EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0616

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 24 januari 2018.
Presidenza del Consiglio dei Ministri e.a. tegen Gianni Pantuso e.a.
Verzoeken van de Corte suprema di cassazione om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de arts – Richtlijnen 75/363/EEG en 82/76/EEG – Opleiding tot medisch specialist – Passende bezoldiging – Toepassing van richtlijn 82/76/EEG op opleidingen begonnen vóór de termijn voor omzetting ervan door de lidstaten en afgerond na deze datum.
Gevoegde zaken C-616/16 en C-617/16.

Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2018:32

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

24 januari 2018 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de arts – Richtlijnen 75/363/EEG en 82/76/EEG – Opleiding tot medisch specialist – Passende bezoldiging – Toepassing van richtlijn 82/76/EEG op opleidingen begonnen vóór de termijn voor omzetting ervan door de lidstaten en afgerond na deze datum”

In de gevoegde zaken C‑616/16 en C‑617/16,

betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Corte suprema di cassazione (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Italië) bij beslissingen van 5 juli 2016, ingekomen bij het Hof op 28 november 2016, in de procedures

Presidenza del Consiglio dei Ministri,

Università degli Studi di Palermo,

Ministero della Salute,

Ministero dell’Istruzione, dell’Università e della Ricerca,

Ministero del Tesoro

tegen

Gianni Pantuso,

Angelo Tralongo,

Maria Michela D’Alessandro,

Nello Grassi,

Carmela Amato (C‑616/16),

Giovanna Castellano,

Maria Concetta Pandolfo,

Antonio Marletta,

Vito Mannino,

Olga Gagliardo,

Emilio Nardi,

Maria Catania,

Massimo Gallucci,

Giovanna Pischedda,

Giambattista Gagliardo (C‑617/16),

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: J. Malenovský, kamerpresident, M. Safjan (rapporteur) en M. Vilaras, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Giovanna Castellano e.a., vertegenwoordigd door F. Mazzarella en G. Mazzarella, avvocati,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door G. Pignatone en B. Tidore, avvocati dello Stato,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door H. Støvlbæk en L. Malferrari als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van richtlijn 75/363/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de arts (PB 1975, L 167, blz. 14), zoals gewijzigd bij richtlijn 82/76/EEG van de Raad van 26 januari 1982 (PB 1982, L 43, blz. 21) (hierna: „richtlijn 75/363, zoals gewijzigd”).

2

Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van gedingen tussen de Presidenza del Consiglio dei Ministri (voorzitterschap van de ministerraad, Italië), de Università degli Studi di Palermo (universiteit van Palermo, Italië), de Ministero della Salute (ministerie van Volksgezondheid, Italië), de Ministero dell’Istruzione, dell’Università e della Ricerca (ministerie van Onderwijs, Universiteiten en Onderzoek, Italië) en de Ministero del Tesoro (ministerie van Overheidsfinanciën, Italië) enerzijds, en medisch specialisten anderzijds, over, primair, betaling aan deze specialisten van een passende bezoldiging in de zin van de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, of, subsidiair, vergoeding van de schade die deze specialisten hebben geleden doordat richtlijn 82/76 niet binnen de gestelde termijn adequaat is omgezet.

Toepasselijke bepalingen

Recht van de Unie

Richtlijn 75/363

3

Artikel 2, lid 1, van richtlijn 75/363 bepaalde:

„De lidstaten dragen er zorg voor dat de opleiding voor het behalen van een diploma, certificaat of andere titel van specialist ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

in het kader van de in artikel 1 bedoelde opleidingscyclus zijn met goed gevolg zes studiejaren volbracht;

b)

zij omvat theoretisch en praktisch onderwijs;

c)

zij is fulltime en staat onder controle van de bevoegde autoriteiten of instanties;

d)

zij heeft plaats in een universitair centrum, in een universitair centrum voor ziekenverpleging of eventueel in een daartoe door de bevoegde autoriteiten of instanties erkende inrichtingen voor gezondheidszorg;

e)

zij houdt in dat de aankomend specialist persoonlijk deelneemt aan de werkzaamheden van de betrokken diensten en daarvoor verantwoordelijkheid draagt.”

