellingen en voorwaarden”, bepaalt:

„1.   Gegevens over voorwerpen die met het oog op inbeslagneming of als bewijsmiddel in een strafprocedure worden gezocht, worden in SIS II opgenomen.

2.   Onderstaande categorieën van gemakkelijk identificeerbare voorwerpen worden opgenomen:

a)

motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc, vaartuigen en luchtvaartuigen;

[…]”

9

Artikel 39 van dat besluit, „Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel”, luidt:

„1.   Blijkt uit een bevraging dat er met betrekking tot een aangetroffen voorwerp een signalering bestaat, dan neemt de autoriteit die zulks heeft geconstateerd, contact op met de signalerende autoriteit, teneinde de nodige maatregelen overeen te komen. Daartoe mogen overeenkomstig dit besluit persoonsgegevens worden verstrekt.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt via de uitwisseling van aanvullende informatie.

3.   De lidstaat die het voorwerp aantreft, neemt overeenkomstig het nationale recht de nodige maatregelen.”

10

Artikel 45 van dat besluit, met als opschrift „Termijn van bewaring van signaleringen van voorwerpen”, bepaalt:

„1.   De in SIS II overeenkomstig dit besluit opgenomen signaleringen van voorwerpen worden niet langer bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel.

[…]

3.   Signaleringen van voorwerpen die zijn opgenomen overeenkomstig artikel 38, worden niet langer dan tien jaar bewaard.

4.   De in [lid] 3 bedoelde termijnen van bewaring kunnen worden verlengd indien dit voor het met de signalering nagestreefde doel vereist is. In dat geval [is lid] 3 dienovereenkomstig van toepassing.”

11

Artikel 49, leden 1 en 2, van dit besluit luidt:

„1.   De signalerende lidstaat is verantwoordelijk voor de […] actualiteit van de […] opneming van de gegevens in SIS II.

2.   Alleen de signalerende lidstaat is bevoegd de door hem ingevoerde gegevens te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren, bij te werken of te verwijderen.”

Sirene-handboek

12

De bijlage bij uitvoeringsbesluit 2013/115/EU van de Commissie van 26 februari 2013 tot vaststelling van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB 2013, L 71, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1528 van de Commissie van 31 augustus 2017 (PB 2017, L 231, blz. 6) (hierna: „Sirene-handboek”), bepaalt in punt 2.1 ervan:

„Definities

‚Signalerende lidstaat’: lidstaat die een signalering in SIS [II] heeft opgenomen.

‚Uitvoerende lidstaat’: lidstaat die de nodige maatregelen uitvoert naar aanleiding van een treffer.

– […]”

13

Punt 2.10 van het Sirene-handboek, met als opschrift „Verwijdering van een signalering wanneer de voorwaarden voor handhaving ervan niet meer bestaan”, bepaalt:

„Signaleringen mogen niet langer in SIS II worden bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij zijn opgenomen.

Zodra niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het handhaven van de signalering, verwijdert de signalerende lidstaat de signalering onmiddellijk. […]

[…]”

Litouws recht

14

Uit punt 25 van de Litouwse nationale SIS-II-bepalingen, die zijn goedgekeurd bij Lietuvos Respublikos vidaus reikalų ministro įsakymas Nr. 1V-324 „Dėl Lietuvos nacionalinės antrosios kartos Šengeno informacijos sistemos nuostatų patvirtinimo” (besluit nr. 1V‑324 van de Litouwse minister van Binnenlandse Zaken betreffende de goedkeuring van de bepalingen betreffende het Litouwse nationale Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie) van 17 september 2007 (Žin., 2007, nr. 100‑4084), blijkt dat het departement inzake informatica en communicatie van het Litouwse ministerie van Binnenlandse Zaken het overheidsbedrijf Regitra de toegang garandeert tot de lijst van de gegevens N. SIS II in de punten 1 en 3.1 tot en met 3.3 (gegevens inzake gezochte motorvoertuigen en hun aanhangwagens, nationaal kentekenregister van voertuigen, kentekenbewijzen van gezochte motorvoertuigen).

