EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0288

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 9 juni 2016.
Medical Imaging Systems GmbH (MIS) tegen Hauptzollamt München.
Verzoek van het Finanzgericht München om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Verordening (EEG) nr. 2658/87 – Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Postonderverdeling 6211 33 10 00 0 – Mantelschorten die tegen straling beschermen.
Zaak C-288/15.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2016:424

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

9 juni 2016 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Verordening (EEG) nr. 2658/87 — Gemeenschappelijk douanetarief — Tariefindeling — Postonderverdeling 6211 3310 00 0 — Stralingsbeschermende mantelschorten”

In zaak C‑288/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht München (belastingrechtbank te München, Duitsland) bij beslissing van 16 april 2015, ingekomen bij het Hof op 15 juni 2015, in de procedure,

Medical Imaging Systems GmbH (MIS)

tegen

Hauptzollamt München,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: D. Šváby, kamerpresident, M. Safjan en M. Vilaras (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Medical Imaging Systems GmbH (MIS), vertegenwoordigd door G. Eder, Rechtsanwalt,

Hauptzollamt München, vertegenwoordigd door C. Erhart-Parzefall,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Wasmeier en A. Caeiros als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van postonderverdeling 6211 3310 00 0 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), in de versie ervan die voortvloeit uit uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012 (PB 2012, L 304, blz. 1) (hierna: „GN”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Medical Imaging Systems GmbH (MIS) en het Hauptzollamt München (douanehoofdkantoor te München, Duitsland) betreffende de tariefindeling van stralingsbeschermende mantelschorten in de GN.

Toepasselijke bepalingen

3

De tariefindeling van goederen die in de Europese Unie worden ingevoerd, wordt geregeld door de GN. De GN is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”) dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WDO), die is opgericht bij het op 15 december 1950 te Brussel gesloten verdrag tot instelling van die raad. Het GS is ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat samen met het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986, namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1). In de GN zijn de posten en de onderverdelingen van de GS tot zes cijfers overgenomen, terwijl alleen het zevende en achtste cijfer verdere onderverdelingen bevatten, die specifiek zijn voor de GN.

4

Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB 2000, L 28, blz. 16), stelt de Europese Commissie jaarlijks bij verordening een volledige versie vast van de gecombineerde nomenclatuur met de daarbij behorende tarieven van invoerrechten zoals die voortvloeit uit de maatregelen die door de Raad van de Europese Unie of door de Commissie worden vastgesteld. Die verordening wordt uiterlijk op 31 oktober bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt in werking met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.

5

Uit de aan het Hof overgelegde stukken blijkt dat de versie van de GN die van toepassing is op de feiten in het hoofdgeding, de GN voor het jaar 2013 is, welke is voortgekomen uit uitvoeringsverordening nr. 927/2012.

6

Het eerste deel van de GN bevat een aantal inleidende bepalingen. In titel I van dit deel, „Algemene regels”, luidt afdeling A, „Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur”, als volgt:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

2.

[...]

b)

Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

3.

Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a)

de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b)

mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

c)

in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

[...]

6.

Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‚mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”

7

Het tweede deel van de GN, dat een tabel met de rechten bevat, is verdeeld in afdelingen. Tot afdeling XI van dit deel behoort hoofdstuk 62, „Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei‑ of haakwerk”.

8

Post 6211 van de GN, dat deel uitmaakt van hoofdstuk 62, is ingedeeld als volgt:

„6211 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; andere kleding

[...]

6211 33 – – van synthetische of kunstmatige vezels

6211 33 10 – – – werk‑ en bedrijfskleding

[...]”

9

Het tweede deel van de GN bevat een afdeling XV, die betrekking heeft op „onedele metalen en werken daarvan”. In de aantekeningen op deze afdeling staat met name het volgende te lezen:

„3.

In de nomenclatuur worden als ‚onedele metalen’ aangemerkt: [...] antimoon [...].

7.

Regels betreffende de samengestelde artikelen:

Voor zover in de tekst van de posten niet anders is bepaald, worden werken van onedel metaal, die uit twee of meer onedele metalen samengesteld zijn, ingedeeld als werken van het metaal, waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen overtreft. Hetzelfde geldt ten aanzien van de werken die moeten worden aangemerkt als werken van onedel metaal.

Voor de toepassing van deze regel worden:

a)

gietijzer, ijzer en staal als een en hetzelfde metaal aangemerkt;

b)

legeringen voor hun totaalgewicht geacht te bestaan uit het metaal, waarvan zij de indeling op grond van het bepaalde bij aantekening 5 hiervoor volgen;

[...]”.