4

Artikel 3 van deze richtlijn bepaalde het volgende:

„1.   Onverlet het beginsel van de fulltimeopleiding, vervat in artikel 2, lid 1, onder c), en in afwachting van de besluiten die de Raad zal nemen overeenkomstig lid 3, kunnen de lidstaten, indien een fulltimeopleiding wegens bewezen omstandigheden niet kan worden verwezenlijkt, een parttimespecialistenopleiding toestaan op voorwaarden waarmee de bevoegde nationale autoriteiten instemmen.

2.   De totale duur van de specialistenopleiding kan niet worden verkort uit hoofde van lid 1. Het niveau van de opleiding mag noch door het parttimekarakter van de opleiding noch door de uitoefening van betaalde privéberoepswerkzaamheden in gevaar worden gebracht.

3.   Uiterlijk vier jaar na kennisgeving van deze richtlijn, zal de Raad in het licht van een nieuwe bestudering van de situatie en op voorstel van de Commissie, met inachtneming van de mogelijkheid dat een parttimeopleiding moet blijven bestaan in bepaalde omstandigheden die naargelang van het specialisme moeten worden onderzocht, besluiten of het in de leden 1 en 2 bepaalde moet worden gehandhaafd of gewijzigd.”

5

Artikel 7 van genoemde richtlijn was als volgt verwoord:

„Als overgangsmaatregel en in afwijking van artikel 2, lid 1, onder c), en van artikel 3, kunnen de lidstaten die op het tijdstip van kennisgeving van de richtlijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen hebben waarbij een vorm van parttimeopleiding tot specialist wordt ingesteld, deze bepalingen blijven toepassen voor kandidaten die hun parttimeopleiding tot specialist uiterlijk vier jaar na deze kennisgeving zijn begonnen. Deze periode kan worden verlengd indien de Raad geen besluit heeft genomen in de zin van artikel 3, lid 3.”

6

Van richtlijn 75/363 is op 20 juni 1976 aan de lidstaten kennis gegeven.

Richtlijn 82/76

7

Volgens artikel 9, lid 1, van richtlijn 82/76 wordt het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 75/363 als volgt gelezen:

„c)

zij is fulltime en staat onder controle van de bevoegde autoriteiten of instanties overeenkomstig het bepaalde in punt 1 van de bijlage”.

8

Volgens artikel 10 van richtlijn 82/76 wordt artikel 3 van richtlijn 75/363 als volgt gelezen:

„1.   Onverlet het beginsel van de fulltimeopleiding, vervat in artikel 2, lid 1, onder c), en in afwachting van de besluiten die de Raad zal nemen overeenkomstig lid 3, kunnen de lidstaten, indien een fulltimeopleiding, wegens bewezen persoonlijke omstandigheden niet kan worden verwezenlijkt, een parttimespecialistenopleiding toestaan op voorwaarden waarmee de bevoegde nationale autoriteiten instemmen.

2.   De parttimeopleiding moet worden gegeven overeenkomstig het bepaalde in punt 2 van de bijlage en dient kwalitatief van gelijk niveau te zijn als de fulltimeopleiding. Dit niveau mag noch door het parttimekarakter van de opleiding noch door de uitoefening van betaalde privéberoepswerkzaamheden in gevaar worden gebracht.

De totale duur van de specialistenopleiding kan niet worden verkort wegens het feit dat zij parttime geschiedt.

3.   Uiterlijk op 25 januari 1989 besluit de Raad, in het licht van een nieuwe bestudering van de situatie en op voorstel van de Commissie, met inachtneming van de mogelijkheid dat een parttimeopleiding moet blijven bestaan in bepaalde omstandigheden die naargelang van het specialisme moeten worden onderzocht, of het bepaalde in de leden 1 en 2 moet worden gehandhaafd of gewijzigd.”

9

Volgens artikel 12 van richtlijn 82/76 wordt artikel 7 van richtlijn 75/363 als volgt gelezen:

„Als overgangsmaatregel en in afwijking van artikel 2, lid 1, onder c), en van artikel 3, kunnen de lidstaten die op het tijdstip van kennisgeving van [richtlijn 75/363] wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen hadden waarbij een vorm van parttimespecialistenopleiding werd ingesteld, deze bepalingen blijven toepassen voor kandidaten die hun opleiding tot specialist uiterlijk op 31 december 1983 zullen zijn begonnen.