15

Artikel 27, lid 1, van de Lietuvos Respublikos saugaus eismo autombilių keliais įstatymas (wet van de Republiek Litouwen betreffende de veiligheid van het wegverkeer van motorvoertuigen) van 12 oktober 2000 (Žin., 2000, nr. 92‑2883), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie, bepaalt dat „[n]aar behoren geregistreerde motorvoertuigen en hun aanhangwagens in Litouwen op de openbare weg mogen rijden”.

16

Punt 13 van de registratieregels voor motorvoertuigen en hun aanhangwagens, goedgekeurd bij Lietuvos Respublikos vidaus reikalų ministro įsakymas Nr. 260 „Dėl kelių transporto priemonių registravimo taisyklių patvirtinimo” (besluit nr. 260 van de Litouwse minister van Binnenlandse Zaken betreffende de regels inzake de afgifte van kentekenbewijzen van wegvoertuigen) van 25 mei 2001 (Žin., 2001, nr.48‑1683), in de versie die van toepassing is op het hoofdgeding, bepaalt:

„13. Het overheidsbedrijf Regitra stelt de politie in kennis wanneer:

13.1 de aanvrager een voertuig wil registreren waarvan:

13.1.1 de motor of de nummerplaat, of het voertuig zelf, in het register van gezochte voertuigen, in het Litouwse Schengeninformatiesysteem of in de databank van het secretariaat-generaal van Interpol is gesignaleerd;

[…]”

17

Punt 14 van deze registratieregels bepaalt:

„Na de politie in kennis te hebben gesteld, zal het overheidsbedrijf Regitra […] de aanvragen voor de registratie van voertuigen pas in behandeling nemen nadat de rechtshandhavingsinstanties hun controles of onderzoeken hebben afgerond […] De in punt 13.1.1 van deze registratieregels […] bedoelde voertuigen kunnen pas worden geregistreerd nadat zij uit het register van gezochte voertuigen, uit het Litouwse Schengeninformatiesysteem of uit de databank van het secretariaat-generaal van Interpol zijn geschrapt.”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

18

Op 13 november 2015 kocht D. R. in Duitsland een motorvoertuig via een overeenkomst met AM Transportas. Dit voertuig was eerder in Bulgarije gestolen.

19

Op 20 november 2015 is dit motorvoertuig uit het Duitse inschrijvingsregister uitgeschreven en vervolgens naar Litouwen vervoerd en doorverkocht aan een andere persoon, wiens identiteit in het verzoek om een prejudiciële beslissing niet wordt vermeld.

20

Op 22 februari 2016 heeft deze andere persoon het motorvoertuig in Litouwen willen registreren bij Regitra, het overheidsbedrijf dat belast is met de registratie van motorvoertuigen in deze lidstaat. Daarop heeft deze andere persoon ontdekt dat op 23 december 2015 hetzelfde motorvoertuig in Bulgarije in SIS II was gesignaleerd. Bijgevolg heeft deze persoon de koopovereenkomst die hij voor dit voertuig had gesloten, ontbonden.

21

Bij besluit van het Litouwse openbaar ministerie van 21 september 2016 is het in Litouwen ingestelde strafrechtelijk onderzoek betreffende het betrokken motorvoertuig afgesloten, op grond dat niet kon worden vastgesteld dat in die lidstaat een strafbaar feit was gepleegd. Zoals blijkt uit het verzoek om een prejudiciële beslissing, is dit motorvoertuig bij dat besluit dus teruggegeven aan D. R., de koper ervan.

22

Hoewel degene die op het moment van de vermeende diefstal eigenaar van het betrokken voertuig was – de Bulgaarse dochteronderneming van Nabko Holding Company, LLC – daarvan op de hoogte was gebracht door toezending van een kopie van dat besluit en de verstrekking van de identiteit van D. R., en dus zijn rechten had kunnen doen gelden, heeft deze eigenaar in dit verband geen stappen ondernomen. Bovendien heeft de signalerende lidstaat, ondanks de toezending van de nodige informatie, meer dan drie jaar na deze mededeling nog steeds geen maatregelen genomen om de signalering voor dat motorvoertuig uit SIS II te verwijderen.