10

Hoofdstuk 81, „Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen”, behoort tot afdeling XV. Post 8110 van dit hoofdstuk is als volgt gestructureerd:

„8110 Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen

8110 10 00 – Ruw antimoon; poeder

8110 20 00 – Resten en afval

8110 90 00 – andere”

11

De Commissie stelt krachtens artikel 9, lid 1, onder a), tweede streepje, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 254/2000, en volgens de procedure van artikel 10 van deze verordening GN-toelichtingen op. Deze worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

12

De toelichtingen van de GN op hoofdstuk 62, in de versie ervan die van toepassing is op de feiten in het hoofdgeding (PB 2011, C 137, blz. 1), preciseert onder meer:

„Algemene overwegingen

[...]

4.

Dit hoofdstuk omvat werk‑ en bedrijfskleding, zoals met name vermeld in onderverdelingen van de gecombineerde nomenclatuur, en die door het algemeen aanzien (eenvoudige of speciale snit of ontwerp, afhankelijk van de functie van de kleding) en de aard van het over het algemeen stevige en krimpvrije weefsel, ontworpen is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gedragen ter bescherming (fysiek of hygiënisch) van andere kleding of van personen bij de uitoefening van een industriële, beroepsmatige of huishoudelijke activiteit.

[...]

Werk‑ en bedrijfskleding wordt onder andere gebruikt door werktuigkundigen, fabrieksarbeiders, metselaars, boeren, enz. en bestaat in het algemeen uit tweedelige ensembles, Amerikaanse overalls en lange broeken. Voor andere activiteiten worden werkkielen, schorten, stofjassen, enz. gebruikt (voor artsen, verpleegsters, huisvrouwen, kappers, bakkers, slagers, enz.).

[...]”

13

De toelichtingen van het GS worden overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen opgesteld door de WDO. Deze toelichtingen worden bekendgemaakt in de twee officiële talen van de WDO, te weten het Frans en het Engels. De toelichtingen van het GS op post 62.10 van het GS („Kleding vervaardigd van de producten bedoeld bij de posten 56.02, 56.03, 59.03, 59.06 of 59.07”), preciseren met name:

„Tot de onder deze post vallende producten behoren onder meer: [...] beschermende kleding (van het type duikerpakken, e.d.) ter bescherming tegen straling, niet gecombineerd met ademhalingstoestellen.”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

14

Op 19 maart 2013 heeft MIS bij het douanehoofdkantoor te München een aangifte ingediend voor het in het vrije verkeer brengen van stralingsbeschermende kleding van het model „Xenolite NL 8250” uit de Verenigde Staten (hierna: „betrokken producten”). In deze aangifte heeft MIS die producten ingedeeld onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 van de GN. De aangifte is aanvaard door dit kantoor, dat met een heffingsbericht van diezelfde datum invoerrechten heeft opgelegd op basis van een douanetarief van 12 %, zoals dit van toepassing is op die postonderverdeling van de GN.

15

Aangezien het door MIS tegen dit heffingsbericht ingediende bezwaar is verworpen, heeft zij beroep tot nietigverklaring van dat heffingsbericht ingesteld bij de verwijzende rechter. Ter onderbouwing van dat beroep stelt zij in wezen dat de betrokken producten hadden moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 8110 90 00 van de GN.

16

De verwijzende rechter geeft aan dat de betrokken producten tegen straling beschermende mantelschorten betreffen waarvan de twee buitenste lagen bestaan uit ongeveer 0,2 millimeter dik, eenkleurig en voor 100 % synthetisch textielweefsel (polyester en polyamide). De binnenste laag bestaat overwegend uit antimoon (ongeveer 60 gewichtsprocent) en andere elementen met een polymeer drager. De mouwloze mantelschort bedekt het bovenlichaam tot onder de heupen en is voorzien van een ronde, nauw afsluitende halsopening zonder kraag en ingenaaide schoudervullingen. De voorpanden overlappen elkaar volledig en worden met klittenbandsluitingen aan de rechterzijde en de schouder aan elkaar vastgemaakt. Aan de voorzijde is een borstzak van bont bedrukte stof geappliqueerd. Bovendien is de mantelschort voorzien van een sleutelring van onedel metaal, die is bevestigd met een in een lus gelegd en aan de naad van de halsopening ingenaaid lint. Het artikel is bestemd om te worden gedragen als beschermende kleding tegen straling tijdens werkzaamheden met röntgenstralen.

17

Volgens de door de verwijzende rechter verstrekte gegevens betoogt MIS in het bij hem aanhangige geding dat de betrokken producten zijn samengesteld uit meerdere bestanddelen met een dominant aandeel antimoon, hetgeen kenmerkend is voor het gebruik en de waarde van de verschillende bestanddelen, aangezien een kledingstuk zijn functie van bescherming tegen röntgenstraling zonder het antimoonaandeel niet kan vervullen. Het uiterlijk van deze producten is irrelevant, aangezien zij uit verschillende bestanddelen zijn samengesteld. Bijgevolg hadden de betrokken producten volgens MIS onder postonderverdeling 8110 90 00 van de GN moeten worden ingedeeld.