Elke ontvangende lidstaat kan van degenen die gebruikmaken van het bepaalde in de vorige alinea, verlangen dat hun diploma’s, certificaten en andere titels vergezeld gaan van een bewijsstuk waaruit blijkt dat zij de betrokken werkzaamheden daadwerkelijk en op wettige wijze als specialist hebben uitgeoefend gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van het bewijsstuk voorafgaan.”

10

Bij artikel 13 van richtlijn 82/76 is aan richtlijn 75/363 een bijlage met het opschrift „Kenmerken van de fulltime- en van de parttimespecialistenopleiding” toegevoegd. Deze bijlage bepaalde:

„1.

Fulltimespecialistenopleiding

Deze opleiding vindt plaats in het kader van door de bevoegde autoriteiten erkende specifieke opleidingsplaatsen.

Zij houdt deelneming in aan alle medische activiteiten van de afdeling waar de opleiding wordt genoten, inclusief de wachtdiensten, zodat de specialist in opleiding aan deze praktische en theoretische opleiding al zijn beroepsactiviteit wijdt gedurende de gehele werkweek en gedurende het gehele jaar op de wijze vastgesteld door de bevoegde autoriteiten. Bijgevolg wordt deze opleiding op passende wijze bezoldigd.

De opleiding kan worden onderbroken om redenen zoals militaire dienst, wetenschappelijke opdrachten, zwangerschap en ziekte. Deze onderbrekingen mogen de totale duur van de opleiding niet verkorten.

2.

Parttimespecialistenopleiding

Deze opleiding beantwoordt aan dezelfde eisen als de fulltimeopleiding, waarvan zij zich slechts onderscheidt door de mogelijkheid de deelneming aan de medische activiteiten te beperken tot een tijdsduur die ten minste gelijk is aan de helft van die welke in punt 1, tweede alinea, is voorgeschreven.

De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de totale duur en de kwaliteit van de parttimespecialistenopleiding niet minder zijn dan die van de fulltimespecialistenopleiding.

Deze parttimeopleiding wordt derhalve op passende wijze bezoldigd.”

11

Artikel 14 van richtlijn 82/76 bepaalde:

„De parttimespecialistenopleidingen die voor 1 januari 1983 krachtens artikel 3 van richtlijn 75/363/EEG zijn begonnen, kunnen overeenkomstig die richtlijn worden voltooid.”

12

Artikel 16 van richtlijn 82/76 luidde als volgt:

„De lidstaten treffen uiterlijk op 31 december 1982 de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.”

13

Van richtlijn 82/76 is op 29 januari 1982 aan de lidstaten kennis gegeven en overeenkomstig artikel 191, tweede alinea, van het EEG-Verdrag is zij op dezelfde dag in werking getreden.

14

Richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, is op 15 april 1993 ingetrokken bij richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma’s, certificaten en andere titels (PB 1993, L 165, blz. 1), die op haar beurt is ingetrokken bij richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB 2005, L 255, blz. 22).

Italiaans recht

15

Richtlijn 82/76 is in Italiaans recht omgezet bij decreto legislativo n. 257 – Attuazione della direttiva n. 82/76/CEE del Consiglio del 26 gennaio 1982, recante modifica di precedenti direttive in tema di formazione dei medici specialisti, a norma dell’art. 6 della legge 29 dicembre 1990, n. 428 (wetsdecreet nr. 257 houdende omzetting van richtlijn 82/76/EEG van de Raad van 26 januari 1982 tot wijziging van de voorafgaande richtlijnen betreffende de opleiding van medisch specialisten, krachtens artikel 6 van wet nr. 428 van 29 december 1990) van 8 augustus 1991 (GURI nr. 191 van 16 augustus 1991; hierna: „d.lgs. nr. 257”). Deze regeling is vijftien dagen na de datum van bekendmaking in werking getreden en is vervolgens vervangen door decreto legislativo n. 368 – Attuazione della direttiva 93/16/CEE in materia di libera circolazione dei medici e di reciproco riconoscimento dei loro diplomi, certificati ed altri titoli e delle direttive 97/50/CE, 98/21/CE, 98/63/CE e 99/46/CE che modificano la direttiva 93/16/CEE (wetsdecreet nr. 368 houdende omzetting van richtlijn 93/16/EEG betreffende het vrij verkeer van medici en de wederzijdse erkenning van hun diploma’s, certificaten en andere titels, en van de richtlijnen 97/50/EG, 98/21/EG, 98/63/EG en 99/46/EG tot wijziging van richtlijn 93/16/EEG) van 17 augustus 1999 (gewoon supplement bij GURI nr. 250 van 23 oktober 1999).