23

Bij besluit van 20 februari 2019 heeft het plaatselijke kantoor van Regitra de door D. R. in Litouwen ingediende aanvraag voor de registratie van het betrokken voertuig afgewezen op grond van een bepaling van de Litouwse regeling volgens welke voertuigen die in SIS II zijn gesignaleerd, in deze lidstaat pas kunnen worden geregistreerd nadat deze signalering uit dat systeem is verwijderd.

24

AM Transportas heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij Regitra, dat het besluit van het plaatselijk kantoor tot afwijzing van de aanvraag voor de registratie van het betrokken voertuig in Litouwen bij besluit van 28 maart 2019 heeft gehandhaafd.

25

AM Transportas heeft tegen de besluiten van dat overheidsbedrijf beroep ingesteld bij de Regionų apygardos administracinio teismo Kauno rūmai (bestuursrechter in eerste aanleg, Kaunas, Litouwen).

26

Deze rechter heeft bij de verwijzende rechter een verzoek ingediend om de rechtmatigheid van deze nationale regeling te toetsen.

27

De verwijzende rechter vraagt zich af of een nationale regeling die de registratie van motorvoertuigen in het nationale register van wegvoertuigen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat het betrokken voertuig niet in SIS II is gesignaleerd, in overeenstemming is met het SIS II-besluit, met name wanneer deze signalering door de signalerende lidstaat niet uit SIS II is verwijderd, hoewel de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat de nodige informatie over het aangetroffen voorwerp hebben verstrekt aan zowel de autoriteiten van de signalerende staat als de oorspronkelijke eigenaar van dit voorwerp.

28

Daarop heeft de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Moet artikel 39 van [het SIS II-besluit], en meer bepaald artikel 39, lid 3, aldus worden uitgelegd dat het een verplichting inhoudt de registratie te verbieden van in [SIS II] gesignaleerde voorwerpen, ondanks het feit dat die signalering niet langer actueel is (het voertuig is teruggevonden, de strafrechtelijke procedure in de lidstaat waar het voertuig is aangetroffen is stopgezet omdat in die lidstaat geen strafbaar feit is gepleegd, en de signalerende lidstaat is in kennis gesteld, maar heeft geen maatregelen genomen om de signalering uit het systeem te verwijderen)?

2)

Moet artikel 39 van [het SIS II-besluit], en meer bepaald lid 3 ervan, aldus worden uitgelegd dat het de lidstaat waar een voorwerp is aangetroffen dat op grond van artikel 38, lid 1, van dat besluit stond gesignaleerd, verplicht nationale voorschriften vast te stellen die maatregelen betreffende het aangetroffen voorwerp, die niet dienen ter verwezenlijking van een doelstelling van artikel 38 (inbeslagneming of gebruik als bewijsmiddel in een strafprocedure), verbieden?

3)

Moet artikel 39 van [het SIS II-besluit], en meer bepaald artikel 39, lid 3, aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten toestaat wettelijke voorschriften vast te stellen die voorzien in uitzonderingen op het verbod van registratie van voertuigen die overeenkomstig artikel 38 van dat besluit in [SIS II] zijn gesignaleerd, nadat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat maatregelen hebben genomen om de signalerende staat in kennis te stellen van het feit dat het voorwerp is teruggevonden?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

29

Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, vraagt de verwijzende rechter in essentie of artikel 39 van het SIS II-besluit, gelezen in samenhang met artikel 38, lid 1, daarvan, aldus moet worden uitgelegd dat het, ten eerste, een algemene verplichting inhoudt om de registratie te verbieden van een motorvoertuig dat in SIS II is gesignaleerd, ten tweede, de lidstaten verplicht om te voorzien in algemene regels die handelingen betreffende het aangetroffen voorwerp, die niet dienen ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 38, lid 1, verbieden, en ten derde, het voor de lidstaten mogelijk maakt te voorzien in uitzonderingen op een eventueel algemeen verbod op de registratie van een dergelijk voertuig.

30

Vooraf blijkt uit het verzoek om een prejudiciële beslissing dat de betrokken signalering betrekking heeft op een motorvoertuig met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc.