18

Volgens de verwijzende rechter hangt de afdoening van het bij hem aanhangige geding af van het antwoord op de vraag of voor de indeling van een product onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 van de GN uitsluitend het uiterlijk of de gebruiksbestemming van het betrokken product een rol speelt dan wel bij die indeling in aanmerking moet worden genomen aan welk bestanddeel een product zijn wezenlijke karakter ontleent.

19

Hij is van mening dat de betrokken producten onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 van de GN vallen, gelet op de objectieve eigenschappen en het uiterlijk ervan, alsook de aan deze producten inherente gebruiksbestemming. Bovendien is post 6211 van de GN in zijn ogen de post met de meest specifieke omschrijving in de zin van algemene regel 3, onder a), voor de interpretatie van de GN en heeft deze post dan ook voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Hij heeft echter twijfels over de indeling onder postonderverdeling 6211 33 10 GN van de producten die in het bij hem aanhangige geding aan de orde zijn, aangezien bij die indeling geen rekening wordt gehouden met de binnenste laag van deze producten, en met name het antimoon, waarvan het gewichtsaandeel bij ongeveer 60 % van het vullingsmateriaal ligt, en dat dus juist de bescherming tegen straling biedt.

20

In die omstandigheden heeft het Finanzgericht München de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Is met het oog op de indeling onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 ‚werk‑ en bedrijfskleding’ van de [GN] uitsluitend het uiterlijk of de gebruiksbestemming doorslaggevend, dan wel dient met toepassing van algemene regel 3, onder b), in aanmerking te worden genomen aan welke bestanddelen een product zijn wezenlijke karakter ontleent?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

21

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de verwijzende rechter met zijn prejudiciële vraag in wezen wenst te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat een stralingsbeschermend mantelschort, zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, op basis van het uiterlijk en de gebruiksbestemming ervan onder postonderverdeling 6211 33 10 00 van de GN moet worden ingedeeld, dan wel of voor die indeling ook rekening dient te worden gehouden met bestanddelen die het product zijn wezenlijke karakter verlenen van kleding die beschermt tegen straling, waardoor eventueel ook de indeling ervan onder een andere post van de GN, inzonderheid post 8110, gerechtvaardigd kan zijn.

22

In dit verband zij er allereerst aan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (arrest van 18 mei 2011, Delphi Deutschland, C‑423/10, EU:C:2011:315, punt 23en aldaar aangehaalde rechtspraak).

23

De door de Commissie voor de GN en door de WDO voor het GS uitgewerkte toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (arrest van 18 mei 2011, Delphi Deutschland, C‑423/10, EU:C:2011:315, punt 24en aldaar aangehaalde rechtspraak).

24

Voorts is het eveneens vaste rechtspraak dat de bestemming van het product een objectief indelingscriterium kan zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product en de inherentie kan worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan (arresten van 20 juni 2013, Agroferm, C‑568/11, EU:C:2013:407, punt 41, en 4 maart 2015, Oliver Medical, C‑547/13, EU:C:2015:139, punt 47). Bovendien is de bestemming van het product enkel een relevant criterium indien de indeling niet uitsluitend op basis van de objectieve kenmerken en eigenschappen van dit product kan worden verricht (arresten van 16 december 2010, Skoma-Lux, C‑339/09, EU:C:2010:781, punt 47, en 28 april 2016, C‑233/15, Oniors Bio, EU:C:2016:305, punt 33).

25

Vervolgens moet worden geconstateerd dat postonderverdeling 6211 33 10 van de GN, die luidens de bewoordingen ervan „werk‑ en bedrijfskleding” betreft, deel uitmaakt van post 6211 33 van de GN, die betrekking heeft op „trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; andere kleding”, vervaardigd uit „synthetische of kunstmatige vezels”.

26

De in punt 12 van het onderhavige arrest weergegeven toelichting van de GN op hoofdstuk 62 preciseert dat dit hoofdstuk werk‑ en bedrijfskleding omvat die door het algemeen aanzien ervan en de aard van het over het algemeen stevige en krimpvrije weefsel „ontworpen is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gedragen ter bescherming (fysiek of hygiënisch) van andere kleding of van personen bij de uitoefening van een industriële, beroepsmatige of huishoudelijke activiteit”. Zoals uit de in de vorige punten aangehaalde rechtspraak blijkt, moet een product zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding, dat vervaardigd is uit synthetische of kunstmatige vezels en ontworpen is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gedragen ter bescherming van personen bij de uitoefening van hun beroepsactiviteit, worden aangemerkt als „werk‑ en bedrijfskleding” in de zin van postonderverdeling 6211 33 10 00 0, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen en met name de uiterlijke verschijningsvorm ervan.