16

Artikel 8.2 van d.lgs. nr. 257 bepaalde dat de bepalingen ervan van toepassing zouden zijn met ingang van het academisch jaar 1991/1992.

Hoofdgedingen en prejudiciële vragen

17

De medici die de hoofdgedingen aanhangig hebben gemaakt, hebben in Italië tussen 1982 en 1990 een opleiding tot medisch specialist gevolgd.

18

Op 16 februari 2001 (zaak C‑617/16) en 18 maart 2003 (zaak C‑616/16) hebben zij bij de Tribunale di Palermo (rechter in eerste aanleg Palermo, Italië) beroep ingesteld tegen de Università di Palermo, de Ministero dell’Istruzione, dell’Università e della Ricerca, de Ministero della Salute, de Ministero del Tesoro en de Presidenza del Consiglio dei Ministri.

19

De medici hebben primair gevorderd dat deze universiteit en deze bestuursorganen van de Staat worden veroordeeld tot betaling van een passende bezoldiging in de zin van de bijlage bij richtlijn 76/363, zoals gewijzigd, voor de opleiding tot medisch specialist die zij hadden gevolgd. Subsidiair hebben zij vergoeding gevorderd van de schade die zij hebben geleden doordat richtlijn 82/76 niet adequaat en binnen de termijnen in nationaal recht is omgezet.

20

Bij vonnissen van 27 april en 17 juni 2006 (zaak C‑616/16) en van 30 april en 28 mei 2007 (zaak C‑617/16) heeft de Tribunale di Palermo deze vorderingen afgewezen.

21

De Corte d’appello di Palermo (rechter in tweede aanleg Palermo, Italië), waarbij hoger beroep tegen deze vonnissen was ingesteld, heeft bij vonnissen van 18 juli en 27 september 2012 (zaak C‑616/16) en van 10 oktober 2012 (zaak C‑617/16) de Presidenza del Consiglio dei Ministri veroordeeld om aan elk van de betrokken medici een bedrag van 11103,82 EUR (zaak C‑616/16) dan wel 6713,93 EUR (zaak C‑617/16), vermeerderd met de wettelijke rente, te betalen.

22

Zowel de Presidenza del Consiglio dei Ministri als bepaalde andere partijen in de hoofdgedingen zijn in cassatie gegaan tegen deze vonnissen.

23

De verwijzende rechter stelt vast dat de hoofdgedingen zien op de beoordeling van een juridische regeling die van toepassing is op opleidingen tot medisch specialist die zijn begonnen vóór 31 december 1982 en na deze datum zijn afgerond.

24

De Corte suprema di cassazione (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Italië) was van mening dat de beslechting van de hoofdgedingen afhankelijk was van de uitlegging van richtlijn 75/363, zoals gewijzigd. Daarom heeft deze rechter de behandeling van de zaken geschorst en het Hof de volgende, in de zaken C‑616/16 en C‑617/16 gelijkluidende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Moet [richtlijn 75/363, zoals gewijzigd,] aldus worden uitgelegd dat ook die opleidingen tot medisch specialist, zowel fulltime als parttime, binnen de werkingssfeer ervan vallen die al waren begonnen op en zijn voortgezet na 31 december 1982, de termijn die de lidstaten in artikel 16 van richtlijn [82/76] was gesteld om de maatregelen te treffen die nodig waren om aan die richtlijn te voldoen?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

2)

Moet de bijlage die bij artikel 13 van richtlijn [82/76] aan [richtlijn 75/363] is gehecht, aldus worden uitgelegd dat het ontstaan van een verplichting van passende bezoldiging voor medisch specialisten in opleiding die hun opleiding al vóór 31 december 1982 waren begonnen, ervan afhangt of is voldaan aan de verplichting van reorganisatie, althans toetsing van de verenigbaarheid ervan met de bepalingen van deze richtlijnen?

3)

Is er een verplichting ontstaan om medici die een opleiding tot specialist hebben gevolgd die op 1 januari 1983 al was begonnen maar op die datum nog niet was afgerond, een passende bezoldiging te betalen voor de gehele duur van de opleiding of enkel voor het tijdvak na 31 december 1982, en eventueel onder welke voorwaarden?”