31

Dienaangaande bepaalt artikel 38, lid 1, en lid 2, onder a), van het SIS II-besluit dat de gegevens betreffende een voertuig als dat in het hoofdgeding, wanneer het wordt gezocht met het oog op inbeslagneming of als bewijsmateriaal in een strafprocedure, worden opgenomen in SIS II.

32

Wat de gestelde vragen betreft, zij er om te beginnen aan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof bij de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling niet alleen rekening dient te worden gehouden met haar bewoordingen, maar ook met haar context en met de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan zij deel uitmaakt [arrest van 28 oktober 2022, Generalstaatsanwaltschaft München (Uitlevering en ne bis in idem), C‑435/22 PPU, EU:C:2022:852, punt 67].

33

Artikel 39 van het SIS II-besluit regelt de wijze van tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel betreffende voorwerpen met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure.

34

Wat in de eerste plaats de bewoordingen van artikel 39, lid 1, van dat besluit betreft, moet worden opgemerkt dat hieruit volgt dat wanneer er uit een bevraging blijkt dat met betrekking tot een aangetroffen voorwerp een signalering bestaat, de autoriteit die zulks heeft geconstateerd, contact opneemt met de signalerende autoriteit teneinde de nodige maatregelen overeen te komen.

35

De in artikel 39, lid 1, van het SIS II-besluit bedoelde informatie wordt, zoals in artikel 39, lid 2, nader wordt bepaald, via de uitwisseling van aanvullende informatie verstrekt.

36

Artikel 39, lid 3, van dit besluit bepaalt dat de lidstaat die het voorwerp aantreft, de nodige maatregelen neemt „overeenkomstig het nationale recht”.

37

Hieruit volgt dat artikel 39 van het SIS II-besluit slechts in algemene bewoordingen beschrijft hoe de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende lidstaat gevolg moeten geven aan een treffer met betrekking tot een signalering in SIS II op basis van artikel 38 van dat besluit.

38

Bijgevolg heeft de Uniewetgever, zoals de advocaat-generaal in punt 49 van zijn conclusie heeft opgemerkt, de lidstaten dienaangaande een ruime beoordelingsmarge willen laten door ervoor te kiezen om in artikel 39 van het SIS II-besluit niet nader aan te geven welke maatregelen de lidstaten krachtens artikel 38 van het SIS II-besluit precies moeten nemen wanneer zij uitvoering geven aan een signalering in SIS II.

39

Wat in de tweede plaats de context van artikel 39 van het SIS II-besluit betreft, moet worden opgemerkt dat de operationele samenwerking in strafzaken tussen de politiediensten en de justitiële autoriteiten op grond van het SIS II-besluit weliswaar veronderstelt dat de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat de nodige conservatoire maatregelen nemen (zie in die zin arrest van 16 juni 2022, Nachalnik na Rayonno upravlenie Silistra,C‑520/20, EU:C:2022:466, punt 40), maar dat geen enkele bepaling van dat besluit concreet verduidelijkt welk soort maatregelen de lidstaat die het gesignaleerde voorwerp heeft aangetroffen, overeenkomstig zijn nationale recht moet nemen.

40

Voorts moet worden opgemerkt dat artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1986/2006 weliswaar bepaalt dat de instantie die in een lidstaat belast is met de afgifte van kentekenbewijzen van motorvoertuigen, toegang heeft tot SIS II om na te gaan of voertuigen die ter inschrijving bij hen worden aangemeld, niet gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn, of worden gezocht als bewijsmateriaal in een strafprocedure, maar dat deze bepaling geen enkele verplichting bevat om de registratie te verbieden van voertuigen die in SIS II gesignaleerd staan.

41

In de derde plaats blijkt uit artikel 1, lid 2, van het SIS II-besluit, gelezen in samenhang met overweging 5 ervan, dat dit besluit met name tot doel heeft de operationele samenwerking tussen de politie en de rechterlijke instanties in strafzaken te ondersteunen en aldus bij te dragen tot een hoog niveau van veiligheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de Unie, met behulp van de via SIS II verstrekte informatie.