27

Deze interpretatie wordt bevestigd door de toelichting van het GS op post 62.10 van het GS, waarin wordt gepreciseerd dat „beschermende kleding (van het type duikerpakken, e.d.) ter bescherming tegen straling, wanneer deze geconfectioneerd is uit producten die tot de posten 56.02, 56.03, 59.03, 59.06 of 59.07 van het GS behoren, wordt beschouwd als ‚kleding’ die onder post 62.10 van het GS valt”. Ook al zouden de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten niet worden geconfectioneerd uit producten die onder de posten 56.02, 56.03, 59.03, 59.06 of 59.07 van het GS vallen, kan meer algemeen uit deze toelichting worden afgeleid dat uitrustingen ter bescherming tegen straling die de objectieve kenmerken en eigenschappen van een kledingstuk vertonen, onder de verschillende posten en postonderverdelingen van de GN vallen die betrekking hebben op kleding.

28

Wat ten slotte de vraag betreft of voor de indeling van een product zoals dit in het hoofdgeding ook rekening dient te worden gehouden met bestanddelen die het product zijn wezenlijke karakter verlenen, zij eraan herinnerd dat dit criterium wordt vermeld in algemene regel 3, onder b), voor de interpretatie van de GN. Uit de bewoordingen van deze algemene interpretatieregel als zodanig volgt dat deze regel geldt voor gevallen waarin „goederen [...] vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten”.

29

Wanneer dat het geval is, moet algemene regel 3, onder a), voor de interpretatie van de GN worden toegepast, volgens welke „de post met de meest specifieke omschrijving [...] voorrang [heeft] boven posten met een meer algemene strekking.” Het is enkel wanneer bepaalde goederen niet passend volgens deze regel kunnen worden ingedeeld, met name omdat er geen specifieke tariefpost voor de indeling van deze goederen bestaat (zie in die zin arresten van 10 mei 2001, VauDe Sport,C‑288/99, EU:C:2001:262, punt 21, en 15 november 2012, Kurcums Metal, C‑558/11, EU:C:2012:721, punt 36), dat algemene regel 3, onder b), voor de interpretatie van de GN moet worden toegepast en de betrokken goederen dienen te worden ingedeeld „naar de stof of naar het goed waaraan [zij] hun wezenlijk karakter ontlenen”.

30

Zoals in punt 26 van het onderhavige arrest is uiteengezet, bestaat er echter een specifieke post voor een product zoals dit in het hoofdgeding, namelijk post 6211 van de GN, waartoe postonderverdeling 6211 33 10 00 0 behoort.

31

De verwijzende rechter heeft er weliswaar op gewezen dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product ook kan worden ingedeeld onder een andere post van de GN, in het bijzonder post 8110 ervan, maar volgens de bewoordingen van deze post betreft deze „Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen”, en niet kleding zoals het product dat aan de orde is in het hoofdgeding.

32

Het feit dat dit laatste product een binnenste vulling bevat die overwegend uit antimoon bestaat en waaraan het zijn wezenlijke karakter als product ter bescherming tegen straling ontleent, volstaat niet om het als een onder post 8110 van de GN vallend werk in antimoon te kwalificeren.

33

Zoals reeds is aangegeven, is postonderverdeling 6211 33 10 00 0 van de GN immers „de post met de meest specifieke omschrijving” in de zin van algemene regel 3, onder a), voor de interpretatie van de GN, en dient deze post voorrang te hebben boven andere posten. Derhalve hoeft algemene regel 3, onder b), voor de interpretatie van de GN, waarin wordt verwezen „naar de stof of naar het goed waaraan [producten] hun wezenlijk karakter ontlenen”, niet te worden toegepast voor de tariefindeling van producten zoals die in het hoofdgeding.

34

Gelet op een en ander dient op de voorgelegde vraag te worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat een stralingsbeschermende mantelschort zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 van de GN moet worden ingedeeld, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen en met name de uiterlijke verschijningsvorm ervan, zonder dat hoeft te worden verwezen naar de bestanddelen die het betrokken product zijn wezenlijke karakter verlenen.

Kosten

35

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie ervan die voortvloeit uit uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012, moet aldus worden uitgelegd dat een stralingsbeschermende mantelschort zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, onder postonderverdeling 6211 33 10 00 0 van deze nomenclatuur dient te worden ingedeeld, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen en met name het uiterlijk aanzien ervan, zonder dat hoeft te worden verwezen naar de bestanddelen die het betrokken product zijn wezenlijke karakter verlenen.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.

Top