25

Bij beslissing van de president van het Hof van 16 december 2016 zijn de zaken C‑616/16 en C‑617/16 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

26

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, aldus moeten worden uitgelegd dat voor elk tijdvak van fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist dat is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990 een passende bezoldiging in de zin van deze bijlage moet worden betaald.

27

Om te beginnen moet eraan worden herinnerd dat fulltime- of parttimeopleidingen die leiden tot een diploma, certificaat of andere titel van medisch specialist krachtens de in het vorige punt bedoelde bepalingen, die op 15 april 1993 bij richtlijn 93/16 zijn ingetrokken, normaliter passend bezoldigd moeten worden.

28

Voorts geldt de verplichting voor de lidstaten om een passende bezoldiging te betalen enkel voor medische specialismen die in alle lidstaten of in twee of meer lidstaten bestaan en zijn genoemd in artikel 5 of artikel 7 van richtlijn 75/362/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels van de arts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (PB 1975, L 167, blz. 1) (zie in die zin arrest van 3 oktober 2000, Gozza e.a., C‑371/97, EU:C:2000:526, punt 35en aldaar aangehaalde rechtspraak).

29

Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt dat deze verplichting om tijdvakken van een opleiding tot medisch specialist te bezoldigen, die is neergelegd in de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, als zodanig onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is (zie in die zin arresten van 25 februari 1999, Carbonari e.a., C‑131/97, EU:C:1999:98, punt 44, en van 3 oktober 2000, Gozza e.a., C‑371/97, EU:C:2000:526, punten 34 en 41).

30

In dat verband moet worden opgemerkt dat deze verplichting, die aanvankelijk niet was opgenomen in richtlijn 75/363, is ingevoerd bij richtlijn 82/76, die in werking is getreden op 29 januari 1982 en waaraan de lidstaten overeenkomstig artikel 16 ervan uiterlijk op 31 december 1982 moesten voldoen.

31

Richtlijn 82/76 is omgezet in Italiaans recht bij d.lgs. nr. 257, die vijftien dagen na de bekendmaking ervan – die plaatsvond op 16 augustus 1991 – in werking is getreden.

32

Het is inderdaad zo dat artikel 14 van richtlijn 82/76 bepaalde dat parttimespecialistenopleidingen die krachtens artikel 3 van richtlijn 75/363 vóór 1 januari 1983 waren begonnen, overeenkomstig dat artikel 3 konden worden voltooid.

33

Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft opgemerkt, had de overgangsregel in artikel 14 van richtlijn 82/76 echter betrekking op de rechtmatigheid van deze parttimeopleidingen tot medisch specialist en niet op de verplichting daarvoor een bezoldiging te betalen.

34

Artikel 3 van richtlijn 75/363 bevatte immers al de mogelijkheid voor de lidstaten om een parttimeopleiding voor medisch specialisten in te stellen, als uitzondering op de verplichting een dergelijke opleiding fulltime te volgen. De noodzaak om een dergelijke uitzondering te handhaven zou periodiek worden herzien door de wetgever van de Unie.

35

De overgangsregel voor parttimeopleidingen voor medisch specialisten die was neergelegd in artikel 12 van richtlijn 82/76, waarbij artikel 7 van richtlijn 75/363 was gewijzigd, kan evenmin worden beschouwd als een beperking in de tijd van de verplichting om een passende bezoldiging te betalen voor opleidingen.

36

Deze uitlegging vindt steun in de ontstaansgeschiedenis van richtlijn 82/76. Uit de punten 4 en 8 van titel II van de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 75/362 en richtlijn 75/363 [COM(80) 914 def.], dat uiteindelijk richtlijn 82/76 is geworden, blijkt dat de twee in de punten 33 en 35 van het onderhavige arrest genoemde overgangsbepalingen zijn bedoeld om medici die vóór het verstrijken van de omzettingstermijn van deze richtlijn met hun opleiding zijn begonnen, te garanderen dat zij deze opleiding kunnen voortzetten.