42

De uitlegging van artikel 39 van dat besluit – volgens welke dit artikel de lidstaten niet verplicht vooraf bepaalde maatregelen te nemen, maar hun een ruime beoordelingsmarge laat om vast te stellen welke maatregelen moeten worden genomen – is niet in strijd met dat doel en waarborgt de bijdrage tot de versterking van het niveau van veiligheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de Unie die gepaard gaat met de verstrekking van informatie over voorwerpen met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure en het uitwisselen van informatie tussen de betrokken lidstaten met het oog op de vaststelling van de nodige maatregelen.

43

In die omstandigheden dient te worden geoordeeld dat uit artikel 39 van het SIS II-besluit geen algemene verplichting voortvloeit om bijvoorbeeld een verbod in te voeren op de registratie van motorvoertuigen die in SIS II zijn gesignaleerd, of op andere handelingen betreffende dat voertuig dan die welke verband houden met artikel 38, lid 1, van dat besluit.

44

Hieruit volgt dat wanneer een lidstaat besluit gebruik te maken van de ruime beoordelingsmarge waarover hij krachtens artikel 39, lid 3, van dat besluit beschikt met betrekking tot de maatregelen die overeenkomstig zijn nationale recht kunnen worden genomen, en aldus voorziet in een algemeen verbod op de registratie van motorvoertuigen die in SIS II zijn gesignaleerd, dit besluit niet in de weg staat aan de uitzondering op dat verbod die die lidstaat invoert.

45

Gelet op de twijfels die de verwijzende rechter heeft geuit met betrekking tot het feit dat de bevoegde autoriteiten van de signalerende lidstaat in verband met de signalering niet tot handelen zijn overgegaan, dient bovendien het volgende in herinnering te worden gebracht.

46

Ten eerste volgt uit artikel 8, lid 3, van het SIS II-besluit dat aan door andere lidstaten gedane verzoeken om aanvullende informatie zo spoedig mogelijk wordt voldaan. Bovendien bepaalt artikel 45, lid 1, van dit besluit, gelezen in samenhang met overweging 13 ervan, dat de signaleringen van voorwerpen die in het kader van de toepassing van het SIS II-besluit in SIS II zijn opgenomen, niet langer worden bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel.

47

Ten tweede bepaalt artikel 49, leden 1 en 2, van dat besluit inderdaad dat alleen de signalerende lidstaat die verantwoordelijk is voor met name de actualisering van de in SIS II opgenomen gegevens, deze gegevens mag verwijderen. Artikel 8, lid 1, van het SIS II-besluit, gelezen in samenhang met overweging 8 ervan, verwijst echter naar het Sirene-handboek, dat meer gedetailleerde voorschriften bevat en in punt 2.10, tweede alinea, bepaalt dat zodra niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het handhaven van de betrokken signalering, de signalerende lidstaat die signalering onmiddellijk verwijdert. Deze bepaling van het Sirene-handboek legt de lidstaat dus een verplichting op om die signalering te verwijderen zodra het doel waarvoor zij is opgenomen, is verwezenlijkt.

48

Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 39 van het SIS II-besluit, gelezen in samenhang met artikel 38, lid 1, ervan, aldus moet worden uitgelegd dat:

het niet voorziet in een algemene verplichting om de registratie te verbieden van een motorvoertuig dat in SIS II is gesignaleerd;

het de uitvoerende lidstaat niet verplicht algemene regels vast te stellen die handelingen betreffende het aangetroffen voorwerp, die niet dienen ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 38, lid 1, verbieden;

het niet eraan in de weg staat dat deze lidstaat voorziet in uitzonderingen op een algemeen verbod om een dergelijk voertuig te registreren.

Kosten

49

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 39 van besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), gelezen in samenhang met artikel 38, lid 1, ervan,

 

moet aldus worden uitgelegd dat:

 

het niet voorziet in een algemene verplichting om de registratie te verbieden van een motorvoertuig dat in het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) is gesignaleerd;

 

het de uitvoerende lidstaat niet verplicht algemene regels vast te stellen die handelingen betreffende het aangetroffen voorwerp, die niet dienen ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 38, lid 1, verbieden;

 

het niet eraan in de weg staat dat deze lidstaat voorziet in uitzonderingen op een algemeen verbod om een dergelijk voertuig te registreren.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Litouws.

Top