37

Gelet op de voorgaande overwegingen blijkt uit richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, niet dat de verplichting voor de lidstaten om voor tijdvakken van fulltime- en parttimeopleidingen tot medisch specialist een passende bezoldiging te betalen niet van toepassing is op de opleidingen die van start zijn gegaan vóór het verstrijken van de omzettingstermijn van richtlijn 82/76 op 1 januari 1983 en na deze datum zijn voortgezet.

38

Derhalve moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, aldus moeten worden uitgelegd dat voor elke fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990 een passende bezoldiging moet worden betaald in de zin van deze bijlage, mits deze opleiding betrekking heeft op een medisch specialisme dat in alle of in twee of meer lidstaten bestaat en is genoemd in artikel 5 of 7 van richtlijn 75/362.

Tweede vraag

39

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, aldus moeten worden uitgelegd dat het van de vaststelling door een lidstaat van omzettingsmaatregelen van richtlijn 82/76 en van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze maatregelen afhangt of die lidstaat verplicht is een passende bezoldiging in de zin van deze bijlage te betalen voor elke fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990.

40

In dat verband is de verplichting van een passende bezoldiging, die is neergelegd in richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, als zodanig overeenkomstig de in punt 29 van dit arrest genoemde rechtspraak van het Hof onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig.

41

Uit deze rechtspraak volgt stellig dat richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, geen definitie bevat van de vergoeding die als een passende bezoldiging moet worden beschouwd, noch van de methoden tot vaststelling van deze bezoldiging. Ten aanzien van die definities zijn in beginsel de lidstaten bevoegd, die op dit gebied bijzondere uitvoeringsmaatregelen moeten vaststellen (zie in die zin arresten van 25 februari 1999, Carbonari e.a., C‑131/97, EU:C:1999:98, punt 45, en 3 oktober 2000, Gozza e.a., C‑371/97, EU:C:2000:526, punt 36).

42

Het Hof heeft evenwel reeds geoordeeld dat de uit een richtlijn voortvloeiende verplichting van de lidstaten om het daarin gestelde doel te verwezenlijken, alsook hun verplichting om alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen die geschikt zijn om de nakoming van die verplichting te verzekeren, geldt voor alle met overheidsgezag beklede instanties in de lidstaten, en dus, binnen het kader van hun bevoegdheden, ook voor de rechterlijke instanties. De nationale rechter moet aldus het nationale recht bij de toepassing ervan, in het bijzonder van de bepalingen van een wet die specifiek is ingevoerd ter omzetting van een richtlijn, zo veel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn teneinde het hiermee beoogde resultaat te bereiken (zie in die zin arrest van 25 februari 1999, Carbonari e.a., C‑131/97, EU:C:1999:98, punt 48en aldaar aangehaalde rechtspraak).

43

In casu is richtlijn 82/76 omgezet in Italiaans recht bij d.lgs. nr. 257, die vijftien dagen na de bekendmaking ervan – die plaatsvond op 16 augustus 1991 – in werking is getreden, zoals in punt 31 van dit arrest is vermeld.

44

Naar aanleiding van met name prejudiciële verwijzingen over de uitlegging van richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, heeft het Hof geoordeeld dat een nationale rechter, wanneer hij nationale bepalingen zowel van eerdere als van latere datum dan een richtlijn toepast, deze zo veel mogelijk moet uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van die richtlijn (arresten van 25 februari 1999, Carbonari e.a., C‑131/97, EU:C:1999:98, punt 54, en 3 oktober 2000, Gozza e.a., C‑371/97, EU:C:2000:526, punt 45).

45

Uit dien hoofde staat het aan de nationale rechter het nationale recht zo veel mogelijk in het licht van de bewoordingen en de doelstelling van een richtlijn uit te leggen, zelfs als specifieke nationale omzettingsmaatregelen van die richtlijn ontbreken, teneinde het daarmee beoogde resultaat te bereiken, hetgeen vergt dat hij, het gehele interne recht in beschouwing nemend en onder toepassing van de daarin erkende uitleggingsmethoden, al het mogelijke doet wat binnen zijn bevoegdheden ligt (zie in die zin arrest van 18 december 2014, Schoenimport Italmoda Mariano Previti e.a., C‑131/13, C‑163/13 en C‑164/13, EU:C:2014:2455, punt 52en aldaar aangehaalde rechtspraak).

46

Met betrekking tot het doel van de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, heeft het Hof al geoordeeld dat deze ertoe strekt te waarborgen dat de betrokken medici aan deze praktische en theoretische opleiding al hun beroepsactiviteit wijden gedurende de gehele werkweek of, in het geval van een arts die een parttimespecialistenopleiding volgt, een aanzienlijk deel daarvan (zie in die zin arresten van 25 februari 1999, Carbonari e.a., C‑131/97, EU:C:1999:98, punt 33, en 3 oktober 2000, Gozza e.a., C‑371/97, EU:C:2000:526, punt 43).

47

Derhalve is de nationale rechter bij de uitlegging van het nationale recht conform richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, gehouden rekening te houden met de doelstelling ervan, die in het voorgaande punt is gegeven. Om het niveau en de methoden voor de vaststelling van een passende bezoldiging vast te stellen voor het tijdvak dat voorafgaat aan de omzetting in Italiaans recht van richtlijn 82/76, moeten met name de oplossingen in aanmerking worden genomen die daarvoor zijn gekozen in de nationale wettelijke regeling waarbij deze richtlijn is omgezet.

48

Zoals naar voren komt uit het antwoord op de eerste vraag, strekt de verplichting aan de betrokken medici een passende bezoldiging te betalen zich uit tot elke fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990.

49

Het Hof heeft herhaaldelijk geoordeeld dat de lidstaten, indien het door deze richtlijn voorgeschreven resultaat niet via uitlegging kan worden bereikt, door het gehele interne recht in beschouwing te nemen en onder toepassing van de daarin erkende uitleggingsmethoden, krachtens het Unierecht gehouden zijn tot vergoeding van de schade die aan particulieren is veroorzaakt doordat een richtlijn niet in nationaal recht is omgezet, mits aan drie voorwaarden is voldaan, te weten dat de geschonden rechtsregel ertoe strekt particulieren rechten toe te kennen waarvan de inhoud kan worden vastgesteld, dat sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de schending van de op de staat rustende verplichting en de door de benadeelde personen geleden schade (zie in die zin arrest van 25 februari 1999, Carbonari e.a., C‑131/97, EU:C:1999:98, punt 52).

50

Een retroactieve en volledige toepassing van de maatregelen tot uitvoering van richtlijn 82/76 maakt het in dat verband mogelijk de nadelige gevolgen van de te late omzetting van die richtlijn te verhelpen, mits deze regelmatig is omgezet. De nationale rechter dient evenwel erop toe te zien dat de door de betrokkenen geleden schade adequaat wordt vergoed. Een retroactieve, regelmatige en volledige toepassing van de maatregelen tot uitvoering van richtlijn 82/76 zal daartoe volstaan, tenzij de begunstigden aantonen dat zij ten gevolge van het feit dat zij niet op het beoogde tijdstip de door de richtlijn gewaarborgde financiële voordelen hebben kunnen genieten, nog andere schade hebben geleden, die derhalve eveneens zou moeten worden vergoed (zie in die zin arresten van 25 februari 1999, Carbonari e.a., C‑131/97, EU:C:1999:98, punt 53, en 3 oktober 2000, Gozza e.a., C‑371/97, EU:C:2000:526, punt 39).

51

Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, aldus moeten worden uitgelegd dat het niet afhangt van de vaststelling door een lidstaat van omzettingsmaatregelen van richtlijn 82/76 of die lidstaat verplicht is een passende bezoldiging in de zin van deze bijlage te betalen voor elke fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990. Wanneer de nationale rechter nationale bepalingen toepast, zowel van eerdere als van latere datum dan een richtlijn, moet hij deze bepalingen zo veel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van die richtlijn. Indien het door richtlijn 82/76 voorgeschreven resultaat niet via uitlegging kan worden bereikt, door het gehele interne recht in beschouwing te nemen en onder toepassing van de daarin erkende uitleggingsmethoden, omdat nationale maatregelen ter omzetting van deze richtlijn ontbreken, is de betrokken lidstaat krachtens het Unierecht gehouden tot vergoeding van de schade die aan particulieren is veroorzaakt doordat deze richtlijn niet in nationaal recht is omgezet. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om na te gaan of alle daarvoor in de rechtspraak van het Hof gestelde voorwaarden zijn vervuld om die lidstaat op grond van het Unierecht aansprakelijk te stellen.

Derde vraag

52

Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, aldus moeten worden uitgelegd dat een passende bezoldiging in de zin van deze bijlage moet worden betaald voor het gehele tijdvak van een fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990.

53

In dat verband moet eraan worden herinnerd dat de omzettingstermijn van een richtlijn met name bedoeld is om de lidstaten de nodige tijd te geven voor de vaststelling van de omzettingsmaatregelen, zodat de lidstaten niet het verwijt kan worden gemaakt dat zij die richtlijn niet in nationaal recht hebben omgezet vóór het verstrijken van deze termijn (zie in die zin arrest van 27 oktober 2016, Milev, C‑439/16 PPU, EU:C:2016:818, punt 30en aldaar aangehaalde rechtspraak).

54

In casu blijkt uit de bewoordingen van richtlijn 82/76 dat de lidstaten de nodige maatregelen moesten treffen om uiterlijk op 31 december 1982 aan deze richtlijn te voldoen.

55

Zoals volgt uit de rechtspraak van het Hof moeten de autoriteiten van de lidstaten en de nationale rechterlijke instanties zich vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van een richtlijn zo veel mogelijk onthouden van een uitlegging van het nationale recht die, na het verstrijken van de termijn voor de omzetting van die richtlijn, de verwezenlijking van de met die richtlijn nagestreefde doelstelling ernstig in gevaar zou kunnen brengen (arrest van 27 oktober 2016, Milev, C‑439/16 PPU, EU:C:2016:818, punt 32en aldaar aangehaalde rechtspraak).

56

Niettemin staat geenszins vast dat de doelstelling van richtlijn 82/76 ernstig in gevaar kan worden gebracht doordat in geval van een fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van 1982 en voortgezet tot 1990 enkel in een passende bezoldiging is voorzien voor het tijdvak na het verstrijken van de omzettingstermijn van richtlijn 82/76.

57

Onder deze omstandigheden moet op de derde vraag worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd, aldus moeten worden uitgelegd dat een passende bezoldiging in de zin van deze bijlage, voor een fulltime- en parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990, moet worden betaald voor het tijdvak van die opleiding vanaf 1 januari 1983 tot aan het einde van de opleiding.

Kosten

58

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de arts, zoals gewijzigd bij richtlijn 82/76/EEG van de Raad van 26 januari 1982, moeten aldus worden uitgelegd dat voor elke fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990 een passende bezoldiging moet worden betaald in de zin van deze bijlage, mits deze opleiding betrekking heeft op een medisch specialisme dat in alle of in twee of meer lidstaten bestaat en is genoemd in artikel 5 of 7 van richtlijn 75/362/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels van de arts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten.

 

2)

Artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd bij richtlijn 82/76, moeten aldus worden uitgelegd dat het niet afhangt van de vaststelling door een lidstaat van omzettingsmaatregelen van richtlijn 82/76 of die lidstaat verplicht is een passende bezoldiging in de zin van deze bijlage te betalen voor elke fulltime- of parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990. Wanneer de nationale rechter nationale bepalingen toepast, zowel van eerdere als van latere datum dan een richtlijn, moet hij deze bepalingen zo veel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van die richtlijn. Indien het door richtlijn 82/76 voorgeschreven resultaat niet via uitlegging kan worden bereikt, door het gehele interne recht in beschouwing te nemen en onder toepassing van de daarin erkende uitleggingsmethoden, omdat nationale maatregelen ter omzetting van deze richtlijn ontbreken, is de betrokken lidstaat krachtens het Unierecht gehouden tot vergoeding van de schade die aan particulieren is veroorzaakt doordat deze richtlijn niet in nationaal recht is omgezet. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om na te gaan of alle daarvoor in de rechtspraak van het Hof gestelde voorwaarden zijn vervuld om die lidstaat op grond van het Unierecht aansprakelijk te stellen.

 

3)

Artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 2, alsook de bijlage bij richtlijn 75/363, zoals gewijzigd bij richtlijn 82/76, moeten aldus worden uitgelegd dat een passende bezoldiging in de zin van deze bijlage, voor een fulltime- en parttimeopleiding tot medisch specialist die is begonnen in de loop van het jaar 1982 en voortgezet tot het jaar 1990, moet worden betaald voor het tijdvak van die opleiding vanaf 1 januari 1983 tot aan het einde van de opleiding.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Italiaans.

Top